EUR-Lex De toegang tot het recht van de Europese Unie

Terug naar de EUR-Lex homepage

Dit document is overgenomen van EUR-Lex

Document 52003PC0242

Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende financiële kwartaalrekeningen voor de overheid

/* COM/2003/0242 def. - COD 2003/0095 */

52003PC0242

Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende financiële kwartaalrekeningen voor de overheid /* COM/2003/0242 def. - COD 2003/0095 */


Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende financiële kwartaalrekeningen voor de overheid

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

Met bijgaande verordening wordt beoogd om vanaf 2005 de beschikking te hebben over een volledige reeks financiële kwartaalrekeningen voor de overheid.

De structuur van de verordening komt tot op zekere hoogte overeen met die van Verordening (EG) nr. 1221/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 10 juni 2002 met betrekking tot niet-financiële kwartaalrekeningen van de overheid. Dit betreft met name het tijdschema dat bepaalt dat in de loop van 2005 nationale gegevens van toereikende kwaliteit beschikbaar moeten zijn. Verder wordt voor bijna alle definities verwezen naar Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad van 25 juni 1996 inzake het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap (ESR 1995), terwijl voorts de voor de opstelling van de kwartaalgegevens gebruikte bronnen en methoden moeten worden geïnventariseerd.

De overwegingen 1, 3 en 4 hebben betrekking op punten die vooral van belang zijn voor de financiële rekeningen van de overheid: de juistheid van het gebruik van ESR 1995-definities, de algemene behoefte aan gegevens over financiële transacties en balansen van de overheid ter ondersteuning van het monetaire beleid en de specifieke behoefte aan gegevens over de financiële betrekkingen tussen sectoren, zodat een gedetailleerde analyse van de activiteiten van de overheid op het gebied van financiering en financiële investeringen naar sector en instrument mogelijk is. Deze overwegingen zijn gebaseerd op het feit dat de lidstaten steeds hebben aangegeven financiële kwartaalrekeningen van de overheid op te stellen en te verspreiden, teneinde de beschikking te hebben over een volledige reeks sectorrekeningen van de overheid en de statistische basis voor een geïntegreerd systeem van financiële rekeningen te versterken, bij voorkeur op Europees niveau met het oog op het monetaire en fiscale beleid.

In een op 18 januari 1999 door de Raad Economie/Financiën goedgekeurd speciaal verslag van het Economisch en Financieel Comité werd de nadruk gelegd op het belang van kwartaalgegevens voor het toezicht op en de coördinatie van het economische beleid in het kader van de derde fase van de Europese Monetaire Unie en de voltooiing van de interne markt. In het verslag werden financiële kortetermijnstatistieken als prioriteit gezien, daar ze van essentieel belang zijn om het economisch beleid zorgvuldig vast te stellen en te volgen, met name als hoofdelement in de EMU-beleidsmix. Ook werd de opstelling van volledige kwartaalrekeningen binnen een redelijke termijn (later op drie maanden gesteld) als einddoel genoemd. Wel moest hierbij stapsgewijs te werk worden gegaan.

De artikelen hebben betrekking op het kader voor de levering van de gegevens (artikelen 1 en 3 tot en met 7), waaronder voorhanden informatie over de bronnen en methoden die voor de opstelling van de kwartaalgegevens worden gebruikt (artikel 8) en specifieke kwaliteitsaspecten (artikelen 2 en 9). Welke reeksen moeten worden gemeld, wordt in de artikelen 3 tot en met 5 beschreven. Artikel 3 bevat een lijst met de verschillende categorieën financiële instrumenten zoals ze in het ESR 1995 gedefinieerd en gecodeerd zijn, terwijl in artikel 4 wordt bepaald voor welke sectoren en subsectoren van de overheid kwartaalgegevens moeten worden verstrekt. Ingevolge artikel 5 moeten voor alle subsectoren van de overheid alleen geconsolideerde gegevens worden ingediend, maar voor de sector als geheel zowel geconsolideerde als niet-geconsolideerde. Ten slotte betreft dit artikel ook de indeling van de kwartaalgegevens naar partnersector. De bijlage bij de verordening bevat een gedetailleerde lijst van deze specifieke gegevens. Met behulp daarvan kan uitvoerig worden geanalyseerd wie door wie wordt gefinancierd, voor welk bedrag en met welke instrumenten.

