EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52018AB0037

Advies van de Europese Centrale Bank van 22 augustus 2018 betreffende een voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de uitgifte van gedekte obligaties en het overheidstoezicht op gedekte obligaties en tot wijziging van Richtlijn 2009/65/EG en Richtlijn 2014/59/EU; en inzake een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 575/2013 wat betreft blootstellingen in de vorm van gedekte obligaties (CON/2018/37)

OJ C 382, 23.10.2018, p. 2–6 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

23.10.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 382/2


ADVIES VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 22 augustus 2018

betreffende een voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de uitgifte van gedekte obligaties en het overheidstoezicht op gedekte obligaties en tot wijziging van Richtlijn 2009/65/EG en Richtlijn 2014/59/EU; en inzake een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 575/2013 wat betreft blootstellingen in de vorm van gedekte obligaties

(CON/2018/37)

(2018/C 382/03)

Inleiding en rechtsgrondslag

Op 28 maart 2018 en 13 april 2018 ontving de Europese Centrale Bank (ECB) verzoeken van de Raad van de Europese Unie en van het Europees Parlement om respectievelijk een advies inzake 1) een voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de uitgifte van gedekte obligaties en het overheidstoezicht op gedekte obligaties en tot wijziging van Richtlijn 2009/65/EG en Richtlijn 2014/59/EU (1) (hierna de „ontwerprichtlijn”), en 2) een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 575/2013 wat betreft blootstellingen in de vorm van gedekte obligaties (2) (hierna de „ontwerpverordening” en samen met de ontwerprichtlijn aangeduid als de „ontwerprichtlijn en -verordening”).

De ECB-adviesbevoegdheid is gebaseerd op artikel 127, lid 4, en artikel 282, lid 5, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie aangezien de ontwerpverordening en- richtlijn bepalingen bevatten betreffende 1) de fundamentele taak van het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB), te weten het bepalen en tenuitvoerleggen van het monetair beleid van de Unie krachtens artikel 127, lid 2, eerste streepje van het Verdrag; 2) de ESCB-bijdrage met betrekking tot een goede beleidsvoering van de bevoegde autoriteiten ten aanzien van het bedrijfseconomisch toezicht op kredietinstellingen en de stabiliteit van het financiële stelsel krachtens artikel 127, lid 5, van het Verdrag; 3) de krachtens artikel 127, lid 6, van het Verdrag aan de ECB opgedragen taken op het gebied van het bedrijfseconomisch toezicht op kredietinstellingen. Overeenkomstig de eerste zin van artikel 17.5 van het reglement van orde van de Europese Centrale Bank heeft de Raad van bestuur dit advies goedgekeurd.

Algemene opmerkingen

De ECB verwelkomt de doelstellingen van de ontwerprichtlijn en -verordening van bevordering van nadere integratie van financiële markten van de Unie en van verdieping van de kapitaalmarktenunie (KMU). De ECB is voorstander van een ontwikkelde, geharmoniseerde, hoogwaardige en transparante markt voor gedekte obligaties in de Unie en ziet de ontwerprichtlijn als een belangrijke stap naar de creatie van een dergelijke markt. De ECB ziet eveneens verdienste in de ontwerprichtlijn als basis voor nieuwe nationale wetgeving inzake gedekte obligaties. Het is echter mogelijk dat de invoering van de ontwerprichtlijn niet resulteert in volledige harmonisatie, gelet erop dat lidstaten flexibiliteit behouden in de uitvoering ervan. De geboden mate van flexibiliteit mag de doelstelling van nadere convergentie naar een gemeenschappelijke, hoge standaard in alle lidstaten niet in gevaar brengen.

