EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52010AB0005

Advies van de Europese Centrale Bank van 8 januari 2010 inzake drie voorstellen voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europese Bankautoriteit, een Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen en een Europese Autoriteit voor effecten en markten (CON/2010/5)

OJ C 13, 20.1.2010, p. 1–9 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

20.1.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 13/1


ADVIES VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 8 januari 2010

inzake drie voorstellen voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europese Bankautoriteit, een Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen en een Europese Autoriteit voor effecten en markten

(CON/2010/5)

2010/C 13/01

Inleiding en rechtsgrondslag

Op 6 oktober 2009 ontving de Europese Centrale Bank (ECB) een verzoek om een advies van de Raad van de Europese Unie inzake: (1) een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europese Bankautoriteit (1) (de „ontwerp-EBAverordening”), (2) een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (2) (de „ontwerp-EAVBverordening”) en (3) een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europese Autoriteit voor effecten en markten (3) (de „ontwerp-EAEMverordening”).

De adviesbevoegdheid van de ECB inzake de drie ontwerpverordeningen is gebaseerd op artikel 127, lid 4, en 282, lid 5, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie aangezien de ontwerpverordeningen bepalingen bevatten aangaande de bijdrage van het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB) tot een goede beleidsvoering in verband met prudentieel toezicht op kredietinstellingen en de stabiliteit van het financiële stelsel, zoals bedoeld in artikel 127, lid 5, van het Verdrag. Aangezien de drie teksten verband houden met de oprichting van de drie nieuwe Europese toezichthoudende autoriteiten (ESA’s) die deel zullen uitmaken van het Europees Stelsel voor Financieel Toezicht (ESFT), heeft de ECB eenvoudigheidshalve één advies inzake de drie ontwerpverordeningen goedgekeurd.

De opmerkingen in dit advies dienen in samenhang te worden gelezen met het ECB-Advies CON/2009/88 van 26 oktober 2009 inzake een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautair macroprudentieel toezicht op het financiële stelsel en tot oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico’s en een voorstel voor een beschikking van de Raad tot toewijzing aan de Europese Centrale Bank van specifieke taken betreffende de werking van het Europees Comité voor systeemrisico’s (de „ontwerp-ECSRverordening” en de „ontwerp-ECSRbeschikking”); deze twee voorstellen maken deel uit van een door de Commissie op 23 september 2009 met het oog op de hervorming van Europees financieel toezicht aangenomen wetgevingspakket (4).

Voorts laten deze opmerkingen het toekomstige ECB-advies inzake de wijzigingen die de Commissie voorstelt aangaande de wetgeving betreffende de communautaire financiële sector als noodzakelijke aanvulling op het bovengenoemde wetgevingspakket (de ontwerp-Omnibusrichtlijn) (5) en

De in dit advies bestreken kwesties zijn beperkt tot kwesties die verband houden met de oprichting en de werking van de ESA’s die van direct belang zijn voor de ECB/ESCB en voor het ECSR.

Overeenkomstig de eerste volzin van artikel 17.5 van het Reglement van orde van de Europese Centrale Bank heeft de Raad van bestuur dit advies goedgekeurd.

Algemene opmerkingen

Het voorgestelde institutionele toezichtkader van de Europese Unie

1.

De ontwerpverordeningen maken deel uit van een omvattende herziening van het institutionele toezichtkader van de EU, dat zowel de versterking omvat van microprudentieel toezicht middels de oprichting van de ESA’s, en de aanwijzing van het ECSR als een nieuw onafhankelijk lichaam dat verantwoordelijk is voor het handhaven van financiële stabiliteit door het uitvoeren van macroprudentieel toezicht op Europees niveau, zulks onder toewijzing van specifieke verband houdende taken aan de ECB op basis van artikel 127, lid 6, van het Verdrag. De ECB verwelkomt dit voorgestelde institutionele kader in het algemeen. De ECB neemt er nota van dat de Ecofin-Raad op 2 december 2009 een algemene aanpak betreffende het voorgestelde kader is overeengekomen (6).

De ESA’s en de harmonisering van wetgeving in de financiële sector

2.

