EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52007AB0004

Advies van de Europese Centrale Bank van 15 februari 2007 op verzoek van de Raad van de Europese Unie inzake acht voorstellen tot wijziging van de Richtlijnen 2006/49/EG, 2006/48/EG, 2005/60/EG, 2004/109/EG, 2004/39/EG, 2003/71/EG, 2003/6/EG en 2002/87/EG wat de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden betreft (CON/2007/4)

OJ C 39, 23.2.2007, p. 1–2 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

23.2.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 39/1


ADVIES VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 15 februari 2007

op verzoek van de Raad van de Europese Unie inzake acht voorstellen tot wijziging van de Richtlijnen 2006/49/EG, 2006/48/EG, 2005/60/EG, 2004/109/EG, 2004/39/EG, 2003/71/EG, 2003/6/EG en 2002/87/EG wat de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden betreft

(CON/2007/4)

(2007/C 39/01)

Inleiding en rechtsgrondslag

Op 29 en 31 januari 2007 ontving de Europese Centrale Bank (ECB) verzoeken van de Raad van de Europese Unie om een advies inzake acht voorstellen voor Richtlijnen (1) op financieel gebied (hierna „de voorstellen” genoemd), waarvan de belangrijkste doelstellingen zijn de comitologiebepalingen van acht richtlijnen te wijzigen ter incorporatie van bepalingen omtrent een nieuwe comitologieprocedure („regelgevingsprocedure met toetsing”) volgend op de vaststelling van de Besluit 2006/512/EG van de Raad van 17 juli 2006 tot wijziging van Besluit 1999/468/EG tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (2) en ter intrekking van de bepalingen van de acht richtlijnen die een termijn bepalen voor de delegatie van de uitvoeringsbevoegdheden aan de Commissie (de zogenaamde horizonbepalingen (sunset clausules)). De bevoegdheid van de ECB om een advies uit te brengen is gebaseerd op artikel 105, lid 4 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. Overeenkomstig de eerste volzin van artikel 17.5 van het Reglement van orde van de Europese Centrale Bank heeft de Raad van bestuur dit advies aangenomen.

1.   Kanttekeningen

1.1

De ECB verwelkomt de tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie bereikte nieuwe overeenkomst over comitologie, die zeer belangrijk is voor de voortzetting van het Lamfalussy proces.

1.2

De ECB heeft geen bijzondere opmerkingen inzake de voorstellen die stroken met de gemeenschappelijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de invoering van de nieuwe „regelgevende procedure met toetsing” in het comitologie-kader (3).

1.3

Gezien de belangrijke rol van de uitvoeringsregels voor EU-wetgeving op het gebied van financiële diensten, benadrukt de ECB bij deze haar adviesrol krachtens artikel 105, lid 4 van het Verdrag dat bepaalt dat de ECB „over elk voorstel voor een communautair besluit op de gebieden die onder haar bevoegdheid vallen” moet worden geraadpleegd. Zoals recentelijk opgemerkt (4)„is de ECB van mening dat de voorgestelde niveau-2 rechtshandelingen een „voorstel voor een communautair besluit” zijn in de zin van artikel 105, lid 4 van het Verdrag” (5). Daarom omvat de bepaling van het Verdrag die bepaalt dat de ECB moet geraadpleegd worden over alle voorstellen voor een communautair besluit op het gebied dat onder haar bevoegdheid valt, de verplichting geconsulteerd te worden omtrent deze uitvoeringsrechtshandelingen (6).

Gedaan te Frankfurt am Main, 15 februari 2007.

De President van de ECB

Jean-Claude TRICHET


(1)  (1) Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/49/EG inzake de kapitaaltoereikendheid van beleggingsondernemingen en kredietinstellingen, wat de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden betreft (COM(2006) 90l, definitief); (2) Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/48/EG betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen, wat de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden betreft (COM(2006) 902, definitief); (3) Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2005/60/EG tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, wat de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden betreft (COM(2006) 906 definitief); (4) Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2004/109/EG betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten, wat de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden betreft (COM(2006) 909 definitief); (5) Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2004/39/EG betreffende markten voor financiële instrumenten, wat de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden betreft (COM(2006) 910 definitief); (6) Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/71/EG betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten, wat de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden betreft (COM(2006) 911 definitief); (7) Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/6/EG betreffende handel met voorwetenschap en marktmanipulatie (marktmisbruik), wat de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden betreft (COM(2006) 913 definitief) (8) Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG betreffende het aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat, wat de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden betreft (COM(2006) 916 definitief).

(2)  PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11.

(3)  Verklaring van het Europees parlement, de Raad en de Commissie betreffende het Besluit van de Raad van 17 juli 2006 tot wijziging van Besluit 1999/468/EG tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (2006/512/EG, PB C 255 van 21.10.2006, blz. 1).

(4)  ECB-Advies CON/2006/57 van 12 december 2006 inzake een ontwerp-Richtlijn van de Commissie tot uitvoering van Richtlijn 85/611/EEG van de Raad van 20 december 1985 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (ICBE's) wat de verduidelijking van een aantal definities betreft.

(5)  Binnen het Lamfalussy-kader worden uitvoeringshandelingen „niveau-2 rechtshandelingen” genoemd.

(6)  Het ontbreken van overleg tussen de instellingen van de Gemeenschap was onderwerp van meerdere uitspraken van het Hof van Justitie. Omtrent de verplichting het Europees parlement te consulteren, zie zaak 138/79 Roquette Frères [1980] ECR 3333 en zaak C-21/94 Parlement tegen de Raad [1995] ECR I-1827, paragraaf 17. Omtrent de verplichting van de Hoge Autoriteit om de Raad en het Raadgevende Comité te consulteren krachtens het EGKS-Verdrag, zie zaak 1/54 Frankrijk tegen de Hoge Autoriteit [1954—56], ECR 1, paragraaf 15 en zaak 2/54 Italië tegen de Hoge Autoriteit [1954-56] ECR 37, paragraaf 52, dat bevestigd werd door zaak 6/54 Nederland tegen de Hoge Autoriteit [1954-56] ECR 103, paragraaf 112. Wat artikel 105, lid 4 betreft benadrukte de advocaat-generaal in de zaak Commissie tegen de Europese Centrale Bank [2003] ECR I-7147 dat: „De raadpleging van de ECB over voorstellen op de gebieden die onder haar bevoegdheid vallen, is een door een verdragsbepaling verlangde procedurele stap, die zonder twijfel de inhoud van de vastgestelde maatregelen kan beïnvloeden. Niet-nakoming van een dergelijke verplichting moet mijns inziens tot nietigheid van de vastgestelde maatregelen kunnen leiden”, conclusie van de advocaat-generaal Jacobs van 3 oktober 2002, paragraaf 131.


Top