EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32004D0011(01)

2004/525/EG:Besluit van de Europese Centrale Bank van 3 juni 2004 betreffende de voorwaarden voor en de wijze van uitvoering van onderzoeken binnen de Europese Centrale Bank, door het Europees Bureau voor fraudebestrijding, op het gebied van de bestrijding van fraude, corruptie en elke andere onwettige activiteit waardoor de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen worden geschaad en tot wijziging van de arbeidsvoorwaarden voor het personeel van de Europese Centrale Bank (ECB/2004/11)

OJ L 230, 30.6.2004, p. 56–60 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
OJ L 267M, 12.10.2005, p. 10–14 (MT)
Special edition in Bulgarian: Chapter 10 Volume 005 P. 263 - 267
Special edition in Romanian: Chapter 10 Volume 005 P. 263 - 267
Special edition in Croatian: Chapter 01 Volume 003 P. 78 - 82

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 18/04/2016; opgeheven door 32016D0003

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2004/525/oj

30.6.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 230/56


BESLUIT VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 3 juni 2004

betreffende de voorwaarden voor en de wijze van uitvoering van onderzoeken binnen de Europese Centrale Bank, door het Europees Bureau voor fraudebestrijding, op het gebied van de bestrijding van fraude, corruptie en elke andere onwettige activiteit waardoor de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen worden geschaad en tot wijziging van de arbeidsvoorwaarden voor het personeel van de Europese Centrale Bank

(ECB/2004/11)

(2004/525/EG)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999, betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (1), inzonderheid op artikel 4, lid 1, en artikel 4, lid 6,

Gelet op de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, inzonderheid op artikel 12.3 en op artikel 36.1,

Gelet op de bijdrage van de Algemene Raad van de Europese Centrale Bank (ECB), overeenkomstig artikel 47.2, vijfde streepje van de statuten,

Gelet op het advies van het Personeelscomité van de ECB,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 1073/1999 (hierna de „OLAF-verordening” te noemen) bepaalt dat het Europees Bureau voor fraudebestrijding (hierna het „Bureau” te noemen) bij instellingen, organen en instanties, die bij het EG-Verdrag of het Euratom-Verdrag of op basis daarvan zijn opgericht, administratieve fraudeonderzoeken (hierna „interne onderzoeken” te noemen) dient te openen en te verrichten ter bestrijding van fraude, corruptie en elke andere onwettige activiteit waardoor de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen worden geschaad. Overeenkomstig de OLAF-verordening kunnen interne onderzoeken ernstige feiten betreffen in verband met de uitoefening van werkzaamheden in dienstverband die onverenigbaar kunnen zijn met de plichten van personeelsleden van die instellingen, organen en instanties en aanleiding kunnen geven tot disciplinaire of, in voorkomende gevallen, strafrechtelijke sancties, dan wel kunnen interne onderzoeken ernstige feiten betreffen, die onverenigbaar kunnen zijn met de analoge verplichtingen van de leden van instellingen, organen en instanties, de hoofden van instanties of personeelsleden van instellingen, organen en instanties die niet vallen onder het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen of de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen (hierna „het Statuut” te noemen).

(2)

Inzake de ECB zijn die werkzaamheden en verplichtingen in dienstverband, met name de verplichtingen in verband met gedragsregels en beroepsgeheim, vastgelegd in a) de arbeidsvoorwaarden voor het personeel van de Europese Centrale Bank, b) de personeelsverordeningen en -regelingen van de Europese Centrale Bank, c) bijlage I bij de arbeidsvoorwaarden inzake kortetermijntewerkstelling, d) de regelingen van de Europese Centrale Bank inzake kortetermijntewerkstelling, en voorts fungeren als leidraad, e) de Gedragscode van de Europese Centrale Bank (2), en f) de Gedragscode voor de leden van de Raad van Bestuur (3) (hierna gezamenlijk de „arbeidsvoorwaarden van de ECB” te noemen).