Op 18-19 juni 2009 riep de Europese Raad op tot de oprichting van één Europees Reglement dat geldt voor alle financiële instelling in de interne markt (7). Uit de ontwerpverordeningen de noodzaak van de invoering van een effectief instrument tot vaststelling van geharmoniseerde technische standaarden in de sector financiële dienstverlening, zulks middels één Reglement, gelijke omstandigheden en een adequate bescherming van deposanten, beleggers en consumenten in Europa (8). De ECB verwelkomt deze benadering aangezien zij reeds lang pleit voor de ontwikkeling van een EU-Reglement voor financiële dienstverlening. Bovendien, de ESA’s, zijnde lichamen met zeer gespecialiseerde deskundigheid, zijn de aangewezen lichamen om een bijdrage te leveren aan harmonisatie in de financiële sector door bij te dragen aan de invoering van praktijken van hoge kwaliteit inzake regelgeving en toezicht, met name door hun visie te met de EU-instellingen te delen en het ontwikkelen van richtsnoeren, aanbevelingen en ontwerp-technische standaards (9).

Specifieke opmerkingen

Relatie tussen de ESA’s en het ECSR

3.

De ECB is een sterk voorstander van de efficiënte institutionele regeling voor samenwerking tussen de ESA’s en het ECSR. Zulks vereist effectieve informatie-uitwisselingsprocedures om een soepele interactie te verzekeren tussen toezicht op macro- en microprudentieel niveau en de tijdige toegang van het ECSR tot alle voor de uitoefening van haar taken relevante informatie, waaronder de voor de macroprudentiële analyse relevante microprudentiële informatie (10). De ECB merkt te dien aanzien op dat een van de belangrijkste ESA-taken de samenwerking met het ECSR betreft, met name door laatstgenoemde van voor de uitvoering van haar taken benodigde informatie te voorzien (11). In deze context, gezien het feit dat de ECB verwelkomt dat de ontwerpverordeningen de nauwe betrokkenheid van het ECSR binnen het nieuwe microprudentiële kader vastleggen, stelt de ECB een wijziging voor om te verzekeren dat er geen obstakels zijn voor een soepele informatiestroom tussen het ECSR en het ESFT (zie dienaangaande de voorgestelde wijziging 7). Deze ontwerpregels inzake de uitwisseling van vertrouwelijke informatie uit hoofde van de ontwerpverordeningen zal een aanvulling zijn op andere relevante EU-regels ter zake, waaronder de ontwerp-ECSRverordening.

Relatie tussen de ESA’s en het ESCB

4.

Overeenkomstig artikel 127, lid 5 van het Verdrag worden de ECB en de nationale centrale banken (NCB’s) van het ESCB, gezien hun bevoegdheden en technische deskundigheid, nauw betrokken bij de huidige financiële structuur van de EU. De ontwerpverordeningen dient tevens een adequate institutionele betrokkenheid en deelname van de ECB en, indien toepasselijk, van de NCB’s en het ESCB ten aanzien van de ESA’s en de nieuw opgerichte comités te verzekeren.

5.

Meer bepaald, de ESCB-betrokkenheid bij betalings- en afwikkelsystemen geeft de taak weer die het ESCB werd toegewezen door artikel 127, lid 2 van het Verdrag, het bevorderen van de „soepele werking van betalingssystemen”. Een veilige en efficiënte post-trading infrastructuur voor effectenmarkten zijn een kritisch bestanddeel van het financiële stelsel en enige storing van effectenvereveningssystemen kan ernstige systeemrepercussies hebben voor de soepele werking van betaalsystemen, alsook voor financiële stabiliteit. Gezien de oversighttaken van centrale banken inzake betalings- en afwikkelsystemen, is effectieve samenwerking tussen centrale banken in hun oversighthoedanigheid en toezichthoudende autoriteiten vereist (12).

6.

Recente ontwikkelingen hebben bevestigd dat een crisissituatie extensieve betrokkenheid vereist van centrale banken als liquiditeitsverschaffers van het bancaire stelsel. Dit geldt met name wanneer een crisis uitbreekt door een gebeurtenis die verband houdt met de liquiditeitsituatie in de geldmarkten en/of de werking van betalings- of effectenvereveningssystemen (13).

