- INLEIDENDE VERKLARING
PERSCONFERENTIE
Christine Lagarde, president van de ECB,
Luis de Guindos, vicepresident van de ECB
Frankfurt am Main, 11 maart 2021
Dames en heren, de vicepresident en ik heten u van harte welkom bij onze persconferentie. We zullen nu verslag doen van de vergadering van de Raad van Bestuur, die tevens werd bijgewoond door uitvoerend vicevoorzitter van de Commissie, de heer Dombrovskis.
Hoewel de algehele economische situatie naar verwachting in 2021 zal verbeteren, blijft er onzekerheid bestaan over de economische vooruitzichten op korte termijn, in het bijzonder met betrekking tot de dynamiek van de pandemie en de snelheid van de vaccinatiecampagnes. De opleving van de mondiale vraag en de aanvullende begrotingsmaatregelen geven wereldwijd en in het eurogebied steun aan de bedrijvigheid. Maar de aanhoudend hoge coronabesmettingscijfers (Covid-19), de verspreiding van virusvarianten en de daarmee samenhangende verlenging en aanscherping van de beheersingsmaatregelen hebben op korte termijn een nadelige invloed op de economische bedrijvigheid in het eurogebied. Voor de toekomst ondersteunen de lopende vaccinatiecampagnes, samen met de voorziene, geleidelijke versoepeling van de beheersingsmaatregelen, de verwachting dat de economische bedrijvigheid in de loop van 2021 sterk opleeft. De inflatie is in de afgelopen maanden opgelopen, vooral door een aantal tijdelijke factoren en een stijging van de energieprijsinflatie. Tegelijkertijd blijft de onderliggende prijsdruk gematigd tegen de achtergrond van een zwakke vraag en aanzienlijke onderbenutting op de arbeids- en productmarkten. Hoewel onze medewerkers in hun recentste projectie-exercitie de onderliggende inflatiedruk geleidelijk zien stijgen, blijkt uit dezelfde exercitie dat de inflatievooruitzichten op middellange termijn globaal genomen ongewijzigd blijven ten opzichte van de projecties van december 2020, en onder onze inflatiedoelstelling.
In deze situatie blijft het van essentieel belang tijdens de pandemie gunstige financieringsvoorwaarden in stand te houden. De financieringsvoorwaarden worden gedefinieerd als een holistische en multidimensionale reeks indicatoren waarmee de gehele transmissieketen van het monetaire beleid wordt bestreken, van risicovrije rentevoeten tot yields op overheids- en bedrijfsobligaties en de bankkredietvoorwaarden. Sinds het begin van het jaar zijn de marktrentes opgelopen, hetgeen een risico vormt voor de financieringsvoorwaarden in ruimere zin. Banken gebruiken risicovrije rentes en de yields op overheidsobligaties als belangrijke referentiepunten om de kredietvoorwaarden te bepalen. Een omvangrijke en aanhoudende stijging van deze marktrentes zou, wanneer daar niets aan wordt gedaan, kunnen leiden tot een voortijdige verkrapping van de financieringsvoorwaarden voor alle sectoren van de economie. Dit is ongewenst in een tijd waarin het handhaven van gunstige financieringsvoorwaarden nog steeds nodig blijft om de onzekerheid te verminderen en het vertrouwen te stimuleren, en daardoor de economische bedrijvigheid te steunen en de prijsstabiliteit op middellange termijn te waarborgen.
Tegen deze achtergrond heeft de Raad van Bestuur de volgende besluiten genomen.
Ten eerste, we zullen de nettoaankopen van activa krachtens het pandemie-noodaankoopprogramma (pandemic emergency purchase programme – PEPP), met een totaalbedrag van € 1.850 miljard, ten minste tot het einde van maart 2022 blijven uitvoeren en in ieder geval totdat de Raad van Bestuur van oordeel is dat de crisisfase van het coronavirus voorbij is. Op basis van een gezamenlijke beoordeling van de financieringsvoorwaarden en de inflatievooruitzichten verwacht de Raad van Bestuur dat de aankopen krachtens het PEPP tijdens het volgende kwartaal in een aanzienlijk hoger tempo worden uitgevoerd dan tijdens de eerste maanden van dit jaar.