(3)

De OLAF-verordening bepaalt in artikel 4, lid 1, dat in verband met de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen en de bestrijding van fraude en elke andere onwettige activiteit waardoor de financiële belangen van de Gemeenschappen worden geschaad, het Bureau „binnen de instellingen, organen en instanties administratieve onderzoeken verricht”; en in artikel 4, lid 6, dat elke instelling, orgaan en instantie een besluit dient vast te stellen dat „met name regels vaststelt betreffende: a) de verplichting voor de leden, ambtenaren en personeelsleden van de instellingen en organen en voor de hoofden, ambtenaren en personeelsleden van de instanties om aan de personeelsleden van het Bureau hun medewerking te verlenen en inlichtingen te verstrekken; b) de door de personeelsleden van het Bureau bij het verrichten van interne onderzoeken in acht te nemen procedures en de waarborgen inzake de rechten van personen die in een intern onderzoek betrokken zijn”. Overeenkomstig communautaire jurisprudentie, kan het Bureau slechts een onderzoek openen op grond van voldoende ernstige vermoedens (4).

(4)

De OLAF-verordening bepaalt (artikel 4, lid 1, tweede alinea) dat interne onderzoeken dienen te worden verricht met eerbiediging van de Verdragen, en met name het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen, en het Statuut. Interne onderzoeken door het Bureau zijn tevens onderworpen aan artikel 6, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan andere beginselen en gemeenschappelijke fundamentele rechten van de lidstaten, die zijn erkend door het Hof van Justitie, bijvoorbeeld de vertrouwelijkheid van juridisch advies („legal privilege”).

(5)

Interne onderzoeken worden gevoerd overeenkomstig de procedures, die zijn neergelegd in de OLAF-verordening en in door elke instelling, orgaan of instantie ter uitvoering van de OLAF-verordening vastgestelde besluiten. Bij de vaststelling van dit uitvoeringsbesluit is de ECB gehouden elke beperking ten aanzien van interne onderzoeken te rechtvaardigen, die de bij artikel 105 en 106 van het Verdrag aan de ECB opgedragen taken en plichten betreffen. Die beperkingen beogen enerzijds de voor bepaalde ECB-gegevens noodzakelijke vertrouwelijkheid te verzekeren, en anderzijds uitvoering te geven aan het oogmerk van de wetgever de fraudebestrijding te versterken. Afgezien van deze specifieke taken en plichten dient de ECB ook binnen het kader van dit besluit te worden behandeld als een met andere communautaire instellingen en organen gelijk te stellen openbaar lichaam.

(6)

In uitzonderlijke gevallen, waarin vertrouwelijke gegevens, waarover de ECB voor het uitvoeren van haar taken beschikt, buiten de ECB zouden circuleren, zou dat het functioneren van de ECB ernstig kunnen ondermijnen. In dergelijke gevallen besluit de directie het Bureau toegang te verschaffen tot gegevens, dan wel het Bureau gegevens toe te sturen. Toegang zal worden verschaft tot gegevens die ouder zijn dan één jaar op het gebied van bijvoorbeeld monetaire beleidsbeslissingen, of transacties in verband met het beheer van externe reserves en interventies op de deviezenmarkten. Beperkingen in andere gebieden, bijvoorbeeld omtrent van bedrijfseconomische toezichthouders afkomstige gegevens betreffende de stabiliteit van het financiële stelsel of individuele kredietinstellingen, en gegevens betreffende de technische specificaties van bestaande en toekomstige eurobankbiljetten, gelden voor onbepaalde tijd. Alhoewel die gegevens, die het functioneren van de ECB ernstig zouden kunnen ondermijnen indien zij buiten de ECB zouden circuleren, in dit besluit beperkt zijn tot specifieke ECB-werkterreinen, is het noodzakelijk het besluit aan onvoorziene omstandigheden aan te kunnen passen teneinde te verzekeren dat de ECB de aan haar bij het Verdrag toegekende taken blijft vervullen.

(7)

Dit besluit houdt er rekening mee dat de leden van de Raad van Bestuur en de Algemene Raad van de ECB, die niet tevens lid zijn van de directie van de ECB, naast hun ESCB-functies, nationale functies uitoefenen. Het uitoefenen van dergelijke nationale functies is een aangelegenheid van nationaal recht die buiten het bereik van de interne onderzoeken van het Bureau valt. Dit besluit is derhalve slechts van toepassing op de werkzaamheden in dienstverband van die personen, die worden verricht in hun hoedanigheid als leden van de bestuursorganen van de ECB. Voorzover de interne onderzoeken van het Bureau mogelijkerwijze leden van de Algemene Raad betreffen, is dit besluit opgesteld rekening houdend met de bijdragen van die leden.

