EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32015O0034

Richtsnoer (EU) 2016/64 van de Europese Centrale Bank van 18 november 2015 houdende wijziging van Richtsnoer (EU) 2015/510 betreffende de tenuitvoerlegging van het monetairbeleidskader van het Eurosysteem (richtsnoer algemene documentatie) (ECB/2015/34)

OJ L 14, 21.1.2016, p. 25–29 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/guideline/2016/64/oj

21.1.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 14/25


RICHTSNOER (EU) 2016/64 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 18 november 2015

houdende wijziging van Richtsnoer (EU) 2015/510 betreffende de tenuitvoerlegging van het monetairbeleidskader van het Eurosysteem (richtsnoer algemene documentatie) (ECB/2015/34)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, met name artikel 127, lid 2, eerste streepje,

Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, met name artikel 3.1, eerste streepje, artikel 9.2, artikel 12.1, artikel 14.3, artikel 18.2, en artikel 20, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De verwezenlijking van een gemeenschappelijk monetair beleid vergt de vaststelling van instrumenten en procedures voor gebruik door het Eurosysteem dat bestaat uit de Europese Centrale Bank (ECB) en de nationale centrale banken van de eurogebiedlidstaten (hierna de „NCB's”), teneinde dat beleid in de eurogebiedlidstaten uniform toe te passen.

(2)

Gezien artikel 12.1 van de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank (hierna: de „ESCB-statuten”) heeft de ECB de bevoegdheid om het gemeenschappelijk monetair beleid van de Unie uit te werken en de voor de passende implementatie noodzakelijke richtsnoeren uit te vaardigen. Krachtens artikel 14.3 van de ESCB-statuten moeten de NCB's overeenkomstig die richtsnoeren handelen. Dit richtsnoer is derhalve gericht tot het Eurosysteem. In contracten of reglementen geven de NCB's uitvoering aan in dit richtsnoer vastgelegde regels. Wederpartijen zijn gehouden te voldoen aan die regels zoals de NCB's die implementeren in die contracten of reglementen.

(3)

Luidens het eerste gedachtestreepje van artikel 18.1 van de ESCB-statuten mag het Eurosysteem in de financiële markten opereren door aan- en verkoop, hetzij onvoorwaardelijk (contant en op termijn), hetzij onder beding van wederverkoop, respectievelijk wederaankoop, en door het in lening geven of nemen van vorderingen en verhandelbaar papier, luidende in euro of andere valuta's, evenals edele metalen. Luidens het tweede streepje van artikel 18.1 mag het Eurosysteem krediettransacties verrichten met kredietinstellingen en andere marktpartijen.

(4)

Om het Eurosysteem van wederpartijrisico te vrijwaren, bepaalt het tweede streepje van artikel 18.1 van de ESCB-statuten dat indien het Eurosysteem krediettransacties verricht met kredietinstellingen en andere marktpartijen, de verleende kredieten worden gedekt door toereikend onderpand.

(5)

Om het Eurosysteem te beschermen tegen financiële verliezen in geval van verzuim van een wederpartij, moeten op als onderpand voor krediettransacties van het Eurosysteem gemobiliseerde beleenbare activa risicobeheersingsmaatregelen van toepassing zijn die zijn vastgelegd in titel VI van deel vier van Richtsnoer (EU) 2015/510 van de Europese Centrale Bank (ECB/2014/60) (1).

(6)

De Raad van bestuur heeft besloten de regels inzake gedekte obligaties voor eigen gebruik te veranderen aangaande de aanvullende surpluspercentages.

(7)

De Raad van bestuur heeft besloten dat niet-verhandelbare schuldbewijzen gedekt door beleenbare kredietvorderingen, grensoverschrijdend gebruikt kunnen worden overeenkomstig de toepasselijke CCBM-procedures (correspondentenmodel voor centrale banken).

(8)

De Raad van bestuur heeft besloten dat de bepalingen aangaande de surpluspercentages moeten worden vastgelegd in een ten aanzien van Richtsnoer (EU) 2015/510 (ECB/2014/60) afzonderlijke rechtshandeling, aangezien daardoor de implementatie van wijzigingen van het relevante kader prompt gestroomlijnd kan worden zodra de Raad van bestuur de betrokken besluiten heeft vastgesteld.

(9)

Derhalve moet Richtsnoer (EU) 2015/510 (ECB/2014/60) dienovereenkomstig gewijzigd worden,

HEEFT HET VOLGENDE RICHTSNOER VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen

Richtsnoer (EU) 2015/510 (ECB/2014/60) wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 2, lid 16, wordt als volgt vervangen:

„16.   „grensoverschrijdend gebruik”: de indiening, als onderpand, door een wederpartij aan de eigen NCB van:

a)

in een andere eurogebiedlidstaat aangehouden verhandelbare activa;

b)

in een andere eurogebiedlidstaat uitgegeven en in de lidstaat van de eigen NCB aangehouden verhandelbare activa;

c)

kredietvorderingen waarvan de kredietvorderingsovereenkomst wordt beheerst door de wetten van een andere eurogebiedlidstaat dan die van de eigen NCB;

d)

retail-schuldbewijzen met hypothecair onderpand (RMBD's) in overeenstemming met de toepasselijke CCBM-procedures.

e)

niet-verhandelbare schuldbewijzen gedekt door beleenbare kredietvorderingen (DECC's), uitgegeven en aangehouden in een andere eurogebiedlidstaat, met uitzondering van de eurogebiedlistaat van de eigen NCB.”.

