EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32020O0634

Richtsnoer (EU) 2020/634 van de Europese Centrale Bank van 7 mei 2020 tot wijziging van Richtsnoer ECB/2014/31 inzake aanvullende tijdelijke maatregelen betreffende herfinancieringstransacties van het Eurosysteem en de beleenbaarheid van onderpand (ECB/2020/29)

OJ L 148, 11.5.2020, p. 10–15 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 29/09/2021

ELI: http://data.europa.eu/eli/guideline/2020/634/oj

11.5.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 148/10


RICHTSNOER (EU) 2020/634 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 7 mei 2020

tot wijziging van Richtsnoer ECB/2014/31 inzake aanvullende tijdelijke maatregelen betreffende herfinancieringstransacties van het Eurosysteem en de beleenbaarheid van onderpand (ECB/2020/29)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 127, lid 2, eerste streepje,

Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, en met name artikel 12.1, eerste alinea, in samenhang met artikel 3.1, eerste streepje, en artikel 18,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 18.1 van de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank (hierna de “ESCB-statuten” genoemd) mogen de Europese Centrale Bank (ECB) en de nationale centrale banken van de lidstaten die de euro als munt hebben (hierna de “NCB's” genoemd), ter verwezenlijking van de doelstellingen van het Europees Stelsel van centrale banken, krediettransacties verrichten met kredietinstellingen en andere marktpartijen, waarbij de verleende kredieten worden gedekt door toereikend onderpand. In Richtsnoer (EU) 2015/510 van de Europese Centrale Bank (ECB/2014/60) (1) zijn de algemene voorwaarden vastgelegd waaronder de ECB en de NCB’s bereid zijn krediettransacties te verrichten, waaronder de beleenbaarheidscriteria voor onderpand voor krediettransacties van het Eurosysteem.

(2)

Naast de versoepeling van de maatregelen met betrekking tot onderpand die de Raad van bestuur op 7 april 2020 heeft vastgesteld, heeft de Raad van bestuur op 22 april 2020 een aanvullende reeks besluiten vastgesteld als reactie op de COVID-19-pandemie. Deze nieuwe maatregelen beogen de negatieve impact op de beschikbaarheid van onderpand voor het Eurosysteem te beperken, veroorzaakt door mogelijke negatieve renteverlagingen als gevolg van de economische gevolgen van COVID-19. Samen met de maatregelen die op 7 april 2020 zijn aangenomen, zijn deze maatregelen erop gericht dat Eurosysteemwederpartijen voldoende onderpand kunnen aanhouden en vrijmaken om deel te nemen in liquiditeitsverruimende transacties van het Eurosysteem, en het Eurosysteem zodoende in staat te stellen om de kredietverstrekking aan de economie van het eurogebied te ondersteunen. Bijgevolg zal de deelname in deze transacties worden gebaseerd op tijdelijk gewijzigde beleenbaarheidscriteria voor onderpand en risicobeheersingsmaatregelen.

(3)

Deze nieuwe maatregelen zijn evenredig om de door de uitbraak van COVID-19 veroorzaakte ernstige risico’s voor de prijsstabiliteit, het transmissiemechanisme van het monetair beleid en de economische vooruitzichten in het eurogebied tegen te gaan.

(4)

Gelet op het voorgaande is de Raad van bestuur van oordeel dat het Eurosysteem tijdelijk als onderpand verhandelbare activa mag accepteren, evenals de emittenten van deze activa die de minimumkredietkwaliteitsvereisten op 7 april 2020 vervulden, niettegenstaande een verslechtering in de kredietrating zoals besloten door ratingbureaus die door het Eurosysteem zijn aanvaard, zolang de ratings boven een bepaald kwaliteitsniveau blijven. Tegelijkertijd is de Raad van bestuur van oordeel dat dit geen gevolgen mag hebben voor de beleenbaarheidscriteria van rechtstreekse aankopen uit hoofde van de programma's voor de aankoop van activa van de ECB.

