EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52003AB0020

Advies van de Europese Centrale Bank van 19 september 2003 op verzoek van de Raad van de Europese Unie inzake het ontwerp-Verdrag tot vaststelling van een grondwet voor Europa (CON/2003/20)

OJ C 229, 25.9.2003, p. 7–11 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

52003AB0020

Advies van de Europese Centrale Bank van 19 september 2003 op verzoek van de Raad van de Europese Unie inzake het ontwerp-Verdrag tot vaststelling van een grondwet voor Europa (CON/2003/20)

Publicatieblad Nr. C 229 van 25/09/2003 blz. 0007 - 0011


Advies van de Europese Centrale Bank

van 19 september 2003

op verzoek van de Raad van de Europese Unie inzake het ontwerp-Verdrag tot vaststelling van een grondwet voor Europa

(CON/2003/20)

(2003/C 229/04)

A. Inleiding

1. Op 21 juli 2003 ontving de Europese Centrale Bank (ECB) een verzoek van de Raad van de Europese Unie voor een advies inzake het ontwerp-Verdrag tot vaststelling van een grondwet voor Europa (hierna "ontwerp-Grondwet"). De Europese Conventie over de toekomst van Europa (hierna de "Europese Conventie") heeft in twee stappen op 13 juni en 10 juli 2003 de ontwerp-Grondwet goedgekeurd en het op 20 juni aan de Europese Raad te Thessaloniki voorgelegd en op 18 juli 2003 aan het Italiaanse Voorzitterschap. De Europese Raad verwelkomde de ontwerp-Grondwet als een goede basis voor de conferentie van vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten (Intergouvernementele Conferentie of IGC) die het Italiaanse Voorzitterschap voor 4 oktober belegd heeft.

2. De bevoegdheid van de ECB om een advies te geven is gebaseerd op artikel 48 van het Verdrag betreffende de Europese Unie dat raadpleging van de ECB vereist in geval van institutionele wijzigingen op monetair gebied. De ontwerp-Grondwet wijzigt de bestaande verdragen waarop de Europese Unie is gegrondvest en integreert deze in één verdrag dat na bekrachtiging en inwerkingtreding het fundamentele primaire recht van de Unie zal vormen. Door de opname van Titel VII ("Economisch en monetair beleid") van het EG-Verdrag, behandelt de ontwerp-Grondwet de rechtsgrondslag van de ECB en van het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB) en valt derhalve binnen het bereik van artikel 48 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Overeenkomstig de eerste zin van artikel 17.5. van het Reglement van Orde van de ECB is dit Advies door de Raad van bestuur van de ECB goedgekeurd(1).

3. De ECB was een formeel lid noch een officiële waarnemer bij de Europese Conventie. Desalniettemin werd de president van de ECB uitgenodigd voor een hoorzitting van deskundigen van de Werkgroep Economisch Bestuur op 13 september 2002, waar hij de voorlopige visie van de ECB betreffende monetaire en financiële aangelegenheden te berde bracht. Voorts deelde de president van de ECB op 8 mei en 5 juni 2003 opmerkingen en tekstvoorstellen mee aan de voorzitter van de Europese Conventie inzake aangelegenheden die de ECB en het ESCB betreffen.

B. Algemene overwegingen

4. De ECB verwelkomt de ontwerp-Grondwet dat lijn brengt in het juridische en institutionele kader van de Europese Unie en het vereenvoudigt en verduidelijkt. Zowel op Europees, alsook op internationaal niveau kan de Unie door de ontwerp-Grondwet slagvaardiger optreden en, derhalve vormt de ontwerp-Grondwet voor de Unie een belangrijke stap in de voorbereiding op de toekomst, zoals door de Verklaring van Laken werd verzocht.