(8)

Artikel 38.1 van de statuten bepaalt dat leden van de bestuursorganen en personeelsleden van de ECB gehouden zijn, ook na beëindiging van hun taken, inlichtingen die naar hun aard onder de geheimhoudingsplicht vallen, niet openbaar te maken. Krachtens artikel 8 van de OLAF-verordening zijn het Bureau en zijn personeelsleden onderworpen aan dezelfde voorwaarden inzake vertrouwelijkheid en geheimhoudingsplicht, die van toepassing zijn op personeelsleden van de ECB, zulks krachtens de statuten en de arbeidsvoorwaarden van de ECB.

(9)

Krachtens artikel 6, lid 6, van de OLAF-verordening verlenen de nationale bevoegde autoriteiten, overeenkomstig hun nationale wetgeving, het Bureau bijstand bij zijn onderzoeken van de ECB. De regering van de Bondsrepubliek Duitsland en de ECB zijn ondertekenende partijen bij een zetelovereenkomst van 18 september 1998 (5), die uitvoering geeft aan het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen ten aanzien van de ECB en bevat bepalingen inzake de onschendbaarheid van de gebouwen, archieven, gegevensverwerking van de ECB, en inzake de diplomatieke voorrechten en immuniteiten van de directieleden van de ECB.

(10)

Overeenkomstig artikel 14 van de OLAF-verordening kan iedere ambtenaar en ieder ander personeelslid van de Europese Gemeenschappen volgens de procedure van artikel 90, lid 2, van het Statuut bij de directeur van het Bureau een klacht indienen tegen een door het Bureau in het kader van een intern onderzoek verrichte handeling waardoor die ambtenaar, respectievelijk dat personeelslid zich bezwaard acht. Bij wijze van analogie dienen dezelfde procedures ook van toepassing te zijn op klachten, die ECB-werknemers of leden van een besluitvormend orgaan van de ECB bij de directeur van het Bureau ingediend hebben en de naar aanleiding van deze klachten genomen besluiten dienen onder artikel 91 van het Statuut te vallen,

BESLUIT:

Artikel 1

Toepassingsgebied

Dit besluit is van toepassing op:

leden van de Raad van Bestuur en de Algemene Raad van de ECB in aangelegenheden die verband houden met hun functie als leden van die besluitvormende organen;

leden van de directie van de ECB;

leden van de bestuursorganen of enig personeelslid van de nationale centrale banken die als plaatsvervanger en/of bijstand verlenende personen deelnemen aan de vergaderingen van de Raad van Bestuur en de Algemene Raad van de ECB in aangelegenheden die verband houden met die functie,

(hierna gezamenlijk „deelnemers aan de besluitvormende organen te noemen”), en

vaste of tijdelijke ECB-personeelsleden, die zijn onderworpen aan de arbeidsvoorwaarden van de ECB;

personen die op een andere basis dan een arbeidscontract werkzaamheden voor de ECB verrichten, in aangelegenheden die verband houden met hun werk voor de ECB,

(hierna gezamenlijk „ECB-werknemers” te noemen).

Artikel 2

Verplichting tot samenwerking met het Bureau

Onverminderd de relevante Verdragsbepalingen, de bepalingen van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen, van de statuten, en behoudens de procedures in de OLAF-verordening en de regels neergelegd in dit besluit, werken deelnemers aan de besluitvormende organen en ECB-werknemers ten volle samen met de personeelsleden van het Bureau bij het uitvoeren van een intern onderzoek en verlenen de voor het onderzoek nodige bijstand.

