EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32019O0007

Richtsnoer (EU) 2019/671 van de Europese Centrale Bank van 9 april 2019 betreffende nationale beheertransacties inzake activa en passiva door nationale centrale banken (herschikking) (ECB/2019/7)

OJ L 113, 29.4.2019, p. 11–17 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 01/05/2023

ELI: http://data.europa.eu/eli/guideline/2019/671/oj

29.4.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 113/11


RICHTSNOER (EU) 2019/671 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 9 april 2019

betreffende nationale beheertransacties inzake activa en passiva door nationale centrale banken (herschikking) (ECB/2019/7)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 127, lid 2, het eerste streepje,

Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, en met name artikel 12.1 en artikel 14.3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtsnoer ECB/2014/9 (1) is tweemaal aanzienlijk gewijzigd. Aangezien nieuwe wijzigingen nodig zijn, dient ter wille van de duidelijkheid tot herschikking van dit richtsnoer te worden overgegaan.

(2)

Het succesvol uitvoeren van het gemeenschappelijke monetaire beleid vereist dat de Europese Centrale Bank (ECB) de algemene beginselen vastlegt die de NCB's moeten volgen bij de uitvoering van transacties met activa en passiva op eigen initiatief, waarbij die transacties het gemeenschappelijke monetaire beleid niet mogen doorkruisen.

(3)

Het is noodzakelijk beperkingen vast te leggen op de rentevergoeding van bij NCB's als fiscale agenten aangehouden overheidsdeposito's, zulks krachtens artikel 21.2 van de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank teneinde de integriteit van het gemeenschappelijke monetaire beleid te handhaven en te stimuleren dat overheidsdeposito's in de markt geplaatst worden om het Eurosysteemliquiditeitsbeheer en het monetaire beleid te vergemakkelijken. Daarnaast vergemakkelijkt de invoering van een op geldmarktrentes gebaseerd plafond op een dergelijke rentevergoeding de monitoring van naleving door de NCB's van het verbod op monetaire financiering verricht door de ECB overeenkomstig artikel 271, onder d) van het Verdrag.

(4)

Gelet op de specifieke institutionele omstandigheden, is de Raad van bestuur van mening dat de rentevergoeding van overheidsdeposito's in verband met een aanpassingsprogramma niet in vergelijkbare mate als de rentevergoeding van andere overheidsdeposito's indruist tegen het gemeenschappelijke monetaire beleid.

(5)

Hoewel de rentevergoeding van overheidsdeposito's anders dan door NCB's aangehouden overheidsdeposito's niet onderworpen is aan het verbod op monetaire financiering, moet deze eveneens gespecificeerd worden teneinde de integriteit van het gemeenschappelijke monetaire beleid te handhaven. Gelet op de verschillende institutionele vereisten kunnen de specifieke vergoedingsplafonds uiteenlopen, in het bijzonder inzake deposito's van interne bronnen, welke beschouwd kunnen worden als gelijkend op rekeningen van retailbeleggers, dan wel als bestemd voor een administratieve doelstelling.

(6)

Transacties verricht door NCB's namens derde partijen die niet opgenomen zijn op de balans van de NCB en geen invloed hebben op liquiditeitsomstandigheden van de centrale bank zijn niet onderworpen aan dit richtsnoer. Met betrekking tot daarmee verband houdende organisatorische kwesties dienen deze transacties echter onderworpen te zijn aan regelingen die vergelijkbaar zijn met die welke in dit richtsnoer zijn gespecificeerd.

HEEFT DIT RICHTSNOER VASTGESTELD:

Artikel 1

Werkingssfeer

Dit richtsnoer is van toepassing op in euro luidende transacties waarbij NCB's betrokken zijn en op niet-monetairebeleidsdeposito's, op voorwaarde dat zij opgenomen zijn op de balans en zij geen van de volgende verrichtingen vormen:

a)

transacties die worden uitgevoerd door de NCB's ter tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijke monetaire beleid, zoals besloten door de Raad van bestuur;

b)

transacties die gereguleerd worden door de richtsnoeren die zijn vastgesteld op basis van artikel 31.3 van de de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank;

c)

transacties die worden uitgevoerd en deposito's die worden opgenomen in de context van de Eurosysteem beheerdiensten inzake reserves zoals bepaald in Richtsnoer (EU) 2018/797 van de Europese Centrale Bank (ECB/2018/14) (2);

d)

operaties in verband met de verstrekking van noodliquiditeitssteun zoals omschreven in de Overeenkomst inzake noodliquiditeitssteun.

