EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52018AB0019

Advies van de Europese Centrale Bank van 11 april 2018 inzake een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit) en verband houdende rechtshandelingen (CON/2018/19)

OJ C 255, 20.7.2018, p. 2–7 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

20.7.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 255/2


ADVIES VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 11 april 2018

inzake een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit) en verband houdende rechtshandelingen

(CON/2018/19)

(2018/C 255/02)

Inleiding en rechtsgrondslag

Op 23 november 2017 ontving de Europese Centrale Bank (ECB) een verzoek van de Raad van de Europese Unie en het Europees Parlement om een advies inzake een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit); Verordening (EU) nr. 1094/2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen); Verordening (EU) nr. 1095/2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten); Verordening (EU) nr. 345/2013 betreffende Europese durfkapitaalfondsen; Verordening (EU) nr. 346/2013 betreffende Europese sociaalondernemerschapsfondsen; Verordening (EU) nr. 600/2014 betreffende markten in financiële instrumenten; Verordening (EU) 2015/760 betreffende Europese langetermijnbeleggingsinstellingen; Verordening (EU) 2016/1011 betreffende indices die worden gebruikt als benchmarks voor financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten, en Verordening (EU) 2017/1129 betreffende het prospectus dat moet worden gepubliceerd wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel op een gereglementeerde markt worden toegelaten (1) (hierna „het voorstel” genoemd).

De ECB-adviesbevoegdheid is gebaseerd op artikel 127, lid 4, en artikel 282, lid 5, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie aangezien het voorstel bepalingen bevat betreffende de bijdrage van het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB) tot een goede beleidsvoering ten aanzien van het bedrijfseconomisch toezicht op kredietinstellingen en de stabiliteit van het financiële stelsel, zoals bedoeld in artikel 127, lid 5, van het Verdrag, en de aan de ECB opgedragen specifieke taken, zulks overeenkomstig artikel 127, lid 6, van het Verdrag. Overeenkomstig de eerste zin van artikel 17.5 van het reglement van orde van de Europese Centrale Bank heeft de Raad van bestuur dit advies goedgekeurd.

Het voorstel maakt deel uit van een alomvattend pakket van maatregelen ter hervorming van Europees Systeem voor financieel toezicht (ESFS), dat in september 2017 werd ingevoerd en bestaat uit de drie toezichthoudende autoriteiten (ESA’s) en het Europees Comité voor systeemrisico’s (2). Aangezien het pakket betrekking heeft op uiteenlopende door het ESCB en de ECB uitgevoerde taken, heeft de ECB beslist om afzonderlijke adviezen te geven over het pakket. Daarom moet dit advies worden gelezen in samenhang met Advies CON/2018/12 van 2 maart 2018 inzake een voorstel voor een verordening tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1092/2010 betreffende macroprudentieel toezicht van de Europese Unie op het financiële stelsel en tot oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico’s (3).

1.   Algemene opmerkingen

1.1.

De ECB verwelkomt de doelstelling van het voorstel, te weten van bevordering van effectief en consistent toezicht en effectieve en consistente prudentiële regelgeving binnen de EU. De ECB onderschrijft voorts de integratie van het toezichtkader op Unieniveau voor de bankensector en de versterking van de Uniedimensie van toezicht door de actuele structuur van de ESA’s te opnieuw te bezien (4). Voorts werden de ESA’s sinds hun invoering in 2013 niet herzien, ondanks de wijzigingen van specifieke bepalingen van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad (5).

1.2.

Wat betreft de afstemming van het governancekader van de Europese Bankautoriteit (EBA) op de uiteengezette doelstellingen en ontwikkelingen, benadrukt de ECB dat de vooruitgang van de Bankenunie- en de Kapitaalmarktenunieprojecten (KMU) verschilt. De herziening van de ESA’s moet dus niet noodzakelijkerwijze identieke resultaten opleveren voor de drie agentschappen, maar veeleer hun respectievelijke mandaten en taken adresseren.

1.3.

