EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52009AB0017

Advies van de Europese Centrale Bank van 5 maart 2009 op verzoek van de Raad van de Europese Unie betreffende een Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG wat betreft banken die zijn aangesloten bij centrale instellingen, bepaalde eigenvermogensbestanddelen, grote posities, het toezichtkader en het crisisbeheer (CON/2009/17)

OJ C 93, 22.4.2009, p. 3–15 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

22.4.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 93/3


ADVIES VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 5 maart 2009

op verzoek van de Raad van de Europese Unie betreffende een Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG wat betreft banken die zijn aangesloten bij centrale instellingen, bepaalde eigenvermogensbestanddelen, grote posities, het toezichtkader en het crisisbeheer

(CON/2009/17)

2009/C 93/03

Inleiding en rechtsgrondslag

Op 22 oktober 2008 ontving de Europese Centrale Bank (ECB) een verzoek van de Raad van de Europese Unie om een advies inzake een Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG wat betreft banken die zijn aangesloten bij centrale instellingen, bepaalde eigenvermogensbestanddelen, grote posities, het toezichtkader en het crisisbeheer (1) (verder het „richtlijnvoorstel”) (2).

De adviesbevoegdheid van de ECB is gebaseerd op artikel 105, lid 4 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. Overeenkomstig de eerste volzin van artikel 17.5 van het Reglement van orde van de Europese Centrale Bank heeft de Raad van bestuur dit advies aangenomen.

Algemene opmerkingen

Hervorming van het Europese toezichtkader in de financiële sector

1.

De ECB benadrukt dat de bijzondere overwegingen in dit advies de mogelijke toekomstige bijdragen aan het bredere Europese debat aangaande de hervorming van het Europese toezichtskader (3), met name in de context van de recent door de Commissie opgerichte groep op hoog niveau onverlet laten (4).

Rechtsinstrumenten voor consistente implementatie van Europese bankenwetgeving

2.

De ECB heeft meerdere malen (5) haar standpunt geuit dat de vigerende structuur van Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende het opnemen en het uitoefenen van de werkzaamheden van kredietinstellingen (herschikking) (6) en van Richtlijn 2006/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 inzake de kapitaaltoereikendheid van beleggingsondernemingen en kredietinstellingen (herschikking) (7), niet als de finale wenselijke uitkomst dient te worden beschouwd, maar veeleer als een stap, overeenkomstig de onder de Lamfalussy benadering ontwikkelde principes en doelstellingen, in een lange-termijn proces uiteindelijk leidend tot een direct toepasselijke reeks Niveau-2-regels voor financiële instellingen binnen de Europese Unie. Richtlijn 2006/48/EG biedt weinig mogelijkheden voor comitologie en laat slechts beperkt uitvoeringsmaatregelen toe (8). De implementatie van Bazel II (9) was een unieke, maar onbenutte kans om Richtlijn 2006/48/EG in die zin te herzien. Daarom is er nog veel werk op het gebied van de banken teneinde de voordelen van de Lamfalussy regelingsbenadering ten volle te doen gelden. Dit proces zou: i) de beperking vereisen van Niveau-1 wetgeving tot kaderbeginselen die de essentiële politieke keuzes en essentiële aangelegenheden weerspiegelen; en ii) vereisen de technische bepalingen samen te brengen in één of meerdere rechtstreeks toepasselijke Niveau-2 verordeningen, die door meer gebruikmaking van comitologie geleidelijk het belangrijkste corpus zouden vormen van technische regels betreffende financiële instellingen in de EU. Dienaangaande meent de ECB dat de meeste technische bijlagen bij de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG direct dienen te worden aangenomen als Niveau-2 rechtshandelingen en voor zover verenigbaar met de nodige flexibiliteit voor nationale tenuitvoerlegging, als verordeningen van de Commissie.

3.

Door de beperkte mogelijkheid beroep te doen op wezenlijke en gestructureerde niveau-2 uitvoeringsmaatregelen in de context van Richtlijn 2006/48/EG en 2006/49/EG krijgen richtsnoeren op niveau 3 van het Lamfalussy-kader een belangrijkere rol. Dienaangaande stelt de ECB vast dat het richtlijnvoorstel voor de eerste keer in Richtlijn 2006/48/EG uitdrukkelijk verwijst naar richtsnoeren en aanbevelingen van het Comité van Europese bankentoezichthouders (CEBS) (10). De ECB erkent de voordelen van deze richtsnoeren, het vele door CEBS verrichte werk bij het convergeren van toezichtstandaarden en -praktijken en de noodzaak de naleving door de lidstaten te verzekeren. Gezien echter het niet-bindende karakter van deze richtsnoeren, garanderen zij geen geharmoniseerde toepassing van communautaire wetgeving binnen de lidstaten. Overeenkomstig de beginselen voor betere regelgeving (11) dienen expliciete verwijzingen naar dergelijke niet-bindende richtsnoeren in communautaire wetgeving te worden vermeden. De ECB adviseert in plaats daarvan dat het richtlijnvoorstel de domeinen verduidelijkt waaraan de CEBS dient bij te dragen ter verbetering van de convergentie van toezichtpraktijken. Bovendien ware het eveneens raadzaam, overeenkomstig de Lamfalussy benadering en het advies uit paragraaf 2, en om verder bij te dragen tot de aanneming van een geharmoniseerd juridisch kader op EU-niveau, dat de Gemeenschapswetgever in bepaalde gevallen de essentiële inhoud van deze niet-bindende CEBS niveau-3 richtsnoeren omzet in bindende communautaire wetgeving, ofwel op niveau 1 volgens de medebeslissingsprocedure, of als in alle lidstaten geldende niveau-2 uitvoeringsmaatregelen, die de Commissie aanneemt krachtens haar comitologiebevoegdheid (12).

4.

De ECB begrijpt dat een aantal door de Commissie voorgestelde wijzigingen aan Richtlijn 2006/48/EG en 2006/49/EG noodzakelijk geworden zijn door de recente onrust op de financiële markten en dat het in de actuele context niet denkbaar was deze richtlijnen te herstructureren. De ECB meent echter dat een radicale herziening van deze richtlijnen volgens de boven omschreven beginselen de transparantie en rechtszekerheid binnen de bankenwetgeving van de Europese Gemeenschap sterk zou verhogen. De actuele onrust op de markt accentueerde eveneens het belang van aan de gewijzigde omstandigheden aanpasbare, gemakkelijk te wijzigen rechtsinstrumenten, d.w.z. niveau-2 uitvoeringsmaatregelen, waarbij alleen de kaderbeginselen in de strikte, meestal meer duurzame, niveau-1 rechtshandelingen blijven. De ECB nodigt de EU-wetgever uit, eveneens in het licht van de actuele bevindingen van de groep op hoog niveau, deze aanbevelingen in acht te nemen.

Comitologie

5.