5. De ECB begrijpt dat het opnemen van bepalingen betreffende de ECB en het ESCB uit het EG-Verdrag in de Grondwet geen inhoudelijke wijzigingen met zich meebrengt, en dat de taken, het mandaat, de status en het wettelijke kader van de ECB en het ESCB inhoudelijk ongewijzigd blijven. Enerzijds hecht de ECB zeer veel waarde aan institutionele en operationele stabiliteit op monetair gebied, anderzijds is zij zich bewust van het feit dat een nieuwe grondwet de nodige implicaties inhoudt voor het institutionele kader. De ECB is van mening dat de door het huidige constitutionele proces beoogde aanpassingen en updates de stabiliteit niet aantasten.

6. De ECB is geraadpleegd over een tekst, die verwijst naar de niet aan die tekst gehechte statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank ("de statuten") en overige protocollen die de economische en monetaire unie (EMU) betreffen. Dit advies is gebaseerd op twee cruciale en met elkaar verband houdende premissen. De eerste is dat de statuten en overige de EMU betreffende protocollen inhoudelijk ongewijzigd blijven en dat deze documenten zullen worden gehecht aan de Grondwet waarvan zij een integrerend deel zullen uitmaken, zoals voorzien in artikel IV-6 van de Grondwet. De tweede premisse is dat alle delen van de ontwerp-Grondwet, met inbegrip van de statuten en de overige de EMU betreffende protocollen, hun status van primair recht zullen behouden, i.e. hetzelfde hiërarchische niveau zullen behouden als de overige delen van het Verdrag.

Dit advies is gebaseerd op de premisse dat de statuten inhoudelijk ongewijzigd blijven. Desalniettemin begrijpt de ECB dat niet-inhoudelijke wijzigingen in de statuten noodzakelijk zijn, met name het invoeren van terminologische wijzigingen en verwijzingen naar de nieuwe nummering van de bepalingen van de Grondwet, en dat achterhaalde bepalingen geüpdatet moeten worden. De ECB zou gaarne betrokken worden bij de voorbereidende werkzaamheden voor dergelijke herzieningen van de statuten.

7. In dit advies noemt de ECB een aantal artikelen uit de ontwerp-Grondwet, die het uitoefenen van haar functies en taken betreffen en die verduidelijkt, technisch en redactioneel gewijzigd zouden kunnen worden. Gemakshalve zijn tekstvoorstellen opgenomen in de bijlage bij dit advies.

C. De doelstellingen en bevoegdheden van de Unie

8. Artikel I-3, lid 3 van de ontwerp-Grondwet stelt dat "De unie zich inzet voor de duurzame ontwikkeling van Europa, op basis van een evenwichtige economische groei ...". Artikel 2 van het EG-Verdrag geeft de Gemeenschap de taak "niet-inflatoire groei" te bevorderen, en artikel 4, lid 3 maakt gewag van "stabiele prijzen" als "leidraad" voor het optreden van zowel de Gemeenschap als de lidstaten. De ECB betreurt dat een dergelijke expliciete verwijzing naar prijsstabiliteit niet is opgenomen in artikel I-3 betreffende de doelstellingen van de Unie. Prijsstabiliteit wekt vertrouwen in de lange-termijn waarde van de euro en leidt tot lage en stabiele lange-termijn rentevoeten die op hun beurt een hoog investeringsniveau en, uiteindelijk, een hoog groei- en werkgelegenheidsniveau bevorderen. Prijsstabiliteit voorkomt eveneens een ad hoc herverdeling van rijkdom ten gevolge van prijsstijgingen. De ECB zou het derhalve verwelkomen als de ontwerp-Grondwet de prominente plaatsing van het basisprincipe van stabiele prijzen aan het begin van het EG-Verdrag zou bestendigen, en zou willen voorstellen dat een verwijzing naar "niet-inflatoire groei" wordt opgenomen in artikel I-3, lid 3 van de ontwerp-Grondwet: "De Unie zet zich in voor een duurzame ontwikkeling van Europa op basis van een evenwichtige en niet-inflatoire economische groei ...". Bij wijze van alternatief zou een verwijzing naar prijsstabiliteit kunnen worden overwogen.