Artikel 3

Verplichting enige informatie inzake onwettige activiteiten te rapporteren

1.   ECB-werknemers stellen de directeur Interne audit, de bevoegde senior manager van de betrokken werkeenheid dan wel het lid van de directie dat primair verantwoordelijk is voor de betrokken werkeenheid onverwijld in kennis van feiten, waarvan zij kennis hebben, die het bestaan doen vermoeden van mogelijke gevallen van fraude, corruptie of van enige andere onwettige activiteit waardoor de financiële belangen van de Europese Gemeenschap worden geschaad, of van ernstige feiten die deze financiële belangen schaden en die verband houden met de uitoefening van werkzaamheden in dienstverband die kunnen worden aangemerkt als zijnde onverenigbaar met de plichten van een ECB-werknemer of een deelnemer aan de besluitvormende organen en welke aanleiding kunnen geven tot disciplinaire en, in voorkomend geval, strafrechtelijke sancties. De directeur Interne audit, de bevoegde senior manager van de betrokken werkeenheid dan wel het lid van de directie dat primair verantwoordelijk is voor de betrokken werkeenheid geven deze feiten onverwijld door aan de directeur-generaal Secretariaat en talendienst. ECB-werknemers mogen in geen geval wegens een in dit artikel bedoelde mededeling op onbillijke of discriminerende wijze worden behandeld.

2.   Deelnemers aan de besluitvormende organen die kennis verkrijgen van de in lid 1 bedoelde feiten stellen de directeur-generaal Secretariaat en talendienst of de president van de ECB daarvan in kennis.

3.   Indien de directeur-generaal Secretariaat en talendienst of, indien toepasselijk, de president van de ECB, overeenkomstig lid 1 of 2 in kennis wordt gesteld van feiten, geven zij, onder voorbehoud van artikel 4 van dit besluit, deze feiten onverwijld door aan het Bureau en stellen het directoraat Interne audit en, indien toepasselijk, de president van de ECB daarvan in kennis.

4.   Wanneer een ECB-werknemer of een deelnemer aan de besluitvormende organen kennis hebben van concrete feiten die het vermoeden staven van een geval van fraude of corruptie of enige andere onwettige activiteit zoals bedoeld in lid 1, en, tegelijkertijd, redelijkerwijze mag veronderstellen dat de in de voornoemde bepalingen bedoelde procedure in dat concrete geval een passende rapportage van dergelijke feiten aan het Bureau zou verhinderen, kunnen zij ongeacht artikel 4 direct aan het Bureau rapporteren.

Artikel 4

Samenwerking met het Bureau met betrekking tot gevoelige informatie

1.   In uitzonderlijke gevallen, waarin bepaalde gegevens buiten de ECB zouden circuleren hetgeen het functioneren van de ECB ernstig zou kunnen ondermijnen, zal de directie besluiten het Bureau al dan niet toegang tot die gegevens te verschaffen of het Bureau die gegevens door te sturen. Dit geldt voor: gegevens omtrent monetaire beleidsbeslissingen, of transacties in verband met het beheer van externe reserves en interventies op de deviezenmarkten, indien die informatie minder dan 1 jaar oud is, gegevens die de ECB heeft ontvangen van bedrijfseconomische toezichthouders betreffende de stabiliteit van het financiële stelsel of van individuele kredietinstellingen, of gegevens betreffende beveiligingskenmerken en technische specificaties van eurobankbiljetten.

2.   Enig besluit van de directie van dien aard houdt rekening met alle relevante aspecten, waaronder de mate van gevoeligheid van de voor het onderzoek door het Bureau verlangde informatie, het belang van de informatie voor het onderzoek en de ernst van het vermoeden zoals het Bureau, een ECB-werknemer of een deelnemer aan de besluitvormende organen zulks aan de president van de ECB uiteen hebben gezet, en het mogelijke risico voor het toekomstige functioneren van de ECB. Indien geen toegang wordt verschaft, omkleedt het besluit de weigering met redenen. Met betrekking tot de van bedrijfseconomische toezichthouders afkomstige gegevens inzake de stabiliteit van het financiële stelsel of inzake individuele kredietinstellingen, kan de directie besluiten het Bureau toegang te verschaffen, tenzij de betrokken bedrijfseconomische toezichthouder van mening is dat het vrijgeven van de gegevens de stabiliteit van het financiële stelsel of de individuele kredietinstelling in gevaar brengt.