Onlangs heeft de Commissie twee ontwerp-Uitvoeringsrichtlijnen voorgesteld aangaande de technische bepalingen betreffende risicobeheer (13). De ECB merkt op dat sommige technische bepalingen securitisaties en de methodologieën van de externe kredietbeoordelingsinstellingen betreffen. Hoewel de ECB geen bijzondere opmerkingen heeft aangaande deze specifieke bepalingen, stemt zij in met het standpunt van de Commissie aangaande de opeenvolging van niveau-1 en niveau-2 maatregelen (14) dat: i) algemeen, met het oog op rechtssamenhang en transparantie, niveau-2 maatregelen niveau-1 maatregelen niet mogen voorafgaan om de inhoudelijke discussie niet te ontkrachten en ii) zo veel mogelijk parallel aan niveau-1 en niveau-2 maatregelen dient te worden gewerkt. Dienaangaande zou de ECB eveneens haar adviesrol krachtens artikel 105, lid 4 van het Verdrag aangaande voorstellen voor communautaire besluiten (met inbegrip van ontwerp-niveau 2 uitvoeringsmaatregelen) beter kunnen vervullen.

Specifieke opmerkingen

Interbancaire posities en tenuitvoerlegging van monetair beleid (nieuw voorgestelde artikel 113, lid 3 en 4 van Richtlijn 2006/48/EG.

6.

Globaal verwelkomt de ECB de doelstelling van het richtlijnvoorstel het risico-en liquiditeitsbeheer in kredietinstellingen te verbeteren, ook aangaande interbancaire posities (15). In het bijzonder deelt de ECB het standpunt van de Commissie dat interbancaire posities een duidelijk risico vormen omdat banken, ondanks de reglementering, in gebreke kunnen blijven en dat grote interbancaire posities een zeer prudente bedrijfsvoering vergen (16).

7.

De ECB merkt op dat het richtlijnvoorstel een uitzondering invoert voor „activa die vorderingen op en andere posities jegens instellingen vertegenwoordigen, mits deze posities geen eigen vermogen van de instellingen vormen, uiterlijk tot en met de volgende werkdag bestaan en luiden in een munt van de lidstaat die van deze mogelijkheid gebruikmaakt, mits deze munt niet de euro is” (17). De ECB meent dat bovenvermelde bepaling problematisch is aangaande gelijke omstandigheden en dat gelijke behandeling binnen de lidstaten wijziging van deze bepaling vergt.

8.

Voorts maant de ECB tot voorzichtigheid bij het opstellen van interbancaire posities beperkende maatregelen, aangezien de voorgestelde maatregelen geen afbreuk mogen doen aan de soepele liquiditeitsstroom op de interbancaire markt. Gezien de tenuitvoerlegging van het monetaire beleid ware het, noch onder normale omstandigheden, noch bij de actuele onrust op de financiële markt, wenselijk de soepele liquiditeitsstroom op de interbancaire markt, in het bijzonder bij zeer korte looptijden van één nacht tot een week, te beperken. Onder normale omstandigheden strekken de handelsactiviteiten van Eurosysteem-tegenpartijen tot het terugvloeien van kortlopende liquiditeit naar de markt en mogen daarom niet beperkt worden, aangezien dit de soepele sturing van de korte termijn rente op de geldmarkt naar het minimale inschrijvingsrente voor de basis-herfinancieringstransacties van het Eurosysteem zou kunnen schaden.

9.

Dienaangaande benadrukt de ECB dat lenen met een korte looptijd niet even riskant is als lenen met een langere looptijd. Verder varieert de kredietkwaliteit eveneens tussen de tegenpartijen. Aangaande de voorgestelde beperking van interbancaire posities tot 25 % van de eigen middelen van de kredietinstelling of het bedrag van EUR 150 miljoen (18), ongeacht de looptijd ervan, suggereert de interne kwalitatieve analyse door de ECB dat vele banken bij een aanzienlijk aantal transacties beperkt zou zijn geweest in hun overnight leningsactiviteiten indien de limiet zou hebben bestaan vóór de onrust op de financiële markt ontstond in augustus 2007. Dit is een essentiële en ongewenste verandering tegenover het vigerende juridisch kader, dat de lidstaten toelaat „vorderingen op en posities jegens instellingen, met een looptijd van ten hoogste één jaar” volledig of gedeeltelijk vrij te stellen van de toepassing van de regels betreffende grote posities (19). Gezien de tenuitvoerlegging van het monetaire beleid meent de ECB dat de bovenvermelde voorgestelde limiet de soepele liquiditeitsstroom op de interbancaire markt zou belemmeren en de soepele werking van de euro geldmarkt zou kunnen schaden. In deze context, hoewel de ECB benadrukt dat kredietinstellingen zouden moeten beschikken over risicobeperkingsmaatregelen en controlemiddelen overeenkomstig de vereisten van Bijlage V bij Richtlijn 2006/48/EG ter vermijding van mogelijke met zeer korte-termijn interbancaire posities verbonden risico’s, zou zij echter wel begroeten dat de toepassing van de grote-posities-regeling niet geldt voor vorderingen met een zeer korte looptijd, bijv. een week of minder. Bovendien zou zij een analyse in de gehele EU van de geldmarkt — en op basis van die analyse — de mogelijke invoering van bepaalde maatregelen zoals een uitzondering voor vorderingen met een looptijd van meer dan een week verwelkomen.

Liquiditeitsaangelegenheden (nieuwe voorgestelde Bijlagen V en XI en artikel 41)

10.

Volgens de ECB zijn de wijzigingen van Richtlijn 2006/48/EG betreffende het liquiditeitsrisico (20), die het door het Bazelse Comité voor het Bankentoezicht (BCBT) (21) en de CEBS (22) uitgevoerde werk ten uitvoer leggen, gezien het belang van liquiditeitsrisicobeheer, zoals bleek uit de actuele onrust op de markt, noodzakelijk en welkom. Dienaangaande en eveneens rekening houdend met mogelijk toekomstig werk door de Commissie, zijn richtlijnen aangaande de belangrijkste aspecten, zoals de definitie en het kader van de risicotolerantie (23), alsook de toereikendheid van liquiditeitsbuffers belangrijk (24). Gezien hun taken aangaande de financiële stabiliteit, dient te worden gegarandeerd dat centrale banken naar behoren toegang hebben tot de informatie aangaande de noodfinancieringsregelingen van banken.

11.