Het tussen verschillende productvoorschriften gemaakte onderscheid binnen de onder de ruimere beleidsdoelstellingen van de KMU gelanceerde initiatieven maakt productspecifieke overwegingen mogelijk. In deze context ondersteunt de ECB de benadering van de ontwerprichtlijn waarbij Europese gedekte effecten (European secured notes — ESN) in een apart wetgevingsvoorstel zouden worden behandeld. Deze benadering respecteert de onderscheidende hoge kwaliteit van de activa die zijn opgenomen in de dekkingspools van Europese gedekte obligaties, en vermengt niet onnodig verschillende activacategorieën.

De ontwerprichtlijn voorziet in toezicht op gedekte obligaties door nationale bevoegde autoriteiten. Dit producttoezicht staat los van en doet geen afbreuk aan de toezichthoudende taken van de ECB, uiteengezet in Verordening van de Raad (EU) nr. 1024/2013 (3). In het bijzonder doet de ontwerprichtlijn geen afbreuk aan de exclusieve taak van de ECB van het verlenen en intrekken van vergunningen aan kredietinstellingen (4), welke vergunningen, afhankelijk van het nationale wettelijke kader, een algemene vergunning tot uitgifte van gedekte obligaties kunnen omvatten. De ECB behoudt eveneens de bevoegdheid ervoor te zorgen dat prudentiële risico’s die voortvloeien uit de uitgifte van de gedekte obligaties en beleggingen in gedekte obligaties, naar behoren worden beheerd en beoordeeld door kredietinstellingen.

Het Eurosysteem aanvaardt gedekte obligaties die voldoen aan de beleenbaarheidscriteria voor onderpand in Eurosysteem-monetaire beleidstransacties. Als een onderdeel van haar uitgebreid programma voor de aankoop van schuldbewijzen (APP) (5) koopt het Eurosysteem gedekte obligaties in het programma voor de aankoop van gedekte obligaties (CBPP3) van het Eurosysteem. De ontwerprichtlijn en -verordening staan los van het Eurosysteemonderpandkader en het CBPP3, gelet erop dat dit monetaire beleidsinstrumenten zijn die vallen binnen de exclusieve bevoegdheid van het Eurosysteem.

Specifieke opmerkingen op de ontwerprichtlijn

1.   Definities

Voorgesteld wordt om de term „vrijwillige overpanding” toe te voegen als een bijkomend bestanddeel van overpanding, waarbij vrijwillige overpanding wordt onderworpen aan vermogensscheidingsvereisten. Deze toevoeging zou ervoor zorgen dat vrijwillige overpanding onderworpen is aan de garanties uit Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad (6).

2.   Beleenbare activa

2.1.

De ECB verwelkomt de kwalitatieve vereisten voor beleenbare activa waarmee gedekte obligaties moeten worden zekergesteld en die bepaalde vooraf gedefinieerde hoogkwalitatieve activa (7) en „overige hoogkwalitatieve activa” die aan bepaalde voorwaarden voldoen, omvatten. Gelet op de op beginselen gebaseerde benadering in de ontwerprichtlijn zou het wat betreft de „overige hoogkwalitatieve activa” kunnen zijn dat de vereisten niet voldoende zijn ter garantie van de geharmoniseerde behandeling van activa als hoogkwalitatieve activa. Daarom is de ECB voorstander van striktere vereisten in de ontwerprichtlijn.

2.2.

Betreffende de beleenbaarheid van buiten de Unie gelegen activa zou ter garantie van de homogeniteit van de dekkingspool, ter bevordering van het Europese karakter van de gedekte obligatie en ter bevordering van het inzicht van de belegger in de dekkingspoolrisico’s een maximumaandeel van dergelijke activa moeten worden ingevoerd.

2.3.

De homogeniteit van de dekkingspoolactiva is een essentieel kenmerk van transparante, hoogkwalitatieve gedekte obligaties. Daarom verdienen homogene pools bestaande uit uitsluitend één activasoort de voorkeur. Lidstaten mogen echter gemengde pools toestaan wanneer zij de garanties specificeren die nodig zijn ter garantie dat het risicoprofiel van de activa in een pool voldoende vergelijkbaar van aard is en de samenstelling van de dekkingspool in de loop der tijd niet wezenlijk verandert.