2)

Artikel 2, lid 49, wordt als volgt vervangen:

„49.   „uitstaande leasingvorderingen”: de geplande en contractueel door de leasenemer aan de leasegever krachtens de voorwaarden van een leaseovereenkomst opgelegde betalingen. Restwaardes zijn geen uitstaande leasingvorderingen. Persoonlijke contracten tot aankoop (Personal Contract Purchase (PCP)), d.w.z. contracten krachtens welke de debiteur zijn optie kan uitoefenen: a) om een finale betaling te doen ten einde volledige eigendom van de goederen te verkrijgen, of b) om de goederen te retourneren ter afwikkeling van het contract, worden gelijkgesteld met leaseovereenkomsten;”.

3)

Artikel 128 wordt als volgt vervangen:

„Artikel 128

Risicobeheersingsmaatregelen

1.   Het Eurosysteem past voor beleenbare activa de volgende risicobeheersingsmaatregelen toe:

a)

surpluspercentages zoals bepaald in Richtsnoer (EU) 2016/65 van de Europese Centrale Bank (ECB/2015/35) (2);

b)

variatiemarges (marktwaardemethode) (marking-to-market):

het Eurosysteem vergt dat voor de bij liquiditeitsverruimende transacties met wederinkoop gebruikte beleenbare activa in de loop van de tijd de voor het surpluspercentage gecorrigeerde marktwaarde wordt aangehouden. Indien de dagelijks gemeten waarde van de beleenbare activa onder een bepaald niveau komt, vereist de eigen NCB dat de wederpartij aanvullende activa ter beschikking stelt, of contant geld, zulks middels een margestorting. Evenzo, indien de waarde van de beleenbare activa na hun herwaardering tot boven een bepaald niveau stijgt, kan de NCB het teveel aan activa retourneren of contanten terugstorten;

c)

beperkt gebruik van ongedekte schuldbewijzen die zijn uitgegeven door een kredietinstelling of door enige andere entiteit waarmee de kredietinstelling nauwe banden heeft zoals bedoeld in artikel 138;

d)

waarderingsverlagingen zoals bepaald in Richtsnoer (EU) 2016/65 (ECB/2015/35).

2.   Het Eurosysteem kan de volgende aanvullende risicobeheersingsmaatregelen toepassen:

a)

initiële marge: wederpartijen verstrekken beleenbare activa met een waarde die ten minste gelijk is aan het door het Eurosysteem verstrekte bedrag aan liquiditeiten plus het bedrag van de betrokken initiële marge;

b)

limieten ten aanzien van emittenten, debiteuren of garanten: het Eurosysteem kan aanvullende limieten toepassen op de risicoposities ten opzichte van emittenten, debiteuren of garanten, m.u.v. de limieten die worden toegepast op de in lid 1, onder c), genoemde ongedekte schuldbewijzen;

c)

aanvullende surpluspercentages;

d)

om bepaalde activa te aanvaarden, aanvullende waarborgen van garanten, die voldoen aan de kredietkwaliteitsvereisten van het Eurosysteem;

e)

de uitsluiting van bepaalde activa voor het gebruik als onderpand in Eurosysteemkrediettransacties.

(2)  Richtsnoer (EU) 2016/65 van de Europese Centrale Bank van 18 november 2015 betreffende binnen het kader van de tenuitvoerlegging van het monetairbeleidskader van het Eurosysteem toegepaste surpluspercentages (ECB/2015/35) (PB L 14 van 21.1.2016, blz. 30).”."

4)

Artikel 148 wordt als volgt vervangen:

„Artikel 148

Algemene beginselen

1.   Wederpartijen mogen voor alle types Eurosysteemkrediettransacties in het hele eurogebied beleenbare activa grensoverschrijdend gebruiken.

2.   Wederpartijen mogen beleenbare activa, behalve termijndeposito's, voor grensoverschrijdend gebruik als volgt mobiliseren:

a)

verhandelbare activa worden gemobiliseerd middels: i) in aanmerking komende koppelingen tussen EER-SSS'en die krachtens het gebruikersbeoordelingskader van het Eurosysteem („Eurosystem User Assessment Framework”) positief beoordeeld werden; ii) toepasselijke CCBM-procedures; iii) in aanmerking komende koppelingen in combinatie met de CCBM, en

b)

kredietvorderingen, DECC's en RMBD's worden overeenkomstig de toepasselijke CCBM-procedures gemobiliseerd.