Met name inzake de nieuwe toezichttaken in het voorstel is de ECB van mening dat bepaalde voorgestelde wijzigingen van Verordening (EU) nr. 1093/2010 niet adequaat onderscheiden tussen het toepassingsbereik van de microprudentiële toezichttaken van de ECB en de EBA-bevoegdheid om reguleringsnormen vast te stellen ter bevordering van de toezichtconvergentie. De ECB acht het essentieel dat uit de mandaten van de ECB en de EBA ontstane synergiën gemaximaliseerd worden. Om dit doel te verwezenlijken, moet dubbel werk of een ongeschikte takentoewijzing vermeden worden waardoor onduidelijkheid zou kunnen ontstaan inzake de verantwoordelijkheden van de respectieve autoriteiten en aldus het systeem in zijn geheel minder efficiënt zouden maken.

2.   Specifieke opmerkingen

2.1.   Het herziene EBA-governancekader

2.1.1.

Het voorstel beoogt de vestiging van directies als een nieuw orgaan binnen de EBA-governancestructuur (6). De leden van de directie moeten worden benoemd op basis van verdienste, vaardigheden, kennis van clearing, transactieverwerking en financiële aangelegenheden, alsmede ervaring met betrekking tot financieel toezicht, zulks op basis van een open selectieprocedure, waarbij het Europees Parlement en de Raad betrokken worden (7). Enerzijds is volgens het voorstel van de Commissie de hoofdtaak van de directie voorstellen te doen inzake alle aangelegenheden waarover de raad van toezichthouders moet beslissen, anderzijds wordt eveneens voorgesteld om de directie exclusieve besluitvormingsbevoegdheden te verlenen op een aantal gebieden om doeltreffende, onpartijdige en uniegerichte beslissingen te waarborgen. Bijvoorbeeld zou de directie uitsluitend verantwoordelijk zijn om geschillen tussen bevoegde autoriteiten (BA’s) op te lossen en strategische toezichtdoelstellingen voor deze BA’s vast te stellen. Eveneens wordt voorgesteld dat de directie beslist over initiatie, coördinatie en communicatie van stresstests in de Unie.

2.1.2.

De ECB ondersteunt de herziening van de governancestructuur van de ESA’s, waaronder de herziening van de stemrechten en de lidmaatschapsstructuur van hun respectievelijke raden. In plaats van de verlening van brede toezichtbevoegdheden aan een nieuw opgericht orgaan (8), moet de raad van toezichthouders echter het besluitvormende orgaan blijven inzake taken ter bevordering van toezichtconvergentie in de Unie. Voor effectievere en efficiëntere besluitvormingsprocedures van de raad van toezichthouders, ondersteunt de ECB tegelijkertijd de oprichting van een directie die zich concentreert op administratieve taken en bestaat uit permanente niet-BA-leden, hetgeen een sterker unieperspectief zou waarborgen. Enerzijds verwelkomt de ECB derhalve het voorstel om de directie op te dragen het jaarlijkse werkprogramma van de EBA voor te bereiden, anderzijds ondersteunt zij niet de directie een algemeen initiatiefrecht te verlenen voor regelgevende handelingen (9). Een dergelijk initiatiefrecht mag niet worden uitgebreid tot de regelgevende bevoegdheden van de raad van toezichthouders wat betreft de vaststelling van adviezen, aanbevelingen en besluiten.

2.1.3.

Bovendien onderschrijft de ECB het voorstel om de statutaire onafhankelijkheid van de directie te versterken, alsook het voorstel dat de benoemingsprocedure van de leden van de directie transparanter maakt dan de benoemingsprocedure voor de raad van bestuur.

2.1.4.

De ECB ondersteunt dat het voorstel beoogt de onderbrenging van het Gemeenschappelijke Toezichtsmechanisme (GTM) in het ESFS te erkennen en weer te geven. Het voorstel houdt echter niet naar behoren rekening met de bestaande uniedimensie inzake prudentieel toezicht op kredietinstellingen. Met name wordt niet verwacht dat de ECB lid zal zijn van de voorgestelde directie, ondanks haar taken betreffende prudentieel toezicht op kredietinstellingen in het eurogebied. Bijgevolg zouden de Raad en het Parlement in overweging moeten nemen om de ECB in de voorgestelde directie waarnemerstatus te geven. Gelet op de nauwe samenwerking tussen de EBA en de ECB met betrekking tot hun gezamenlijke werklast, zou de aanwezigheid van de ECB als waarnemer in de voorgestelde directie gunstig zijn (10).

