EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 02013O0023-20180901
Guideline of the European Central Bank of 25 July 2013 on government finance statistics (recast) (ECB/2013/23) (2014/2/EU)
Consolidated text: Richtsnoer van de Europese Centrale Bank van 25 juli 2013 inzake statistieken betreffende overheidsfinanciën (herschikking) (ECB/2013/23) (2014/2/EU)
Richtsnoer van de Europese Centrale Bank van 25 juli 2013 inzake statistieken betreffende overheidsfinanciën (herschikking) (ECB/2013/23) (2014/2/EU)
02013O0023 — NL — 01.09.2018 — 001.001
Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document
RICHTSNOER VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK van 25 juli 2013 inzake statistieken betreffende overheidsfinanciën (herschikking) (ECB/2013/23) (PB L 002 van 7.1.2014, blz. 12) |
Gewijzigd bij:
|
|
Publicatieblad |
||
nr. |
blz. |
datum |
||
L 267 |
9 |
6.9.2014 |
||
RICHTSNOER (EU) 2018/861 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK 24 april 2018 |
L 153 |
161 |
15.6.2018 |
RICHTSNOER VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK
van 25 juli 2013
inzake statistieken betreffende overheidsfinanciën
(herschikking)
(ECB/2013/23)
(2014/2/EU)
Artikel 1
Definities
Voor de toepassing van dit richtsnoer wordt verstaan onder:
1. |
„eurogebiedlidstaat” : een lidstaat die de euro als munt heeft; |
2. |
„statistieken betreffende overheidsfinanciën (SBO)” : statistieken met betrekking tot inkomsten, uitgaven en tekort/overschot, statistieken inzake tekort-schuldaanpassingen en statistieken inzake overheidsschuld (zoals uiteengezet in bijlage I); |
3. |
„overheidsschuld” : heeft dezelfde betekenis als in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 479/2009; |
4. |
„eerste indiening” : de regelmatige indiening zoals uitgevoerd door de NCB’s voor 15 april; |
5. |
„tweede indiening” : de regelmatige indiening zoals uitgevoerd door de NCB’s voor 15 oktober. |
Artikel 2
Statistische rapportageverplichtingen van de NCB’s
1. Per kalenderjaar rapporteren de NCB’s SBO aan de Europese Centrale Bank (ECB) zoals gespecificeerd in bijlage I. De gegevens voldoen aan de beginselen en definities van Verordening (EG) nr. 479/2009 en het ESR 2010, zoals nader aangegeven in bijlage II.
2. De NCB’s rapporteren in overeenstemming met de in afdeling 1 van bijlage II bij dit richtsnoer opgenomen methodologische definities voor sectoren en subsectoren en voor wat betreft het volgende in afdeling 2 daarvan:
a) „inkomsten-, uitgaven- en tekort/overschotstatistieken”: omvatten de statistieken in de tabellen 1A, 1B en 1C van bijlage I;
b) „statistieken inzake tekort-schuldaanpassingen”: omvatten de statistieken in de tabellen 2A en 2B van bijlage I;
c) „overheidsschuldstatistieken”: omvatten de statistieken in de tabellen 3A en 3B van bijlage I.
3. De volledige reeks gegevens omvat alle in bijlage I gedefinieerde categorieën (met inbegrip van inkomsten-, uitgaven- en tekort/overschotstatistieken, statistieken inzake tekort-schuldaanpassingen en overheidsschuldstatistieken). Historische gegevens vanaf 1995 tot het jaar waarop de indiening betrekking heeft (jaar t-1) vallen hier ook onder.
4. In afwijking van lid 3 hoeven de NCB’s geen historische gegevens in te dienen met betrekking tot categorieën die vallen onder vrijstellingen die zijn overeengekomen tussen de Europese Commissie (Eurostat) en lidstaten.
5. De indiening van de gegevens zoals aangegeven in de tabellen 1 A-C, 2A-B en 3A-B van bijlage I vangt aan in oktober 2014.
6. Indien de grootte van de door herzieningen veroorzaakte aanpassingen aan tekort/overschot ten minste 0,3 % van het bruto binnenlands product (bbp) bedraagt, dan wel de grootte van de door herzieningen veroorzaakte aanpassingen aan schuld, inkomsten, uitgaven of nominaal bbp ten minste 0,5 % van het bbp bedraagt, worden de gegevens inzake tekort/overschot, schuld, inkomsten, uitgaven en nominaal bruto binnenlands product (bbp) onderbouwd met redenen voor herzieningen.
Artikel 3
Statistische rapportageverplichtingen van de ECB
1. Op basis van de door de NCB’s gerapporteerde gegevens beheert de ECB de SBO-gegevensbank, waarin gegevens voor het eurogebied en nationale gegevens worden opgenomen. De ECB stelt de SBO-gegevensbank ter beschikking aan het ESCB.
2. De NCB’s voorzien hun statistische gegevens van een markering die aangeeft aan wie deze ter beschikking mogen worden gesteld. De ECB houdt hier rekening mee bij het ter beschikking stellen van de SBO-gegevensbank.
Artikel 4
Tijdigheid
1. Twee keer per jaar, vóór 15 april en vóór 15 oktober, rapporteren de NCB’s volledige gegevensreeksen.
2. De NCB’s rapporteren op eigen initiatief volledige of gedeeltelijke gegevensreeksen op enig ander moment, indien relevante nieuwe informatie beschikbaar komt. Een dergelijke gegevensreeks mag schattingen bevatten voor categorieën waarvoor geen nieuwe informatie beschikbaar is.
3. De ECB stelt de SBO-gegevensbank minstens eenmaal per maand aan de NCB’s ter beschikking en zulks uiterlijk op de ECB-werkdag volgend op de dag waarop de ECB de gegevens gereed heeft voor publicatie.
Artikel 5
Samenwerking met de bevoegde nationale autoriteiten
1. Indien in artikel 2 genoemde gegevens afkomstig zijn van andere bevoegde nationale autoriteiten dan de NCB’s, trachten de NCB’s met die autoriteiten een behoorlijke samenwerkingsregeling te treffen teneinde te verzekeren dat er een permanente structuur is voor het indienen van gegevens zodat voldaan kan worden aan de normen en vereisten van het ESCB, tenzij hetzelfde resultaat al wordt gerealiseerd op basis van nationale wetgeving.
2. Indien een NCB tijdens deze samenwerking niet kan voldoen aan de in artikel 2 en 4 gestelde vereisten, omdat de bevoegde nationale autoriteit de benodigde gegevens niet heeft verschaft aan de NCB, bespreken de ECB en de NCB met die autoriteit hoe die gegevens ter beschikking kunnen worden gesteld.
Artikel 6
Norm voor indiening
De gevraagde statistische informatie wordt beschikbaar gesteld aan de ECB in een vorm die voldoet aan de in bijlage III uiteengezette vereisten. Dit vereiste is geen beletsel voor andere methoden van indiening van statistische gegevens aan de ECB indien dit als uitwijkmogelijkheid is overeengekomen.
Artikel 7
Kwaliteit
1. De ECB en de NCB’s zien toe op en bevorderen de kwaliteit van de aan de ECB gerapporteerde gegevens.
2. De directie van de ECB brengt jaarlijks verslag uit aan de Raad van bestuur van de ECB met betrekking tot de kwaliteit van de jaarlijkse SBO.
3. Het rapport behandelt ten minste de reikwijdte van de gegevens, de mate waarin de gegevens voldoen aan de relevante definities en de omvang van herzieningen.
Artikel 8
Vereenvoudigde wijzigingsprocedure
De directie van de ECB heeft het recht om, met inachtneming van de standpunten van het Comité statistieken, technische wijzigingen in de bijlagen bij dit richtsnoer door te voeren, mits dergelijke wijzigingen het onderliggende conceptuele kader niet veranderen en geen effect hebben op de rapportagelast. De directie stelt de Raad van bestuur onverwijld in kennis van dergelijke wijzigingen.