Gezien die achtergrond is toegang voor centrale banken tot toezichthoudende informatie inzake financiële instellingen wellicht van belang voor het uitvoeren van macroprudentiële monitoring, het oversight op betalings- en afwikkelsystemen en het vrijwaren van financiële stabiliteit in het algemeen (14). Aangezien voor bevoegde autoriteiten en centrale banken reeds informatieuitwisselingskanalen bestaan in de context van de EU-wetgeving inzake de financiële sector (15).

ESA’s en naleving van het verbod op monetaire financiering

7.

Een NCB luidens nationale wetgeving de bevoegde toezichthouder is voor krediet- en of financiële instellingen, kan de uitvoering van deze taak door de NCB geen uit hoofde van artikel 123 van het Verdrag verboden monetaire financiering vormen. Voorzover de financiering van elke ESA met name bestaat uit verplichte bijdragen door nationale teozichthoudende autoriteiten voor kredient- en/of financiële instellingen (16), druist het niet in tegen het verbod van monetaire financiering indien een NCB bijdraagt aan de inkomsten van het ESA, hetgeen in dergelijke omstandigheden slechts de uitvoering van haar eigen toezichthoudende taken door de NCB zou betreffen.

Formuleringsvoorstellen

Indien de ECB een wijziging van de ontwerpverordeningen aanbeveelt, wordt daartoe een specifiek op de ontwerp-EBAverordening (17) onderbouwd formuleringsvoorstel in de bijlage opgenomen.

Gedaan te Frankfurt am Main, 8 januari 2010.

De president van de ECB

Jean-Claude TRICHET


(1)  COM(2009) 207 definitief.

(2)  COM(2009) 502 definitief.

(3)  COM(2009) 503 definitief.

(4)  Na de inwerkingtreding van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie („VWEU”) op 1 decemeber 2009 is artikel 114 VWEU (voorheen artikel 95 tot oprichting van de Europese Gemeenschap („VOEG”) de nieuwe rechtsgrondslag voor de ontwerp-verordeningen en voor de ontwerp-ECSRverordening. De nieuwe rechtsgrondslag voor de ontwerp-ECSRbeschikking is artikel 127, lid 6, VWEU (voorheen artikel 105, lid 6, VOEG), hetgeen impliceert dat de ontwerp-ECSRbeschikking een verordening wordt.

(5)  De ECB werd formeel geraadpleegd door de Raad op 25 november 2009 inzake een voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Richtlijnen 1998/26/EG, 2002/87/EG, 2003/6/EG, 2003/41/EG, 2003/71/EG, 2004/39/EG, 2004/109/EG, 2005/60/EG, 2006/48/EG, 2006/49/EG en 2009/65/EG wat de bevoegdheden van de Europese Bankautoriteit, de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen en de Europese Autoriteit voor effecten en markten betreft, COM(2009) 0576 definitief.

(6)  Zie het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europese Bankautoriteit (EBA) — Voorzitterschapscompromis, overeengekomen door de Ecofin-Raad (2009/0142(COD) — 16748/1/09 REV1), het voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een een Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (EAVB), Voorzitterschapscompromis (2009/0143(COD) — 16749/1/09 REV1) en een voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europese Autoriteit voor effecten en markten (EAEM), Voorzitterschapscompromis (2009/0144(COD) — 16751/1/09 REV1).

(7)  Zie de conclusies van het Voorzitterschap van de Europese Raad van 18-19 juni 2009, blz. 8 en de conclusies van de Ecofin-Raad van 9 juni 2009, beschikbaar op http://www.europa.eu

(8)  Zie overweging 14 van de ontwerp-EBAverordening, overweging 14 van de ontwerp-EAEMverordening en overweging 13 van de ontwerp-EAVBverordening.

(9)  Zie artikel 6, lid 1, onder a) van de ontwerpverordeningen.

(10)  Zie te dien aanzien het verslag van de de Larosière Groep op hoog niveau inzake financieel toezicht in de EU van februari 2009, de Mededeling van de Commissie van 27 mei 2009 inzake Europees financieel toezicht (COM(2009) 0252 definitief), de conclusies van de Ecofin-Raad van 9 juni 2009, en de ontwerpverordeningen (paragrafen 6.2.2 en 6.3 van de toelichting bij de ontwerp-EBAverordening en de overeenstemmende paragrafen in de toelichtingen bij de twee overige ontwerpverordeningen).