9. Artikel I-12 van de ontwerp-Grondwet noemt als exclusieve bevoegdheid van de Unie "monetair beleid voor de lidstaten die de euro hebben ingevoerd". In de context van artikel I-12 dient de term "monetair beleid" niet in een enge en technische betekenis te worden gelezen, als zou het slechts verwijzen naar de fundamentele taak van het ESCB waarnaar artikel III-77, lid 2, onder a) van de ontwerp-Grondwet verwijst. Een dergelijke enge uitleg is gerechtvaardigd noch bedoeld. In tegenstelling tot deze restrictieve uitleg, begrijpt de ECB de term "monetair beleid" als een weergave van de titel van Afdeling 2 van Hoofdstuk II van Titel III van Deel III van de ontwerp-Grondwet, en is derhalve van mening dat deze alle exclusieve bevoegdheden in verband met de euro omvat, zoals vastgelegd in de betreffende bepalingen van de ontwerp-Grondwet, met name in artikel III-77 en in artikel III-78.

D. De institutionele status van de ECB en van het ESCB

Het institutionele kader van de Unie

10. De status van de ECB binnen het institutionele kader van de Unie wordt bepaald door artikel I-29 van de ontwerp-Grondwet luidens welke de ECB een van de "overige instellingen" van de Unie zou zijn. Artikel I-29 bestendigt de essentiële kenmerken van de ECB, met name haar onafhankelijkheid, waaronder de financiële onafhankelijkheid, rechtspersoonlijkheid en regelgevende bevoegdheden, met name de bevoegdheid tot het uitvaardigen van bindende wetgeving. De ECB begrijpt derhalve dat het door de ontwerp-Grondwet gecreëerde kader geen inhoudelijke wijziging van de huidige institutionele status van hetzij de ECB of het ESCB impliceert, noch zulks beoogt te impliceren.

11. De ECB merkt op dat artikel I-29 is opgenomen onder Titel IV van de ontwerp-Grondwet, getiteld "De instellingen van de Unie". Dezelfde titel verschijnt in artikel I-18, waarin de ECB niet is opgenomen. Aldus neemt de ontwerp-Grondwet enerzijds de ECB op onder de titel "Instellingen van de Unie", maar anderzijds noemt de bepaling die de instellingen van de Unie opsomt, de ECB niet. Gezien haar specifieke institutionele kenmerken, dient de ECB te worden onderscheiden van "De Instellingen van de Unie" hetgeen rechtvaardigt dat artikel I-18 de ECB niet noemt. Voor een duidelijkere, meer consistente en solide institutionele status van de ECB, of althans om puur redactionele redenen, zou de ECB willen aanbevelen de titel van Titel IV te wijzigen in "Het institutionele kader van de Unie"; deze uitdrukking (die is afgeleid van de huidige titel van Hoofdstuk I van Titel IV), zou derhalve de constellatie van de institutionele organen omvatten, te weten: i) de instellingen van de Unie (Hoofdstuk I), en ii) de ECB, de Rekenkamer en de adviesorganen (Hoofdstuk II). Dientengevolge dient de titel van Hoofdstuk I te worden gewijzigd in "De Instellingen van de Unie", hetgeen strookt met de titel van artikel I-18 in dit hoofdstuk. Door aldus de titels te verwisselen, zou de ECB deel uitmaken van het "institutionele kader van de Unie", zonder dat ze in de lijst van de "instellingen van de Unie" is opgenomen. De instellingen van de Unie zouden uiteraard ook deel uitmaken van het "institutionele kader van de Unie". Bovendien gaat artikel I-29 betreffende de ECB tevens uitvoerig in op het ESCB en zou ook een verwijzing kunnen opnemen naar het Eurosysteem, indien het voorstel in paragraaf 14 hierna zou worden gevolgd. Het artikel definieert het concept van het ESCB/Eurosysteem, somt hun besluitvormende organen op, en verwijst naar hun doelstellingen en taken. Derhalve stelt de ECB voor dat het ESCB en het Eurosysteem worden opgenomen in de titel van artikel I-29, samen met de ECB.