Artikel 9
Intrekking
1. Richtsnoer ECB/2009/20 wordt met ingang van 1 september 2014 ingetrokken.
2. Verwijzingen naar het ingetrokken richtsnoer gelden als verwijzingen naar dit richtsnoer en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage IV.
Artikel 10
Slotbepalingen
1. Dit richtsnoer is gericht tot alle centrale banken van het Eurosysteem.
2. Dit richtsnoer treedt in werking op 1 september 2014.
BIJLAGE I
GEGEVENSRAPPORTAGEVEREISTEN
Inkomsten-, uitgaven- en tekort-/overschotstatistieken
Tabel 1A
Categorie |
Nummer en lineair verband |
Tekort (–) of overschot (+) |
1 = 6 – 21 1 = 2 + 3 + 4 + 5 |
Centrale overheid |
2 |
Deelstaatoverheid |
3 |
Lagere overheid |
4 |
Socialezekerheidsfondsen |
5 |
Totaal inkomsten |
6 = 7 + 19 |
Totaal lopende inkomsten |
7 = 8 + 9 + 13 + 16 + 17 |
Belastingen op inkomen en vermogen etc. |
8 |
Belastingen op productie en invoer |
9 |
Productgebonden belastingen |
10 |
waarvan: belasting over de toegevoegde waarde (btw)) |
11 |
Overige belastingen op productie |
12 |
Sociale premies (netto) |
13 |
waarvan: werkelijke sociale premies t.l.v. werkgevers |
14 |
waarvan: werkelijke sociale premies t.l.v. huishoudens |
15 |
Verkopen |
16 |
Overige lopende inkomsten |
17 |
waarvan: ontvangen rente |
18 |
Totaal kapitaalinkomsten |
19 |
waarvan: vermogensheffingen |
20 |
Totaal uitgaven |
21 = 22 + 31 |
Totaal lopende uitgaven |
22 = 23 + 24 + 26 + 27 + 28 + 29 + 30 |
Intermediair verbruik |
23 |
Beloning van werknemers |
24 |
waarvan: lonen |
25 |
Rente, betaald |
26 |
Subsidies, betaald |
27 |
Sociale uitkeringen exclusief sociale overdrachten in natura |
28 |
Sociale overdrachten in natura — aangekochte marktproducten |
29 |
Overige lopende uitgaven |
30 |
Totaal kapitaaluitgaven |
31 = 32 + 33 + 34 |
bruto investeringen in vaste activa |
32 |
Overige mutaties van niet-financiële activa en voorraadmutaties |
33 |
Kapitaaloverdrachten, betaald |
34 |
Pro-memorieposten: |
|
Kapitaaloverdrachten wegens belastingen en sociale premies die zijn geheven, maar waarschijnlijk niet zullen worden geïnd |
35 |
Tabel 1B
Categorie |
Nummer en lineair verband |
Inkomsten van de begroting van de Europese Unie (EU) en van het Europees Ontwikkelingsfonds uit de lidstaten |
1 = 2 + 3 + 4 + 7 |
Belastingen op productie en invoer |
2 |
Inkomensoverdrachten i.v.m. internationale samenwerking |
3 |
Overige inkomensoverdrachten n.e.g. en eigen middelen van de EU |
4 |
waarvan: het op btw-gebaseerde derde eigen middel |
5 |
waarvan: het op bruto nationaal inkomen gebaseerde vierde eigen middel |
6 |
Kapitaaloverdrachten |
7 |
Uitgaven van de begroting van de EU in de lidstaat |
8 = 9 + 10 + 11 + 12 + 13 + 14 |
Subsidies |
9 |
Inkomensoverdrachten naar overheid |
10 |
Inkomensoverdrachten naar niet-overheidsinstellingen |
11 |
Kapitaaloverdrachten naar overheid |
12 |
Kapitaaloverdrachten naar niet-overheidsinstellingen |
13 |
Inningskosten van eigen middelen |
14 |
Balans van lidstaat tegenover EU-begroting en het EOF (netto ontvanger +, netto betaler -) |
15 = 8 – 1 |
Tabel 1C
Categorie |
Nummer en lineair verband |
Consumptieve bestedingen |
1 = 2 + 3 1=[1A.23] + [1A.24] + [1A.29] + 4 + 5 + 6 – [1A.16] |
Individuele consumptieve bestedingen |
2 |
Collectieve consumptieve bestedingen |
3 |
Verbruik van vaste activa |
4 |
Betaalde belasting op productie minus ontvangen subsidies |
5 |
Exploitatieoverschot (netto) |
6 |
Pro-memorieposten: |
|
Consumptieve bestedingen tegen prijzen van het voorafgaande jaar |
7 |
Bruto-investeringen in vaste activa tegen prijzen van het voorafgaande jaar |
8 |
Bruto binnenlands product (bbp) in lopende prijzen |
9 |
bbp in prijzen van het voorafgaande jaar |
10 |
Belastingen op inkomen en vermogen etc. die vennootschappen aan de overheid en de rest van de wereld hebben afgedragen |
11 |
Belastingen op inkomen en vermogen etc. die huishoudens en instellingen zonder winstoogmerk t.b.v. huishoudens aan de overheid en de rest van de wereld hebben afgedragen |
12 |
Statistieken inzake tekort-schuldaanpassingen
Tabel 2A
Categorie |
Nummer en lineair verband |
Correctie tussen financiële en niet-financiële rekeningen |
1 = [1A.1] – 2 |
Netto saldo financiële transacties (geconsolideerd) |
2 = 3 – 17 |
Financiële activa (geconsolideerd) |
3 = 4 + 5+ 6 + 7 + 8 + 9 + 13 + 14 + 15 |
Monetair goud en bijzondere trekkingsrechten (SDR's) |
4 |
Chartaal geld en deposito's |
5 |
Schuldbewijzen |
6 |
Kortlopende leningen |
7 |
Langlopende leningen |
8 |
Deelnemingen en aandelen of rechten van deelneming in beleggingsfondsen |
9 |
Privatiseringen (netto) |
10 |
Kapitaalinjecties (netto) |
11 |
Overige |
12 |
Verzekerings-, pensioen- en standaardgarantieregelingen |
13 |
Financiële derivaten en aandelenopties voor werknemers |
14 |
Overige vorderingen |
15 |
waarvan: belastingen en sociale premies |
16 |
Passiva (geconsolideerd) |
17 = 18 + 19 + 20 + 21 + 22 + 23 + 24 + 25 + 26 + 27 |
Monetair goud en speciale trekkingsrechten |
18 |
Chartaal geld en deposito's |
19 |
Kortlopende schuldbewijzen |
20 |
Langlopende schuldbewijzen |
21 |
Kortlopende leningen |
22 |
Langlopende leningen |
23 |
Deelnemingen en aandelen of rechten van deelneming in beleggingsfondsen |
24 |
Verzekerings-, pensioen- en standaardgarantieregelingen |
25 |
Financiële derivaten en aandelenopties voor werknemers |
26 |
Overige vorderingen/schulden |
27 |
Financieringsbehoefte van de overheid |
28 = 19 + 20 + 21 + 22 + 23 28 = 30 + 31 + 32 28 = 1 – [1A.1] + 3 – 18 – 24 – 25 – 26 – 27 |
waarvan: langlopend |
29 |
In nationale valuta luidend |
30 |
In valuta's van eurogebiedlidstaten luidend |
31 |
In overige valuta's luidend |
32 |
Andere stromen in overheidsschuld |
33 = 34 + 37 |
Herwaarderingseffecten |
34 = 35 + 36 |
Waardestijging en waardedaling van een in vreemde valuta luidende schuldvordering |
35 |
Overige herwaarderingseffecten (verschil in vergelijking met nominale waarde) |
36 = 38 – 28 – 35 – 37 |
Overige volumemutaties |
37 |
Mutaties in overheidsschuld |
38 = 28 + 33 38 = 1 – [1A.1] + 3 – 18 – 24 – 25 – 26 – 27 + 33 38 = [3A.1][T] – [3A.1][T-1] |
Pro-memorieposten: |
|
Mutaties in door centrale bank verstrekte leningen |
39 |
Tabel 2B
Geen