(11)  Zie bijvoorbeeld artikel 6, lid 1, onder d) van de ontwerpverordeningen.

(12)  Zie Eurosysteem Oversightverslag 2009, november 2009, beschikbaar op: http://www.ecb.europa.eu

(13)  Zie dienaangaande het Memorandum van Overeenstemming inzake samenwerking tussen financieel toezichthoudende autoriteiten, centrale banken en ministeries van financiën van de EU inzake grensoverschrijdende financiële stabialiteit, juni 2008, beschikbaar op http://www.ecb.europa.eu

(14)  Zie dienaangaande de paragrafen 2.1 tot 2.4 van ECB-Advies CON/2006/15 van 9 maart 2006 op verzoek van de Poolse Minister van Financiën inzake een wetsontwerp betreffende het toezicht op financiële instellingen. Zie tevens de paragrafen 13 tot 15 van ECB-Advies CON/2009/17 van 5 maart 2009 op verzoek van de Raad van de Europese Unie betreffende een voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG wat betreft banken die zijn aangesloten bij centrale instellingen, bepaalde eigenvermogensbestanddelen, grote posities, het toezichtkader en het crisisbeheer.

(15)  Zie bijvoorbeeld artikel 12 van Richtlijn 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende het aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat en tot wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG, 79/267/EEG, 92/49/EEG, 92/96/EEG, 93/6/EEG en 93/22/EEG van de Raad en van de Richtlijnen 98/78/EG en 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 35 van 11.2.2003, blz. 1), artikel 58, lid 5 van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de Richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad (PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1), artikel 49 van Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (herschikking) (PB L 177 van 30.6.2006, blz. 1) en artikel 70 van de Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van verzekeraar en herverzekeraar (Solvabiliteit II) (herschikking) van 19 oktober 2009 (PB L 335 van 17.12.2009, blz. 1).

(16)  Zie artikel 48, lid 1, onder a) van de ontwerpverordeningen.

(17)  Met uitzondering van de laatste drie wijzigingsvoorstellen, aangezien de wijzigingsvoorstellen 11 en 12 betrekking hebben op de ontwerp-EAEMverordening en wijzigingsvoorstel 13 betrekking heeft op zowel de ontwerp-EAMA- en ontwerp-EAVBverordening. De wijzigingsvoorstellen 9 en 10 hebben slechts betrekking op de ontwerp-EBAverordening.


BIJLAGE

Formuleringsvoorstellen  (1)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Door de ECB voorgestelde wijzigingen (2)

Wijziging 1

Overweging 21 van de ontwerp-EBAverordening en de ontwerp-EAEMverordening en overweging 20 van de ontwerp-EAVBverordening

Overweging 21

„(21)

Ernstige bedreigingen van de ordelijke werking en integriteit van de financiële markten of de stabiliteit van het financieel systeem in de Gemeenschap vereisen een snelle en gezamenlijke reactie op communautair niveau. De Autoriteit moet bijgevolg de nationale toezichthoudende autoriteiten kunnen verplichten tot het nemen van bepaalde maatregelen om een noodsituatie te verhelpen. Aangezien het bepalen of er sprake is van een noodsituatie in belangrijke mate een oordeel inhoudt, moet deze bevoegdheid bij de Commissie berusten. Voor een effectieve reactie op de noodsituatie moet, wanneer maatregelen van de bevoegde nationale toezichthoudende autoriteiten uitblijven, de Autoriteit gemachtigd zijn in laatste instantie rechtstreeks tot financiële instellingen gerichte besluiten te nemen die betrekking hebben op gebieden van communautair recht die rechtstreeks op hen toepasselijk zijn en erop gericht zijn de effecten van de crisis te beperken en het vertrouwen in de markten te herstellen.”