(5)

Om te zorgen voor een doeltreffend transmissiemechanisme van het monetair beleid en gelet op de noodzaak voor de wederpartijen van het Eurosysteem die deelnemen, of zullen deelnemen, in liquiditeitsverruimende transacties om voldoende beleenbaar onderpand voor deze transacties aan te houden, is de Raad van bestuur van oordeel dat de aanvullende, in dit richtsnoer neergelegde maatregelen van toepassing moeten zijn tot de eerste vervroegde aflossingsdatum uit hoofde van het derde programma van langerlopende herfinancieringstransacties (targeted longer-term refinancing operations — TLTRO-III).

(6)

Om onverwijld op de actuele pandemische situatie te reageren moet dit richtsnoer zo snel als mogelijk na de vaststelling ervan ter kennis worden gebracht van de NCB's.

(7)

Derhalve moet Richtsnoer ECB/2014/31 (2) dienovereenkomstig gewijzigd worden,

HEEFT DIT RICHTSNOER VASTGESTELD

Artikel 1

Wijziging van Richtsnoer ECB/2014/31

Richtsnoer ECB/2014/31 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Het volgende artikel 8 ter wordt ingevoegd:

“Artikel 8 ter

Toelating van bepaalde op 7 april 2020 in aanmerking komende verhandelbare activa en emittenten

1.   De in dit richtsnoer gebruikte termen hebben dezelfde betekenis als in Richtsnoer (EU) 2015/510 (ECB/2014/60).

2.   Niettegenstaande de bepalingen van artikel 59, lid 3, artikel 71 en artikel 82, lid 1, onder a), van Richtsnoer (EU) 2015/510 (ECB/2014/60), vormen verhandelbare activa — met uitzondering van effecten op onderpand van activa — die zijn uitgegeven op of vóór 7 april 2020 en die op 7 april 2020 een openbare kredietbeoordeling hadden die werd afgegeven door ten minste één aanvaard EKBI-systeem en die voldeed aan de minimumkredietkwaliteitsvereisten van het Eurosysteem, beleenbaar onderpand voor krediettransacties van het Eurosysteem, op voorwaarde dat zij na 7 april 2020 te allen tijde:

a)

een openbare kredietbeoordeling hebben die is afgegeven door ten minste één aanvaard EKBI-systeem en die voldoet aan ten minste kredietkwaliteitscategorie 5 van de geharmoniseerde ratingschaal van het Eurosysteem, en

b)

blijven voldoen aan alle andere beleenbaarheidscriteria die op verhandelbare activa van toepassing zijn, als neergelegd in Richtsnoer (EU) 2015/510 (ECB/2014/60).

Om elke twijfel te voorkomen, wordt de openbare kredietbeoordeling van 7 april 2020, als bedoeld in dit lid, door het Eurosysteem bepaald op basis van de regels van artikel 82, lid 1, onder a), artikel 82, lid 2, artikel 83, artikel 84, onder a) en b), artikel 85 en artikel 86 van Richtsnoer (EU) 2015/510 (ECB/2014/60).

3.   Indien op basis van een EKBI-beoordeling van emittenten of een EKBI-beoordeling van garanten is vastgesteld dat een verhandelbaar activum op 7 april 2020 voldoet aan de minimumkredietkwaliteitsvereisten van het Eurosysteem, vormt dat verhandelbaar activum beleenbaar onderpand voor krediettransacties van het Eurosysteem, mits te allen tijde na 7 april 2020:

a)

de EKBI-beoordeling van emittenten of de EKBI-beoordeling van garanten, naargelang het geval, voor dat verhandelbare activum voldoet aan ten minste kredietkwaliteitscategorie 5 van de geharmoniseerde ratingschaal van het Eurosysteem, en

b)

dat verhandelbaar activum blijft voldoen aan alle andere beleenbaarheidscriteria die op verhandelbare activa van toepassing zijn, als neergelegd in Richtsnoer (EU) 2015/510 (ECB/2014/60).