Overheidsschuldstatistieken
Tabel 3A
Categorie |
Nummer en lineair verband |
Overheidsschuld (geconsolideerd) |
1 = 2 + 3 + 4 + 5 + 6 1 = 7 + 12 1 = 13 + 14 + 15 1 = 16 + 17 1 = 19 + 20 + 22 |
Chartaal geld en deposito's |
2 |
Kortlopende schuldbewijzen |
3 |
Langlopende schuldbewijzen |
4 |
Kortlopende leningen |
5 |
Langlopende leningen |
6 |
Aangehouden door ingezetenen van de lidstaat |
7 = 8 + 9 + 10 + 11 |
Centrale bank |
8 |
Overige monetaire financiële instellingen |
9 |
Overige financiële instellingen |
10 |
Overige ingezetenen |
11 |
Aangehouden door niet-ingezetenen van de lidstaat |
12 |
In nationale valuta luidend |
13 |
In valuta's van eurogebiedlidstaten luidend |
14 |
In overige valuta's luidend |
15 |
Kortlopende schuld |
16 |
Langlopende schuld |
17 |
waarvan:variabele rentevoet |
18 |
Resterende looptijd tot en met één jaar |
19 |
Resterende looptijd langer dan één en tot en met vijf jaar |
20 |
waarvan:variabele rentevoet |
21 |
Restlooptijd langer dan vijf jaar |
22 |
waarvan:variabele rentevoet |
23 |
Pro-memorieposten: |
|
Gemiddelde restlooptijd van schuld |
24 |
Overheidsschuld — nulcouponobligaties |
25 |
Overheidsschuld — door centrale bank verstrekte leningen |
26 |
Tabel 3B
Categorie |
Nummer en lineair verband |
Overheidsschuld (niet-geconsolideerd tussen subsectoren) |
1 = 7 + 11 + 15 + 19 |
Consoliderende elementen |
2 = 3 + 4 + 5 + 6 2 = 8 + 9 + 10 + 12 + 13 + 14 + 16 + 17 + 18 + 20 + 21 + 22 |
Chartaal geld en deposito's |
3 |
Kortlopende schuldbewijzen |
4 |
Langlopende schuldbewijzen |
5 |
Leningen |
6 |
Uitgegeven door centrale overheid (geconsolideerd) |
7 |
aangehouden door deelstaatoverheid |
8 |
aangehouden door lagere overheid |
9 |
aangehouden door socialezekerheidsfondsen |
10 |
Uitgegeven door deelstaatoverheid (geconsolideerd) |
11 |
aangehouden door centrale overheid |
12 |
aangehouden door lagere overheid |
13 |
aangehouden door socialezekerheidsfondsen |
14 |
Uitgegeven door lagere overheid (geconsolideerd) |
15 |
aangehouden door centrale overheid |
16 |
aangehouden door deelstaatoverheid |
17 |
aangehouden door socialezekerheidsfondsen |
18 |
Uitgegeven door socialezekerheidsfondsen (geconsolideerd) |
19 |
aangehouden door centrale overheid |
20 |
aangehouden door deelstaatoverheid |
21 |
aangehouden door lagere overheid |
22 |
BIJLAGE II
METHODOLOGISCHE DEFINITIES
1. Definities van sectoren en subsectoren
Sectoren en subsectoren in het ESR 2010
Totale economie |
S.1 |
Niet-financiële vennootschappen |
S.11 |
Financiële instellingen |
S.12 |
Centrale bank |
S.121 |
Deposito-instellingen m.u.v. de centrale bank |
S.122 |
Geldmarktfondsen |
S.123 |
Beleggingsfondsen m.u.v. geldmarktfondsen |
S.124 |
Overige financiële intermediairs m.u.v. verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen |
S.125 |
Financiële hulpbedrijven |
S.126 |
Financiële instellingen en kredietverstrekkers binnen concernverband |
S.127 |
Verzekeringsinstellingen |
S.128 |
Pensioenfondsen |
S.129 |
Monetaire financiële instellingen |
S.121 + S.122 + S.123 |
Overheid |
S.13 |
Centrale overheid (m.u.v. sociale zekerheid) |
S.1311 |
Deelstaatoverheid (m.u.v. sociale zekerheid) |
S.1312 |
Lagere overheid (m.u.v. sociale zekerheid) |
S.1313 |
Socialezekerheidsfondsen |
S.1314 |
Huishoudens |
S.14 |
Instellingen zonder winstoogmerk t.b.v. huishoudens |
S.15 |
Rest van de wereld |
S.2 |
Lidstaten en instellingen en organen van de Europese Unie (EU) |
S.21 |
EU-lidstaten |
S.211 |
Instellingen en organen van de EU |
S.212 |
De Europese Centrale Bank (ECB) |
S.2121 |
Europese instellingen en organen m.u.v. de ECB |
S.2122 |
Niet-lidstaten en internationale organisaties die niet in de EU gevestigd zijn |
S.22 |
2. Definities van de categorieën ( 1 ) ( 2 )
Tabel 1A
1. De categorie tekort (–) of overschot (+) [1A.1] is gelijk aan vorderingenoverschot (+)/vorderingentekort (–) (B.9) van S.13, is gelijk aan totaal inkomsten [1A.6] minus totaal uitgaven [1A.21], en is gelijk aan tekort (–) of overschot (+) van centrale overheid [1A.2], plus tekort (–) of overschot (+) van deelstaatoverheid [1A.3], plus tekort (–) of overschot (+) van lagere overheid [1A.4], plus tekort (–) of overschot (+) van de socialezekerheidsfondsen [1A.5].
2. De categorie tekort (–) of overschot (+) van centrale overheid [1A.2] is gelijk aan vorderingenoverschot (+)/vorderingentekort (–) (B.9) van S.1311.
3. De categorie tekort (–) of overschot (+) van deelstaatoverheid [1A.3] is gelijk aan vorderingenoverschot (+)/vorderingentekort (–) (B.9) van S.1312.
4. De categorie tekort (–) of overschot (+) van lagere overheid [1A.4] is gelijk aan vorderingenoverschot (+)/vorderingentekort (–) (B.9) van S.1313.
5. De categorie tekort (–) of overschot (+) van socialezekerheidsfondsen [1A.5] is gelijk aan vorderingenoverschot (+)/vorderingentekort (–) (B.9) van S.1314.
6. De categorie totaal inkomsten [1A.6] is gelijk aan totaal lopende inkomsten [1A.7], plus totaal kapitaalinkomsten [1A.19].
7. De categorie totaal lopende inkomsten [1A.7] is gelijk aan belastingen op inkomen en vermogen etc. [1A.8], plus belastingen op productie en invoer [1A.9], plus sociale premies (netto) [1A.13], plus verkopen [1A.16], plus overige lopende inkomsten [1A.17],
8. De categorie belastingen op inkomen en vermogen etc. [1A.8] is gelijk aan belastingen op inkomen en vermogen etc. (D.5) geregistreerd onder middelen van S.13.
9. De categorie belastingen op productie en invoer [1A.9] is gelijk aan belastingen op productie en invoer (D.2) geregistreerd onder middelen van S.13.
10. De categorie productgebonden belastingen [1A.10] is gelijk aan productgebonden belastingen (D.21) geregistreerd onder middelen van S.13.
11. De categorie belastingen op productie en invoer waarvan belasting over de toegevoegde waarde (btw) [1A.11] is gelijk aan belastingen van het type belastingen over de toegevoegde waarde (D.211) geregistreerd onder middelen van S.13.
12. De categorie overige belastingen op productie [1A.12] is gelijk aan overige belastingen op productie (D.29) geregistreerd onder middelen van S.13.
13. De categorie sociale premies (netto) [1A.13] is gelijk aan netto sociale premies (D.61) geregistreerd onder middelen van S.13.