Overweging 21

„(21)

Ernstige bedreigingen van de ordelijke werking en integriteit van de financiële markten of de stabiliteit van het financieel systeem in de Gemeenschap vereisen een snelle en gezamenlijke reactie op communautair niveau. De Autoriteit moet bijgevolg de nationale toezichthoudende autoriteiten kunnen verplichten tot het nemen van bepaalde maatregelen om een noodsituatie te verhelpen. Aangezien het bepalen of er sprake is van een noodsituatie in belangrijke mate een oordeel inhoudt, moet deze bevoegdheid bij de Commissie berusten. Voor een effectieve reactie op de noodsituatie moet, wanneer maatregelen van de bevoegde nationale toezichthoudende autoriteiten uitblijven, de Autoriteit gemachtigd zijn in laatste instantie rechtstreeks tot financiële instellingen gerichte besluiten te nemen die betrekking hebben op gebieden van communautair recht die rechtstreeks op hen toepasselijk zijn en erop gericht zijn de effecten van de crisis te beperken en het vertrouwen in de markten te herstellen. Zulks doet geen afbreuk aan de bevoegdheid van centrale banken van het ESCB aangaande besluiten noodliquiditeitssteun te verlenen aan individuele financiële instellingen ter uitvoering van het mandaat van de centrale banken bij te dragen aan de stabiliteit van het financiële stelsel.

Uitleg:

De door ESA’s in de context van noodsituaties aangenomen besluiten die zijn gericht aan de bevoegde autoriteiten en/of individuele financiële instellingen dienen rekening te houden met de verantwoordelijkheden van centrale banken van het ESCB aangaande de verlening van noodliquiditeitssteun.

Wijziging 2

Overweging 31a van de ontwerp-EBAverordening en de ontwerp-EAEMverordening en overweging 30a van de ontwerp-EAVBverordening (nieuw)

Geen tekst

Overweging 31a/30a

(31a)/(30a)

Er bestaat de noodzaak van nauwe samenwerking tussen de Autoriteit en de ECB en centrale banken van de EU en tevens kan toegang voor centrale banken tot prudentiële informatie essentieel zijn, met name in noodsituaties. De Autoriteit moet derhalve enige relevante informatie kunnen delen met de ECB en de NCB’s van het ESCB, indien deze informatie relevant is voor de uitoefening van hun respectieve taken, waaronder het voeren van monetair beleid en verband houdende liquiditeitssteun, oversight op betalings- en afwikkelsystemen en de vrijwaring van de stabiliteit van het financiële stelsel.

Uitleg:

Om de in de paragrafen 4 tot en met 6 van dit advies uiteengezette redenen en overeenkomstig de vigerende wetgeving inzake de financiële sector in de EU, dienen de ontwerpverordeningen expliciet te verwijzen naar de plicht tot samenwerking van de ESA’s met de ECB en de NCB’s van het ESCB en naar de noodzaak van passende informatieuitwisselingskanalen.

Wijziging 3

Artikel 6, lid 1 van de ontwerpverordeningen.

Artikel 6

„1.   De Autoriteit heeft de volgende taken:

[…]

d)

nauw samenwerken met het ECSR, met name door het ECSR de nodige informatie te verstrekken voor het uitvoeren van zijn taken en door een behoorlijke follow-up te geven aan de waarschuwingen en aanbevelingen van het ECSR;”

Artikel 6

„1.   De Autoriteit heeft de volgende taken:

[…]

d)

nauw samenwerken met de ECB en indien toepasselijk met de NCB’s van het ESCB, met name door hun de informatie te verstrekken die noodzakelijk is voor de uitvoering van hun taken overeenkomstig de relevante EU-wetgeving;

e)

nauw samenwerken met het ECSR, met name door het ECSR de nodige informatie te verstrekken voor het uitvoeren van zijn taken en door een behoorlijke follow-up te geven aan de waarschuwingen en aanbevelingen van het ECSR;”

Uitleg:

Om de in de paragrafen 4 tot en met 6 van dit advies uiteengezette redenen en overeenkomstig de vigerende wetgeving inzake de financiële sector in de EU, dienen de ontwerpverordeningen expliciet te verwijzen naar de plicht tot samenwerking van de Autoriteit met de ECB en indien toepasselijk met de NCB’s van het ESCB en hun enig relevante informatie te verstrekken die noodzakelijk is voor de uitvoering van hun taken naar de noodzaak van passende informatieuitwisselingskanalen.