In de verordening wordt duidelijk gesteld dat de gegevens zoveel mogelijk moeten worden gebaseerd op informatie die direct afkomstig is van bronnen binnen de overheid. Er mag dus wel gebruik worden gemaakt van schattingen, maar alleen bij wijze van uitzondering en mits ze een beperkte invloed op de cijfers hebben. Er wordt evenwel een uitzondering gemaakt voor niet-beursgenoteerde aandelen en overige deelnemingen, waarmee bepaalde landen grote problemen hebben en interpolatie of extrapolatie acceptabele alternatieven voor directe kwartaalgegevens worden geacht.

In artikel 6, lid 3, van de verordening wordt bepaald dat de Commissie (Eurostat) afwijkingen kan toestaan voor de begindatum waarop gegevens voor de subsectoren deelstaat- en lagere overheid moeten worden ingediend, maar niet voor langer dan twee jaar (tussen medio 2003 en medio 2005). Bovendien moeten de in te dienen kwartaalgegevens betrekking hebben op de periode vanaf het eerste kwartaal van 1999 voor transacties en vanaf het vierde kwartaal van 1998 voor balansposten (artikel 7). Zo nodig mogen deze retrospectieve gegevens worden gebaseerd op "optimale schattingen".

Artikel 8 zegt dat de lidstaten de Commissie (Eurostat) vanaf medio 2003 een beschrijving moeten geven van de bronnen en methoden die zij voor de opstelling van de kwartaalgegevens hebben gebruikt. Daarnaast zal de Commissie (Eurostat) uiterlijk eind 2005 een verslag aan het Europees Parlement en de Raad voorleggen met een evaluatie van de betrouwbaarheid van de door de lidstaten geleverde kwartaalgegevens.

Het voorstel voor een verordening is door Eurostat, de Europese Centrale Bank en nationale deskundigen uitgewerkt. Sinds februari 2000 houdt een gezamenlijke task force van Eurostat en de ECB inzake financiële kwartaalrekeningen voor de overheid regelmatig vergaderingen. Deze task force heeft van het Comité voor monetaire, financiële en betalingsbalansstatistiek (CMFB) de opdracht gekregen financiële kwartaalrekeningen voor de nationale overheid van de EU-lidstaten en haar subsectoren te ontwikkelen. Bovendien heeft de task force bij wijze van proef verscheidene keren de nationale financiële kwartaalrekeningen door de EU-lidstaten naar Eurostat en de ECB laten sturen.

Wanneer de dekking van de vanaf medio 2003 regelmatig door de lidstaten ingediende gegevens toereikend is, is het wellicht mogelijk voor de eurozone en de EU financiële rekeningen (transacties en balansen) op te stellen, eerst voor de centrale overheid en de wettelijke-sociale-verzekeringsinstellingen en later voor andere subsectoren van de overheid. Deze gegevens over specifieke subsectorrekeningen voor de eurozone zouden kunnen worden geïntegreerd in de financiële kwartaalrekeningen voor de Monetaire Unie van de ECB.

Wanneer de verordeningen met betrekking tot niet-financiële en financiële rekeningen voor de overheid onderling worden gekoppeld, kunnen behalve de besparingen en de niet-financiële investeringen ook andere reële variabelen, zoals de diverse componenten van de inkomsten en uitgaven van de overheid worden geïntegreerd. Uiteindelijk zal dat leiden tot een veel uitgebreidere analyse waarbij financiële en niet-financiële ontwikkelingen met elkaar worden verbonden, waardoor voor de overheidssector een gedetailleerde evaluatie van de door het fiscale beleid gegeven impulsen, van de specifieke effecten van de transmissie van monetaire besluiten van de ECB op de overheid, alsmede van hiermee verband houdende effecten op inkomen en vermogen mogelijk zijn. Voor een volledige integratie van de reële en financiële variabelen van andere sectoren zijn evenwel volledige financiële en niet-financiële rekeningen per sector nodig. Deze uitbreiding maakt deel uit van het actieplan van de ECB en de Europese Commissie (Eurostat) voor de statistische vereisten van de EMU.