We zullen onze aankopen op flexibele wijze doen en daarbij rekening houden met de marktomstandigheden, met het oog op het voorkomen van een verkrapping van de financieringsvoorwaarden die niet in overeenstemming is met het tegengaan van de neerwaartse invloed van de pandemie op het verwachte beloop van de inflatie. Bovendien zal de flexibele benadering bij de aankopen wat betreft de timing, activacategorieën en jurisdicties steun blijven geven aan de soepele transmissie van het monetaire beleid. Indien de instandhouding van gunstige financieringsvoorwaarden kan plaatsvinden zonder benutting van het volledige PEPP-bedrag voor de nettoaankoopperiode, hoeft het bedrag niet in zijn geheel te worden ingezet. Ook kan het bedrag worden herijkt indien dat nodig is om gunstige financieringsvoorwaarden te behouden teneinde de negatieve schok van de pandemie voor het inflatiebeloop helpen op te vangen.
We zullen de aflossingen op effecten die zijn aangekocht in het kader van het PEPP en die de vervaldatum hebben bereikt, ten minste tot het einde van 2023 blijven herinvesteren. De toekomstige uitfasering van de PEPP-portefeuille wordt in ieder geval zo gestuurd dat de passende monetairbeleidskoers niet gehinderd wordt.
Ten tweede, de nettoaankopen in het kader van ons programma voor de aankoop van activa (asset purchase programme – APP) worden voortgezet voor een maandelijks bedrag van € 20 miljard. We verwachten nog steeds de maandelijkse nettoaankopen van activa in het kader van het APP voort te zetten zo lang als noodzakelijk is om de accommoderende invloed van de beleidstarieven te versterken, en ze te beëindigen kort voordat we aanvangen met de verhoging van de basisrentetarieven van de ECB.
We zijn ook voornemens de aflossingen op effecten die zijn aangekocht in het kader van het APP en die de vervaldatum hebben bereikt, volledig te blijven herinvesteren, en wel voor geruime tijd voorbij het moment waarop we beginnen de basisrentetarieven van de ECB te verhogen, en in ieder geval zo lang als noodzakelijk is om gunstige liquiditeitscondities en een ruime mate van monetaire accommodatie te handhaven.
Ten derde, de Raad van Bestuur heeft besloten de basisrentetarieven van de ECB onveranderd te laten. We verwachten dat deze tarieven op hun huidige niveau of lager zullen blijven totdat we hebben vastgesteld dat de inflatieverwachtingen binnen onze projectieperiode krachtig convergeren naar een niveau dat voldoende dicht bij maar onder 2 procent ligt, en een dergelijke convergentie consequent in de onderliggende inflatiedynamiek tot uitdrukking komt.
Ten slotte zullen we omvangrijke liquiditeit blijven verstrekken via onze herfinancieringstransacties. Met name onze derde reeks van gerichte langerlopende herfinancieringstransacties (TLTRO-III) blijft een aantrekkelijke financieringsbron voor banken en geeft steun aan de bancaire kredietverlening aan bedrijven en huishoudens.
Het handhaven van gunstige financieringsvoorwaarden tijdens de pandemie voor alle economische sectoren blijft essentieel om de economische bedrijvigheid te steunen en de prijsstabiliteit op middellange termijn te waarborgen. We blijven eveneens de ontwikkelingen van de wisselkoers volgen wat betreft de mogelijke effecten daarvan op de inflatievooruitzichten op middellange termijn. We staan klaar om al onze instrumenten zo nodig aan te passen, om ervoor te zorgen dat de inflatie zich op duurzame wijze ontwikkelt in de richting van onze doelstelling en overeenkomstig het belang dat we hechten aan symmetrie.
Staat u mij nu toe onze beoordeling nader toe te lichten, te beginnen met de economische analyse. Na een sterke opleving van de groei in het derde kwartaal van 2020 daalde het bbp van het eurogebied in het vierde kwartaal met 0,7 procent. Voor geheel 2020 is de verwachting dat het reëel bbp met 6,6 procent is gekrompen, waarbij de economische bedrijvigheid in het vierde kwartaal van het jaar 4,9 procent onder het niveau van vóór de pandemie (eind 2019) lag.
Nieuwe economische gegevens, gegevens uit enquêtes en hoogfrequente indicatoren wijzen erop dat de economische zwakte in het eerste kwartaal van 2021 aanhoudt, als gevolg van de hardnekkigheid van de pandemie en de beheersingsmaatregelen in verband daarmee. Daardoor zal het reële bbp in het eerste kwartaal van het jaar naar alle waarschijnlijkheid opnieuw krimpen.