2.2.   Strategische toezichtplannen

2.2.1.

De ECB steunt in het algemeen de doelstelling van het voorstel de financiële integratie te verdiepen en de stabiliteit van de interne markt te versterken middels meer toezichtconvergentie op Unieniveau (11). Verlening van strategische planningsbevoegdheden aan de EBA is in deze context echter ongepast. De identificatie van microprudentiële trends, potentiële risico’s en zwakke plekken voor financiële instellingen, en de omschrijving van de respectievelijke strategische toezichtprioriteiten, zijn essentiële toezichttaken die de bevoegde microprudentiële toezichthouder moet uitvoeren, en niet de EBA in haar functie van normstellende regelgevende instantie (12).

2.2.2.

Met name zou de scheiding van planning en uitvoering bij de vaststelling van toezichtprioriteiten resulteren in ondoelmatigheden die het toezichtplanningsproces onnodig zouden bemoeilijken, en meer in het algemeen resulteren in ondoelmatigheden in het toezicht. Het garanderen van robuuste, effectieve en betrouwbare toezichtprocessen, en flexibel reageren op ongunstige ontwikkelingen op microprudentieel en macroprudentieel niveau is van essentieel belang voor de toezichthouder. Daarom moet dezelfde autoriteit verantwoordelijk zijn voor de planning en uitvoering van het toezicht, zodat de toezichthouder risico’s steeds snel kan adresseren en de middelen efficiënt kan inzetten.

2.2.3.

Afstemming waarborgen van planning en uitvoering van toezichtstrategieën en -taken wordt eveneens uitgedrukt in de secundaire wetgeving. Krachtens artikel 26 van Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad (13) voert de raad van toezicht van de ECB met name de planning en de uitvoering van taken volledig zelf uit die aan de ECB werden opgedragen als BA voor prudentieel toezicht in het eurogebied. Bijgevolg is het krachtens het voorstel mogelijk dat de EBA taken verricht die de ECB reeds uitvoert, wat in het globale toezicht op de kredietinstellingen in het eurogebied overbodig kan zijn en dat toezicht minder efficiënt en minder doelmatigheid maakt. Bovendien moeten de bevoegdheden van de ECB en de EBA en hun respectievelijke verantwoordingsregelingen volledig op elkaar worden afgestemd. De EBA mag niet beslissen over strategische toezichtplanning waarvoor de ECB uiteindelijk ter verantwoording kan worden geroepen.

2.2.4.

Praktisch gezien bestaat het risico dat het voorstel de strategische en operationele planningsprocessen van de GTM en het vereiste risico-identificatieproces ervan sterk belemmert. Met name zou het voorstel vereisen dat het GTM ontwerpen van toezichtwerkprogramma’s voor het volgende jaar meerdere maanden vooraf indient bij de EBA. De rapportage van het toezichtwerkprogramma voor het volgende jaar in een dergelijk vroeg stadium aan de EBA zou de vastgestelde GTM-strategische en -operationele planningswerkzaamheden en de voorafgaande risico-identificatie verstoren — alle werkzaamheden die worden verricht in nauwe samenwerking met de 19 BA’s — waardoor de doelstelling van effectieve en efficiënte toezichtwerkzaamheden ondermijnd zou worden. Bovendien zou het EBA luidens het voorstel aanbevelingen mogen doen om een aanpassing van het werkprogramma van de BA’s te eisen (14).

2.2.5.

Dat zou erin kunnen resulteren dat toezichtprioriteiten zeer laat in het GTM-toezichtplanningsproces moeten worden aangepast, wat de planningsbetrouwbaarheid voor gezamenlijk toezichthoudende teams, BA’s en horizontale functies sterk kan aantasten, waardoor de effectiviteit van het prudentieel toezicht in het eurogebied in het gedrang komt. Aangezien BA’s nauw betrokken zijn bij het GTM-toezichtplanningsproces zouden de voorgestelde wijzigingen ernstige gevolgen hebben voor de bestaande regelingen tussen de ECB en de BA’s aangaande de planning en verwezenlijking van toezichtdoelstellingen. Gezien de uiteengezette mogelijke nadelige gevolgen voor de doelmatigheid en efficiëntie van het prudentiële toezicht in het eurogebied, beveelt de ECB ten zeerste aan om de bepaling inzake strategische toezichtplanningsbevoegdheden uit het voorstel te schrappen.