De onafhankelijkheid van het ESCB

12. Lid 3 van artikel I-29 betreft de onafhankelijkheid van de ECB, met inbegrip van haar financiële onafhankelijkheid. De nationale centrale banken (NCB's) van alle lidstaten, d.w.z. alle leden van het ESCB, zijn evenwel eveneens luidens artikel III-80 van de ontwerp-Grondwet onafhankelijk. Bijgevolg zou de ECB een verwijzing naar de onafhankelijkheid van de NCB's in lid 3 van artikel I-29 verwelkomen. Te dien einde zou de derde zin door de volgende kunnen worden vervangen: "Bij de uitoefening van hun bevoegdheden en het vervullen van hun taken en plichten, zijn de ECB, de nationale centrale banken en enig lid van hun besluitvormende organen geheel onafhankelijk". Dientengevolge, zou de eerste zin van lid 3 van artikel I-29 moeten worden vervangen door de volgende tekst: "De Europese Centrale Bank is een instelling met rechtspersoonlijkheid en is met betrekking tot haar financiële beleid onafhankelijk".

13. De ECB merkt op dat de ECB luidens artikel I-29, lid 3 "onafhankelijk" is, terwijl met betrekking tot de Commissie (artikel I-25, lid 4) en de Rekenkamer (artikel I-30, lid 3) de uitdrukking "volkomen onafhankelijk" wordt gebezigd. Voor de ECB is dit verschil in terminologie eerder linguïstisch geaard en geeft het geen kwalitatief verschil aan tussen de onafhankelijkheid van deze instellingen en die van de ECB. De ECB stelt omwille van consistentie voor de termen op elkaar af te stemmen.

Het Eurosysteem

14. Achter het acroniem "ESCB" gaan twee realiteiten schuil. Enerzijds, verwijst ESCB naar de ECB en de NCB's van alle lidstaten van de EU. Anderzijds, en mede door andere bepalingen, verwijst "ESCB" eveneens naar de ECB en de centrale banken van alleen die lidstaten van de EU die de euro hebben aangenomen. Dit tweede concept verschilt van het eerste, daar het de exclusieve bevoegdheid voor het bepalen en het voeren van het monetair beleid omvat, met inbegrip van de uitgifte en het algemene beheer van de euro, het beheer van de officiële externe reserves van de lidstaten, en het bevorderen van de goede werking van het betalingsverkeer. De werkzaamheden ter uitvoering van deze bevoegdheid vereisen een hoge mate van harmonisatie van procedures, instrumenten en infrastructuur, en één besluitvormend orgaan met regelgevende bevoegdheden.

Het EU-Verdrag heeft deze twee realiteiten gecreëerd door in het EG-Verdrag en de statuten artikelen op te nemen die onderscheidenlijk van toepassing zijn op de ene dan wel op de andere samenstelling. Door deze wetgevingstechniek wordt het EG-Verdrag duidelijker noch begrijpelijker. Ter verduidelijking van het tweede "ESCB"-concept, heeft de Raad van bestuur de term "Eurosysteem" aangenomen en deze sinds 1998 in haar contacten met het publiek gebezigd. Teneinde de Grondwet duidelijker te maken en voor de Europese burgers toegankelijker, en aldus doende het institutionele kader van de Unie dichter bij het publiek te brengen, meent de ECB dat de historische hervorming die de ontwerp-Grondwet is, een passende gelegenheid zou zijn om de term "Eurosysteem" in de Grondwet op te nemen. En wel in artikel I-29, lid 1, waar de tweede zin als volgt zou kunnen worden vervangen: "De Europese Centrale Bank en de nationale centrale banken van de lidstaten die de munteenheid van de Unie, de euro, hebben aangenomen, vormen het Eurosysteem. Het Eurosysteem voert het monetaire beleid van de Unie". Deze terminologische wijziging vereist een algemene bepaling die erop wijst dat "ESCB" moet worden gelezen als "Eurosysteem" in de bepalingen van de Grondwet die verwijzen naar de taken of functies in verband met de euro dan wel naar de lidstaten die de euro hebben aangenomen.