Wijziging 4

Artikel 10, lid 1 van de ontwerpverordeningen

Artikel 10

„1.   Ingeval van ongunstige ontwikkelingen die de ordelijke werking en de integriteit van de financiële markten of de stabiliteit van het financieel systeem in de Gemeenschap geheel of gedeeltelijk ernstig in gevaar kunnen brengen, kan de Commissie, op eigen initiatief of na een verzoek van de Autoriteit, de Raad of het ECSR een tot de Autoriteit gericht besluit nemen waarin bepaald wordt dat er sprake is van een noodsituatie in de zin van onderhavige verordening.”

Artikel 10

„1.   Ingeval van ongunstige ontwikkelingen die de ordelijke werking en de integriteit van de financiële markten of de stabiliteit van het financieel systeem in de Gemeenschap geheel of gedeeltelijk ernstig in gevaar kunnen brengen, kan de Commissie, op eigen initiatief of na een verzoek van de Autoriteit, de Raad, de ECB of het ECSR na raadpleging van de Raad, de ECB, het ECSR, of in voorkomende gevallen, de Europese Toezichthoudende Autoriteiten, een tot de Autoriteit, gericht besluit nemen waarin bepaald wordt dat er sprake is van een noodsituatie in de zin van onderhavige verordening.”

Uitleg:

Om de in de paragrafen 4 tot en met 6 van dit advies uiteengezette redenen dient de ECB te worden opgenomen op de lijst van autoriteiten die verzoeken mogen richten tot de Commissie om besluiten aan te nemen ter vaststelling van een noodsituatie en tevens te worden opgenomen op de lijst van de voorafgaande aan het aannemen van dergelijke besluiten te raadplegen autoriteiten. Overweging 21 van de ontwerp-EBAverordening en de ontwerp-EAEMverordening en overweging 20 van de ontwerp-EAVBverordening dienen overeenkomstig te worden gewijzigd.

Wijziging 5

Artikel 16 van de ontwerpverordeningen

Artikel 16

„Coördinerende functie

De Autoriteit vervult een algemene coördinerende rol tussen bevoegde autoriteiten, daaronder begrepen in omstandigheden waar ongunstige ontwikkelingen de ordelijke werking en de integriteit van de financiële markten of de stabiliteit van het financieel systeem in de Gemeenschap in gevaar kunnen brengen.

De Autoriteit bevordert een gecoördineerde communautaire reactie, onder meer door:

[…]

(4)

het ECSR onverwijld van mogelijke noodsituaties in kennis te stellen.”

Artikel 16

„Coördinerende functie

De Autoriteit vervult een algemene coördinerende rol tussen bevoegde autoriteiten, daaronder begrepen in omstandigheden waar ongunstige ontwikkelingen de ordelijke werking en de integriteit van de financiële markten of de stabiliteit van het financieel systeem in de Gemeenschap in gevaar kunnen brengen.

De Autoriteit bevordert een gecoördineerde communautaire reactie, onder meer door:

[…]

(4)

de ECB en het ECSR onverwijld van mogelijke noodsituaties in kennis te stellen, waaronder door de Commissie en de Autoriteit uit hoofde van artikel 10 aangenomen besluiten.”

Uitleg:

Om de in de paragrafen 4 tot en met 6 van dit advies uiteengezette redenen, dient de ECB door de ESA’s onverwijld in kennis te worden gesteld van mogelijke noodsituaties (waaronder door de Commissie en de Autoriteit uit hoofde van artikel 10 aangenomen besluiten).

Wijziging 6

Artikel 41, lid 2 van de ontwerpverordeningen

Artikel 41

„2.   De uitvoerend directeur, de Commissie en het ECSR worden uitgenodigd om als waarnemer de vergaderingen van het Gemengd Comité van Europese toezichthoudende autoriteiten en van de in artikel 43 bedoelde subcomités bij te wonen.”

Artikel 41

„2.   De uitvoerend directeur, de Commissie, de ECB en het ECSR worden uitgenodigd om als waarnemer de vergaderingen van het Gemengd Comité van Europese toezichthoudende autoriteiten en van de in artikel 43 bedoelde subcomités bij te wonen.”