2.4.

De ontwerprichtlijn zou moeten verduidelijken dat het vereiste van vermogensscheiding geldt voor alle activa, inclusief activa die worden aangehouden door overpanding, ook wanneer een dergelijke overpanding op vrijwillige basis wordt verstrekt. Dit vereiste moet echter niet worden uitgebreid tot andere bijkomende garanties voor gedekte obligaties-programma’s die door nationale wetgeving inzake gedekte obligaties worden opgelegd, maar geen deel uitmaken van de overpanding op zich (8). De ontwerprichtlijn zou eveneens moeten verduidelijken dat de activa in de dekkingspool moeten worden afgezonderd ofwel door: a) registratie van de dekkingspoolactiva in een dekkingsregister; b) overdracht van de dekkingspoolactiva naar een special purpose vehicle, of c) het aanhouden van de dekkingspoolactiva in een gespecialiseerde hypotheekbank.

2.5.

Het toezicht op emittenten van gedekte obligaties dient te worden aangevuld met voortdurende monitoring van de dekkingspool. De ontwerprichtlijn zou de aanstelling van een cover pool monitor bij de uitgifte verplicht moeten maken in plaats van alleen maar vrijwillig. Een dergelijk vereiste van een cover pool monitor heeft reeds een lange traditie in de nationale wetgeving van vele lidstaten. De cover pool monitor zou ten minste moeten voldoen aan de in de ontwerprichtlijn uiteengezette minimumvereisten. Het vereiste dat de cover pool monitor een entiteit moet zijn die losstaat en onafhankelijk is van de gedekte obligaties uitgevende kredietinstelling, en eveneens een entiteit moet zijn die losstaat en onafhankelijk is van de accountant van deze kredietinstelling, voorkomt mogelijke belangenconflicten.

2.6.

De ECB begroet meerdere bepalingen inzake informatie aan de belegger in de ontwerprichtlijn. Ten eerste moet informatie aan de belegger worden verstrekt voor alle gereguleerde gedekte obligaties. Ten tweede werd de frequentie waarmee informatie aan de belegger wordt bekendgemaakt, verhoogd van halfjaarlijks naar op kwartaalbasis. Ten derde werd de omvang van de aan de belegger te verstrekken informatie uitgebreid, en dekt zij nu eveneens contractuele en vrijwillige niveaus van overpanding, alsook details over de rentevoet, valuta, krediet-, markt- en liquiditeitsrisico’s. Deze bepalingen laten echter zowel voor emittenten als voor bevoegde autoriteiten te veel ruimte voor interpretatie van deze vereisten. De potentiële verschillende benaderingen, bijvoorbeeld van definities en gegevensformaten, kan een bedreiging vormen voor het gemeenschappelijke inzicht in de verstrekte informatie. Daarom zou bijkomende en meer gedetailleerde informatie moeten worden vereist om de due diligence van de belegger en de vergelijkbaarheid van gedekte obligaties nader te vergemakkelijken. Voorts zou de informatie moeten worden gepresenteerd in een sjabloonformaat.

3.   Dekkings- en liquiditeitsvereisten

3.1.