2003/0095 (COD)

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende financiële kwartaalrekeningen voor de overheid

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 285,

Gezien het voorstel van de Commissie [1],

[1] PB C van , blz. .

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank [2],

[2] PB C van , blz. .

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag [3],

[3] PB C van , blz. .

Overwegende hetgeen volgt:

(1) In Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad van 25 juni 1996 inzake het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap (ESR 1995) [4] is het referentiekader vastgelegd voor gemeenschappelijke normen, definities, classificaties en registratieregels voor de opstelling van de rekeningen van de lidstaten die voor de statistische behoeften van de Gemeenschap worden gebruikt, zodat de resultaten van de lidstaten onderling vergelijkbaar zijn.

[4] PB L 310 van 30.11.1996, blz. 1.

(2) In het op 18 januari 1999 door de Raad Economie/Financiën goedgekeurde verslag van het Monetair Comité over de informatiebehoefte is benadrukt dat voor de goede werking van de Economische en Monetaire Unie en de interne markt een doeltreffend toezicht op en coördinatie van het economisch beleid van het grootste belang zijn, en dat dit een veelomvattend statistisch informatiestelsel vereist dat de beleidmakers voorziet van de nodige gegevens waarop zij hun besluiten kunnen baseren. In dit verslag is er ook op gewezen dat er een hoge prioriteit moet worden toegekend aan kortetermijnstatistieken van de overheidsfinanciën van de lidstaten, en met name van die welke aan de Economische en Monetaire Unie deelnemen, teneinde stapsgewijs financiële kwartaalrekeningen van de overheid samen te stellen.

(3) De nationale kwartaalgegevens over de financiële rekeningen (transacties en balansen) voor de overheid hebben betrekking op een groot deel van alle financiële transacties en balansen in de eurozone en bieden belangrijke informatie ter ondersteuning van het monetaire beleid. In dit verband heeft de Raad van Bestuur van de Europese Centrale Bank voor eigen doeleinden verordeningen en richtsnoeren goedgekeurd teneinde de indiening van gegevens over financiële statistieken en nationale financiële rekeningen voor perioden korter dan een jaar aan de Europese Centrale Bank te waarborgen.

(4) Er is informatie over de financiële transacties en balansen van de overheid naar partnersector nodig om een uitgebreide analyse van de overheidsfinanciering en de financiële investeringen naar partnersector en naar instrument mogelijk te maken.

(5) Verordening (EG) nr. 264/2000 van de Commissie van 3 februari 2000 en de Verordening (EG) nr. 1221/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 10 juni 2002 specificeren welke niet-financiële kwartaalgegevens voor de overheid de lidstaten aan de Commissie (Eurostat) moeten doen toekomen.

(6) In de artikelen 2 en 3 van Verordening (EG) nr. 2223/96 is bepaald onder welke voorwaarden de Commissie de methoden van het ESR 1995 kan wijzigen teneinde de inhoud ervan te verduidelijken en te verbeteren. Voor de samenstelling van financiële kwartaalrekeningen van de overheid zullen de lidstaten extra middelen nodig hebben. Daarom kan dit niet in een beschikking van de Commissie worden geregeld, maar is een specifieke verordening van het Europees Parlement en de Raad nodig.

(7) Het bij Besluit 89/382/EEG, Euratom van de Raad [5] opgerichte Comité statistisch programma (CSP) en het bij Besluit 91/115/EEG van de Raad [6] opgerichte Comité voor monetaire, financiële en betalingsbalansstatistiek (CMFB) hebben zich voor het ontwerp van deze verordening uitgesproken,

[5] PB L 181 van 28.6.1989, blz. 47.

[6] PB L 59 van 6.3.1991, blz. 19.

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD :

Artikel 1

Doel

Deze verordening heeft ten doel de belangrijkste kenmerken van de categorieën financiële transacties en vorderingen en schulden in het Europees systeem van rekeningen (ESR 1995) voor de sector overheid en voor elk van zijn subsectoren vast te stellen en te definiëren, waarover ieder kwartaal gegevens aan de Commissie (Eurostat) moeten worden meegedeeld. Hierbij wordt een stapsgewijze aanpak gevolgd.