E. Internationale vertegenwoordiging van de euro

15. De internationale vertegenwoordiging van de euro wordt behandeld in artikel III-90 en artikel III-228 van de ontwerp-Grondwet. De ECB begrijpt dat de ontwerp-Grondwet de ECB geen van haar huidige bevoegdheden ontneemt, zelfs niet impliciet, die zijn gebaseerd op de door het EG-Verdrag aan het ESCB expliciet opgedragen monetaire taken. Daar de verantwoordelijkheden van het ESCB evenwel niet in artikel III-90 genoemd worden, ware het omwille van rechtszekerheid aangewezen een dergelijke expliciete verwijzing toe te voegen. Te dien einde, stelt de ECB voor dat in artikel III-90 een vierde lid wordt opgenomen dat als volgt luidt: "De maatregelen die op basis van dit artikel worden aangenomen, stroken met de opgedragen bevoegdheden neergelegd in artikel III-71 en artikel III-77." waardoor de tekst van artikel 111, lid 4 van het EG-Verdrag wordt weergegeven.

16. Een aanzienlijke hoeveelheid aangelegenheden die voor de EMU van bijzonder belang zijn, wordt niet alleen binnen het kader van internationale organisaties besproken, maar ook binnen het kader van informele multinationale bijeenkomsten, waarvan vele normgevend zijn voor financiële markten (bijv. G-10, enz.). Teneinde duidelijk tot uitdrukking te brengen dat de reikwijdte van artikel III-90 ook deze groepen betreft, zou de ECB willen voorstellen dat in lid 1 en lid 3 van artikel III-90 van de ontwerp-Grondwet het woord "fora" wordt gebruikt naast het woord "conferenties".

17. Voor meer precisie in artikel III-90 van de ontwerp-Grondwet, zou de ECB willen aanbevelen het woord "monetaire" toe te voegen aan "internationale financiële instellingen", opdat deze bepaling slechts "internationale monetaire en financiële instellingen" betreft. Met het oog op de inconsistentie tussen lid 1 en lid 3 van artikel III-90, zou de ECB bovendien willen aanbevelen hetzij in lid 3 de zinsnede "na raadpleging van de Europese Centrale Bank" op te nemen, dan wel de zinsnede "op voorstel van de Commissie" te schrappen, aangezien de "procedurele bepalingen van (lid) 1... van toepassing zijn" en de enige procedurele bepalingen van dat lid een voorstel van de Commissie en de raadpleging van de ECB zijn.

F. Overige bepalingen die de institutionele status van de ECB betreffen

18. Artikel I-59 van de ontwerp-Grondwet bevat een nieuwe set regels voor het zich vrijwillig terugtrekken uit de Unie, en vereist met name een uitstapovereenkomst "over de voorwaarden voor de terugtrekking". Voorts regelt het de toekenning van bevoegdheden aan en procedures van de Unie. Voorzover dergelijke regelingen binnen de bevoegdheden van de ECB vallen, begrijpt de ECB dat zij in de procedure volledig bij de Raad van ministers betrokken wordt.