Artikel 2

Definities

In dit richtsnoer wordt verstaan onder:

1)

"NCB" : een nationale centrale bank van een lidstaat die de euro als munt heeft;

2)

"rentetarief op de depositofaciliteit": de rentevoet die toepasselijk is op de Eurosysteem depositofaciliteit;

3)

"deposito": een creditsaldo in euro of een andere valuta resulterende uit fondsen aangehouden op een rekening bij een NCB of uit tijdelijke situaties op grond van andere door een NCB geleverde diensten welke aanleiding geven tot een verplichting geboekt op de balans van een NCB, en welke deze NCB overeenkomstig de toepasselijke contractuele en wettelijke voorwaarden moet terugbetalen, inclusief onmiddellijk opvraagbare deposito's en deposito's met vaste looptijd;

4)

"overheid": alle in artikel 123 van het Verdrag genoemde overheidsinstanties van een lidstaat of openbare lichamen van de Unie, zoals uitgelegd in het licht van Verordening van de Raad (EG) nr. 3603/93 (3), met uitzondering van overheidskredietinstellingen die binnen het kader van reserves die NCB's verstrekken, door de NCB's en de ECB op dezelfde voet worden behandeld als particuliere kredietinstellingen;

5)

"overheidsdeposito's": door de NCB's van enige overheid aanvaarde niet-monetaire beleidsdeposito's;

6)

"overheidsdeposito's in verband met een aanpassingsprogramma": deposito's van:

a)

door het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM), organen van de Unie of het Internationaal Monetair Fonds (IMF) uitbetaalde fondsen aan de regering van een lidstaat die de euro als munt heeft en die profiteert van een Europees en/of IMF-programma voor financiële steun waarvan de contractuele of andere wettelijke regelingen eisen dat die fondsen door de regering van de lidstaat bij de NCB van de lidstaat worden aangehouden;

b)

fondsen die overeenstemmen met de geaccumuleerde winst van het Eurosysteem resulterende uit Griekse staatsobligaties aangehouden onder het Programma voor de effectenmarkten (PEM) die door overheden van het eurogebied zijn overgedragen op een speciale ESM-rekening, of

c)

fondsen die door de overheid van een lidstaat die een Europees en/of IMF-programma voor financiële steun ontvangt of heeft genoten worden aangehouden bij de NCB van de lidstaat en die zijn bestemd voor uitbetaling aan de kredietverstrekkers in het kader van dat programma of die op grond van de contractuele of andere wettelijke regelingen met betrekking tot het programma of het toezicht na het programma door deze NCB moeten worden aangehouden. Voor deze doelstelling omvat "bestemd" de voorzorgskapitaalbuffers die schatkisten moeten aanhouden krachtens de contractuele of andere wettelijke regelingen in verband met het post-programma toezicht of als resultaat van een vrijstelling verleend door één of meerdere crediteuren van financiëlebijstandsprogramma's wanneer een vervroegde terugbetaling wordt gedaan aan een andere crediteur van een financiëlebijstandsprogramma.

7)

"bruto nationaal product" (BNP): de waarde van de totale output van goederen en diensten van een economie, minus intermediair verbruik, plus netto belastingen op producten en importen in een bepaalde periode;

8)

"niet-monetairebeleidsdeposito's": deposito's die door NCB's worden aanvaard van regeringen en andere externe bronnen en opgenomen zijn op de balansposten andere dan passiefpost L2 ("Verplichtingen aan kredietinstellingen van het eurogebied in verband met monetaire-beleidstransacties, luidende in euro") zoals omschreven in de context van de Eurosysteem geharmoniseerde balans. Niet-monetairebeleidsdeposito's van andere externe bronnen omvatten niet IMF nr. 1 en nr. 2-rekeningen, zoals de Raad van bestuur heeft besloten, of deposito's afkomstig van interne bronnen, d.w.z. deposito's van actuele of voormalige personeelsleden, bijkantoren of dochterondernemingen van de desbetreffende NCB, overzeese monetaire autoriteiten gekoppeld aan de desbetreffende NCB en gevestigd in landen en gebieden gespecificeerd in artikel 198 van het Verdrag;

9)