4.   Verhandelbare activa — met uitzondering van effecten op onderpand van activa — die na 7 april 2020 zijn uitgegeven en waarvan de emittent of garant, naar gelang het geval, op 7 april een openbare kredietbeoordeling had die werd afgegeven door ten minste één aanvaard EKBI-systeem en die voldeed aan de minimumkredietkwaliteitsvereisten van het Eurosysteem, vormen beleenbaar onderpand voor krediettransacties van het Eurosysteem, mits te tijde na 7 april 2020:

a)

die verhandelbare activa een openbare kredietbeoordeling hebben die door ten minste één aanvaard EKBI-systeem is afgegeven en die ten minste aan kredietkwaliteitscategorie 5 van de geharmoniseerde ratingschaal van het Eurosysteem vodoet, en

b)

die verhandelbare activa voldoen aan alle andere beleenbaarheidscriteria die op verhandelbare activa van toepassing zijn, als neergelegd in Richtsnoer (EU) 2015/510 (ECB/2014/60).

Om elke twijfel te voorkomen, wordt de in punt a) van dit lid bedoelde openbare kredietbeoordeling door het Eurosysteem bepaald op basis van de regels van artikel 82, lid 1, onder a), artikel 82, lid 2, artikel 83, artikel 84, onder a) en b), artikel 85 en artikel 86 van Richtsnoer (EU) 2015/510 (ECB/2014/60).

5.   Gedekte obligaties die na 7 april 2020 zijn uitgegeven uit hoofde van een programma voor gedekte obligaties dat op 7 april 2020 een eigen kredietbeoordeling had die werd afgegeven door ten minste één aanvaard EKBI-systeem en die voldeed aan de minimumkredietkwaliteitsvereisten van het Eurosysteem, vormen beleenbaar onderpand voor krediettransacties van het Eurosysteem, mits:

a)

het programma voor gedekte obligaties te allen tijde na 7 april 2020 een openbare kredietbeoordeling heeft die werd afgegeven door ten minste één aanvaard EKBI-systeem en die voldoet aan ten minste kredietkwaliteitscategorie 5 van de geharmoniseerde ratingschaal van het Eurosysteem, en

b)

deze gedekte obligaties blijven voldoen aan alle andere beleenbaarheidscriteria die op gedekte obligaties van toepassing zijn, als neergelegd in Richtsnoer (EU) 2015/510 (ECB/2014/60).

6.   De in artikel 87, lid 2, van Richtsnoer (EU) 2015/510 (ECB/2014/60) bedoelde verhandelbare activa die op 7 april 2020 geen door een aanvaard EKBI-systeem afgegeven kredietbeoordeling hadden, maar die op 7 april 2020 beschikten over een stilzwijgende, door het Eurosysteem afgeleide kredietbeoordeling overeenkomstig de in artikel 87, leden 1 en 2, van Richtsnoer (EU) 2015/510 (ECB/2014/60) neergelegde regels en die voldeed aan de kredietkwaliteitsvereisten van het Eurosysteem, vormen, ongeacht hun uitgiftedatum, beleenbaar onderpand voor krediettransacties van het Eurosysteem, mits te allen tijde na 7 april 2020:

a)

de emittent of garant, naar gelang het geval, van deze verhandelbare activa ten minste voldoet aan een kredietkwaliteitsvereiste die overeenkomt met kredietkwaliteitscategorie 5 van de geharmoniseerde ratingschaal van het Eurosysteem, en

b)

deze verhandelbare activa voldoen aan alle andere beleenbaarheidscriteria die op verhandelbare activa van toepassing zijn, als neergelegd in Richtsnoer (EU) 2015/510 (ECB/2014/60).