Een gemeenschappelijke meting van het dekkingsvereiste op basis van het beginsel van nominale berekening vergemakkelijkt de vergelijking van gedekte obligaties over de lidstaten en de emittenten. Dit kan echter niet worden toegepast op derivatencontracten. Wettelijk verplichte overpanding zou moeten worden verwijderd van het dekkingsvereiste, aangezien de doelstelling ervan is te zorgen voor de voorziening van bijkomende activa, en dus al vervat is in de andere bepalingen van de ontwerprichtlijn. Niet alleen niet door onderpand gedekte vorderingen, maar ook door onderpand gedekte vorderingen waar het onwaarschijnlijk is dat de debiteur zal betalen of waar de schuld vervallen is (9), zouden buiten beschouwing moeten worden gelaten bij de berekening van de dekking, omdat in deze omstandigheden een tweevoudige claim zwakker zou zijn. Er zijn een aantal bijkomende criteria noodzakelijk ter versterking van de beleggersbescherming. Ten eerste zouden dezelfde loan-to-value (LTV) grenzen als uiteengezet in Verordening (EU) nr. 575/2013 (10) moeten gelden voor de berekening van de minimumdekking. Dienaangaande zou de harmonisatie van de LTV-berekening verzekerd moeten worden via het gebruik van transparante indexatie, ten minste een jaarlijkse herwaardering van de dekkingsactiva en het gebruik van de actuele leningsbalans in plaats van de oorspronkelijk leningsbalans. Ten tweede zouden vervangende activa niet in aanmerking genomen mogen worden in het dekkingsvereiste, of op z’n minst ware het voorzichtig om een limiet op te leggen voor vervangende activa die in aanmerking genomen worden bij de berekening van het dekkingsvereiste.

3.2.

Activa die kwalificeren als niveau 1- of niveau 2A-activa (11), gelden als liquide activa en zijn daarom geschikt voor de liquiditeitsbuffer voor de dekkingspool. Niveau 2B-activa, die bijvoorbeeld effecten op onderpand van activa, bedrijfsobligaties en aandelen die aan bepaalde vereisten voldoen (12), omvatten, zijn minder liquide en zouden daarom niet mogen bijdragen tot de liquiditeitsbuffer voor de dekkingspool. Bovendien, om een concentratie van vennootschappen binnen de groep van de emittent of verbonden aan de emittent te vermijden, zouden activa uitgegeven door de kredietinstelling zelf, haar moederonderneming, haar dochteronderneming, een andere dochteronderneming van haar moederonderneming, of een special purpose entity voor securitisatiedoeleinden waarmee de kredietinstelling nauwe banden heeft (13), niet mogen worden gebruikt als een onderdeel van de liquiditeitsbuffer. Voorts zouden lidstaten moeten zorgen voor een afdoende diversificatieniveau (14) om een snelle liquidatie van deze activa zonder significante waardevermindering mogelijk te maken.

3.3.

Aangezien liquiditeitsbuffers eveneens mogelijke scenario’s van insolventie van de emittent zouden moeten dekken, zou de liquiditeitsbuffer voor de dekkingspool de volledige nettoliquiditeitsuitstroom voor 180 kalenderdagen moeten dekken. Dit vereiste zou daarom niet mogen worden opgeheven, wat actueel het geval is op grond van artikel 16, lid 4, van de ontwerprichtlijn, volgens welke bepaling geen liquiditeitsbuffer voor de dekkingspool vereist is als andere liquiditeitsvereisten voorzien zijn in andere handelingen van Unierecht. De ECB is echter van mening dat het bestaande vereiste dat activa, om in aanmerking te komen om deel uit te maken van een liquiditeitsbuffer van een kredietinstelling, vrij moeten zijn van bezwaringen (15), in deze context zou moeten worden verduidelijkt.

3.4.

De ontwerprichtlijn zou toestaan dat de berekening van de aflossing van de hoofdsom voor gedekte obligaties met verlengde looptijdstructuren gebaseerd zou zijn op de verlengde eindvervaldatum, in plaats van de in de context van het vereiste van een liquiditeitsbuffer van de dekkingspool vastgestelde vervaldatum. Dit betekent de facto dat er voor dit soort gedekte obligaties geen liquiditeitsbuffervereiste bestaat voor de aflossing van de hoofdsom op de vastgestelde vervaldatum. Het vereiste van een liquiditeitsbuffer van de dekkingspool voor de berekening van de aflossing van de hoofdsom voor gedekte obligaties met verlengde looptijdstructuren zou gebaseerd moeten zijn op de vastgestelde vervaldatum, gelet erop dat de verwachting bestaat dat deze gedekte obligaties zullen worden terugbetaald op de vastgestelde vervaldatum en niet-betaling op de vastgestelde vervaldatum aanzienlijke financieringsrisico’s kan inhouden voor de kredietinstelling. De looptijd van dergelijke gedekte obligaties zou in de normale gang van zaken niet mogen worden verlengd als er voldoende geld voorhanden is om de houders van de gedekte obligaties te betalen op de vastgestelde vervaldatum. Dus het feit dat er geen liquiditeitsbuffer bestaat voor de aflossing van de hoofdsom op de vastgestelde vervaldatum, kan de waarschijnlijkheid verhogen dat de looptijd van dergelijke gedekte obligaties wordt verlengd (16).