De economische ontwikkelingen blijven uiteenlopen tussen landen en sectoren. De dienstensector wordt zwaarder getroffen door de beperkingen op sociale interactie en mobiliteit dan de industrie, die zich sneller herstelt. Hoewel de budgettaire maatregelen steun geven aan huishoudens en bedrijven, blijven de consumenten terughoudend in het licht van de pandemie en de gevolgen daarvan voor de werkgelegenheid en hun inkomsten. Bovendien hebben zwakkere balansen van bedrijven en de hoge mate van onzekerheid over de economische vooruitzichten nog steeds een drukkend effect op de bedrijfsinvesteringen.
Voor de toekomst ondersteunen de lopende vaccinatiecampagnes, samen met de geleidelijke versoepeling van de beheersingsmaatregelen en behoudens eventuele nieuwe ongunstige ontwikkelingen in verband met de pandemie, de verwachting dat de economische bedrijvigheid in de loop van 2021 krachtig opleeft. Op middellange termijn zou het economisch herstel van het eurogebied steun moeten ondervinden van het gunstige financieringsklimaat, een expansieve begrotingskoers en een herstel van de vraag naarmate de beheersingsmaatregelen geleidelijk worden opgeheven.
Deze beoordeling komt in grote lijnen overeen met het basisscenario uit de door medewerkers van de ECB opgestelde macro-economische projecties voor het eurogebied van maart 2021. In deze projecties wordt uitgegaan van een reële bbp-groei op jaarbasis van 4,0 procent in 2021, 4,1 procent in 2022 en 2,1 procent in 2023. In vergelijking met de door medewerkers van het Eurosysteem in december 2020 opgestelde macro-economische projecties zijn de vooruitzichten voor de economische bedrijvigheid globaal genomen onveranderd.
Al met al zijn de risico’s rond de groeivooruitzichten van het eurogebied op middellange termijn evenwichtiger geworden, hoewel op korte termijn neerwaartse risico's blijven bestaan. Enerzijds zijn betere vooruitzichten voor de mondiale vraag, onder impuls van de aanzienlijke budgettaire stimulering, en de voortgang bij de vaccinatiecampagnes bemoedigend. Anderzijds blijven de pandemie, met inbegrip van de verspreiding van virusvarianten, en de gevolgen daarvan voor het economische en financiële klimaat, bronnen van neerwaarts risico.
De inflatie in het eurogebied op jaarbasis is scherp gestegen tot 0,9 procent in januari en februari 2021, tegen -0,3 procent in december. De stijging van de totale inflatie is het gevolg van een aantal idiosyncratische factoren, zoals het einde van de tijdelijke btw-verlaging in Duitsland, uitgestelde uitverkoopperioden in sommige landen van het eurogebied en het effect van sterker dan gebruikelijke veranderingen in de HICP-gewichten voor 2021, evenals van de hogere energieprijsinflatie. Gezien de huidige prijzen van oliefutures zal de totale inflatie de komende maanden waarschijnlijk toenemen, maar in het hele jaar wordt enige volatiliteit verwacht, onder invloed van veranderingen in de factoren die momenteel de inflatie opdrijven. Verwacht wordt dat deze factoren begin volgend jaar geleidelijk uit de inflatiecijfers op jaarbasis zullen verdwijnen. De onderliggende prijsdruk zal dit jaar naar verwachting enigszins toenemen, onder invloed van de huidige aanbodbeperkingen en het herstel van de binnenlandse vraag. Toch wordt verwacht dat de druk al met al gematigd blijft, mede als gevolg van de geringe loondruk en de eerdere waardestijging van de euro. Wanneer het effect van de pandemie afneemt, zal het verdwijnen van de aanzienlijke onderbenutting, geschraagd door het accommoderende budgettaire en monetaire beleid, bijdragen tot een geleidelijke stijging van de inflatie op middellange termijn. Op enquêtes gebaseerde maatstaven en marktindicatoren voor de inflatieverwachtingen op langere termijn staan nog steeds op een gematigd peil, hoewel de marktindicatoren geleidelijk zijn blijven toenemen.
Deze beoordeling komt in grote lijnen overeen met het basisscenario uit de door medewerkers van de ECB opgestelde macro-economische projecties voor het eurogebied van maart 2021, waarin wordt uitgegaan van een inflatie op jaarbasis van 1,5 procent in 2021, 1,2 procent in 2022 en 1,4 procent in 2023. Vergeleken met de macro-economische projecties van het Eurosysteem van december 2020, zijn de vooruitzichten voor de inflatie opwaarts bijgesteld voor 2021 en 2022, grotendeels als gevolg van tijdelijke factoren en een hogere energieprijsinflatie, en onveranderd gebleven voor 2023.