De ECB merkt op dat de CEBS in haar recente technische advies aan de Commissie betreffende liquiditeitsrisicobeheer (25) aanbeveelt dat de toezichthouders van grensoverschrijdende groepen hun werk nauw coördineren, met name via een betere informatie-uitwisseling, en in het bijzonder binnen de colleges van toezichthouders met het oog op een beter begrip van liquiditeitsrisicoprofielen en ter vermijding van onnodige dubbele verplichtingen. In voorkomend geval suggereert de CEBS dat toezichthouders takendelegatie zouden overwegen betreffende het liquiditeitstoezicht van bijkantoren aan de toezichthouders van het herkomstland. Gelet het actuele werk aangaande liquiditeitsrisicobeheer en liquiditeitsconcessiepraktijken (26), merkt de ECB op dat één van de gevolgen van de economische en monetaire unie is dat alleen de herkomstlidstaat verantwoordelijk zou dienen te zijn voor het liquiditeitstoezicht van bijkantoren van kredietinstellingen binnen het eurogebied. In de context van een toekomstige herziening van Richtlijn 2006/48/EG, zou een onderscheid kunnen worden gemaakt tussen de herkomstlidstaten en de gastlidstaten die de euro aangenomen hebben enerzijds, en de lidstaten die dit niet deden anderzijds. Indien de bevoegde autoriteiten van de herkomstlidstaat en de gastlidstaat een andere valuta hebben, zou het bijkantoor kunnen onderworpen zijn aan de liquiditeitsvoorwaarden van de gastlidstaat. Binnen het eurogebied heeft dit onderscheid echter geen belang meer voor bijkantoren aangezien zij dezelfde balans hebben als het hoofdkantoor, in dezelfde valuta en zij geen bijzondere eigen middelen of kapitaal nodig hebben. Bovendien, dient het in één lidstaat ingevoerde en officieel erkende depositogarantiestelsel de deposanten bij door kredietinstellingen in andere lidstaten opgerichte bijkantoren te omvatten.

12.

Gezien het bestaan van het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB), beveelt de ECB eveneens aan artikel 41 van Richtlijn 2006/48/EG aangaande de aansprakelijkheid voor de maatregelen ten gevolge van de tenuitvoerlegging van het monetair beleid te wijzigen.

Informatie-uitwisseling en samenwerking tussen centrale banken en toezichthouders (nieuwe voorgestelde artikel 42a, lid2, artikel 49 en artikel 130, lid 1 van Richtlijn 2006/48/EG)

13.

De ECB ondersteunt de verduidelijking van de bestaande verplichtingen aangaande coördinatie en informatie-uitwisseling tussen de financiële stabiliteitsautoriteiten in een noodsituatie, met inbegrip van negatieve ontwikkelingen in financiële markten. De verduidelijking van de bestaande verplichtingen is in het bijzonder welkom voor de informatie-uitwisseling tussen toezichthouders en centrale banken aangaande bijzondere bankgroepen.

14.

De ECB merkt op dat enerzijds Richtlijn 2006/48/EG bepaalt dat toezichthouders niet mogen verhinderd worden voor de uitoefening van hun taak (27) informatie mee te delen aan centrale banken, met inbegrip van de ECB (28), het richtlijnvoorstel anderzijds bepaalt dat de lidstaten in een noodsituatie als bedoeld in Richtlijn 2006/48/EG (29) de bevoegde autoriteiten dienen toe te staan gegevens te zenden aan centrale banken in de Gemeenschap. Zowel voor „normale omstandigheden” als voor noodsituaties bepaalt het richtlijnvoorstel dat deze informatiemededeling geldt als de informatie van belang is voor de uitoefening van de taken van centrale banken. De ECB verwelkomt deze wijziging, en in het bijzonder de invoering in Richtlijn 2006/48/EG van een uitdrukkelijke verwijzing naar een niet-volledige lijst van taken van centrale banken, waaronder het voeren van monetair beleid, de uitoefening van toezicht op betalings- en effectenafwikkelingssystemen en de waarborging van de financiële stabiliteit, waarvoor deze mededeling van informatie van belang zou zijn. De ECB merkt op: Ten eerste, terwijl de bovenvermelde takenlijst verwijst naar toezicht op betalingssystemen en effectenafwikkelingssystemen (30), ware het passend een verwijzing op te nemen naar „clearingsystemen” en consistent de bewoordingen „betalings-, clearing-en afwikkelingssystemen” in Richtlijn 2006/48/EG te gebruiken. Ten tweede, de verwijzing naar „wettelijke” taken betekent dat deze taken bij wet werden toegewezen. Aangezien bepaalde functies, zoals de taak de financiële stabiliteit te waarborgen, in sommige gevallen niet in de statuten staan, dient het woord „wettelijk” te worden geschrapt.

15.

De ECB begrijpt dat de voorgestelde wijzigingen niet beogen het actuele kader voor informatie- uitwisseling tussen de toezichthouders en de centrale banken onder normale omstandigheden te wijzigen, maar een betere informatie-uitwisseling beogen tussen deze autoriteiten in noodsituaties. De ECB acht meer ruimte voor verdere convergentie van de aard van deze verplichtingen wenselijk ter vermijding van ongewenste asymmetrie in de voor centrale banken beschikbare informatie onder normale omstandigheden en in noodsituaties (31). Uit de ervaring van de centrale banken van het Eurosysteem blijkt dat er aanzienlijke informatiegerelateerde synergieën bestaan tussen centrale-bank functies en de toezichthoudende functies. Dit bevestigt de noodzaak van een versterkte wisselwerking tussen de financiële stabiliteitsbeoordelingen van de centrale banken en het prudentieel toezicht op individuele financiële instellingen (32). Zoals reeds opgemerkt in vorige adviezen (33), zou het toezicht op individuele instellingen voordeel dienen te behalen uit het resultaat van de financiële stabiliteitsbeoordelingen van de centrale banken, die van kun kant eveneens zouden gebruik dienen te maken van input door toezichthouders. Bijvoorbeeld zouden toezichthouders onder normale omstandigheden regelmatig met andere toezichthouders en centrale banken dienen te communiceren, zowel in het binnenland als grensoverschrijdend, ter bevordering van de doelmatige samenwerking bij het toezicht op en de controle van het liquiditeitsrisicobeheer. Onder normale omstandigheden dient deze mededeling regelmatig te worden gedaan, maar de aard en de frequentie van de informatie-uitwisseling dient naar behoren te worden gewijzigd gedurende tijden van spanning (34).

Colleges van toezichthouders (nieuw voorgestelde artikelen 42a, 129 en 131a)

16.

De ECB verwelkomt de voorgestelde versterkte wettelijke basis van de colleges van toezichthouders (35). Dit brengt toezichtsconvergentie dichterbij en zou consistentie binnen de lidstaten garanderen. De ECB is in het bijzonder van mening dat de inzet van toezichtcolleges de samenwerking zou verbeteren bij het dagelijkse toezicht op grensoverschrijdende banken, financiële stabiliteitsrisicobeoordelingen en de coördinatie van het beheer van crisissituaties.

De Gemeenschapsdimensie van het mandaat van nationale toezichthouders

17.