19. De ECB erkent de keuze van de ontwerp-Grondwet voor "de normale wetgevende procedure" (de huidige "medebeslissingsprocedure") als grondregel voor het goedkeuren van wetgeving, waarbij het Parlement volledig wordt betrokken en die bij stemming in de Raad een gekwalificeerde meerderheid vereist. De ECB merkt op dat de ontwerp-Grondwet de wetgevingsprocedure toepast voor de goedkeuring van bepaalde wetgeving inzake het institutionele kader van de EMU, zoals het opdragen aan de ECB van specifieke taken betreffende beleid op het gebied van het bedrijfseconomisch toezicht op kredietinstellingen (artikel III-77, lid 6) en de vereenvoudigde wijziging van de statuten (artikel III-79, lid 5), terwijl op andere gebieden, zoals de benoeming van de leden van de directie, het "in onderlinge overeenstemming" wordt gehandhaafd.

20. Artikel III-88 en artikel III-89 van de ontwerp-Grondwet verwijzen naar de Eurogroep, waarvoor een nieuw protocol is gecreëerd, dat aan de Grondwet zal worden gehecht. De ECB verwelkomt het feit dat de Grondwet de Eurogroep omvat, zulks overeenkomstig de conclusies van de Europese Raad van Luxemburg van 12-13 december 1997. Aangezien de ontwerp-Grondwet de Eurogroep erkent, zou de ECB willen verklaren, dat zij begrijpt dat de tekst van artikel 1 van het protocol betreffende de Eurogroep geen afbreuk doet aan de taken en verantwoordelijkheden van het ESCB, zoals beschreven in de ontwerp-Grondwet.

G. Wisselkoers-convergentie criterium

21. Artikel III-92, lid 1, onder c) van de ontwerp-Grondwet verwijst als volgt naar het wisselkoers-convergentie criterium: "de inachtneming van de normale fluctuatiemarges van het wisselkoersmechanisme, gedurende ten minste twee jaar, zonder devaluatie van de munt ten opzichte van de euro". Deze tekst herhaalt artikel 121 van het EG-Verdrag, maar bevat geen verwijzing naar het niet langer bestaande Europees Monetair Stelsel (EMS). Deze schrapping zou evenwel impliceren dat de zinsnede "de inachtneming van de normale fluctuatiemarges van het wisselkoersmechanisme" voortaan redelijkerwijze alleen opgevat kan worden als een verwijzing naar de standaard ± 15 % fluctuatiemarge van het nieuwe wisselkoersmechanisme (ERM II). Deze interpretatie zou niet overeenkomen met de toepassing van het wisselkoerscriterium in het verleden waarbij op gepaste wijze rekening werd gehouden met het feit dat ten tijde van het opstellen van artikel 121 (ex artikel 109j) de normale fluctuatiemarges van het wisselkoersmechanisme (ERM) ± 2,25 % bedroegen.

Omwille van rechtszekerheid, en gelijke behandeling tussen voormalige, huidige en toekomstige leden van het ERM II, zou de ECB willen voorstellen artikel III-92, lid 1, onder c) als volgt te wijzigen: ">S>de inachtneming van de normale fluctuatiemarges van>/S> deelname in het wisselkoersmechanisme, gedurende ten minste twee jaar, zonder grote spanningen, met name zonder devaluatie van de munt ten opzichte van de euro".

Een verwijzing naar de noodzaak "grote spanningen" te vermijden is reeds opgenomen in het Protocol betreffende de convergentiecriteria. Deze verwijzing vormde - in de ECB-convergentieverslagen en de conclusies van de Commissie - de grondslag voor de toepassing van het wisselkoerscriterium overeenkomstig de bedoelde reikwijdte.

Dit advies is opgesteld ervan uitgaande dat het Protocol betreffende de in artikel 121 van het EG-Verdrag genoemde convergentiecriteria aan de Grondwet zal worden gehecht en zulks zonder inhoudelijke wijzigingen.

H. Redactionele voorstellen

22. In lid 3 van artikel III-91 stelt de ECB voor de tekst te verbeteren door "overeenkomstig hoofdstuk IX" te vervangen door "overeenkomstig de in hoofdstuk IX neergelegde voorwaarden".