4.   Soft bullets en „conditional pass-through”-structuren

4.1.

Er was een snelle ontwikkeling van innovatieve gedekteobligatiestructuren, waardoor zorgvuldige permanente beoordeling van dergelijke structuren noodzakelijk is ter garantie van een duurzame marktontwikkeling. In het bijzonder werd in de afgelopen jaren steeds vaker gebruikgemaakt van gedekte obligaties met verlengbare looptijdstructuren waarbij de vastgestelde vervaldatum van de gedekte obligaties door de uitgevende kredietinstelling kan worden verlengd. De specifieke risico’s verbonden met deze structuren werden echter wellicht niet voldoende in aanmerking genomen (17).

4.2.

Onder bepaalde voorwaarden staat de ontwerprichtlijn verlengbare looptijdstructuren toe. De ervaring van de ECB is dat het niet mogelijk is om de discretionaire activering van looptijdverlengingen uit te sluiten in alle lidstaten, gelet op de verschillen in de op gedekte obligaties toepasselijke nationale wettelijke kaders, de mogelijke variaties in de contractuele bepalingen van een programma van gedekte obligaties, alsook verschillen in hoe nationaal recht wanprestatie en niet-betaling behandelt bij gebreke van verbodsbepalingen inzake een vrijwillige activering van een wanprestatie. Door toe te staan dat de verlengingstriggers contractueel worden omschreven, zou de ontwerprichtlijn aanleiding kunnen geven tot significante heterogeniteit onder gedekte obligaties, wat harmonisatie belet. Daarom wordt gesuggereerd dat uitsluitend bij wet voorgeschreven triggers zouden mogen worden toegestaan, en dat contractuele triggers zouden moeten worden uitgesloten.

4.3.

Dienaangaande wordt opgemerkt dat Europese Bankenautoriteit een reeks specifieke voorwaarden heeft voorgesteld waaraan zou moeten voldaan worden inzake gedekte obligaties met verlengbare looptijdstructuren om in aanmerking te komen voor preferentiële behandeling van de risicoweging. In het bijzonder is looptijdverlenging uitsluitend toegestaan wanneer de volgende triggers plaatsvinden (beide triggers moeten cumulatief plaatsvinden): i) de emittent van de gedekte obligatie moet in gebreke zijn, en ii) de gedekte obligatie schendt bepaalde vooraf gedefinieerde criteria/tests die erop wijzen dat het waarschijnlijk is dat de gedekte obligatie niet wordt afgelost op de vastgestelde vervaldatum (18). Deze twee vereisten zouden mogelijk discretionair handelen van de uitgevende kredietinstelling inzake de looptijdverlenging beperken.

5.   Effectieve samenwerking tussen toezichthouders

Gelet op de ECB-bevoegdheid betreffende de prudentiële risico’s van kredietinstellingen is het voor de ECB belangrijk te garanderen dat risico’s die voortvloeien uit de uitgiften van gedekte obligaties, op adequate manier worden beheerd. Daarom zou de ECB in staat moeten zijn om op ad-hocbasis relevante informatie op te vragen bij de bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het overheidstoezicht op gedekte obligaties, teneinde rekening te houden met deze informatie voor lopend prudentieel toezicht op de respectievelijke kredietinstelling.