De ECB ondersteunt volledig het herhaaldelijk door de Ecofin-Raad herbevestigde doel de gemeenschapsdimensie van het mandaat van nationale toezichthouders te versterken, zoals het richtlijnvoorstel weerspiegelt overwegende dat financiële stabiliteitsaangelegenheden grensoverschrijdend dienen te worden beoordeeld (36). In deze context verwelkomt de ECB de bepalingen betreffende de inachtname van de mogelijke impact van een besluit op de stabiliteit van het financiële stelsel van alle andere betrokken lidstaten. Om consistentieredenen suggereert de ECB altijd te verwijzen naar de „potentiële impact” van een besluit en niet naar de „gevolgen” ervan (37). De ECB meent eveneens dat wanneer colleges niet mogelijk zijn, voor de praktische tenuitvoerlegging van bovenvermelde bepalingen dezelfde raadplegingmechanismen met andere betroffen lidstaten als in andere richtlijnen voor de financiële sector denkbaar kunnen zijn (38).

Securitisatie (nieuwe voorgesteld artikel 122a)

18.

De doelstellingen van de voorgestelde maatregelen aangaande kapitaalvereisten en risicobeheer voor securitisatie (39) zijn in het bijzonder: i) de plicht van initiators en/of sponsors om een materieel netto economisch belang (40) in de securitisatietransacties te houden; ii) de vereiste voor kredietinstellingen van een beter inzicht in de genomen risico’s als beleggers in securitisaties; iii) de verbetering van het openbaarmakingsbeleid door kredietinstellingen als initiators of sponsors; en iv) strengere toezichtpraktijken door de bevoegde autoriteiten aangaande securitisatie. In zijn geheel ondersteunt de ECB de invoering van deze voorgestelde wijzigingen ter harmonisatie van de stimulansen tussen de deelnemers in de securitisatiemarkt (41). Tegelijkertijd legt de ECB de nadruk op de noodzaak van een brede, liquide en goed werkende secundaire markt voor securitisaties, in het bijzonder aangaande effecten op onderpand van activa die in aanmerking komen als onderpand voor monetaire-beleidstransacties.

Ten eerste, als dit richtlijnvoorstel een niveau – 1 rechtshandeling blijft, ondanks het advies in de leden 2 tot 4 van dit advies, benadrukt de ECB de noodzaak i) het toepassingsgebied van bovenvermelde bepalingen te verduidelijken; ii) „materieel netto economisch belang” te definiëren; en iii) termen consistent te gebruiken ter verhoging van de convergentie in de tenuitvoerlegging en ter vermijding van toezichtarbitrage. Ter vermijding van mogelijke negatieve gevolgen voor de marketmaking activiteiten zijn zorgvuldigheidsvereisten die onderscheiden tussen handelsportefeuilles en niet- handelsportefeuilles van kredietinstellingen, in verhouding tot de respectievelijke investeringshorizon, eveneens het overwegen waard.

Ten tweede merkt de ECB op dat, hoewel het handhaven van een materieel economisch belang theoretisch misschien een machtig middel is om stimulansen te harmoniseren, de praktische tenuitvoerlegging ervan problematisch kan zijn (42). Daarom verwelkomt de ECB de intentie van de Commissie om aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit te brengen over de toepassing en de effectiviteit van het onderhavige artikel in het licht van de marktontwikkelingen, eveneens rekening houdend met de noodzaak de werking van de securitisatiemarkten te herstellen. Veder neemt de ECB nota van de door de Raad voorgestelde overweging aangaande de maatregelen om een mogelijke slechte afstemming van securitisatiestructuren te adresseren en de noodzaak van coherentie en consistentie in alle relevante regelgeving van de financiële sector (43).

Ten derde beveelt de ECB de herziening aan van de securitisatieterminologie, zowel in Richtlijn 2006/48/EG als in het richtlijnvoorstel, om ze beter op één lijn te brengen met de gebruikelijke juridische terminologie en zo de rechtszekerheid te doen toenemen (44).

Ten laatste, dient de interactie van het vereiste een materieel netto economisch belang te handhaven met de vereisten van financiële administratie te worden onderzocht (45). Om de mogelijke impact van de bepalingen betreffende securitisatie in het richtlijnvoorstel op regels inzake boeking buiten de balans en consolidatieregels te adresseren, is de ECB in deze context voor de ontwikkeling van richtsnoeren door het International Accounting Standards Board (IASB) inzake International Financial Reporting Standards (IFRS) 39 (46) en het Standing Interpretation Committee's (SIC) issue No12 (47).

Additionele juridische en technische opmerkingen

19.

Ter vermijding van de consolidatie van voorbijgestreefde concepten en ter vereenvoudiging van de lezing van de Richtlijn, beveelt de ECB aan bij de verwijzing naar de ECB, het ESCB en de nationale centrale banken van het ESCB, bewoordingen te gebruiken die overeenstemmen met de bepalingen van het Verdrag en de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank (hierna de „ESCB-statuten”).

20.

Richtlijn 2006/48/EG bevat een aantal cascade- en kruisverwijzingen, met gevolgen voor de begrijpelijkheid en duidelijkheid van de richtlijn (48). Bovendien is een aantal verwijzingen niet zo verwoord dat „die toelaten dat de essentie van de norm waarnaar men wil verwijzen kan worden begrepen zonder raadpleging van deze norm’” (49). Het richtlijnvoorstel handhaaft deze ongelukkige praktijk (50). Mede met het oog op de rechtszekerheid en de transparantie, beveelt de ECB eveneens aan deze bepalingen te herschrijven zodat ze kunnen gelezen en begrepen worden zonder andere bepalingen van Richtlijn 2006/48/EG te lezen.

21.

Richtlijn 2006/48/EG verwijst naar „andere overheidsinstanties die belast zijn met het toezicht op de betalingssystemen” (51). Meerdere malen heeft de ECB consistent opgemerkt dat artikel 105, lid 2 van het Verdrag en artikel 3, lid 1 van de ESCB-statuten de rechtsgrondslag vormen voor de toezichtactiviteiten van het Eurosysteem en dat bovendien de toezichtbevoegdheid van het Eurosysteem voortvloeit uit artikel 22 van de ESCB-statuten (52). De ECB meent dat artikel 105, lid 2 van het Verdrag en artikel 3, lid 1 van de ESCB-statuten de inmenging door Gemeenschapsorganen of nationale organen m.u.v. een centrale bank die handelt binnen het kader van het ESCB/Eurosysteem (53), in de toezichtbevoegdheid, uitsluit. Gezien deze achtergrond, beveelt de ECB, overeenkomstig het voor andere communautaire wetgeving (54) ingenomen standpunt, aan bovenvermelde verwijzing (55) te schrappen.

22.

Clearing-, afwikkelings- en bewaringsactiviteiten genereren een bepaalde soort risicoposities die niet behandeld dienen te worden als de normale met interbancaire leningsactiviteiten verbonden risicoposities. De hoofdredenen daarvan zijn de zeer korte looptijd van deze risicoposities, meestal niet meer dan overnight en het buiten bereik liggen van de betreffende instellingen, aangezien deze risicoposities hoofdzakelijk voortvloeien uit cliëntenactiviteit. Ofschoon geschikte risicobeperkingsmaatregelen en controlemiddelen zouden dienen te bestaan ter vermijding van met deze activiteiten verbonden risico’s, ondersteunt de ECB de betreffende uitzondering in het richtlijnvoorstel (56). Formuleringsvoorstellen worden voorgesteld in de Bijlage om deze uitzondering verder te verduidelijken.