2.3.   Stresstests

2.3.1.

Het voorstel draagt de beslissingsbevoegdheid van de raad van toezichthouders in verband met de initiatie en de coördinatie van Uniewijde stresstests over aan de directie (15). Aangezien de raad van toezichthouders niet langer betrokken zou zijn bij essentiële aspecten van Uniewijde stresstests, zoals de ontwikkeling van methodologieën, selectie van steekproeven of de communicatie van de resultaten ervan, zouden de huidige procedures betreffende Uniewijde stresstests significant veranderen. De ECB acht stresstests een essentieel toezichtinstrument waarmee autoriteiten met toezichthoudende verantwoordelijkheden, moeten garanderen dat stresstests voldoen aan hun doelstelling de individuele risicobeoordelingen van de onder toezicht staande kredietinstellingen te ondersteunen. Daarom adresseert de ECB met name waarom de geplande wijzigingen de toezichteffectiviteit zouden kunnen ondermijnen, en dus indruisen tegen de doelstelling van de Commissie de internemarktstabiliteit te versterken.

2.3.2.

Ten eerste, de voorgestelde nieuwe procedure compliceert de stresstestprocedure op Unieniveau onnodig, aangezien de prudentiële toezichthouder alles in het werk moet stellen om te voldoen aan de besluiten van de EBA-directie inzake meerdere aspecten van stresstests, met name inzake de reikwijdte en de gedetailleerdheid van te publiceren informatie. Aangezien BA’s grote delen van de stresstest uitvoeren, zoals het verzekeren van de kwaliteit van indieningen van onder toezicht staande kredietinstellingen, is het belangrijk dat zij betrokken worden bij het besluitvormingsproces overeenkomstig hun exclusieve verantwoordelijkheid voor de elementen van het kader die uiteindelijk hun werkprogramma en middelenbehoeften bepalen.

2.3.3.

Ten tweede, als de directie als enige zou beslissen over meerdere aspecten van Uniewijde stresstests, waaronder bekendmaking, zou zij mogelijkerwijze ongewild kunnen besluiten informatie mede te delen die de BA’s vertrouwelijk willen houden. Daarom moet de raad van toezichthouders bevoegd blijven om te beslissen welke informatie in het resultaat van Uniewijde stresstests wordt meegedeeld. Ter vermijding van discrepanties tussen verschillende jurisdicties en om mogelijke negatieve gevolgen voor de financiële stabiliteit af te zwakken, is het essentieel dat over de mededelingsreikwijdte met de BA’s wordt beslist, er rekening mee houdend dat steeds het hoogst mogelijke harmonisatieniveau tussen BA’s wordt beoogd.

2.3.4.

Tot slot vreest de ECB dat het voorstel in haar huidige vorm de kwaliteit en de volledigheid van stresstests voor toezichtdoeleinden niet adequaat verzekert, bv. afdekking van bankactiviteiten, verbonden risico’s en geschiktheid van de stresstestmethodologieën. Indien stresstestbevoegdheden worden toegekend aan de directie, is de kans groot dat stresstests niet voldoende zijn gericht op toezichtdoeleinden, noch de specifieke kenmerken en risico’s van onder toezicht van de ECB en de respectievelijke BA’s staande bankensector voldoende zouden weerspiegelen. Tegen deze achtergrond beveelt de ECB aan om de bepalingen van het voorstel inzake stresstests te schrappen en de bestaande regelingen, die aan de verwachtingen hebben voldaan, te behouden.

2.4.   Onafhankelijke evaluatie van BA’s

2.4.1.

Het voorstel bepaalt dat de EBA de activiteiten van BA’s toetst om meer consistentie van toezichtresultaten te verwezenlijken. Hiertoe ontwikkelt de EBA methoden voor een objectieve beoordeling van en vergelijking tussen de BA’s en om een verslag van de evaluatieresultaten op te stellen (16).

2.4.2.