7.   Niettegenstaande de bepalingen van artikel 59, lid 3, artikel 71 en artikel 82, lid 1, onder b), van Richtsnoer (EU) 2015/510 (ECB/2014/60), vormen effecten op onderpand van activa die op of vóór 7 april 2020 zijn uitgegeven en die op 7 april 2020 ten minste twee openbare kredietbeoordelingen hadden die elk werden afgegeven door een ander aanvaard EKBI-systeem en die voldeden aan de minimumkredietkwaliteitsvereisten van het Eurosysteem uit hoofde van Richtsnoer (EU) 2015/510 (ECB/2014/60), beleenbaar onderpand voor krediettransacties van het Eurosysteem, mits zij te allen tijde na 7 april 2020:

a)

tenminste twee openbare kredietbeoordelingen hebben, elk afgegevent door ten minste één aanvaard EKBI-systeem, die voldoen aan ten minste kredietkwaliteitscategorie 4 van de geharmoniseerde ratingschaal van het Eurosysteem, en

b)

blijven voldoen aan alle andere beleenbaarheidscriteria die van toepassing zijn op effecten op onderpand van activa, zoals neergelegd in Richtsnoer (EU) 2015/510 (ECB/2014/60).

Om elke twijfel te voorkomen, zijn de vereisten van artikel 3, lid 1, onder a) tot en met d), en artikel 3, lid 4, van dit richtsnoer niet van toepassing op de in dit lid bedoelde effecten op onderpand van activa.

8.   Effecten op onderpand van activa die op 7 april 2020 door het Eurosysteem zijn toegelaten als beleenbaar onderpand uit hoofde van artikel 3, lid 1, van dit richtsnoer, blijven in aanmerking komen op voorwaarde dat zij na 7 april 2020 te allen tijde:

a)

twee openbare kredietbeoordelingen hebben van ten minste kredietkwaliteitscategorie 4 in de geharmoniseerde ratingschaal van het Eurosysteem die is afgegeven door twee aanvaarde EKBI-systemen;

b)

zij blijven voldoen aan alle andere vereisten die op de effecten op onderpand van activa van toepassing zijn uit hoofde van artikel 3, lid 1 (met uitzondering van het ratingniveau), artikel 3, lid 2 bis, en artikel 3, lid 4, van dit richtsnoer.

Om elke twijfel te voorkomen, zijn artikel 3, leden 2 en 5, van dit richtsnoer niet van toepassing op de in dit lid bedoelde effecten op onderpand van activa.

9.   Zolang zij overeenkomstig dit artikel door het Eurosysteem als beleenbaar onderpand worden toegelaten, gelden voor de in de leden 2 tot en met 6 bedoelde verhandelbare activa, met inbegrip van gedekte obligaties, de in bijlage II ter bij dit richtsnoer neergelegde surpluspercentages. Voor de in de leden 7 en 8 bedoelde effecten op onderpand van activa gelden de in bijlage II bis bij dit richtsnoer neergelegde surpluspercentages. De surpluspercentages worden berekend op basis van de actuele, op elke willekeurige dag na 7 april 2020 geldende rating overeenkomstig de in de artikelen 83 tot en met 88 van Richtsnoer (EU) 2015/510 (ECB/2014/60).neergelegde regels inzake de voorrang van EKBI-kredietbeoordelingen.

10.   Naast de in lid 9 bedoelde surpluspercentages gelden de volgende surpluspercentages:

a)

op effecten op onderpand van activa, gedekte obligaties en ongedekte schuldinstrumenten die zijn uitgegeven door kredietinstellingen en die theoretisch worden gewaardeerd overeenkomstig de regels van artikel 134 van Richtsnoer (EU) 2015/510 (ECB/2014/60), wordt een aanvullend surpluspercentage in de vorm van een waarderingsverlaging van 4 % toegepast;

b)

op gedekte obligaties voor eigen gebruik wordt een aanvullend surpluspercentage toegepast van i) 6,4 % op de waarde van de schuldinstrumenten die zijn ondergebracht in de kredietkwaliteitscategorieën 1 en 2, en ii) 9,6 % op de waarde van de schuldinstrumenten die zijn ondergebracht in de kredietkwaliteitscategorieën 3, 4 en 5;

c)