Formuleringsvoorstellen

Voor zover het bovenvermelde advies tot wijzigingen in het richtlijnvoorstel zou leiden, zijn formuleringsvoorstellen bijgevoegd in de bijlage.

Gedaan te Frankfurt am Main, 5 maart 2009.

De president van de ECB

Jean-Claude TRICHET


(1)  COM(2007) 1 definitief, 1 oktober 2008. Beschikbaar onder www.eur-lex.europa.eu

(2)  Dit advies is gebaseerd op de versie van 1 oktober 2008 waaromtrent de ECB formeel geconsulteerd werd. Het richtlijnvoorstel onderging verdere wijzigingen in de werkgroep van de Raad.

(3)  Zie paragraaf 8 van de conclusies van het voorzitterschap, Europese Raad, 15-16 oktober 2008, beschikbaar op de website van de Raad onder www.consilium.europa.eu en de Mededeling van de Commissie „From financial crisis to recovery: A European framework for action”, COM(2008) 706 definitief, 29 oktober 2008, beschikbaar op de website van de Commssie onder www.ec.europa.eu

(4)  Het verslag van de de Larosière Groep van 25 februari 2009 is beschikbaar onder www.europa.eu

(5)  Zie paragraaf 6 van ECB-Advies CON/2004/7 van 20 februari 2004 op verzoek van de Raad van de Europese Unie inzake een voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG, 85/611/EEG, 91/765/EEG, 93/6/EEG en 94/19/EG van de Raad en van de Richtlijnen 2000/12/EG, 2002/83/EG en 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad met het oog op de instelling van een nieuwe comitéstructuur voor financiële diensten (COM (2003) 659 finaal), (PB C 58 van 6.3.2004, blz. 23); de leden 6 tot 10 van ECB-Advies CON/2005/4 van 17 februari 2005 op verzoek van de Raad van de Europese Unie inzake een voorstel voor richtlijnen van het Europees Parlement en de raad tot wijziging van Richtlijn 2000/12/EG van het van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen en de Richtlijn 93/6/EEG van de Raad van 15 maart 1993 inzake de kapitaaltoereikendheid van beleggingsondernemingen en kredietinstellingen (PB C 52 van 2.3.2005, blz. 37) en paragraaf 3.5 van het ECB-Advies CON/2006/60 van 18 december 2006 inzake een voorstel voor een Richtlijn tot wijziging van bepaalde richtlijnen van de Gemeenschap wat betreft procedureregels en evaluatiecriteria voor de prudentiële beoordeling van verwervingen en vergrotingen van deelnemingen in de financiële sector (PB C 27 van 7.2.2007, blz. 1).

(6)  PB L 177 van 30.6.2006, blz. 1.

(7)  PB L 177 van 30.6.2006, blz. 201.

(8)  Zie de artikelen 150 en 151 van Richtlijn 2006/48/EG en de wijziging aan deze bepalingen in het richtlijnvoorstel.

(9)  Bazelse Comité voor Bankentoezicht, „International Convergence of Capital Measurement and Capital Standards: A Revised Framework” (een herzien kader), Bank voor Internationale Betalingen (BIB), juni 2004; beschikbaar op de website van BIS onder www.bis.org

(10)  Zie dienaangaande de nieuwe overwegingen 1 en 7, artikel 42b, artikel 63a, lid 6 en de tweede subparagraaf van artikel 131a, lid 2.

(11)  Zie dienaangaande Gemeenschappelijke praktische handleiding van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie ten behoeve van eenieder die binnen de Gemeenschapsinstellingen bij de opstelling van wetteksten is betrokken, in het bijzonder aanbevelingen 12 en 17, blz. 38 en 54, beschikbaar onder www.europa.eu

(12)  Het Lamfalussy comité zelf merkte in 2001 op dat deze uitleggingsaanbevelingen en gemeenschappelijke standaarden „betreffende materies die niet vallen onder de EU-wetgeving — indien nodig, in het Gemeenschapsrecht kunnen opgenomen worden via een niveau 2-procedure” (zie Eindrapport van het comité van wijze mannen met betrekking tot regulering van de Europese effectenmarkten, 15.2.2001, blz. 37, beschikbaar op de website van Europa onder www.europa.eu).

(13)  Ontwerp-Richtlijn van de Commissie tot wijziging van bepaalde bijlagen bij Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de technische bepalingen betreffende risicobeheer en een ontwerp-Richtlijn van de Commissie tot wijziging van bepaalde bijlagen bij Richtlijn 2006/49/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft technische bepalingen betreffende risicobeheer; beschikbaar op de website van de Commissie onder www.ec.europa.eu

(14)  Mededeling van de Commissie-Review of the Lamfalussy process — Strengthening supervisory convergence, 20.11.2007, COM(2007) 727 finaal, beschikbaar op de website van de Commissie onder www.ec.europa.eu

(15)  Zie de paragrafen 6.2.3 en 6.4.5 van de memorie van toelichting bij het richtlijnvoorstel, blz. 8 en 10.

(16)  Zie paragraaf 6.2.3 van de memorie van toelichting bij het richtlijnvoorstel, blz. 8.

(17)  Voorgesteld artikel 113, lid 4, sub f).

(18)  Zie de tweede subparagraaf van het voorgestelde artikel 111, lid 1.

(19)  Nieuw Artikel 113, lid 3 i).

(20)  Zie de nieuwe Bijlage V.

(21)  Zie Principles for Sound Liquidity Risk Management and Supervision, Basel Committee on Banking Supervision, September 2008, beschikbaar op de website van BIS onder www.bis.org

(22)  Zie het eerste deel van het technische advies van CEBS aangaande liquiditeitsrisicobeheer — Survey of the current regulatory frameworks adopted by the EEA regulators, 15.8.2007, en het tweede deel van het technische advies van CEBS aan de Europese Commissie betreffende liquiditeitsrisicobeheer — Analysis of specific issues listed by the Commission and challenges not currently addressed in the EEA, 18.9.2008, CEBS 2008 147, beschikbaar op de website van CEBS onder www.c-ebs.org

(23)  Zie het nieuwe punt 14a van Bijlage V.

(24)  Zie de nieuwe punten 14 en 18 van Bijlage V en nieuw punt 1 sub e) van Bijlage XI.

(25)  Tweede deel van het technische advies van CEBS aan de Europese Commissie betreffende liquiditeitsrisicobeheer — Analysis of specific issues listed by the Commission and challenges not currently addressed in the EEA, 18.9.2008, CEBS 2008 147, Aanbeveling 29, blz. 11 en 64-66, beschikbaar op de website van CEBS onder www.c-ebs.org

(26)  Zie de Samenvatting van CEBS aangaande werk betreffende delegatie, 3.9.2008, beschikbaar op de website van CEBS onder www.c-ebs.org

(27)  Artikel 4, lid 23 van Richtlijn 2006/48/EG.