Uitleg:

Het Gemengd Comité behandelt voor alle autoriteiten van gemeenschappelijk belang zijnde aangelegenheden. Het zou een platform kunnen zijn voor het bespreken van aangelegenheden die zowel voor centrale banken alsook voor ESA’s van belang zijn, bijvoorbeeld betreffende marktinfrastructuren en financiële conglomeraten. Het is derhalve raadzaam de ECB hier te noemen als waarnemer in het Gemengd Comité. Bovendien strookt de ECB-deelname aan het subcomité financiële conglomeraten met de vigerende institutionele regelingen luidens welke de ECB vergaderingen bijwoont van het Gemengd Comité financiële conglomeraten en de Interim Werkgroep financiële conglomeraten.

Wijziging 7

Artikel 56, lid 3 van de ontwerpverordeningen

Artikel 56

„3.   De leden 1 en 2 verhinderen de Autoriteit niet informatie uit te wisselen met nationale toezichthoudende autoriteiten overeenkomstig deze verordening en andere Gemeenschapswetgeving die op financiëlemarktdeelnemers van toepassing is.

Deze gegevens vallen onder het in de leden 1 en 2 bedoelde beroepsgeheim. De Autoriteit legt in haar huishoudelijk reglement de praktische regelingen voor de uitvoering van de in de leden 1 en 2 vermelde geheimhoudingsregels vast.”

Artikel 56

„3.   De leden 1 en 2 verhinderen de Autoriteit niet informatie uit te wisselen met nationale toezichthoudende autoriteiten, het ESCB en het ECSR overeenkomstig deze verordening en andere Gemeenschapswetgeving die op financiëlemarktdeelnemers van toepassing is.

Deze gegevens vallen onder het in de leden 1 en 2 bedoelde beroepsgeheim. De Autoriteit legt in haar huishoudelijk reglement de praktische regelingen voor de uitvoering van de in de leden 1 en 2 vermelde geheimhoudingsregels vast.”

Uitleg:

Om de in de paragrafen 3 tot en met 6 van dit advies uiteengezette redenen, dienen het ECSR en het ESCB te worden betrokken bij de uitwisseling van prudentiële informatie.

Wijziging 8

Artikel 66, lid 1 van de ontwerpverordeningen

Artikel 66

„1.   Binnen drie jaar na de in artikel 67, tweede alinea, bepaalde datum en vervolgens om de drie jaar publiceert de Commissie een algemeen verslag over de opgedane ervaring met de werkzaamheden van de Autoriteit en met de in deze verordening vastgestelde procedures.[…]”

Artikel 66

„1.   Binnen drie jaar na de in artikel 67, tweede alinea, bepaalde datum en vervolgens om de drie jaar publiceert de Commissie een algemeen verslag over de opgedane ervaring met de werkzaamheden van de Autoriteit en met de in deze verordening vastgestelde procedures, zulks na het advies te hebben ingewonnen van de Europese Toezichthoudende Autoriteiten, het ECSR en de ECB.[…]”

Uitleg:

De ontwerp-ECSRverordening bevat een dergelijke herzieningsclausule, zoals de Ecofinraad op 20 oktober 2009 is overeengekomen (artikel 20)  (3).

Wijziging 9

Artikel 25 van de de ontwerp-EBAverordening

Artikel 25

„Samenstelling

1.   De raad van toezichthouders bestaat uit:

a)

de voorzitter, zonder stemrecht;

b)

het hoofd van de nationale overheidsinstantie die bevoegd is voor het toezicht op kredietinstellingen in elke lidstaat;

c)

één vertegenwoordiger, zonder stemrecht, van de Commissie;

(d)

één vertegenwoordiger, zonder stemrecht, van de Europese Centrale Bank;

c)

één vertegenwoordiger, zonder stemrecht, van het ECSR;

f)

één vertegenwoordiger, zonder stemrecht, van elk van beide andere Europese toezichthoudende autoriteiten.

2.   Elke bevoegde autoriteit is verantwoordelijk voor de voordracht uit haar midden van een plaatsvervanger op hoog niveau die het in lid 1, onder b), bedoelde lid van de raad van toezichthouders kan vervangen wanneer die persoon niet aanwezig kan zijn.