"gedekte marktrente": a) met betrekking tot deposito's met vaste looptijd luidende in euro de STOXX EUR GC Pooling termijnindex met een vergelijkbare looptijd, of het equivalent ervan als deze wordt stopgezet of niet meer wordt beschouwd als een benchmark, en b) met betrekking tot de deposito's met vaste looptijd luidend in andere valuta's dan de euro, een vergelijkbare rente;

10)

"ongedekte zeer korte marktrente": a) met betrekking tot in euro luidende onmiddellijk opvraagbare deposito's, de gewogen gemiddelde daggeldrente (EONIA) of, na de stopzetting van EONIA, de Euro short-term rate (€STR), en b) met betrekking tot de kortlopend deposito's luidend in andere valuta's dan de euro, een vergelijkbare rente;

11)

"rechtstreekse aan- of verkoop van waardepapier": een aankoop, verkoop of aflossing van een effect dat is opgenomen op een balanspost andere dan actiefpost A7.1 ("Voor monetairebeleidsdoelstellingen aangehouden effecten") zoals omschreven in de context van de Eurosysteem geharmoniseerde balans;

12)

"effecten": de volgende soorten effecten: a) schuldbewijzen; b) beursgenoteerde aandelen, en c) aandelen/rechten van deelneming in beleggingsfondsen;

13)

"effectenfinancieringstransactie": een transactie die voldoet aan de definitie van artikel 3, lid 11, van Verordening (EU) 2015/2365 van het Europees Parlement en de Raad (4) en effecten betreft die zijn opgenomen op een balanspost andere dan actiefpost A7.1 ("Voor monetairebeleidsdoelstellingen aangehouden effecten") zoals omschreven in de context van de Eurosysteem geharmoniseerde balans en bestaat uit ofwel:

a)

"leningstransactie", zijnde een effectenfinancieringstransactie die door een NCB wordt verricht waardoor effecten worden verstrekt, of

b)

"ontleningstransactie", zijnde een effectenfinancieringstransactie die door een NCB wordt verricht waardoor effecten worden ontvangen;

14)

"bilaterale liquiditeitsregeling", zijnde een regeling die een NCB aangaat met een centrale bank buiten het eurogebied of een monetaire autoriteit met het oog op transacties om euro cash uit te wisselen tegen euro niet-contante zekerheden.

Artikel 3

Organisatiekwesties

1.   De NCB's stellen passende regelingen op om de tegenpartijen in staat te stellen een onderscheid te maken tussen krachtens dit richtsnoer uitgevoerde transacties en transacties uitgevoerd door NCB's bij de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijke monetaire beleid.

2.   De NCB's stellen passende regelingen op om te waarborgen dat geen vertrouwelijke monetairebeleidsinformatie wordt gebruikt bij de uitvoering van door dit richtsnoer afgedekte transacties.

3.   De NCB moeten eveneens soortgelijke regelingen treffen als deze die werden vastgesteld overeenkomstig de leden 1 en 2, in verband met transacties die door NCB's worden verricht namens derde partijen die niet opgenomen zijn in de balans en geen invloed hebben op de liquiditeitsomstandigheden van de centrake bank.

4.   De NCB's stellen de ECB op jaarbasis in kennis van de overeenkomstig dit artikel opgestelde regelingen.

Artikel 4

Beperkingen op de rentevergoeding van niet-monetairebeleidsdeposito's

1.   Op de rentevergoeding op overheidsdeposito's zijn de volgende plafonds van toepassing:

a)

voor onmiddellijk opvraagbare deposito's, de ongedekte zeer korte marktrente; voor termijndeposito's met vaste looptijd, de gedekte marktrente met een vergelijkbare looptijd, dan wel, indien deze niet beschikbaar is, de ongedekte zeer korte marktrente.

b)

op enige kalenderdag wordt het totale bedrag van alle overheidsdeposito's andere dan overheidsdeposito's in verband met een aanpassingsprogramma, aangehouden door NCB's dat het hoogste van de volgende cijfers te boven gaat: i) het equivalent van 200 miljoen EUR, of ii) 0,04 % van het BNP van de lidstaat waarin de NCB gevestigd is, vergoed tot en met het volgende niveau:

1.

in het geval van deposito's luidende in euro:

i)

als het rentetarief op de depositofaciliteit op de desbetreffende kalenderdag nul of meer bedraagt, met een rentetarief van nul procent;

ii)

als het rentetarief op de depositofaciliteit op de desbetreffende kalenderdag negatief is, met een rentetarief van niet hoger dan het rentetarief op de depositofaciliteit.