De ECB ondersteunt weliswaar de doelstelling om doeltreffende, onpartijdige en EU-gerichte beslissingen te verzekeren, maar zij acht de bestaande peer-review-werkzaamheden een waardevol en succesvol mechanisme voor meer toezichtconvergentie in de Unie en voor het delen van beste praktijken tussen BA’s. De ECB vindt het dus niet nodig om het peer-review-mechanisme af te schaffen. Tegelijkertijd, zoals uiteengezet in het technische werkdocument, ondersteunt de ECB bepaalde elementen van het voorstel om van peer-reviews onafhankelijke evaluaties te maken.

2.5.   Coördinatie activiteitendelegatie en -uitbesteding, alsmede inzake risico-overdrachten aan derde landen

2.5.1.

Het voorstel draagt de directie op delegatie en uitbesteding en risico-overdrachten aan derde landen te onderzoeken. Het voorstel vereist dat de BA de EBA in kennis stelt van een vergunning of registratie wanneer het bedrijfsplan van de financiële instelling delegatie of uitbesteding of risico-overdracht omvat (17). Vanuit toezichtperspectief kan het zijn dat het vereiste de EBA in kennis te stellen over dergelijke regelingen niet voldoende rekening houdt met de doelstelling van het voorstel om regelgevingsarbitrage tussen de lidstaten te ontmoedigen (18).

2.5.2.

Het vereiste kan in plaats daarvan overlappen met door de ECB binnen het GTM-kader uitgevoerde macroprudentiële toezichttaken, en zou een ongerechtvaardigde laag van administratieve lasten aan het toezicht kunnen toevoegen. Volgens Verordening (EU) nr. 1024/2013 is de vergunningsprocedure al tweeledig en vereist dat de BA’s en de ECB de vergunningsaanvragen beoordelen. De beoordelingscoördinatie met de EBA zou een derde laag toevoegen en zou aldus de vergunningsprocedures complexer en tijdrovender maken. Daarom is de ECB van mening dat de voorgestelde taken noch aan een EBA-bestuursorgaan, noch aan de raad van toezichthouders mogen worden opgedragen.

2.6.   Internationale samenwerking

2.6.1.

Het voorstel introduceert een sleutelrol voor de EBA bij de beoordeling van de regelgevings- en toezichtequivalentie van wettelijke regelingen van derde landen, hetgeen anders de Commissie zou doen (19). Meer in het bijzonder wordt de EBA opgedragen ontwikkelingen te monitoren op het gebied van regulering en toezicht, handhaving en relevante marktontwikkelingen in derde landen waarvoor gelijkwaardigheidsbesluiten zijn vastgesteld. Bovendien zou de EBA middels bilaterale administratieve regelingen samenwerken met BA’s van equivalente rechtsgebieden.

2.6.2.

De ECB verwelkomt dat de EBA bijstand aan de Commissie verleent bij de opstelling (20) en het monitoren (21) van gelijkwaardigheidsbesluiten. De ECB plaatst echter een aantal bemerkingen aangaande de overwogen procedure voor de onderhandeling en het afsluiten van administratieve regelingen tussen BA’s en de respectievelijke toezichthouder van een derde land (22).

2.6.3.

De ECB acht een verduidelijking van artikel 33, lid 2 bis, onder b), gerechtvaardigd. De ECB begrijpt dat de bevoegdheden van de EBA om te onderhandelen over samenwerkingsregelingen en daarin bepalingen op te nemen, overeenkomstig deze paragraaf, alleen follow-ups beogen van gelijkwaardigheidsbesluiten. Verduidelijkt zou kunnen worden dat de BA verantwoordelijk blijft voor de coördinatie van toezichtactiviteiten en inspecties ter plaatse.

2.6.4.

Daarnaast verwelkomt de ECB het voorgestelde artikel 33, lid 2 quater, van Verordening (EU) nr. 1093/2010, dat de EBA opdraagt administratieve modelregelingen te ontwikkelen. Deze zouden samen met de BA’s moeten worden ontwikkeld. Niettemin is de ECB van mening dat indien de EBA een actieve rol speelt bij onderhandelingen, zulks het onderhandelingsproces onnodig complexer zou maken en de afsluiting van memoranda van overeenstemming (MoU’s) voor toezichtsamenwerking zou kunnen vertragen. Aangezien elk derde land binnen zijn eigen rechtskader opereert en omdat toezichthouders tijdens onderhandelingen maximale flexibiliteit nodig hebben bij het aanpassen van MoU’s, kunnen zich bovendien aanzienlijke praktische problemen voordoen met betrekking tot de verplichting om een door de EBA ontwikkeld gestandaardiseerd MoU-template te gebruiken. Daarom moet naar beste vermogen worden vertrouwd op dergelijke administratieve modelregelingen.