6.   Label

Het concept van een specifiek label voor gedekte obligaties die zijn uitgegeven door in de Unie gevestigde kredietinstellingen, is verdienstelijk. Een aantal vragen, zoals wie de bevoegde autoriteit is om het label toe te kennen en wat de specifieke vereisten zijn voor de toekenning van het label, moet nog verduidelijkt worden op lidstaatniveau. De mogelijkheid kan niet worden uitgesloten dat bepaalde beleggers de afkorting van het label, European Covered Bond (ECB), verwarren met de afkorting van de Europese Centrale Bank (ECB). Daarom zou een meer neutrale naam, bijvoorbeeld „EU Covered Bond” de voorkeur verdienen.

Specifieke opmerkingen op de ontwerpverordening

7.   Overpanding en vervangende activa

7.1.

De ECB verwelkomt de geharmoniseerde aanpak voor minimale overpanding. Een eenvormige berekeningsmethode zonder uitzonderingen geniet de voorkeur. Daarom heeft de ECB bedenkingen bij het voorstel om in bepaalde situaties andere vereisten toe te passen. Onverminderd de uitdagingen van een gemeenschappelijk vereiste binnen de Unie neemt de ECB nota van de recente standaarden van het Bazelse Comité (19) en acht zij een vereiste van 5 % zinvol.

7.2.

De ECB verwelkomt dat de ontwerpverordening verduidelijkt dat LTV-grenzen zouden moeten worden gebruikt als zachte dekkingslimieten. Er gelden bijvoorbeeld geen grenzen voor de omvang van een onderliggende lening, maar een dergelijke lening kan uitsluitend bijdragen tot de vereisten voor dekking tot en met de toepasselijke LTV-grens. Deze LTV-grens moet niet alleen worden toegepast bij opname van een dergelijke lening, maar gedurende de gehele looptijd van de lening. Dienaangaande is het belangrijk dat het volledige leningsbedrag, inclusief het gedeelte van de lening boven de toepasselijke LTV-grens, onderworpen is aan de segregatie van activa in de dekkingspool in overeenstemming met de ontwerprichtlijn. Inzake de LTV-grenzen ware het raadzaam dat de waarde van het onroerend goed minstens op jaarbasis wordt gecontroleerd en geactualiseerd door gebruikmaking van een indexatiemethode, boven op de andere vereisten voor zekerheden in de vorm van onroerend goed, uiteengezet in artikel 208 van Verordening (EU) nr. 575/2013.

7.3.

Gelet op de moeilijkheden inzake scheepsfinanciering, wegens de zeer cyclische aard van de scheepvaartindustrie (20), ware het passend om gedekte obligaties die zekergesteld zijn via leningen die gedekt zijn door pandrechten op schepen, uit te sluiten van de voorkeursbehandeling overeenkomstig artikel 129, leden 4 en 5, van Verordening (EU) nr. 575/2013.

7.4.

Het is verstandig dat de activa die kunnen bijdragen tot de verplichte overpanding, beleenbare activa, zoals opgesomd in de ontwerpverordening, zouden moeten zijn en dat deze onderworpen zijn aan dezelfde grenzen inzake blootstellingsomvang als uiteengezet in de ontwerpverordening.

7.5.

Het is belangrijk te voorzien in kwalitatieve vereisten voor gedekte obligaties, en het is aangewezen dat dezelfde vereisten gelden als voor beleenbare activa overeenkomstig de ontwerpverordening. Deze kwalitatieve criteria zouden echter moeten worden aangevuld met een kwantitatieve beperking (21). Deze kwantitatieve beperking zou de samenstelling van de dekkingspool nader reguleren ter garantie van de homogeniteit ervan en zou het de beleggers vergemakkelijken een due diligence uit te voeren. Overeenkomstig de EBA-analyse reguleert een significante meerderheid van nationale raamwerken voor gedekte obligaties vervangende activa in termen van samenstelling en kwantitatieve beperkingen (22). Daarom beveelt de ECB aan om in de ontwerpverordening een vereiste in te voegen dat vervangende activa niet meer mogen bedragen dan 20 % van het nominale bedrag van alle uitstaande gedekte obligaties van de emittent.