Artikel 2

Samenstelling van kwartaalgegevens: bronnen en methoden

1. Met het oog op de opstelling van statistieken van hoge kwaliteit worden de kwartaalgegevens voor financiële transacties en vorderingen en schulden zoveel mogelijk gebaseerd op informatie die direct bij de overheid beschikbaar is. De kwartaalgegevens over niet-beursgenoteerde aandelen (AF.512) en overige deelnemingen (AF.513) - zoals gedefinieerd en gecodeerd in het ESR 1995 -, die in handen van eenheden van de overheid zijn, mogen evenwel worden geschat door informatie over de respectieve jaarlijkse gegevens te interpoleren of te extrapoleren.

2. Bij de samenstelling van de kwartaalgegevens over financiële transacties en vorderingen en schulden worden de regels van het ESR 1995 in acht genomen. Dit geldt met name voor de sectorale indeling van de institutionele eenheden, de consolidatievoorschriften, de indeling van financiële transacties en vorderingen en schulden, het moment van registratie en de waarderingsregels.

3. De kwartaalgegevens zijn in overeenstemming met de desbetreffende jaargegevens die ingevolge de Verordening 2223/96 aan de Commissie worden meegedeeld.

4. Bij de kwartaalgegevens over vorderingen en schulden gaat het om de uitstaande bedragen aan vorderingen en schulden aan het eind van ieder kwartaal.

Artikel 3

Indiening van kwartaalgegevens over financiële transacties, vorderingen en schulden

1. De lidstaten verstrekken de Commissie (Eurostat) ieder kwartaal gegevens over de volgende financiële transacties (F.) en vorderingen en schulden (AF.), zoals deze in het ESR 1995 zijn gedefinieerd en gecodeerd:

a) monetair goud en bijzondere trekkingsrechten (SDR's) (F.1 en AF.1)

b) chartaal geld en deposito's (F.2 en AF.2)

c) kortlopende effecten m.u.v. aandelen (excl. financiële derivaten) (F.331 en AF.331)

d) langlopende effecten m.u.v. aandelen (excl. financiële derivaten) (F.332 en AF.332)

e) financiële derivaten (F.34 en AF.34)

f) kortlopende leningen (F.41 en AF.41)

g) langlopende leningen (F.42 en AF.42)

h) aandelen en overige deelnemingen (F.5 en AF.5)

i) voorzieningen pensioen- en levensverzekering (F.61 en AF.61)

j) vooruitbetaalde premies en voorzieningen voor openstaande aanspraken (F.62 en AF.62)

k) handelskredieten en transitorische posten (F.7 en AF.7).

2. De lidstaten verstrekken de Commissie (Eurostat) voorts de volgende kwartaalgegevens voor subsector S.1311, centrale overheid, als bedoeld in artikel 4:

a) beursgenoteerde aandelen (F.511 en AF.511): vorderingen en mutaties in vorderingen

b) chartaal geld (F.21 en AF.21): schulden en mutaties in schulden.

Artikel 4

Dekking van de overheid en haar subsectoren

De lidstaten verstrekken kwartaalgegevens voor de sector overheid en zijn subsectoren, in het ESR 1995 gedefinieerd en gecodeerd als overheid (S.13), waartoe behoren:

- centrale overheid (S.1311)

- deelstaatoverheid (S.1312)

- lagere overheid (S.1313)

- wettelijke-sociale-verzekeringsinstellingen (S.1314).

Artikel 5

Aard van de in te dienen kwartaalgegevens

1. De in artikel 3 bedoelde kwartaalgegevens worden in geconsolideerde vorm verstrekt voor de in artikel 4 bedoelde subsectoren van de overheid.

2. De in artikel 3 bedoelde kwartaalgegevens worden zowel in geconsolideerde als in niet-geconsolideerde vorm verstrekt voor de in artikel 4 bedoelde sector overheid.