14. De categorie sociale premies (netto) waarvan werkelijke sociale premies t.l.v. werkgevers [1A.14] is gelijk aan werkelijke sociale premies t.l.v. werkgevers (D.611) geregistreerd onder middelen van S.13.
15. De categorie sociale premies (netto) waarvan werkelijke sociale premies t.l.v. huishoudens [1A.15] is gelijk aan werkelijke sociale premies t.l.v. huishoudens (D.613) geregistreerd onder middelen van S.13.
16. De categorie verkopen [1A.16] is gelijk aan marktoutput (P.11), plus output voor eigen finaal gebruik (P.12), plus betalingen voor niet-marktoutput (P.131) geregistreerd onder middelen van S.13.
17. De categorie overige lopende inkomsten [1A.17] is gelijk aan inkomen uit vermogen (D.4), plus overige inkomensoverdrachten n.e.g. (D.7) geregistreerd onder middelen van S.13, behalve middelen van S.13 vallende onder rente (D.41) die ook bestedingen zijn van S.13, plus ontvangsten van niet-productgebonden subsidies op productie (D.39) die bestedingen zijn van S.13.
18. De categorie overige lopende inkomsten waarvan ontvangen rente [1A.18] is gelijk aan rente (D.41) geregistreerd onder middelen van S.13 en bestedingen van alle sectoren behalve S.13.
19. De categorie totaal kapitaalinkomsten [1A.19] is gelijk aan ontvangen kapitaaloverdrachten (D.9) geregistreerd onder mutaties in de passiva en vermogenssaldi van S.13, en geregistreerd als een door alle sectoren behalve S.13 betaalde kapitaaloverdracht.
20. De categorie totaal kapitaalinkomsten waarvan vermogensheffingen [1A.20] is gelijk aan vermogensheffingen (D.91) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldi van S.13.
21. De categorie totaal uitgaven [1A.21] is gelijk aan totaal lopende uitgaven [1A.22], plus totaal kapitaaluitgaven [1A.31].
22. De categorie totaal lopende uitgaven [1A.22] is gelijk aan intermediair verbruik [1A.23], plus beloning van werknemers [1A.24], plus betaalde rente [1A.26], plus betaalde subsidies [1A.27], plus sociale uitkeringen exclusief sociale overdrachten in natura [1A.28], plus sociale overdrachten in natura — aangekochte marktproducten [1A.29], plus overige lopende uitgaven [1A.30].
23. De categorie intermediair verbruik [1A.23] is gelijk aan intermediair verbruik (P.2) geregistreerd onder bestedingen van S.13.
24. De categorie beloning van werknemers [1A.24] is gelijk aan beloning van werknemers (D.1) geregistreerd onder bestedingen van S.13.
25. De categorie beloning van werknemers waarvan lonen [1A.25] is gelijk aan lonen (D.11) geregistreerd onder bestedingen van S.13.
26. De categorie betaalde rente [1A.26] is gelijk aan rente (D.41) geregistreerd onder bestedingen van S.13 en middelen van alle sectoren behalve S.13.
27. De categorie betaalde subsidies [1A.27] is gelijk aan minus subsidies (-D.3) geregistreerd onder middelen van S.13.
28. De categorie sociale uitkeringen exclusief sociale overdrachten in natura [1A.28] is gelijk aan sociale uitkeringen exclusief sociale overdrachten in natura (D.62) geregistreerd onder bestedingen van S.13.
29. De categorie sociale overdrachten in natura — aangekochte marktproducten [1A.29] is gelijk aan sociale overdrachten in natura in verband met door overheid aangekochte marktproducten (D.632) geregistreerd onder bestedingen van S.13.
30. De categorie overige lopende uitgaven [1A.30] is gelijk aan belastingen op inkomen en vermogen etc. (D.5), plus overige belastingen op productie (D.29), plus inkomen uit vermogen (D.4), m.u.v. rente (D.41), plus overige overdrachten (D.7), plus correcties voor mutaties in pensioenrechten (D.8) geregistreerd onder bestedingen van S.13.
31. De categorie totaal kapitaaluitgaven [1A.31] is gelijk aan bruto investeringen in vaste activa [1A.32], plus overige mutaties van niet-financiële activa en mutaties in voorraden [1A.33], plus betaalde kapitaaloverdrachten [1A.34].
32. De categorie bruto investeringen in vaste activa [1A.32] is gelijk aan bruto investeringen in vaste activa (P.51 g) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13.
33. De categorie overige mutaties van niet-financiële activa en de mutaties in voorraden [1A.33] is gelijk aan mutaties in voorraden (P.52), plus het saldo aan- en verkopen van kostbaarheden (P.53), plus het saldo aan- en verkopen van niet-geproduceerde niet-financiële activa geregistreerd onder mutaties in activa van S.13.
34. De categorie betaalde kapitaaloverdrachten [1A.34] is gelijk aan betaalde kapitaaloverdrachten (D.9) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13, en geregistreerd als een door alle sectoren behalve S.13 ontvangen kapitaaloverdracht.
35. De categorie kapitaaloverdrachten wegens belastingen en sociale premies die zijn geheven, maar waarschijnlijk niet zullen worden geïnd [1A.35] is gelijk aan kapitaaloverdrachten wegens belastingen en sociale premies die zijn geheven, maar waarschijnlijk niet zullen worden geïnd (D.995) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13.
Tabel 1B
1. De categorie inkomsten van de begroting van de Europese Unie (EU) en van het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) uit de lidstaten [1B.1] is gelijk aan de door de EU-begroting ontvangen [1B.2] belastingen op productie en invoer (D.2), plus inkomensoverdrachten in verband met internationale samenwerking (D.74) betaald door de overheid aan de EU-begroting en het EOF [1B.3], plus overige inkomensoverdrachten n.e.g. (D.75) en eigen middelen van de EU (D.76) betaald door de overheid aan de EU-begroting [1B.4], plus kapitaaloverdrachten (D.9) betaald door de overheid aan de EU-begroting [1B.7].
2. De categorie belastingen op productie en invoer [1B.2] is gelijk aan belastingen op productie en invoer (D.2) geregistreerd onder middelen van de EU-begroting.
3. De categorie inkomensoverdrachten i.v.m. internationale samenwerking [1B.3] is gelijk aan inkomensoverdrachten i.v.m. internationale samenwerking (D.74) geregistreerd onder de middelen van de EU- en EOF-begroting en bestedingen van S.13.
4. De categorie overige inkomensoverdrachten n.e.g. en eigen middelen van de EU [1B.4] is gelijk aan overige inkomensoverdrachten n.e.g. (D.75), plus belasting over de toegevoegde waarde (btw) en op bruto nationaal inkomen gebaseerde eigen middelen van de EU (D.76) geregistreerd onder de middelen van de EU-begroting en bestedingen van S.13.
5. De categorie overige inkomensoverdrachten n.e.g. en eigen middelen van de EU waarvan het op btw-gebaseerde derde eigen middel [1B.5] is gelijk aan het op btw-gebaseerde derde eigen middel (D.761) geregistreerd onder middelen van de EU-begroting en bestedingen van S.13.
6. De categorie overige inkomensoverdrachten n.e.g. en eigen middelen van de EU waarvan het op bruto nationaal inkomen gebaseerde vierde eigen middel [1B.6] is gelijk aan het op bruto nationaal inkomen gebaseerde vierde eigen middel (D.762) geregistreerd onder middelen van de EU-begroting en bestedingen van S.13.
7. De categorie kapitaaloverdrachten [1B.7] is gelijk aan betaalde kapitaaloverdrachten (D.9) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en geregistreerd als een door de EU-begroting ontvangen kapitaaloverdracht.
8. De categorie uitgaven van de EU-begroting in de lidstaat [1B.8] is gelijk aan subsidies (D.3) betaald uit de EU-begroting [1B.9], plus overige inkomensoverdrachten n.e.g. (D.7) betaald uit de EU-begroting aan de overheid [1B.10], plus overige inkomensoverdrachten n.e.g. (D.7) betaald uit de EU-begroting aan niet-overheidsinstellingen [1B.11], plus kapitaaloverdrachten (D.9) betaald uit de EU-begroting aan de overheid [1B.12], plus kapitaaloverdrachten (D.9) betaald uit de EU-begroting aan niet-overheidsinstellingen [1B.13], plus kosten van inning van eigen middelen [1B.14].