3.   In zeer uitzonderlijke gevallen, omtrent gegevens met betrekking tot specifieke ECB-werkterreinen die dezelfde mate van gevoeligheid hebben als de gegevenscategorieën van lid 1, kan de directie voorlopig besluiten het Bureau geen toegang te verschaffen tot die gegevens. Lid 2 is van toepassing op die besluiten die voor ten hoogste zes maanden gelden. Daarna krijgt het Bureau toegang tot de betrokken gegevens, tenzij de Raad van Bestuur inmiddels het onderhavige besluit heeft gewijzigd middels de toevoeging van de betrokken gegevenscategorie aan de categorieën die vallen onder lid 1. De Raad van Bestuur omkleedt de aanpassing van dit besluit met redenen.

Artikel 5

Bijstand van de ECB in interne onderzoeken

1.   In geval een intern onderzoek van de ECB wordt geopend, verleent de voor de beveiliging van de ECB verantwoordelijke manager de personeelsleden van het Bureau toegang tot de gebouwen van de ECB, na vertoon van een schriftelijke bevoegdheidsverklaring, waarin hun identiteit en hun hoedanigheid als personeelslid van het Bureau zijn vermeld, en van een door de directeur van het Bureau verstrekte schriftelijke machtiging, waarin het voorwerp van het onderzoek is vermeld. De president, de vice-president en de directeur Interne audit worden onmiddellijk ingelicht.

2.   Het directoraat Interne audit verleent het Bureau bijstand bij de feitelijke organisatie van onderzoeken.

3.   ECB-werknemers en deelnemers aan de besluitvormende organen verstrekken alle door de personeelsleden van het Bureau, die een onderzoek uitvoeren, verlangde gegevens, tenzij de verlangde gegevens gevoelig zouden kunnen zijn in de betekenis van artikel 4, in welk geval de directie beslist. Het directoraat Interne audit slaat alle verstrekte gegevens op.

Artikel 6

Inlichting van de betrokkenen

1.   Wanneer de mogelijkheid van persoonlijke betrokkenheid van een ECB-werknemer of een deelnemer aan een besluitvormend orgaan is gebleken, moet de betrokkene, wanneer zulks geen nadeel voor het onderzoek dreigt op te leveren, spoedig worden ingelicht. In geen geval kunnen na afloop van het onderzoek conclusies worden getrokken waarin een ECB-werknemer of een deelnemer aan een besluitvormend orgaan met name wordt genoemd zonder dat de betrokkenen in de gelegenheid zijn gesteld zich over alle hen betreffende feiten uit te spreken, waaronder alle feiten die tegen hen spreken. Belanghebbende partijen hebben het recht te zwijgen, hoeven niet aan hun eigen veroordeling mee te werken en hebben het recht persoonlijke rechtsbijstand te vragen.

2.   In alle gevallen waarin met het oog op het onderzoek absolute geheimhouding is vereist en waarin gebruik moet worden gemaakt van opsporingsmiddelen die tot de bevoegdheid van een nationale rechterlijke instantie behoren, kan de verplichting om een ECB-werknemer of een deelnemer aan een besluitvormend orgaan de gelegenheid te geven zich uit te spreken in overeenstemming met de president of de vice-president voor een beperkte periode worden opgeschort.

Artikel 7

Kennisgeving van seponering van het onderzoek

Indien, na afloop van een intern onderzoek, een ECB-werknemer of een deelnemer aan een besluitvormend orgaan geen element ten laste kan worden gelegd, wordt het hem betreffende interne onderzoek geseponeerd op grond van een besluit van de directeur van het Bureau, die de betrokken ECB-werknemer of een deelnemer aan een besluitvormend orgaan daarvan schriftelijk in kennis stelt.