voor de toepassing van punt b), wordt onder “eigen gebruik” verstaan: de indiening of het gebruik door een wederpartij van gedekte obligaties die zijn uitgegeven of gegarandeerd door de wederpartij zelf of door enige andere entiteit waarmee die wederpartij nauwe banden heeft, als bepaald overeenkomstig artikel 138 van Richtsnoer (EU) 2015/510 (ECB/2014/60);

d)

indien het onder punt b) bedoelde aanvullende surpluspercentage niet kan worden toegepast ten aanzien van een onderpandbeheersysteem van een NCB, tripartieagent of TARGET2-Securities voor de automatische zekerheidsstelling, wordt het aanvullende surpluspercentage toegepast op de volledige uitgiftewaarde van de gedekte obligaties die gebruikt kan worden voor eigen gebruik.

11.   Om elke twijfel te voorkomen, zijn de bepalingen van dit artikel onafhankelijk van en worden deze niet in aanmerking genomen voor de beoordeling van de beleenbaarheid van rechtstreekse aankopen uit hoofde van het programma voor de aankoop van door de publieke sector uitgegeven schuldbewijzen op secundaire markten (secondary markets public sector asset programme —PSPP) (*1), het derde programma voor de aankoop van gedekte obligaties (third covered bond purchase programme — CBBP3) (*2), het programma voor de aankoop van effecten op onderpand van activa ( asset-backed securities purchase programme —ABSPP) (*3), het aankoopprogramma bedrijfssector (corporate sector purchase programme — CSPP) (*4)en het pandemie-noodaankoopprogramma (pandemic emergency purchase programme — PEPP) (*5).

(*1)  Besluit (EU) 2020/188 van de Europese Centrale Bank van 3 februari 2020 inzake een programma voor de aankoop van door de publieke sector uitgegeven schuldbewijzen op secundaire markten (ECB/2020/9) (PB L 39 van 12.2.2020, blz. 12)."

(*2)  Besluit (EU) 2020/187 van de Europese Centrale Bank van 3 februari 2020 houdende de tenuitvoerlegging van het derde programma voor de aankoop van gedekte obligaties (ECB/2020/8) (PB L 39 van 12.2.2020, blz. 6)."

(*3)  Besluit (EU) 2015/5 van de Europese Centrale Bank van 19 november 2014 houdende de tenuitvoerlegging van het programma voor de aankoop van effecten op onderpand van activa (ECB/2014/45) (PB L 1 van 6.1.2015, blz. 4)."

(*4)  Besluit (EU) 2016/948 van de Europese Centrale Bank van 1 juni 2016 betreffende de tenuitvoerlegging van het aankoopprogramma bedrijfssector (ECB/2016/16) (PB L 157 van 15.6.2016, blz. 28)."

(*5)  Besluit (EU) 2020/440 van de Europese Centrale Bank van dinsdag 24 maart 2020 betreffende een tijdelijk pandemie-noodaankoopprogramma (ECB/2020/17) (PB L 91 van 25.3.2020, blz. 1).”."

2)

Bijlage II bis wordt vervangen door:

“BIJLAGE II bis

Surpluspercentages (in %) toegepast op uit hoofde van artikel 3, lid 2, en artikel 8 ter van dit richtsnoer beleenbare effecten op onderpand van activa

Kredietkwaliteit

Gewogen gemiddelde restlooptijd  (*6)

Surpluspercentage

Categorie 3

[0,1)

4,8

[1,3)

7,2

[3,5)

10,4

[5,7)

12,0

[7,10)

14,4

[10, ∞)

24,0

Categorie 4

[0,1)

11,2

[1,3)

15,2

[3,5)

18

[5,7)

24,8

[7,10)

30,4

[10, ∞)

43,2

3)

Bijlage II ter wordt vervangen door:

“BIJLAGE II ter

Surpluspercentages (in %) toegepast op verhandelbare activa, m.u.v. effecten op onderpand, zoals bedoeld in de artikelen 8 bis en 8 ter

 