9. De categorie subsidies [1B.9] is gelijk aan subsidies (D.3) geregistreerd onder bestedingen van de EU-begroting.
10. De categorie aan de overheid betaalde inkomensoverdrachten [1B.10] is gelijk aan inkomensoverdrachten i.v.m. internationale samenwerking (D.74), plus overige inkomensoverdrachten n.e.g. (D.75) geregistreerd onder middelen van S.13 en bestedingen van de EU-begroting.
11. De categorie inkomensoverdrachten aan niet-overheidsinstellingen [1B.11] is gelijk aan overige inkomensoverdrachten n.e.g. (D.75) geregistreerd onder bestedingen van de EU-begroting en middelen van alle sectoren behalve S.13.
12. De categorie aan de overheid betaalde kapitaaloverdrachten [1B.12] is gelijk aan ontvangen kapitaaloverdrachten (D.9) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en geregistreerd als een uit de EU-begroting betaalde kapitaaloverdracht.
13. De categorie aan niet-overheidsinstellingen betaalde kapitaaloverdrachten [1B.13] is gelijk aan betaalde kapitaaloverdrachten (D.9) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van alle sectoren behalve S.13 en geregistreerd als een uit de EU-begroting betaalde kapitaaloverdracht.
14. De categorie kosten van inning van eigen middelen [1B.14] is het gedeelte van niet-marktoutput (P.13) geregistreerd onder middelen van S.13 dat gelijk is aan de uit de EU-begroting betaalde kosten van inning van eigen middelen.
15. De categorie saldo van lidstaat ten opzichte van de EU-begroting en het EOF (netto-ontvanger +, nettobetaler -) [1B.15] is gelijk aan de uitgaven uit de EU-begroting in de lidstaat [1B.8], minus de inkomsten van de EU-begroting en het EOF uit de lidstaat [1B.1].
Tabel 1C
1. De categorie consumptieve bestedingen [1C.1] is gelijk aan consumptieve bestedingen (P.3) geregistreerd onder bestedingen van S.13.
2. De categorie individuele consumptieve bestedingen [1C.2] is gelijk aan individuele consumptieve bestedingen (P.31) geregistreerd onder bestedingen van S.13.
3. De categorie collectieve consumptieve bestedingen [1C.3] is gelijk aan collectieve consumptieve bestedingen (P.32) geregistreerd onder bestedingen van S.13.
4. De categorie verbruik van vaste activa [1C.4] is gelijk aan verbruik van vaste activa (P.51c) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13.
5. De categorie betaalde belastingen op productie minus ontvangen subsidies [1C.5] is gelijk aan niet-productgebonden belastingen op productie (D.29) geregistreerd onder bestedingen van S.13, minus ontvangsten van niet-productgebonden subsidies op productie (D.39) geregistreerd onder bestedingen van S.13.
6. De categorie exploitatieoverschot (netto) [1C.6] is gelijk aan exploitatieoverschot (netto) (B.2n) van S.13.
7. De categorie consumptieve bestedingen in prijzen van het voorgaande jaar[1C.7] is gelijk aan het kettingindexcijfers volume van consumptieve bestedingen (P.3), geregistreerd onder bestedingen van S.13 in prijzen van het voorgaande jaar.
8. De categorie bruto investeringen in vaste activa in prijzen van het voorgaande jaar [1C.8] is gelijk aan het kettingindexcijfersvolume van bruto-investeringen in vaste activa (P.51 g) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13, in prijzen van het voorgaande jaar.
9. De categorie bruto binnenlands product (bbp) in lopende prijzen [1C.9] is gelijk aan bbp (B.1*g) tegen marktprijzen.
10. De categorie bbp in prijzen van het voorafgaande jaar [1C.10] is gelijk aan het kettingindexcijfers volume van het bbp (B1*g) in prijzen van het voorafgaande jaar.
11. De categorie belastingen op inkomen en vermogen etc. betaald door ondernemingen aan de overheid en de rest van de wereld [1C.11] is gelijk aan belastingen op inkomen en vermogen etc. (D.5) geregistreerd onder middelen van S.13 en S.2 en bestedingen van S.11 en S.12.
12. De categorie belastingen op inkomen en vermogen etc. betaald door huishoudens en instellingen zonder winstoogmerk t.b.v. huishoudens aan de overheid en de rest van de wereld [1C.12] is gelijk aan belastingen op inkomen en vermogen etc. (D.5) geregistreerd onder middelen van S.13 en S.2 en bestedingen van S.14 en S.15.
Tabel 2A
1. De categorie correctie tussen financiële en niet-financiële rekeningen [2A.1] is gelijk aan tekort (–) of overschot (+) [1A.1], minus nettotransacties in financiële activa en passiva [2A.2].
2. De categorie nettotransacties in financiële activa en passiva (geconsolideerd) [2A.2] is gelijk aan transacties in mutaties van financiële activa [2A.3], minus de mutaties van transacties in financiële passiva [2A.17].
3. De categorie transacties in financiële activa (geconsolideerd)[2A.3] is gelijk aan geconsolideerde transacties in monetair goud en bijzondere trekkingsrechten (SDR's) (F.1) [2A.4], plus chartaal geld en deposito's (F.2) [2A.5], plus transacties in schuldbewijzen (F.3) [2A.6], plus transacties in kortlopende leningen (F.41) [2A.7], plus transacties in langlopende leningen (F.42) [2A.8], plus transacties in deelnemingen en aandelen of rechten van deelneming in beleggingsfondsen (F.5) [2A.9] plus transacties in verzekerings-, pensioen- en standaardgarantieregelingen (F.6) [2A.13], plus transacties in financiële derivaten en aandelenopties voor werknemers (F.7) [2A.14], plus transacties in overige vorderingen [2A.15], geregistreerd onder mutaties in activa van S.13 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van alle sectoren behalve S.13.
4. De categorie transacties in monetair goud en bijzondere trekkingsrechten [2A.4] is gelijk aan mutaties in monetair goud en bijzondere trekkingsrechten (F.1) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van alle sectoren behalve S.13.
5. De categorie transacties in chartaal geld en deposito's [2A.5] is gelijk aan mutaties in chartaal geld en deposito's (F.2) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van alle sectoren behalve S.13.
6. De categorie transacties schuldbewijzen [2A.6] is gelijk aan mutaties in schuldbewijzen (F.3) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van alle sectoren behalve S.13.
7. De categorie transacties in kortlopende leningen [2A.7] is gelijk aan kortlopende leningen (F.41) verstrekt door de overheid, na aftrek van terugbetalingen aan de overheid, geregistreerd onder mutaties in activa van S.13 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van alle sectoren behalve S.13.
8. De categorie transacties in langlopende leningen [2A.8] is gelijk aan langlopende leningen (F.42) verstrekt door de overheid, na aftrek van terugbetalingen aan de overheid, geregistreerd onder mutaties in activa van S.13 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van alle sectoren behalve S.13.
9. De categorie transacties in deelnemingen en aandelen of rechten van deelneming in beleggingsfondsen [2A.9] is gelijk aan mutaties in deelnemingen en aandelen of rechten van deelneming in beleggingsfondsen (F.5) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van alle sectoren behalve S.13.
10. De categorie privatiseringen (netto) [2A.10] is gelijk aan transacties in deelnemingen en aandelen of rechten van deelneming in beleggingsfondsen (F.5) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.11 of S.12, die worden uitgevoerd bij het opgeven of verkrijgen van zeggenschap (ESR 2010 paragraaf 2.36 tot en met 2.39) door S.13 over de eenheid die debiteur is; S.13 kan dergelijke transacties rechtstreeks uitvoeren met de eenheid die debiteur is, of met een andere eenheid die crediteur is.