2.7.   Veranderingen van boetebevoegdheden en informatieverzoeken

2.7.1.

Het voorstel voorziet in een mechanisme ter versterking van de effectieve handhaving van het recht van de EBA op informatieverzameling om ervoor te zorgen dat de EBA daadwerkelijk haar taken en functies vervult (23). Hiertoe draagt het voorstel de EBA op boeten en dwangsommen op te leggen indien betrokken financiële instellingen, holdings of filialen van een betrokken financiële instelling en niet-gereguleerde operationele entiteiten binnen een financiële groep of een conglomeraat die van belang zijn voor de financiële activiteiten van de relevante financiële instellingen, niet nauwkeurig, volledig of tijdig voldoen aan een verzoek of een besluit van de EBA (24). De EBA moet deze financiële instelling het recht verlenen om te worden gehoord alvorens dergelijke boeten of dwangsommen op te leggen (25), en het Hof van Justitie van de Europese Unie (26) is bevoegd besluiten tot oplegging van een dergelijke boete of dwangsom te toetsen.

2.7.2.

De ECB ondersteunt in het algemeen de geuite doelstelling om ervoor te zorgen dat de EBA het recht tot verzameling van informatie heeft opdat de EBA haar verplichtingen en taken kan uitvoeren. De ECB is echter van mening dat de voorgestelde versterking van het recht van de EBA om informatie te verzamelen door haar toe te staan om boeten en dwangsommen op te leggen, geen afbreuk mag doen aan de bevoegdhedenuitoefening door de BA’s wanneer betrokken financiële instellingen niet accuraat, niet volledig of niet tijdig reageren op de informatieverzoeken van de BA’s.

2.8.   Toezichtrapportage en bekendmakingsvereisten op grond van pijler 3

2.8.1.

Wat de toekomst betreft, kunnen de medewetgevers overwegen om de rol van de EBA met betrekking tot de transparantie van financiële instellingen te formaliseren en uit te breiden, waarbij overlapping van hun rapportageverplichtingen wordt vermeden. De EBA kan met name opgedragen worden toezichtrapportage en kwantitatieve bekendmakingsvereisten op grond van pijler 3 voor financiële instellingen, zoals vastgelegd in Unierecht, in één enkel rapportagekader te integreren, waarin de bekendmakingsvereisten op grond van pijler 3 een subreeks vormen van de gegevens waarop toezichtrapportage van toepassing is. Door de integratie van deze twee datastromen zou de EBA een gegevenshub kunnen ontwikkelen, en deze onderhouden, welke hub gegevens bevat die bekend worden gemaakt conform de bekendmakingsvereisten op grond van pijler 3 en die worden geëxtraheerd uit toezichtgegevens. Kredietinstellingen zouden baat hebben bij een dergelijk kader, aangezien zij de desbetreffende informatie slechts één keer zouden rapporteren, en prudentiële toezichthouders en andere gegevensgebruikers zouden baat hebben bij een gemakkelijkere toegang tot relevante gegevens.

2.8.2.

Bovendien zou de vaststelling van een kader voor een centrale databank bij de EBA de toezichtgegevenskwaliteit aanzienlijk kunnen verbeteren, zoals ontdekt tijdens de EBA-transparantieactiviteiten. Het zou ook meer in het algemeen de integratie van de banksector in de Unie bevorderen door voor marktdeelnemers de toegang tot uit hoofde van pijler 3 van het Bazel-kader openbaar gemaakte informatie te vergemakkelijken (27). Een dergelijke gegevenshub zou pijler 3-gegevens openbaar maken conform de vereisten voor financiële instellingen (op kwartaal-, halfjaar- of jaarbasis) opdat de Unie inzake gegevensbeschikbaarheid (28) uiteindelijk hetzelfde niveau bereikt als de Verenigde Staten. De EBA heeft zich al bereid verklaard om de technische infrastructuur voor een dergelijke gegevenshub op te zetten, maar het vereist een wettelijk mandaat om gegevens openbaar te maken als onderdeel van een centrale databank zonder de uitdrukkelijke toestemming van de financiële instellingen (29) die eigenaar zijn van deze gegevens. Dit mandaat mag echter geen afbreuk doen aan de bevoegdheid van de BA’s om aanvullende ad-hocinformatie van onder toezicht staande entiteiten te verlangen. Daarom acht de ECB het opportuun om de wettelijke en praktische haalbaarheid van het opzetten van een centrale gegevensbank bij de EBA nader te onderzoeken.