2.

In het geval van deposito's luidende in andere valuta's: wordt een vergelijkbare benadering toegepast voor de betrokken valuta als de benadering uiteengezet voor in euro luidende deposito's, zoals uiteengezet in de bovenvermelde punten 1 i) en ii).

Ter bepaling van de drempelwaarde waarnaar wordt verwezen in dit punt, moet het BNP gebaseerd zijn op de jaarlijkse economische herfstvoorspelling die door de Europese Commissie in het voorgaande jaar is gepubliceerd. Elke NCB beslist over de toewijzing van de verschillende overheidsdeposito's onder en boven de drempelwaarde.

c)

Als het krachtens punt b) toepasselijke rentetarief op om het even welke kalenderdag hoger is dan de desbetreffende in punt a) gespecificeerde marktrente, moeten alle overheidsdeposito's worden vergoed tegen deze marktrente.

d)

Overheidsdeposito's in verband met een aanpassingsprogramma worden onderworpen aan de vergoedingstarieven vermeld in punt a of tegen zero procent vergoed, naargelang van wat hoger is, maar tellen niet mee voor de drempel vermeld in punt b.

2.   De rentevergoeding van niet-monetairebeleidsdeposito's andere dan overheidsdeposito's moet rekening houden met de beginselen van proportionaliteit, marktneutraliteit en gelijke behandeling. Wanneer zij in euro luiden, mag de rentevergoeding van niet-monetairebeleidsdeposito's andere dan overheidsdeposito's niet meer bedragen dan de depositorente.

3.   Een negatieve rentevoet resulteert in een betalingsverplichting van de depositohouder aan de desbetreffende NCB, inclusief het recht van deze NCB om de desbetreffende depositorekening dienovereenkomstig te debiteren.

Artikel 5

Ex ante verplichtingen

1.   NCB's rapporteren ex ante aan de ECB het totale nettoliquiditeitseffect van transacties die vallen onder dit richtsnoer binnen de context van het algemene liquiditeitsbeheerkader van het Eurosysteem. Voorts verzekeren de NCB's middels passende maatregelen dat deze transacties niet resulteren in niet accuraat voorspelbare liquiditeitseffecten.

2.   Wanneer transacties die onder dit richtsnoer vallen en die op initiatief van een NCB worden verricht resulteren in een nettoliquiditeitseffect op de afwikkelingsdatum van meer dan 500 miljoen EUR, moeten de NCB's de voorafgaande toestemming van de ECB vragen.

3.   De NCB's moeten voorafgaande goedkeuring van de Raad van bestuur vragen alvorens bilaterale liquiditeitsregelingen te treffen.

Artikel 6

Ex post rapportage

De NCB's moeten een keer per kalenderkwartaal ex post informatie verschaffen aan de ECB inzake:

a)

rechtstreekse transacties;

b)

effectenfinancieringstransacties;

c)

gemiddelde uitstaande bedragen in verband met niet-monetairebeleidsdeposito's die werden uitgevoerd of vastgesteld gedurende het voorgaande kalenderkwartaal.

Artikel 7

Controle

1.   Een keer per jaar moet de ECB een beoordeling van de tenuitvoerlegging van dit richtsnoer gedurende het voorgaande jaar voorbereiden en voorleggen aan de Raad van bestuur.

2.   Bovenop de drempelwaarde voor dagelijkse geaggregeerde nettoliquiditeitseffecten waarnaar wordt verwezen in artikel 5, lid 2, kan de ECB in uitzonderlijke omstandigheden gedurende een bepaalde periode bijkomende drempelwaarden specificeren en toepassen op de transacties van NCB's die vallen onder dit richtsnoer.

3.   Indien rapportages aantonen dat transacties die onder dit richtsnoer vallen niet verenigbaar zijn met de vereisten van het gemeenschappelijke monetaire beleid, kan de ECB specifieke instructies geven aangaande het activa- en passivabeheergedrag van de betrokken NCB's.

Artikel 8

Vertrouwelijkheid

Informatie die in het kader van dit richtsnoer wordt uitgewisseld wordt vertrouwelijk behandeld.