Indien de ECB wijzigingen van de ontwerprichtlijn en de ontwerpverordening aanbeveelt, worden daartoe in een apart technisch werkdocument specifiek onderbouwde formuleringsvoorstellen opgenomen met een toelichting. Het technische werkdocument is in de Engelse taal beschikbaar op de ECB-website.

Gedaan te Frankfurt am Main, 22 augustus 2018.

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  COM(2018) 94 final.

(2)  COM(2018) 93 final.

(3)  Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (PB L 287 van 29.10.2013, blz. 63).

(4)  Zie artikel 4, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 1024/2013.

(5)  Besluit ECB/2014/40 van de Europese Centrale Bank van 15 oktober 2014 houdende de tenuitvoerlegging van het derde programma voor de aankoop van gedekte obligaties (PB L 335 van 22.11.2014, blz. 22).

(6)  Richtlijn 2014/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012, van het Europees Parlement en de Raad (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 190). Zie in het bijzonder artikel 76, lid 2, onder e), en artikel 79, lid 1, onder a), die vereisen dat lidstaten ervoor zorgen dat er adequate bescherming bestaat voor gedekte obligaties-regelingen, om onder andere de overdracht te voorkomen van sommige, maar niet alle van de activa, rechten en passiva die een gedekte obligaties-regeling of een onderdeel ervan vormen waarvan een van de partijen de instelling in afwikkeling is. Zie eveneens bladzijde 141 van het EBA-Verslag inzake gedekte obligaties: Recommendations on harmonisation of covered bond frameworks in the EU van 20 december 2016 (EBA-Op-2016-23) (de „EBA-Aanbeveling”).

(7)  Zie artikel 129, lid 1, onder a) tot en met g), van Verordening (EU) nr. 575/2013.

(8)  Bijvoorbeeld in het geval van Spaanse gedekte obligaties (cédulas) vormt de volledige hypotheekportefeuille een bijkomende garantie voor het vereiste niveau van overpanding. De aanvullende garantie verandert in de loop der tijd.

(9)  Zie artikel 178 van Verordening (EG) nr. 575/2013.

(10)  Zie artikel 129, lid 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013.

(11)  Zie de artikelen 10 en 11 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61 van de Commissie van 10 oktober 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot het liquiditeitsdekkingsvereiste voor kredietinstellingen (PB L 11 van 17.1.2015, blz. 1).

(12)  Zie artikel 12 van Gedelegeerde Verordening (EG) nr. 2015/61.

(13)  Zie artikel 7, lid 3, van Gedelegeerde Verordening (EG) nr. 2015/61.

(14)  Zie artikel 8, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EG) nr. 2015/61.

(15)  Zie artikel 7, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EG) nr. 2015/61.

(16)  Zie tevens punt 2.2.4 van Advies CON/2017/46. Alle ECB-Adviezen worden op de ECB-website bekendgemaakt onder www.ecb.europa.eu

(17)  Zie eveneens bladzijde 17 en 18 van de „ECB contribution to the European Commission’s consultation on Capital Markets Union mid-term review 2017”, beschikbaar op de website van de ECB.

(18)  Zie bladzijde 137 van de EBA-Aanbeveling.

(19)  Zie Basel III: Finalising post-crisis reforms, 7 december 2017, beschikbaar op de website van de Bank for International Settlement’s onder www.bis.org, waarin een vereiste van 10 % in aanmerking wordt genomen.

(20)  Zie „ECB Banking Supervision reviews lending to troubled shipping sector”, 17 May 2017, beschikbaar op de website Bankentoezicht van de ECB onder www.bankingsupervision.europa.eu.

(21)  Zie bladzijde 139 van de EBA-Aanbeveling.

(22)  Zie bladzijde 139 van de EBA-Aanbeveling.


Top