Indien de ECB wijzigingen van het voorstel aanbeveelt, worden daartoe in een apart technisch werkdocument specifiek onderbouwde formuleringsvoorstellen opgenomen. Het technische werkdocument is in de Engelse taal beschikbaar op de ECB-website.

Gedaan te Frankfurt am Main, 11 april 2018.

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  COM(2017) 536 final.

(2)  COM(2017) 542 final.

(3)  Advies CON/2018/12 van de Europese Centrale Bank inzake een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1092/2010 betreffende macroprudentieel toezicht van de Europese Unie op het financiële stelsel en tot oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico’s (PB C 120 van 6.4.2018, blz. 2). Alle adviezen worden op de ECB-website bekendgemaakt onder www.ecb.europa.eu

(4)  Zie bladzijde 3 van de ECB-bijdrage aan de raadpleging van de Europese Commissie inzake de werkzaamheden van de Europese Toezichthouders, 7 juni 2017 (hierna de „ECB-bijdrage inzake de ESA’s” genoemd) en beschikbaar op de ECB-website onder www.ecb.europa.eu

(5)  Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12).

(6)  Zie het nieuwe ontwerpartikel 45 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.

(7)  Zie overweging 23 van het voorstel.

(8)  Zie overweging 52 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.

(9)  Zie artikel 1, lid 27, onder a) van het voorstel.

(10)  Zie pagina’s 2 en 3 van de ECB-bijdrage inzake ESA’s.

(11)  Zie het voorgestelde nieuwe artikel 47, lid 3, in samenhang met het voorgestelde nieuwe artikel 29 bis van Verordening (EU) nr. 1093/2010.

(12)  Zie overweging 17 van het voorstel.

(13)  Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (PB L 287 van 29.10.2013, blz. 63).

(14)  Zie het nieuwe voorgestelde artikel 29 bis, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1093/2010.

(15)  Zie het voorgestelde nieuwe artikel 47, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1093/2010 in samenhang met het voorgestelde nieuwe artikel 32 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.

(16)  Zie artikel 1, lid 13, van het voorstel.

(17)  Voorgestelde nieuwe artikelen 31 bis, lid 2, en 31 bis, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1093/2010.

(18)  Zie overweging 18 van het voorstel.

(19)  Artikel 1, lid 17, van het voorstel.

(20)  Nieuw voorgesteld artikel 33, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1093/2010.

(21)  Nieuw voorgesteld artikel 33, lid 2 bis, van Verordening (EU) nr. 1093/2010.

(22)  Zie het nieuwe voorgestelde artikel 33, lid 2 quater, van Verordening (EU) nr. 1093/2010.

(23)  Zie de nieuwe voorgestelde artikelen 35 tot en met 35 nonies van Verordening (EU) nr. 1093/2010.

(24)  Zie overweging 20 van het voorstel.

(25)  Zie het nieuwe voorgestelde artikel 35 septies van Verordening (EU) nr. 1093/2010.

(26)  Zie het nieuwe voorgestelde artikel 35 nonies van Verordening (EU) nr. 1093/2010.

(27)  Zie „Pillar 3 disclosure requirements — consolidated and enhanced framework”, maart 2017, van het Bazels comité voor bankentoezicht, beschikbaar op de website van de Bank for International Settlement onder www.bis.org

(28)  In de VS is de Federal Financial Institutions Examination Council (FFIEC) een bankgewijze toezichtgegevensbank voor het publiek, beschikbaar op de FFIEC-website onder cdr.ffiec.gov/public

(29)  Zie Enria, A., Ensuring transparency in the European financial system, Official Monetary and Financial Institutions Forum (OMFIF) City Lecture, mei 2016, blz. 9, beschikbaar op de website van het OMFIF onder www.omfif.org


Top