3.   Verhandelbare activa kunnen gebruikt worden middels een NCB-rekening bij een SSS dat in een ander land is gevestigd dan dat van de betrokken NCB, zulks indien het Eurosysteem het gebruik van een dergelijke rekening goedgekeurd heeft.

4.   De Nederlandsche Bank kan haar rekening bij Euroclear Bank gebruiken om onderpandtransacties af te wikkelen met de in die ICSD uitgegeven Eurobonds. De Banc Ceannais na hÉireann/Central Bank of Ireland kan een dergelijke rekening bij Euroclear Bank openen. Deze rekening kan worden gebruikt voor alle bij Euroclear Bank aangehouden beleenbare activa, bijvoorbeeld via in aanmerking komende koppelingen naar Euroclear Bank overgedragen beleenbare activa.

5.   Wederpartijen voeren de overdracht van beleenbare activa uit via hun effectenafwikkelingsrekeningen bij een SSS dat krachtens het gebruikersbeoordelingskader van het Eurosysteem („Eurosystem User Assessment Framework”) positief beoordeeld werd.

6.   Een wederpartij die geen effectenrekening heeft bij een NCB of geen effectenafwikkelingsrekening bij een SSS dat krachtens het Gebruikersbeoordelingskader van het Eurosysteem („Eurosystem User Assessment Framework”) positief beoordeeld werd, mogen de transacties via de effectenafwikkelingsrekening of de effectenrekening van een correspondentkredietinstelling afwikkelen.”.

5)

Bijlage XI wordt als volgt vervangen:

„BIJLAGE XI

EFFECTENVORMEN

Op 13 juni 2006 kondigde de ECB voor de nieuwe global notes (NGN) criteria aan voor internationale globale effecten aan toonder die met ingang van 1 januari 2007 beleenbaar zouden zijn als onderpand voor Eurosysteemkrediettransacties. Op 22 oktober 2008 kondigde de ECB aan dat na 30 september 2010 uitgegeven internationale globale schuldbewijzen op naam alleen beleenbaar onderpand voor Eurosysteemkrediettransacties zouden zijn indien de nieuwe bewaarnemingsstructuur voor internationale schuldbewijzen (new safekeeping structure — NSS) wordt gebruikt.

De volgende tabel geeft een overzicht van de beleenbaarheidsregels voor de verschillende effectenvormen na de invoering van de NGN- en NSS-criteria.

Tabel 1

Beleenbaarheidsregels voor verschillende effectenvormen

Globaal/individueel

Aan toonder/Op naam

NGN/classic global note (CGN)/NSS

Is de common safekeeper (CSK) een ICSD (3)?

Beleenbaar?

Globaal

Aan toonder

NGN

Ja

Ja

Neen

Neen

Globaal

Aan toonder

CGN

NVT

Neen, maar op die voor 1 januari 2007 uitgegeven effecten zal tot de vervaldatum „grandfathering” toegepast worden, plus eventuele doorlopende uitgiften vanaf 1 januari 2007 indien de ISIN's fungibel zijn.

Globaal

Op naam

CGN

NVT

Krachtens deze structuur na 30 september 2010 uitgegeven obligaties zijn niet langer beleenbaar.

Globaal

Op naam

NSS

Ja

Ja

Individueel

Aan toonder

NVT

NVT

Krachtens deze structuur na 30 september 2010 uitgegeven obligaties zijn niet langer beleenbaar. Op uitgiften van individuele effecten aan toonder op of na 30 september 2010 wordt tot de vervaldatum „grandfathering” toegepast.

Artikel 2

Intrekking

Artikelen 129 tot en met 133 bis van Richtsnoer (EU) 2015/510 (ECB/2014/60) en bijlage X bij dat richtsnoer worden ingetrokken.

Artikel 3

Inwerkingtreding en implementatie

1.   Dit richtsnoer wordt van kracht op de dag van notificatie aan de NCB's.

2.   De NCB's nemen alle maatregelen om te voldoen aan dit richtsnoer en passen die maatregelen met ingang van 25 januari 2016 toe. Zij stellen de ECB uiterlijk op 5 januari 2016 in kennis van de met die maatregelen verband houdende teksten en middelen.

Artikel 4

Geadresseerden

Dit richtsnoer is gericht tot alle centrale banken van het Eurosysteem.

Gedaan te Frankfurt am Main,18 november 2015.

Namens de Raad van bestuur van de ECB

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  Richtsnoer (EU) 2015/510 van de Europese Centrale Bank van 19 december 2014 betreffende de tenuitvoerlegging van het monetairbeleidskader van het Eurosysteem (ECB/2014/60) (PB L 91 van 2.4.2015, blz. 3).

(3)  Dan wel, indien zulks toepasselijk wordt, in een positief beoordeelde centrale effectenbewaarinstelling.”.


Top