Artikel 9

Intrekking

1.   Richtsnoer ECB/2014/9, zoals gewijzigd door de in bijlage I opgenomen richtsnoeren, wordt bij deze met ingang van 1 oktober 2019 ingetrokken.

2.   Verwijzingen naar het ingetrokken richtsnoer worden geïnterpreteerd als verwijzingen naar dit richtsnoer en worden gelezen overeenkomstig de concordantietabel in bijlage II.

Artikel 10

Inwerkingtreding en implementatie

1.   Dit richtsnoer wordt van kracht op de dag van kennisgeving ervan aan de NCB's.

2.   De NCB's nemen uiterlijk op 1 oktober 2019 de voor voldoening aan dit richtsnoer noodzakelijke maatregelen en moeten ze met ingang van deze datum toepassen. Zij stellen de ECB uiterlijk op 1 juli 2019 in kennis van de teksten en middelen betreffende de in artikel 4, lid 1, artikel 4, lid 2, en artikel 5, lid 2, gespecificeerde maatregelen.

Artikel 11

Geadresseerden

Dit richtsnoer is gericht tot de NCB's.

Gedaan te Frankfurt am Main, 9 april 2019.

Namens de Raad van bestuur van de ECB

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  Richtsnoer ECB/2014/9 van 20 februari 2014 betreffende nationale beheertransacties inzake activa en passiva door de centrale banken (PB L 159 van 28.5.2014, blz. 56).

(2)  Richtsnoer (EU) 2018/797 van de Europese Centrale Bank van 3 mei 2018 betreffende beheersdiensten inzake in euro luidende reserves die het Eurosysteem verleent aan centrale banken en landen buiten het eurogebied en aan internationale organisaties (ECB/2018/14) (PB L 136 van 1.6.2018, blz. 81).

(3)  Verordening van de Raad (EG) nr. 3603/93 van 13 december 1993 tot vaststelling van de definities voor de toepassing van de in artikel 104 en artikel 104 B, lid 1, van het Verdrag vastgelegde verbodsbepalingen (PB L 332 van 31.12.1993, blz. 1).

(4)  Verordening (EU) 2015/2365 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende de transparantie van effectenfinancieringstransacties en van hergebruik en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 337 van 23.12.2015, blz. 1).


BIJLAGE I

Ingetrokken richtsnoer met een lijst van de opeenvolgende wijzigingen ervan

(waarnaar wordt verwezen in artikel 9)

Richtsnoer ECB/2014/9

Richtsnoer ECB/2014/22 (1)

Richtsnoer (EU) 2015/1575 van de Europese Centrale Bank (ECB/2015/28) (2)


(1)  Richtsnoer ECB/2014/22 van 5 juni 2014 tot wijziging van Richtsnoer ECB/2014/9 betreffende nationale beheertransacties inzake activa en passiva door centrale banken (PB L 168 van 7.6.2014, blz. 118)

(2)  Richtsnoer (EU) 2015/1575 van de Europese Centrale Bank van 4 september 2015 tot wijziging van Richtsnoer ECB/2014/9 betreffende nationale beheertransacties inzake activa en passiva door centrale banken (PB L 245 van 22.9.2015, blz. 13)


BIJLAGE II

Concordantietabel

Richtsnoer ECB/2014/9

Dit richtsnoer

Artikel 1, lid 1

Artikel 1

Artikel 1, lid 2

 

Artikel 1, lid 3

 

Artikel 1, lid 4

 

Artikel 2

Artikel 2

Artikel 3

Artikel 3

Artikel 4

 

Artikel 5, lid 1, onder a) en b)

Artikel 4, lid 1, onder a)

Artikel 5, lid 2

artikel 4, lid 1, onder b) en lid 3;

Artikel 5, lid 3

Artikel 4, lid 1, onder d)

Artikel 6, lid 1

Artikel 5, lid 1

Artikel 6, lid 2

Artikel 6

Artikel 6, lid 3

Artikel 7, lid 3

Artikel 7, lid 1

Artikel 5, lid 2

Artikel 7, lid 2

Artikel 7, lid 2

Artikel 7, lid 3

 

Artikel 8

 

Artikel 9, lid 1

Artikel 7, lid 1

Artikel 9, lid 2

 

Artikel 10

Artikel 8

Artikel 11

 

Artikel 12

Artikel 10

Artikel 13

Artikel 11


Top