11. De categorie kapitaalinjecties (netto) [2A.11] is gelijk aan transacties in deelnemingen en aandelen of rechten van deelneming in beleggingsfondsen (F.5) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.11 of S.12, die niet worden uitgevoerd bij het opgeven of verkrijgen van zeggenschap over de eenheid die debiteur is door S.13, en rechtstreeks door S.13 worden uitgevoerd met de eenheid die debiteur is.
12. De categorie overige [2A.12] is gelijk aan transacties in deelnemingen en aandelen of rechten van deelneming in beleggingsfondsen (F.5) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van alle sectoren behalve S.13, die niet worden uitgevoerd bij het opgeven of verkrijgen van zeggenschap door S.13 over de eenheid die debiteur is, en niet rechtstreeks door S.13 worden uitgevoerd met de eenheid die debiteur is, maar met een andere eenheid die crediteur is.
13. De categorie transacties in verzekerings-, pensioen- en standaardgarantieregelingen [2A.13] is gelijk aan mutaties in verzekerings-, pensioen- en standaardgarantieregelingen (F.6) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van alle sectoren behalve S.13.
14. De categorie transacties in financiële derivaten en aandelenopties voor werknemers [2A.14] is gelijk aan de mutaties betreffende financiële derivaten en aandelenopties voor werknemers (F.7) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van alle sectoren behalve S.13.
15. De categorie transacties in overige vorderingen [2A.15] is gelijk aan mutaties in overige vorderingen (F.8) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van alle sectoren behalve S.13.
16. De categorie transacties in overige vorderingen waarvan belastingen en sociale premies [2A.16] is gelijk aan het deel van overige vorderingen (F.8 activa) dat betrekking heeft op de belastingen en sociale premies geregistreerd onder D.2, D.5, D.61 en D.91, minus de werkelijk geïnde bedragen aan belastingen en sociale premies, geregistreerd onder mutaties in activa van S.13 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van alle sectoren behalve S.13.
17. De categorie transacties in financiële activa (geconsolideerd) [2A.17] is gelijk aan geconsolideerde transacties in monetair goud en bijzondere trekkingsrechten (SDR's) (F.1) [2A.18], plus transacties in chartaal geld en deposito's (F.2) [2A.19], plus transacties in kortlopende schuldbewijzen (F.31) [2A.20], plus transacties in langlopende schuldbewijzen (F.32) [2A.21], plus transacties in kortlopende leningen (F.41) [2A.22], plus transacties in langlopende leningen (F.42) [2A.23], plus transacties in deelnemingen en aandelen of rechten van deelneming in beleggingsfondsen (F.5) [2A.24] plus transacties in verzekerings-, pensioen- en standaardgarantieregelingen (F.6) [2A.25], plus transacties in financiële derivaten en aandelenopties voor werknemers (F.7) [2A.26], plus transacties in overige vorderingen [2A.27], geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en mutaties in activa van alle sectoren behalve S.13.
18. De categorie transacties in monetair goud en bijzondere trekkingsrechten (SDR's) [2A.18] is gelijk aan mutaties in monetair goud en speciale trekkingsrechten (F.1) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en mutaties in activa van alle sectoren behalve S.13.
19. De categorie transacties in chartaal geld en deposito's [2A.19] is gelijk aan mutaties in chartaal geld en deposito's (F.2) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en mutaties in activa van alle sectoren behalve S.13.
20. De categorie transacties in kortlopende schuldbewijzen [2A.20] is gelijk aan mutaties in kortlopende schuldbewijzen (F.31) waarvan de oorspronkelijke looptijd één jaar is of korter, geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en mutaties in activa van alle sectoren behalve S.13.
21. De categorie transacties in langlopende schuldbewijzen [2A.21] is gelijk aan de mutaties in langlopende schuldbewijzen (F.32) waarvan de oorspronkelijke looptijd langer is dan één jaar, geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en mutaties in activa van alle sectoren behalve S.13.
22. De categorie transacties in kortlopende leningen [2A.22] is gelijk aan kortlopende leningen (F.41) afgesloten door overheid, na aftrek van terugbetalingen van bestaande kortlopende leningen, geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en mutaties in activa van alle sectoren behalve S.13.
23. De categorie transacties in langlopende leningen [2A.23] is gelijk aan langlopende leningen (F.42) afgesloten door overheid, na aftrek van terugbetalingen van bestaande langlopende leningen, geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en mutaties in activa van alle sectoren behalve S.13.
24. De categorie transacties in deelnemingen en aandelen of rechten van deelneming in beleggingsfondsen [2A.24] is gelijk aan mutaties in deelnemingen en aandelen of rechten van deelneming in beleggingsfondsen (F.5) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en mutaties in activa van alle sectoren behalve S.13.
25. De categorie transacties in verzekerings-, pensioen- en standaardgarantieregelingen [2A.25] is gelijk aan mutaties in verzekerings-, pensioen- en standaardgarantieregelingen (F.6) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en mutaties in activa van alle sectoren behalve S.13.
26. De categorie transacties in financiële derivaten en aandelenopties voor werknemers [2A.26] is gelijk aan mutaties in financiële derivaten en aandelenopties voor werknemers (F.7) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en mutaties in activa van alle sectoren behalve sectoren behalve S.13.
27. De categorie transacties in overige vorderingen [2A.27] is gelijk aan mutaties in overige vorderingen (F.8) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en mutaties in activa van alle sectoren behalve S.13.
28. De categorie financieringsbehoefte van de overheid [2A.28] is gelijk aan de mutaties in passiva in chartaal geld en deposito's (F.2) [2A.19], plus schuldbewijzen (F.3) [2A.20 en 2A.21], plus leningen (F.4) [2A.22 en 2A.23] die geen activa van S.13 zijn. Het is tevens gelijk aan geconsolideerde transacties in overheidsschuldinstrumenten.
29. De categorie transacties in langlopende schuldinstrumenten [2A.29] is gelijk aan de mutaties in passiva in dezelfde schuldinstrumenten als de financieringsbehoefte van de overheid [2A.28] waarvan de oorspronkelijke looptijd van langer is dan één jaar.
30. De categorie transacties in schuldinstrumenten luidende in nationale valuta [2A.30] is gelijk aan mutaties in passiva in dezelfde schuldinstrumenten als ingeval van de financieringsbehoefte van de overheid [2A.28] luidende in het wettig betaalmiddel van de lidstaat.
31. De categorie transacties in schuldinstrumenten luidende in valuta's van eurogebiedlidstaten [2A.31] is gelijk aan de mutaties in passiva in dezelfde schuldinstrumenten als de financieringsbehoefte van de overheid [2A.28] luidende in ECU, plus schuldinstrumenten luidende in euro voordat de lidstaat de euro aanneemt, plus schuldinstrumenten luidende in het wettig betaalmiddel van een eurogebiedlidstaat voordat die lidstaat een eurogebiedlidstaat wordt.
32. De categorie transacties in schuldinstrumenten luidende in overige valuta's [2A.32] is gelijk aan mutaties in passiva in dezelfde schuldinstrumenten als de financieringsbehoefte van de overheid [2A.28] niet inbegrepen in [2A.30] of [2A.31].
33. De categorie overige stromen in overheidsschuld [2A.33] is gelijk aan herwaarderingseffecten [2A.34], plus overige volumemutaties [2A.37].
34. De categorie herwaarderingseffecten [2A.34] is gelijk aan waardestijging en waardedaling van in vreemde valuta luidende schuld [2A.35], plus overige herwaarderingseffecten (verschillen in vergelijking met de nominale waarde) [2A.36].
35. De categorie waardestijging en waardedaling van in vreemde valuta luidende schuld [2A.35] is gelijk aan nominale waarderingsverschillen (K.7) van overheidsschuld [3A.1] die bij omrekening in de nationale valuta van waarde verandert vanwege wisselkoersschommelingen.
36. De categorie overige herwaarderingseffecten (verschillen in vergelijking met de nominale waarde) [2A.36] is gelijk aan mutaties in overheidsschuld [2A.38], minus transacties in schuldinstrumenten (geconsolideerd) [2A.28], minus waardestijging en waardedaling van in vreemde valuta luidende schuld [2A.35], minus overige volumemutaties in schulden [2A.37].