(28)  Zie Artikel 49, sub a) van Richtlijn 2006/48/EG en het nieuwe artikel 49, onder a.

(29)  Nieuw Artikel 130, lid 1.

(30)  Zie eveneens de tweede subparagraaf van artikel 46, lid 2 van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de Richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad, PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1).

(31)  Vergelijk het eerste lid van artikel 49 van de Richtlijn 2006/48/EG, met de nieuwe voorgestelde laatste paragraaf van hetzelfde artikel in het richtlijnvoorstel.

(32)  Verslag van het Financial Stability Forum on Enhancing Market and Institutional Resilience, 7.4.2008, aanbeveling V 8, blz. 42-43 dat bepaalt dat „Toezichthouders en centrale banken de samenwerking en de informatie- uitwisseling zouden dienen te verbeteren, met inbegrip van de beoordeling van de financiële stabiliteitsrisico’s. Snelle informatie-uitwisseling is vereist in periodes van spanningen in de markt”. Beschikbaar op de website van het Financial Stability Forum onder www.fsforum.org

(33)  Zie bijvoorbeeld paragraaf 2.4.1 van ECB-advies CON 2007/33 van 5 november 2007 op verzoek van het Oostenrijkse Ministerie van Financiën inzake een wetsontwerp tot wijziging van de Bankwet, de Wet op spaarbanken, de Wet op de Wet houdende de toezichthoudende autoriteit voor Financiële Markten en de Wet op de Oesterreichische Nationalbank, en paragraaf 2.4.1 van ECB-advies CON/2006/15 van 9 maart 2006 op verzoek van het Poolse Ministerie van Financiën inzake een wetsontwerp betreffende het toezicht op financiële instellingen. Alle ECB-adviezen zijn beschikbaar op de ECB-website op www.ecb.europa.eu

(34)  Zie Beginsel 17 op blz. 14-36 van Principles for Sound Liquidity Risk Management and Supervision, beschikbaar op de website van BIS onder www.bis.org. De andere aspecten betreffende de liquiditeit worden behandeld in de paragrafen 11 en 12 van dit advies.

(35)  Zie het nieuwe artikel 131a.

(36)  Zie de besluiten van de Ecofin-Raad van 7 oktober 2008, beschikbaar op de website van de Raad onder www.consilium.europa.eu

(37)  Vergelijk overweging 6 van het richtlijnvoorstel met het nieuwe artikel 40, lid 3 en de derde zin van het nieuwe punt 1a van Bijlage XI.

(38)  Zie bijvoorbeeld, artikel 132, lid 3 van Richtlijn 2006/48/EG en artikel 12, lid 2 van Richtlijn 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende het aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat en tot wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG, 79/267/EEG, 92/49/EEG, 92/96/EEG, 93/6/EEG en 93/22/EEG van de Raad, en van de Richtlijnen 98/78/EG en 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad, PB L 35 van 11.2.2003, blz. 1).

(39)  Zie het nieuwe artikel 122a.

(40)  Zoals bedoeld in het nieuwe artikel 122a, lid 1.

(41)  De ECB weet dat dit nieuwe artikel van het richtlijnvoorstel verdere wijzigingen in de werkgroep van de Raad onderging.

(42)  Zie de analyse in het hoofdstuk van het ECB-verslag over de The incentive structure of the „originate and distribute model”, December 2008, beschikbaar op de website van de ECB op www.ecb.europa.eu

(43)  Zie de voorgestelde overweging 15, laatste zin van de op 19 november 2008 door de Raad aanvaarde algemene aanpak (beschikbaar onder: http://register.consilium.europa.eu/pdf/en/08/st16/st16216.en08.pdf) die eveneens bepaalt dat de Commissie de passende wetgevingsvoorstellen zal doen na grondig overleg omtrent de impact van de voorgestelde maatregelen.

(44)  Voor een overzicht van de nationale wetgeving aangaande securitisatie in de 15 lidstaten, zie het verslag van de European Financial Markets Lawyers Group (EFMLG) betreffende wettelijke belemmeringen voor grensoverschrijdende securitisaties binnen de EU, 7.5.2007, beschikbaar op de EFMLG-website onder www.efmlg.org

(45)  ECB-verslag over EU Bankstructuren, blz. 24.

(46)  „Financial Instruments: Recognition and Measurement”, verspreid in december 2003.

(47)  „Consolidation — Special Purpose Entities”.

(48)  Zie de Gemeenschappelijke praktische handleiding en met name aanbeveling 16, beschikbaar op de Europa website onder www.europa.eu

(49)  Aanbeveling 16.7 van de Gemeenschappelijke praktische handleiding en met name aanbeveling 16, beschikbaar op de Europa website onder www.europa.eu

(50)  Zie bijvoorbeeld, de eerste zin van Artikel 129, lid 2 van Richtlijn 2006/48/EG en het nieuwe artikel 129, lid 1 sub b).

(51)  Artikel 49, sub b) van richtlijn 2006/48/EG.

(52)  Zie bijvoorbeeld paragraaf 7 van ECB-advies CON 99/19 van 20 januari 2000 op verzoek van het Luxemburgse Ministerie van Schatkist en Budget inzake een wetsontwerp tot tenuitvoerlegging van Richtlijn 98/26/EG betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effecten/transacties in betalings- en afwikkelingssystemen in de wet van 5 april 1993, zoals gewijzigd, betreffende de financiële en tot aanvulling van de wet van 23 december 1998 tot oprichting van een commissie voor het prudentieel toezicht op de financiële sector, alsook, meer recentelijk, paragraaf 7.2 van ECB-advies CON/2006/23 van 22 mei 2006 Wet op de Oesterreichische Nationalbank, en paragraaf 2.4.1 van ECB-advies CON/2006/23 van 22 mei 2006 op verzoek van de Central Bank of Malta houdende een wetsontwerp tot wijziging van de wet op de Central Bank of Malta.

(53)  In recente adviezen betreffende nationale wetsontwerpen van lidstaten buiten het eurogebied merkte de ECB eveneens op dat de centrale bank van het Eurosysteem toezicht op betalingssystemen uitoefenen overeenkomstig het gemeenschappelijk beleid ten aanzien van het toezicht op betalingssystemen zoals omschreven door de Raad van bestuur, dat eveneens zal gelden voor andere centrale banken na de overgang op de euro door de lidstaat in kwestie (zie bijvoorbeeld de paragrafen 13 tot 16 van het ECB-advies CON/2005/24 van 15 juli 2005 op verzoek van het Ministerie van Financiën van de Tsjechische Republiek inzake een ontwerpwet betreffende de integratie van toezichthouders op financiële markten, en meer recentelijk, de paragrafen 3.9 en 3.10 van het ECB-advies CON/2008/83 van 2 december 2008 op verzoek van het Hongaarse Ministerie van Financiën inzake een ontwerp-wijzigingswet over Magyar Nemzeti Bank. Bovendien hebben lidstaten buiten het eurogebied hun respectievelijke wetten gewijzigd. Actueel voert de Bank of England in het VK toezicht op betalingssystemen uit zonder wettelijke basis. Deel 5 van de Banking Bill , die momenteel voorligt bij het Britse parlement (beschikbaar op de website van het parlement van het VK onder www.parliament.uk, blz. 87) zou de rol van de Bank of England in het toezicht op betalingssystemen formaliseren.