3. Voor de in artikel 4 bedoelde subsectoren centrale overheid (S.1311) en wettelijke-sociale-verzekeringsinstellingen (S.1314) worden overeenkomstig de bijlage bij deze verordening kwartaalgegevens met een indeling naar partnersector verstrekt.

Artikel 6

Tijdschema voor de indiening van kwartaalgegevens

1. De in de artikelen 3, 4 en 5 bedoelde kwartaalgegevens worden uiterlijk drie maanden na het eind van het kwartaal waarop ze betrekking hebben bij de Commissie (Eurostat) ingediend.

2. Tegelijkertijd worden in voorkomend geval herziene kwartaalgegevens voor eerdere kwartalen ingediend.

3. De in artikel 3, met uitzondering van handelskredieten en transitorische posten (F.7 en AF.7), en in de artikelen 4 en 5 bedoelde kwartaalgegevens worden voor het eerst ingediend volgens onderstaand tijdschema:

a) voor de subsectoren centrale overheid (S.1311) en wettelijke-sociale-verzekeringsinstellingen (S.1314), niet later dan 30 juni 2003;

b) voor de subsectoren deelstaatoverheid (S.1312) en lagere overheid (S.1313):

- i) niet later dan 30 juni 2003 voor de in artikel 3, lid 1, bedoelde schulden en mutaties in schulden; de Commissie kan maximaal twee jaar respijt geven voor de eerste datum van indiening van deze gegevens indien de nationale statistische stelsels ingrijpend moeten worden gewijzigd;

- ii) niet later dan 30 juni 2005 voor de in artikel 3, lid 1, bedoelde vorderingen en mutaties in vorderingen.

c) voor de sector overheid (S.13), niet later dan 30 juni 2005.

4. De kwartaalgegevens over de handelskredieten en transitorische posten (F.7 en AF.7) voor de sector overheid (S.13) en haar in artikel 4 bedoelde subsectoren worden uiterlijk 30 juni 2005 voor het eerst bij de Commissie (Eurostat) ingediend.

Artikel 7

Retrospectieve gegevens

1. De in artikel 6 bedoelde kwartaalgegevens omvatten retrospectieve gegevens voor financiële transacties vanaf het eerste kwartaal van 1999 en voor financiële balansen vanaf het vierde kwartaal van 1998; voor de indiening van deze gegevens geldt het tijdschema van artikel 6, leden 3 en 4.

2. Zo nodig moeten de retrospectieve gegevens met inachtneming van met name de bepalingen van artikel 2, leden 2 en 3, worden gebaseerd op optimale schattingen.

Artikel 8

Uitvoering

1. De lidstaten geven de Commissie (Eurostat) een beschrijving van de bronnen en methoden die voor de samenstelling van de in artikel 3 bedoelde kwartaalgegevens zijn gebruikt (initiële beschrijving) wanneer zij volgens het tijdschema van artikel 6, leden 3 en 4, voor de eerste keer kwartaalgegevens indienen.

2. De lidstaten stellen de Commissie (Eurostat) in kennis van alle wijzigingen van deze initiële beschrijving wanneer zij de herziene gegevens meedelen.

3. De Commissie (Eurostat) brengt het Comité statistisch programma (CSP) en het Comité voor monetaire, financiële en betalingsbalansstatistiek (CMFB) op de hoogte van de door de lidstaten gebruikte bronnen en methoden.

Artikel 9

Verslag

Op basis van de in de artikelen 3, 4 en 5 bedoelde gegevens en na raadpleging van het CSP en het CMFB zendt de Commissie het Europees Parlement en de Raad uiterlijk op 31 december 2005 een verslag toe waarin de betrouwbaarheid van de door de lidstaten geleverde kwartaalgegevens wordt beoordeeld.

Artikel 10

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, op

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De Voorzitter De Voorzitter

BIJLAGE Indeling naar partnersector [7]

[7] De omraamde vakken geven aan welke gegevens moeten worden gemeld

Centrale overheid (S.1311) en wettelijke-sociale-verzekeringsinstellingen (S.1314) financiële transacties en financiële balansen [8]

[8] De codes, ontleend aan het ESR 1995, staan voor: S: sectoren/subsectoren; F: financiële transacties; en AF: financiële balansposten.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Schulden

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Naar boven