37. De categorie overige volumemutaties [2A.37] is gelijk aan overige volumemutaties (K.1, K.2, K.3, K.4, K.5 en K.6) in dezelfde schuldinstrumenten als de financieringsbehoefte van de overheid.
38. De categorie mutaties in overheidsschuld [2A.38] is gelijk aan overheidsschuld [3A.1] in jaar t, minus overheidsschuld [3A.1] in jaar t-1.
39. De categorie mutaties in leningen van de centrale bank [2A.39] is gelijk aan transacties in leningen (F.4) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en mutaties in activa van S.121.
Tabel 2B
Geen
Tabel 3A
1. De categorie overheidsschuld (geconsolideerd) [3A.1] is gelijk aan schuld zoals gedefinieerd in Verordening (EG) nr. 479/2009. Het is tevens gelijk aan geconsolideerde passiva van S.13 in chartaal geld en deposito's (AF.2) [3A.2], plus kortlopende schuldbewijzen (AF.31) [3A.3], plus langlopende schuldbewijzen (AF.32) [3A.4], plus kortlopende leningen (AF.41)[3A.5], plus langlopende leningen (AF.42) [3A.6].
2. De categorie schuld — chartaal geld en deposito's [3A.2] is gelijk aan het gedeelte van overheidsschuld [3A.1] in het instrument chartaal geld en deposito's (AF.2).
3. De categorie schuld — kortlopende schuldbewijzen [3A.3] is gelijk aan het gedeelte van overheidsschuld [3A.1] in het instrument schuldbewijzen waarvan de oorspronkelijke looptijd één jaar is of korter (AF.31).
4. De categorie schuld — langlopende schuldbewijzen [3A.4] is gelijk aan het gedeelte van overheidsschuld [3A.1] in het instrument schuldbewijzen, waarvan de oorspronkelijke looptijd langer is dan één jaar (AF.32).
5. De categorie schuld — kortlopende leningen [3A.5] is gelijk aan het gedeelte van overheidsschuld [3A.1] in het instrument leningen waarvan de oorspronkelijke looptijd één jaar is of korter (AF.41).
6. De categorie schuld — langlopende leningen [3A.6] is gelijk aan het gedeelte van overheidsschuld [3A.1] in het instrument leningen, waarvan de oorspronkelijke looptijd langer is dan één jaar (AF.42).
7. De categorie schuld aangehouden door ingezetenen van de lidstaat [3A.7] is gelijk aan schuld aangehouden door de centrale bank [3A.8], plus schuld aangehouden door overige monetaire financiële instellingen [3A.9], plus schuld aangehouden door overige financiële instellingen [3A.10] plus schuld aangehouden door overige ingezetenen van de lidstaat [3A.11].
8. De categorie schuld aangehouden door de centrale bank [3A.8] is gelijk aan het gedeelte van overheidsschuld [3A.1] dat een activum is van S.121.
9. De categorie schuld aangehouden door overige monetaire financiële instellingen [3A.9] is gelijk aan het gedeelte van overheidsschuld [3A.1] dat een activum is van S.122 of S.123.
10. De categorie schuld aangehouden door overige financiële instellingen [3A.10] is gelijk aan het gedeelte van overheidsschuld [3A.1] dat een activum is van S.124, S.125, S.126, S.127, S.128 of S.129.
11. De categorie schuld aangehouden door overige ingezetenen [3A.11] is gelijk aan het gedeelte van overheidsschuld [3A.1] dat een activum is van S.11, S.14 of S.15.
12. De categorie schuld aangehouden door niet-ingezetenen van de lidstaat [3A.12] is gelijk aan het gedeelte van overheidsschuld [3A.1] dat een activum is van S.2.
13. De categorie schuld luidende in nationale valuta [3A.13] is gelijk aan het gedeelte van overheidsschuld [3A.1] luidende in het wettig betaalmiddel van de lidstaat.
14. De categorie schuld luidende in valuta's van eurogebiedlidstaten [3A.14] is — voordat de lidstaat een eurogebiedlidstaat wordt — gelijk aan het gedeelte van overheidsschuld [3A.1] luidende in het wettig betaalmiddel van één van de eurogebiedlidstaten (m.u.v. de nationale valuta [3A.13]), plus schuld luidende in ecu of in euro.
15. De categorie schuld luidende in overige valuta's [3A.15] is gelijk aan het gedeelte van overheidsschuld [3A.1] dat niet inbegrepen is in [3A.13] of [3A.14].
16. De categorie kortlopende schuld [3A.16] is gelijk aan het gedeelte van overheidsschuld [3A.1] waarvan de oorspronkelijke looptijd één jaar is of korter.
17. De categorie langlopende schuld [3A.17] is gelijk aan het gedeelte van overheidsschuld [3A.1] waarvan de oorspronkelijke looptijd langer is dan één jaar.
18. De categorie langlopende schuld waarvan tegen variabele rentevoet [3A.18] is gelijk aan het gedeelte van langlopende schuld [3A.17] waarvoor de rentevoet variabel is.
19. De categorie schuld met een restlooptijd tot en met één jaar [3A.19] is gelijk aan het gedeelte van overheidsschuld [3A.1] met een restlooptijd van één jaar of korter.
20. De categorie schuld met een restlooptijd langer dan 1 en tot en met 5 jaar [3A.20] is gelijk aan het gedeelte van overheidsschuld [3A.1] met een restlooptijd van langer dan 1 en tot en met 5 jaar.
21. De categorie schuld met een restlooptijd langer dan 1 en tot en met 5 jaar waarvan tegen variabele rentevoet [3A.21] is gelijk aan het gedeelte van overheidsschuld [3A.1] met een restlooptijd van langer dan 1 en tot en met 5 jaar [3A.20] waarvoor de rentevoet variabel is.
22. De categorie schuld met een restlooptijd langer dan 5 jaar [3A.22] is gelijk aan het gedeelte van overheidsschuld [3A.1] met een restlooptijd van langer dan 5 jaar.
23. De categorie schuld met een restlooptijd langer dan 5 jaar waarvan tegen variabele rentevoet [3A.23] is gelijk aan het gedeelte van overheidsschuld [3A.1] met een restlooptijd van langer dan 5 jaar [3A.22] waarvoor de rentevoet variabel is.
24. De categorie gemiddelde restlooptijd van schuld [3A.24] is gelijk aan de gemiddelde restlooptijd gewogen naar de uitstaande bedragen, uitgedrukt in jaren.
25. De categorie overheidsschuld — nulcouponobligaties [3A.25] is gelijk aan het gedeelte van overheidsschuld [3A.1] in de vorm van nulcouponobligaties, d.w.z. obligaties zonder couponbetalingen, waarbij de rente gebaseerd is op het verschil tussen de aflossingswaarde en de uitgifteprijs.
26. De categorie overheidsschuld — leningen van de centrale bank [3A.26] is gelijk aan het gedeelte van overheidsschuld [3A.1] in het instrument leningen (AF.4) dat een activum is van S.121.
Tabel 3B
1. De categorie overheidsschuld (niet-geconsolideerd tussen subsectoren) [3B.1] is gelijk aan de niet-geconsolideerde passiva van S.13, met uitzondering van a) de passiva van S.1311 die tegelijkertijd activa van S.1311 zijn; b) de passiva van S.1312 die tegelijkertijd activa van S.1312 zijn; c) de passiva van S.1313 die tegelijkertijd activa van S.1313 zijn; d) de passiva van S.1314 die tegelijkertijd activa van S.1314 zijn, in dezelfde instrumenten als overheidsschuld [3A.1].