23. In de tweede zin van artikel III-278, onder d) van de ontwerp-Grondwet dient het woord "Raad" te worden vervangen door "Raad van bestuur", teneinde verwarring met de Algemene Raad van de ECB te vermijden.

Dit advies wordt gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie en op de website van de ECB.

Gedaan te Frankfurt am Main, 19 september 2003.

De President van de ECB

Willem F. Duisenberg

(1) De tekst van de ontwerp-Grondwet die de basis vormt van dit advies, is document CONV 850/03 van 18 juli 2003 aldus door het secretariaat van de Europese Conventie vrijgegeven.

BIJLAGE

ECB-tekstvoorstellen

Artikel I-3 "De Unie zet zich in voor een duurzame ontwikkeling van Europa op basis van een evenwichtige en niet-inflatoire economische groei ...".

Deel I, Titel IV, titel >S>"De instellingen van de Unie">/S> "Het institutionele kader van de Unie"

Deel I, Titel IV, Hoofdstuk IV, titel >S>"Het institutionele kader">/S> "De instellingen van de Unie"

Artikel I-29, titel: "De Europese Centrale Bank, het Europees Stelsel van centrale banken en het Eurosysteem"

Artikel I-29, lid 1: "De Europese Centrale Bank en de nationale centrale banken vormen het Europees Stelsel van centrale banken". "De Europese Centrale Bank en de nationale centrale banken van de lidstaten die de munteenheid van de Unie, de euro, hebben aangenomen, vormen het Eurosysteem. Het Eurosysteem voert het monetaire beleid van de Unie".

Artikel I-29, lid 3, eerste zin: "De Europese Centrale Bank is een instelling met rechtspersoonlijkheid en is met betrekking tot haar financiële beleid onafhankelijk".

Artikel I-29, lid 3, derde zin: ">S>Zij is>/S> Bij de uitoefening van hun bevoegdheden en het vervullen van hun taken en plichten, zijn de Europese Centrale Bank, de nationale centrale banken en enig lid van hun besluitvormende organen geheel onafhankelijk>S>, zowel bij de uitvoering van haar bevoegdheden als met betrekking tot haar financieel beleid>/S>."

Artikel III-90, lid 1: "Teneinde de positie van de euro in het internationale monetaire stelsel veilig te stellen, stelt de Raad van Ministers op voorstel van de Commissie en na raadpleging van de Europese Centrale Bank een Europees besluit vast houdende de gemeenschappelijke standpunten in de bevoegde internationale monetaire en financiële instellingen, conferenties en fora over kwesties die voor de Economische en Monetaire Unie van bijzonder belang zijn."

Artikel III-90, lid 3: "De Raad van Ministers kan op voorstel van de Commissie en na raadpleging van de Europese Centrale Bank, passende maatregelen vaststellen met het oog op een gezamenlijke vertegenwoordiging in de internationale monetaire en financiële instellingen>S>, en>/S> conferenties en fora. De procedurebepaling>S>en>/S> van >S>de>/S> lid>S>en 1 en>/S> 2 zijn is van toepassing."

Artikel III-90, nieuwe (vierde) lid: "De maatregelen die op basis van dit artikel worden aangenomen, stroken met de opgedragen bevoegdheden neergelegd in artikel III-71 en artikel III-77."

Artikel III-91, lid 3: "overeenkomstig de in hoofdstuk IX neergelegde voorwaarden"

Artikel III-92, lid 1, onder c): ">S>de inachtneming van de normale fluctuatiemarges van>/S> deelname in het wisselkoersmechanisme, gedurende ten minste twee jaar, zonder grote spanningen, met name zonder devaluatie van de munt ten opzichte van de euro".

Artikel III-278, onder d): "de uitvoering van de verplichtingen van de nationale centrale banken voortvloeiende uit deze Grondwet en uit de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank. De Raad van bestuur van de Europese Centrale Bank beschikt dienaangaande ...".

Top