(54)  Zie paragraaf 14 van het ECB-advies CON/2001/25 van 13 september 2001 op verzoek van de Raad van de Europese Unie inzake een voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat en tot wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG, 79/267/EEG, 92/49/EEG, 92/96/EEG, 93/6/EEG en 93/22/EEG van de Raad en van de Richtlijnen 98/78/EG en 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB C 271 van 26.9.2001, blz. 10).

(55)  Met inbegrip van overweging 26 van Richtlijn 2006/48/EG.

(56)  Nieuw Artikel 106, lid 2 sub c).


BIJLAGE

FORMULERINGSVOORSTELLEN

Door de Commissie voorgestelde tekst

Door de ECB voorgestelde wijzigingen  (1)

Wijziging 1

Overweging 6 van het richtlijnvoorstel.

(6)

Bij het mandaat van de bevoegde autoriteiten moet de Gemeenschapsdimensie meewegen. Daarom moeten zij rekening houden met de gevolgen van hun beslissingen voor de stabiliteit van het financiële stelsel in alle andere lidstaten.

(6)

Bij het mandaat van de bevoegde autoriteiten moet de Gemeenschapsdimensie meewegen. Daarom moeten zij rekening houden met de gevolgen mogelijke impact van hun beslissingen voor de stabiliteit van het financiële stelsel in alle andere lidstaten.

Rechtvaardiging – Zie paragraaf 17 van het advies

Wijziging 2

Wijziging van artikel 4, lid 23 van Richtlijn 2006/48/EG

Artikel 4

23.

„centrale banken”: daartoe wordt, tenzij anders aangegeven ook de Europese Centrale Bank gerekend;

[Geen wijziging in het richtlijnvoorstel]

Artikel 4

23.

„centrale banken”: daartoe worden, tenzij anders aangegeven de nationale centrale banken van het Europees Stelsel van Centrale Banken en de Europese Centrale Bank gerekend,

Rechtvaardiging – Zie paragraaf 19 van het advies

Wijziging 3

Wijziging van artikel 41 van Richtlijn 2006/48/EG

Artikel 41

Tot aan een latere coördinatie blijft de lidstaat van ontvangst, in samenwerking met de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst, belast met het liquiditeitstoezicht van de bijkantoren van een kredietinstelling.

Onverminderd de maatregelen die noodzakelijk zijn ter versterking van het Europees Monetair Stelsel, blijft de lidstaat van ontvangst volledig verantwoordelijk voor de maatregelen die voortvloeien uit de tenuitvoerlegging van zijn monetair beleid.

[Geen wijziging in het richtlijnvoorstel]

Artikel 41

Tot aan een latere coördinatie blijft de lidstaat van ontvangst, in samenwerking met de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst, belast met het liquiditeitstoezicht van de bijkantoren van een kredietinstelling.

Onverminderd de maatregelen die noodzakelijk zijn ter versterking van het Europees Monetair Stelsel, Het Europees Stelsel van centrale banken en, indien van toepassing, de lidstaat van ontvangst blijft volledig verantwoordelijk voor de maatregelen die voortvloeien uit de tenuitvoerlegging van zijn monetair beleid.

Rechtvaardiging – Zie de paragrafen 11 en 12 van het advies

Wijziging 4

Artikel 1, lid 4 van het richtlijnvoorstel

Wijziging van Richtlijn 2006/48/EG, artikel 42a(2)

Artikel 42a

2.

De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst zenden de bevoegde autoriteiten van een lidstaat van ontvangst waarin een systeemrelevant bijkantoor is gevestigd, de in artikel 132, lid 1, sub c) en d), genoemde informatie toe en voeren de in artikel 129, lid 1, sub c), genoemde taken in samenwerking met de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst uit.

Als een bevoegde autoriteit van een lidstaat van herkomst kennis krijgt van een noodsituatie in een kredietinstelling in de zin van artikel 130, lid 1, zo spoedig mogelijk waarschuwt zij de in artikel 49, vierde alinea, en in artikel 50 genoemde autoriteiten.

Artikel 42a

2.

De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst zenden de bevoegde autoriteiten van een lidstaat van ontvangst waarin een systeemrelevant bijkantoor is gevestigd, de in artikel 132, lid 1, sub c) en d), genoemde informatie toe en voeren de in artikel 129, lid 1, sub c), genoemde taken in samenwerking met de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst uit.

Als een bevoegde autoriteit van een lidstaat van herkomst kennis krijgt van een noodsituatie in een kredietinstelling in de zin van artikel 130, lid 1, zo spoedig mogelijk waarschuwt zij de centrale banken van het Europees Stelsel van centrale banken en de artikel 49, vierde alinea, en in artikel 50 genoemde autoriteiten.

Rechtvaardiging – Zie paragraaf 19 van het advies

Wijziging 5

Artikel 1, lid 6 van het richtlijnvoorstel

Wijziging van artikel 49 van Richtlijn 2006/48/EG

Artikel 49

De bepalingen van deze afdeling houden geen belemmering voor een bevoegde autoriteit in om voor de uitoefening van hun taak dienstige gegevens mede te delen aan:

a)

de centrale banken en andere instanties met een soortgelijke taak in hun hoedanigheid van monetaire autoriteit als deze gegevens van belang zijn voor de uitoefening van hun wettelijke taken, waaronder het voeren van monetair beleid, de uitoefening van toezicht op betalings- en effectenafwikkelingssystemen en de waarborging van de financiële stabiliteit; en;

b)

in voorkomend geval, andere overheidsinstanties die belast zijn met het toezicht op de betalingssystemen.

Deze afdeling houdt voor deze autoriteiten of instanties geen belemmering in om aan de bevoegde autoriteiten de gegevens toe te zenden die deze nodig hebben ter uitvoering van artikel 45.

In een noodsituatie als bedoeld in artikel 130, lid 1, staan de lidstaten de bevoegde autoriteiten toe dat zij gegevens toezenden aan centrale banken in de Gemeenschap als deze gegevens van belang zijn voor de uitoefening van hun wettelijke taken, waaronder het voeren van monetair beleid, de uitoefening van toezicht op betalings- en effectenafwikkelingssystemen en de waarborging van de financiële stabiliteit.