2. De categorie consoliderende elementen [3B.2] is gelijk aan de passiva van S.13 die tegelijkertijd activa van S.13 zijn, m.u.v. (a) de passiva van S.1311 die tegelijkertijd activa van S.1311 zijn; b) de passiva van S.1312 die tegelijkertijd activa van S.1312 zijn; c) de passiva van S.1313 die tegelijkertijd activa van S.1313 zijn, en d) de passiva van S.1314 die tegelijkertijd activa van S.1314 zijn, in chartaal geld en deposito's [3B.3], plus kortlopende schuldbewijzen [3B.4], plus langlopende schuldbewijzen [3B.5], plus leningen[3B.6].
3. De categorie consoliderende elementen in chartaal geld en deposito's [3B.3] is gelijk aan het gedeelte van consoliderende elementen [3B.2] in het instrument chartaal geld en deposito's (F.2).
4. De categorie consoliderende elementen in kortlopende schuldbewijzen [3B.4] is gelijk aan het gedeelte van consoliderende elementen [3B.2] in het instrument schuldbewijzen waarvan de oorspronkelijke looptijd één jaar is of korter (F.31).
5. De categorie consoliderende elementen in langlopende schuldbewijzen [3B.5] is gelijk aan het gedeelte van consoliderende elementen [3B.2] in het instrument schuldbewijzen waarvan de oorspronkelijke looptijd langer is dan één jaar (F.32).
6. De categorie consoliderende elementen in leningen [3B.6] is gelijk aan het gedeelte van consoliderende elementen [3B.2] in het instrument leningen (F.4).
7. De categorie schuld uitgegeven door de centrale overheid (geconsolideerd) [3B.7] is gelijk aan de passiva van S.1311 die geen activa zijn van S.1311, in dezelfde instrumenten als overheidsschuld [3A.1].
8. De categorie schuld uitgegeven door de centrale overheid en aangehouden door deelstaatoverheid [3B.8] is gelijk aan de passiva van S.1311 die activa zijn van S.1312, in dezelfde instrumenten als overheidsschuld [3A.1].
9. De categorie schuld uitgegeven door de centrale overheid en aangehouden door de lagere overheid [3B.9] is gelijk aan de passiva van S.1311 die activa zijn van S.1313, in dezelfde instrumenten als overheidsschuld [3A.1].
10. De categorie schuld uitgegeven door de centrale overheid en aangehouden door de socialezekerheidsfondsen [3B.10] is gelijk aan de passiva van S.1311 die activa zijn van S.1314, in dezelfde instrumenten als overheidsschuld [3A.1].
11. De categorie schuld uitgegeven door de deelstaatoverheid (geconsolideerd) [3B.11] is gelijk aan de passiva van S.1312 die geen activa zijn van S.1312, in dezelfde instrumenten als overheidsschuld [3A.1].
12. De categorie schuld uitgegeven door de deelstaatoverheid en aangehouden door de centrale overheid [3B.12] is gelijk aan de passiva van S.1312 die activa zijn van S.1311, in dezelfde instrumenten als overheidsschuld [3A.1].
13. De categorie schuld uitgegeven door de deelstaatoverheid en aangehouden door de lagere overheid [3B.13] is gelijk aan de passiva van S.1312 die activa zijn van S.1313, in dezelfde instrumenten als overheidsschuld [3A.1].
14. De categorie schuld uitgegeven door de deelstaatoverheid en aangehouden door de socialezekerheidsfondsen [3B.14] is gelijk aan de passiva van S.1312 die activa zijn van S.1314, in dezelfde instrumenten als overheidsschuld [3A.1].
15. De categorie schuld uitgegeven door de lagere overheid (geconsolideerd) [3B.15] is gelijk aan de passiva van S.1313 die geen activa zijn van S.1313, in dezelfde instrumenten als overheidsschuld [3A.1].
16. De categorie schuld uitgegeven door de lagere overheid en aangehouden door de centrale overheid [3B.16] is gelijk aan de passiva van S.1313 die activa zijn van S.1311, in dezelfde instrumenten als overheidsschuld [3A.1].
17. De categorie schuld uitgegeven door de lagere overheid en aangehouden door de deelstaatoverheid [3B.17] is gelijk aan de passiva van S.1313 die activa zijn van S.1312, in dezelfde instrumenten als overheidsschuld [3A.1].
18. De categorie schuld uitgegeven door de lagere overheid en aangehouden door de socialezekerheidsfondsen [3B.18] is gelijk aan de passiva van S.1313 die activa zijn van S.1314, in dezelfde instrumenten als overheidsschuld [3A.1].
19. De categorie schuld uitgegeven door socialezekerheidsfondsen (geconsolideerd) [3B.19] is gelijk aan de passiva van S.1314 die geen activa zijn van S.1314, in dezelfde instrumenten als overheidsschuld [3A.1].
20. De categorie schuld uitgegeven door socialezekerheidsfondsen en aangehouden door de centrale overheid [3B.20] is gelijk aan de passiva van S.1314 die activa zijn van S.1311, in dezelfde instrumenten als overheidsschuld [3A.1].
21. De categorie schuld uitgegeven door socialezekerheidsfondsen en aangehouden door de deelstaatoverheid [3B.21] is gelijk aan de passiva van S.1314 die activa zijn van S.1312, in dezelfde instrumenten als overheidsschuld [3A.1].
22. De categorie schuld uitgegeven door socialezekerheidsfondsen en aangehouden door de lagere overheid [3B.22] is gelijk aan de passiva van S.1314 die activa zijn van S.1313, in dezelfde instrumenten als overheidsschuld [3A.1].
BIJLAGE III
INDIENING VAN GEGEVENS BIJ DE EUROPESE CENTRALE BANK
De nationale centrale banken (NCB’s) maken gebruik van de door het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB) ter beschikking gestelde faciliteiten die afhankelijk zijn van de IT-infrastructuur van het ESCB voor de elektronische indiening van de door de Europese Centrale Bank (ECB) vereiste statistische informatie. De uitwisseling van gegevens binnen het ESCB is gebaseerd op het „Statistical data and Metadata eXchange”-format. Dit vereiste staat niet in de weg aan andere methoden van indiening van statistische gegevens aan de ECB indien dit als uitwijkmogelijkheid is overeengekomen.
De NCB’s nemen de hieronder vermelde aanbevelingen in acht teneinde te verzekeren dat de gegevensindiening naar tevredenheid verloopt.
— Volledigheid: de NCB’s rapporteren alle vereiste hoofdreeksen. Niet-rapportage van hoofdreeksen of het rapporteren van niet-opgegeven hoofdreeksen wordt beschouwd als onvolledige rapportage. Indien een waarneming ontbreekt, zal deze omissie worden vastgelegd middels de corresponderende statusmarkering voor waarneming.
— Boekhoudkundige identiteiten en ondertekeningsafspraken: de validatieregels dienen uitgevoerd te zijn door de NCB’s voordat de gegevens worden verzonden aan de ECB.
Indien slechts in een bepaald onderdeel van hoofdreeksen wijzigingen worden aangebracht, worden de validatieregels toegepast op het gehele rapport.
BIJLAGE IV
CONCORDANTIETABEL
Richtsnoer ECB/2009/20 |
Dit richtsnoer |
Artikel 1 |
Artikel 1 |
Artikel 2, lid 1 |
Artikel 2, lid 1 |
Artikel 2, lid 2 |
Artikel 2, lid 3 |
Artikel 2, lid 3 |
Artikel 2, lid 2 |
Artikel 2, lid 4 |
Artikel 2, lid 5 |
Artikel 2, lid 5 |
Artikel 2, lid 6 |
Artikelen 3 tot en met 8 |
Artikelen 3 tot en met 8 |
Artikel 9, lid 1 |
Artikel 10, lid 2 |
Artikel 9, lid 2 |
Artikel 9, lid 1 |
Artikel 9, lid 3 |
Artikel 9, lid 2 |
Artikel 10 |
Artikel 10, lid 1 |
— |
Artikel 10, lid 3 |
Bijlagen I, II en III |
Bijlagen I, II en III |
( 1 ) [x.y] verwijst naar categorie nummer y van tabel x.
( 2 ) Tenzij anders vermeld, heeft de term „categorie” betrekking op de sector overheid.