Artikel 8

Opheffing van vrijstelling van rechtsvervolging

Elk van een nationale politiële of gerechtelijke autoriteit uitgaand verzoek tot opheffing van de vrijstelling van rechtsvervolging van een ECB-werknemer of een lid van de directie, de Raad van Bestuur of de Algemene Raad in verband met eventuele gevallen van fraude, corruptie of enige andere onwettige activiteit, waardoor de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen worden geschaad, wordt voor advies aan de directeur van het Bureau meegedeeld. De president of de vice-president van de ECB neemt een besluit ten aanzien van de vrijstelling van rechtsvervolging van ECB-werknemers, en de Raad van Bestuur neemt een besluit ten aanzien van de vrijstelling van rechtsvervolging van leden van de directie, de Raad van Bestuur of de Algemene Raad.

Artikel 9

Wijziging van de arbeidsvoorwaarden voor het personeel van de ECB

De arbeidsvoorwaarden voor het personeel van de ECB worden als volgt gewijzigd:

1)

De volgende zin wordt toegevoegd na de tweede zin van artikel 4, onder a):

„Zij zijn gebonden aan de bepalingen neergelegd in Besluit ECB/2004/11 betreffende de voorwaarden voor en de wijze van uitvoering van onderzoeken binnen de Europese Centrale Bank, door het Europees Bureau voor fraudebestrijding, op het gebied van de bestrijding van fraude, corruptie en elke andere onwettige activiteit waardoor de financiële belangen van de Gemeenschappen worden geschaad en tot wijziging van de arbeidsvoorwaarden voor het personeel van de Europese Centrale Bank.”.

2)

De aanhef van artikel 5, onder b), wordt als volgt vervangen:

„b)

Tenzij anders bepaald in Besluit ECB/2004/11 betreffende de voorwaarden voor en de wijze van uitvoering van onderzoeken binnen de Europese Centrale Bank, door het Europees Bureau voor fraudebestrijding, op het gebied van de bestrijding van fraude, corruptie en elke andere onwettige activiteit waardoor de financiële belangen van de Gemeenschappen worden geschaad en tot wijziging van de arbeidsvoorwaarden voor het personeel van de Europese Centrale Bank, zullen personeelsleden zonder voorafgaandelijke toestemming van de directie geen:”.

Artikel 10

Wijziging van bijlage I bij de arbeidsvoorwaarden voor het personeel van de ECB

Bijlage I bij de arbeidsvoorwaarden van de ECB inzake de voorwaarden voor kortetermijn tewerkstelling wordt als volgt gewijzigd:

1)

De volgende zin wordt toegevoegd na de tweede zin van artikel 4:

„Zij zijn gebonden aan de bepalingen neergelegd in Besluit ECB/2004/11 betreffende de voorwaarden voor en de wijze van uitvoering van onderzoeken binnen de Europese Centrale Bank, door het Europees Bureau voor fraudebestrijding, op het gebied van de bestrijding van fraude, corruptie en elke andere onwettige activiteit waardoor de financiële belangen van de Gemeenschappen worden geschaad en tot wijziging van de arbeidsvoorwaarden voor het personeel van de Europese Centrale Bank.”.

2)

De aanhef van artikel 10, onder b), wordt als volgt vervangen:

„b)

Tenzij anders bepaald in Besluit ECB/2004/11 betreffende de voorwaarden voor en de wijze van uitvoering van onderzoeken binnen de Europese Centrale Bank, door het Europees Bureau voor fraudebestrijding, op het gebied van de bestrijding van fraude, corruptie en elke andere onwettige activiteit waardoor de financiële belangen van de Gemeenschappen worden geschaad en tot wijziging van de arbeidsvoorwaarden voor het personeel van de Europese Centrale Bank, zullen personeelsleden zonder voorafgaandelijke toestemming van de directie geen:”.

Artikel 11

Slotbepaling

Dit besluit treedt in werking op de dag volgende op die van zijn publicatie in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Frankfurt am Main, 3 juni 2004.

De president van de ECB

Jean-Claude TRICHET


(1)  PB L 136 van 31.5.1999, blz. 1.

(2)  PB C 76 van 8.3.2001, blz. 12.

(3)  PB C 123 van 24.5.2002, blz. 9.

(4)  In zaak C-11/00: Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Europese Centrale Bank, Jurispr. 2003, blz. I-7147.

(5)  Bundesgesetzblatt nr. 45, 1998 van 27.10.1998 en nr. 12, 1999 van 6.5.1999.


Top