Wat de monetaire analyse betreft, beliep de groei op jaarbasis van het ruim monetair aggregaat (M3) 12,5 procent in januari 2021, tegen 12,4 procent in december en 11,0 procent in november 2020. De sterke groei van de geldhoeveelheid werd nog steeds ondersteund doordat het Eurosysteem activa is blijven aankopen. Die aankopen zijn de grootste bron van geldschepping gebleven. Het eng gedefinieerd monetair aggregaat M1 is de belangrijkste bijdrage blijven leveren aan de groei van het ruim monetair aggregaat. Dat heeft te maken met een nog altijd verhoogde voorkeur voor liquiditeit in de geldaanhoudende sector en de lage alternatieve kosten van het aanhouden van de meest liquide geldvormen.
De ontwikkelingen in de leningen aan de private sector werden gekenmerkt door enigszins geringere kredietverstrekking aan niet-financiële ondernemingen en veerkrachtige kredietverlening aan huishoudens. De maandelijkse kredietstroom naar niet-financiële ondernemingen bleef gematigd, in lijn met het beloop dat sinds het einde van de zomer is opgetekend. Tegelijk bleef het groeitempo op jaarbasis vrijwel onveranderd op 7,0 procent, tegen 7,1 procent in december, nog steeds onder invloed van de zeer sterke stijging van de kredietverlening tijdens de eerste helft van het jaar. De twaalfmaands groei van de kredieten aan huishoudens bleef in januari grotendeels stabiel op 3,0 procent, tegen 3,1 procent in december, met een aanzienlijke positieve stroom op maandbasis.
Al met al blijven de beleidsmaatregelen van de ECB, maar ook de maatregelen van nationale overheden en andere Europese instellingen, van cruciaal belang om de voorwaarden voor de bancaire kredietverlening en de toegang tot financiering te ondersteunen, met name voor de partijen die het sterkst door de coronapandemie zijn getroffen.
Kortom: een toetsing van de uitkomsten van de economische analyse aan de signalen uit de monetaire analyse bevestigde dat een ruime mate van monetaire accommodatie noodzakelijk is voor de ondersteuning van de economische bedrijvigheid en de krachtige convergentie van de inflatie naar een niveau onder maar dicht bij 2 procent op middellange termijn.
Wat het begrotingsbeleid betreft, blijft een ambitieuze en gecoördineerde begrotingskoers van cruciaal belang, gezien de sterke krimp van de economie van het eurogebied. Ondersteuning via nationaal begrotingsbeleid blijft dan ook nodig, gelet op de zwakke vraag van ondernemingen en huishoudens als gevolg van de pandemie en de daarmee gepaard gaande beheersingsmaatregelen. Tegelijkertijd moeten begrotingsmaatregelen als antwoord op de pandemie zoveel mogelijk tijdelijk en gericht blijven om de zwakke plekken doeltreffend aan te pakken en een snel herstel te ondersteunen. De drie door de Europese Raad bekrachtigde vangnetten voor werkenden, bedrijven en overheden voorzien in belangrijke financieringssteun.
De Raad van Bestuur wijst op de cruciale rol van het Next Generation EU-herstelplan en benadrukt dat het belangrijk is dat dit plan onverwijld operationeel wordt. De Raad roept de lidstaten op werk te maken van een tijdige ratificatie van het eigenmiddelenbesluit, hun plannen voor herstel en veerkracht spoedig af te ronden en de middelen in te zetten voor productieve overheidsuitgaven, gekoppeld aan productiviteitsverhogend structureel beleid. Op die manier zou het Next Generation EU-programma bijdragen aan een sneller, sterker en evenwichtiger herstel en aan vergroting van de economische veerkracht en het groeipotentieel van de lidstaten, hetgeen weer ten goede komt aan de effectiviteit van het monetair beleid in het eurogebied. Zulk structureel beleid is van zeer groot belang om reeds lang bestaande structurele en institutionele zwakheden aan te pakken en de groene en de digitale transitie te versnellen.
We zijn nu klaar om uw vragen te beantwoorden.
Voor de exacte bewoordingen van de door de Raad van Bestuur overeengekomen tekst wordt verwezen naar de Engelstalige versie.
Europese Centrale Bank
Directoraat-generaal Communicatie
- Sonnemannstrasse 20
- 60314 Frankfurt am Main, Duitsland
- +49 69 1344 7455
- media@ecb.europa.eu
Reproductie is alleen toegestaan met bronvermelding.
Contactpersonen voor de media