Categorie I

Categorie II

Categorie III

Categorie IV

Kredietkwaliteit

Restlooptijd (jaren)  (*7)

Vastrentende en variabele coupon

nulcoupon

Vastrentende en variabele coupon

nulcoupon

Vastrentende en variabele coupon

nulcoupon

Vastrentende en variabele coupon

nulcoupon

Categorie 4

[0,1)

6,4

6,4

8

8

12,8

12,8

20

20

[1,3)

9,6

10,4

12

15,2

16

18,4

28

30

[3,5)

11,2

12

16

20

19,2

23,6

33,6

37,2

[5,7)

12,4

13,6

20

24,8

22,4

28,4

36,8

40,4

[7,10)

13,2

14,4

21,6

28,4

24,8

32

40

44,8

[10,∞)

14,4

16,8

23,2

31,6

26,4

34,8

41,6

46,8

Categorie 5

[0,1)

8

8

12

12

22,4

22,4

24

24

[1,3)

11,2

12

16

19,2

25,6

28

32

34

[3,5)

13,2

14

22,4

26,4

28,8

33,2

38,4

42

[5,7)

14,4

15,6

27,2

32

31,6

37,6

43,2

46,8

[7,10)

15,2

16,4

28,8

35,6

33,2

40,4

46,4

51,2

[10,∞)

16,4

18,8

30,4

38,8

33,6

42

48

53,2

Artikel 2

Te gebruiken referentiegegevens

Bij de beoordeling van de naleving van de kredietkwaliteitsvereisten die van toepassing zijn op de activa, emittenten en garanten als bedoeld in artikel 8 ter, leden 2 tot en met 8, van Richtsnoer ECB/2014/31, in de periode tussen 7 april 2020 en 18 mei 2020, verwijzen de NCB’s naar de op 7 april 2020 voor deze activa, emittenten en garanten relevante referentiegegevens, zoals verstrekt door de ECB.

Artikel 3

Inwerkingtreding en implementatie

1.   Dit richtsnoer wordt van kracht op de dag van kennisgeving ervan aan de NCB’s en blijft van kracht tot en met 29 september 2021.

2.   De NCB's nemen alle noodzakelijk maatregelen om te voldoen aan artikel 1 van dit richtsnoer en passen deze maatregelen met ingang van 18 mei 2020 toe. Zij stellen de ECB uiterlijk op 11 mei 2020 in kennis van de met deze maatregelen verband houdende teksten en middelen.

3.   De NCB’s voldoen aan artikel 2 van dit richtsnoer vanaf de datum waarop dit richtsnoer van kracht wordt.

Artikel 4

Geadresseerden

Dit richtsnoer is gericht tot alle centrale banken van het Eurosysteem.

Gedaan te Frankfurt am Main, 7 mei 2020.

Voor de Raad van bestuur van de ECB

De president van de ECB

Christine LAGARDE


(1)  Richtsnoer (EU) 2015/510 van de Europese Centrale Bank van 19 december 2014 betreffende de tenuitvoerlegging van het monetairbeleidskader van het Eurosysteem (richtsnoer algemene documentatie) (ECB/2014/60) (PB L 91 van 2.4.2015, blz. 3).

(2)  Richtsnoer ECB/2014/31 van de Europese Centrale Bank van 9 juli 2014 inzake aanvullende tijdelijke maatregelen betreffende herfinancieringstransacties van het Eurosysteem en de beleenbaarheid van onderpand en tot wijziging van Richtsnoer ECB/2007/9 (PB L 240 van 13.8.2014, blz. 28).

(*6)  D.w.z. [0,1) gewogen gemiddelde restlooptijd korter dan één jaar, [1,3) gewogen gemiddelde restlooptijd gelijk aan of langer dan één jaar en korter dan drie jaar enz.

(*7)  D.w.z. [0,1) resterende looptijd korter dan één jaar, [1,3) restlooptijd gelijk aan of langer dan één jaar en korter dan drie jaar enz.


Top