Artikel 49

De bepalingen van deze afdeling houden geen belemmering voor een bevoegde autoriteit in om voor de uitoefening van hun taak dienstige gegevens mede te delen aan:

a)

de centrale banken en andere instanties met een soortgelijke taak in hun hoedanigheid van monetaire autoriteit als deze gegevens van belang zijn voor de uitoefening van hun wettelijke taken, waaronder het voeren van monetair beleid, de uitoefening van toezicht op betalings-, clearing-, en effectenafwikkelingssystemen en de waarborging van de financiële stabiliteit; en

a)

de centrale banken en andere instanties met een soortgelijke taak in hun hoedanigheid van monetaire autoriteit als deze gegevens van belang zijn voor de uitoefening van hun wettelijke taken, waaronder het voeren van monetair beleid, de uitoefening van toezicht op betalings-, clearing-, en effectenafwikkelingssystemen en de waarborging van de financiële stabiliteit; en

Deze afdeling houdt voor deze autoriteiten of instanties geen belemmering in om aan de bevoegde autoriteiten de gegevens toe te zenden die deze nodig hebben ter uitvoering van artikel 45.

In een noodsituatie als bedoeld in artikel 130, lid 1, staan de lidstaten de bevoegde autoriteiten toe dat zij gegevens toezenden aan centrale banken in de Gemeenschap als deze gegevens van belang zijn voor de uitoefening van hun wettelijke taken, waaronder het voeren van monetair beleid, de uitoefening van toezicht op betalings- en effectenafwikkelingssystemen en de waarborging van de financiële stabiliteit.

Rechtvaardiging – Zie de paragrafen 14, 19 en 21 van het advies

Wijziging 6

Artikel 1, lid 16, sub a) van het richtlijnvoorstel

Wijziging van artikel 106, lid 2 sub c) van Richtlijn 2006/48/EG

Artikel 106

2.

Onder posities vallen niet:

...

c)

in het geval van betalingsverrichtingen of effectenclearing en –afwikkeling ten behoeve van cliënten, uitgestelde opbrengsten bij de financiering en andere uit klantenactiviteiten voortvloeiende posities die uiterlijk tot en met de volgende werkdag bestaan.

Artikel 106

2.

Onder posities vallen niet:

...

c)

in het geval van betalingsverrichtingen of effectenclearing, en –afwikkeling en bewaring van financiële instrumenten ten behoeve van cliënten, uitgestelde opbrengsten bij de financiering en andere uit klantenactiviteiten voortvloeiende posities die uiterlijk tot en met de volgende werkdag bestaan.

Rechtvaardiging – Zie paragraaf 22 van het advies

Wijziging 7

Artikel 1, lid 21, sub c) van het richtlijnvoorstel

Wijziging van artikel 113, lid 4 van Richtlijn 2006/48/EG

Artikel 113

4.

De lidstaten kunnen de volgende posities geheel of gedeeltelijk vrijstellen van de toepassing van artikel 111, lid 1:

f)

activa die vorderingen op en andere posities jegens instellingen vertegenwoordigen, mits deze posities geen eigen vermogen van de instellingen vormen, uiterlijk tot en met de volgende werkdag bestaan en luiden in een munt van de lidstaat die van deze mogelijkheid gebruikmaakt, mits deze munt niet de euro is.

Artikel 113

4.

De lidstaten kunnen de volgende posities geheel of gedeeltelijk vrijstellen van de toepassing van artikel 111, lid 1:

f)

activa die vorderingen op en andere posities jegens instellingen vertegenwoordigen, mits deze posities geen eigen vermogen van de instellingen vormen en uiterlijk tot en met de zevende volgende werkdag bestaan en luiden in een munt van de lidstaat die van deze mogelijkheid gebruikmaakt, mits deze munt niet de euro is.

Rechtvaardiging – Zie de paragrafen 6 tot 9 van het advies

Wijziging 8

Artikel 1, lid 29 van het richtlijnvoorstel

Wijziging van artikel 130, lid 1 van Richtlijn 2006/48/EG

Artikel 130

1.

Als zich in een bankgroep een noodsituatie, waaronder ongunstige ontwikkelingen op de financiële markten, voordoet die de stabiliteit van het financiële stelsel kan ondermijnen in een van de lidstaten waar aan entiteiten van de groep vergunning is verleend of systeemrelevante bijkantoren als bedoeld in artikel 42 bis zijn gevestigd, waarschuwt de consoliderende toezichthouder, behoudens hoofdstuk 1, afdeling 2, zo spoedig mogelijk de in artikel 49, vierde alinea, en artikel 50 genoemde autoriteiten en deelt hij alle informatie mede die voor de uitoefening van hun taken van essentieel belang is. Dit geldt voor alle bevoegde autoriteiten die in de artikelen 125 en 126 wordt genoemd, alsmede voor de bevoegde autoriteit die in lid 1 van artikel 129 wordt genoemd.

Als de in artikel 49, vierde alinea, genoemde autoriteit kennis krijgt van een situatie als beschreven in de eerste alinea, waarschuwt zij de zo spoedig mogelijk in de artikelen 125 en 126 bedoelde bevoegde autoriteiten.

Indien mogelijk gebruiken de bevoegde autoriteit en de in artikel 49, vierde alinea, genoemde autoriteit de bestaande gedefinieerde communicatiekanalen.

Artikel 130

1.

Als zich in een bankgroep een noodsituatie, waaronder ongunstige ontwikkelingen op de financiële markten, voordoet die de stabiliteit van het financiële stelsel kan ondermijnen in een van de lidstaten waar aan entiteiten van de groep vergunning is verleend of systeemrelevante bijkantoren als bedoeld in artikel 42 bis zijn gevestigd, waarschuwt de consoliderende toezichthouder, behoudens hoofdstuk 1, afdeling 2, zo spoedig mogelijk de centrale banken van het Europees Stelsel van centrale banken en de in artikel 49, vierde alinea, en artikel 50 genoemde autoriteiten en deelt hij alle informatie mede die voor de uitoefening van hun taken van essentieel belang is. Dit geldt voor alle bevoegde autoriteiten die in de artikelen 125 en 126 wordt genoemd, alsmede voor de bevoegde autoriteit die in lid 1 van artikel 129 wordt genoemd.

Als een centrale bank van het Europees Stelsel van centrale banken de in artikel 49, vierde alinea, genoemde autoriteit kennis krijgt van een situatie als beschreven in de eerste alinea, waarschuwt zij de zo spoedig mogelijk in de artikelen 125 en 126 bedoelde bevoegde autoriteiten.

Indien mogelijk gebruiken de bevoegde autoriteiten en de centrale banken van het Europees Stelsel van centrale banken de in artikel 49, vierde alinea, genoemde autoriteit de bestaande gedefinieerde communicatiekanalen.

Rechtvaardiging – Zie paragraaf 19 van het advies


(1)  Doorstreping betreft tekst die de ECB voorstelt te schrappen. De vet gedrukte tekst toont waar de ECB voorstelt om een nieuwe tekst tot te voegen.


Top