3.   Daar waar de in lid 1, onder b), bedoelde autoriteit geen centrale bank is, kan het in lid 1, onder b), bedoelde lid van de raad van toezichthouders vergezeld worden door een, niet stemgerechtigde, vertegenwoordiger van de centrale bank van de lidstaten.

4.   Om binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 94/19/EG op te treden, kan het in lid 1, onder b), bedoelde lid van de raad van toezichthouders in voorkomend geval vergezeld worden door een, niet stemgerechtigde, vertegenwoordiger van de desbetreffende organen die in elke lidstaat de depositogarantieregelingen beheert.

5.   De raad van toezichthouders kan besluiten waarnemers toe te laten.

De uitvoerend directeur kan zonder stemrecht aan de vergaderingen van de raad van toezichthouders deelnemen.”

Artikel 25

„Samenstelling

1.   De raad van toezichthouders bestaat uit:

a)

de voorzitter, zonder stemrecht;

b)

het hoofd van de nationale overheidsinstantie die bevoegd is voor het toezicht op kredietinstellingen in elke lidstaat;

c)

daar waar de onder b), bedoelde autoriteit geen centrale bank is, één vertegenwoordiger, zonder stemrecht, van de centrale bank van de lidstaat;

d)

één vertegenwoordiger, zonder stemrecht, van de Commissie;

e)

één vertegenwoordiger, zonder stemrecht, van de Europese Centrale Bank;

f)

één vertegenwoordiger, zonder stemrecht, van het ECSR;

g)

één vertegenwoordiger, zonder stemrecht, van elk van beide andere Europese toezichthoudende autoriteiten.

2.   Elke bevoegde autoriteit is verantwoordelijk voor de voordracht uit haar midden van een plaatsvervanger op hoog niveau die het in lid 1, onder b), bedoelde lid van de raad van toezichthouders kan vervangen wanneer die persoon niet aanwezig kan zijn.

   .

3.   Om binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 94/19/EG op te treden, kan het in lid 1, onder b), bedoelde lid van de raad van toezichthouders in voorkomend geval vergezeld worden door een, niet stemgerechtigde, vertegenwoordiger van de desbetreffende organen die in elke lidstaat de depositogarantieregelingen beheert.

4.   De raad van toezichthouders kan besluiten waarnemers toe te laten.

De uitvoerend directeur kan zonder stemrecht aan de vergaderingen van de raad van toezichthouders deelnemen.”

Uitleg:

Verzekerd dient te worden dat de vertegenwoordigers van de NCB’s in aanmerking komen voor een onafhankelijk recht van deelname in de raad van toezichthouders van het EBA als leden zonder stemrecht.

Wijziging 10

Artikel 29, lid 4 van de ontwerpverordeningen

Artikel 29, lid 4

„4.   Het reglement van orde omvat de nadere regelingen voor de stemming, daaronder begrepen in voorkomend geval de quorumregeling. De niet-stemgerechtigde leden en de waarnemers, met uitzondering van de voorzitter en de uitvoerend directeur, wonen geen besprekingen binnen de raad van toezichthouders bij die betrekking hebben op individuele financiëlemarktdeelnemers, behoudens andersluidende bepaling in artikel 61 of in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgeving.”

Artikel 29, lid 4

„4.   Het reglement van orde omvat de nadere regelingen voor de stemming, daaronder begrepen in voorkomend geval de quorumregeling. De niet-stemgerechtigde leden en de waarnemers, met uitzondering van de voorzitter en de uitvoerend directeur en de vertegenwoordigers van de centrale banken van de lidstaten in geval van aanzienlijke betrokkenheid op het gebied van bankentoezicht, wonen geen besprekingen binnen de raad van toezichthouders bij die betrekking hebben op individuele financiëlemarktdeelnemers, behoudens andersluidende bepaling in artikel 61 of in de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgeving.”

Uitleg:

Door deze wijziging kunnen niet-stemgerechtige vertegenwoordigers van de centrale banken van lidstaten met aanzienlijke betrokkenheid op het gebied van bankentoezicht deelnemen aan vertrouwelijk overleg met betrekking tot individuele financiële instellingen.

Wijziging 11

Overweging 31a van de ontwerp-EAEMverordening (nieuw)

Geen tekst

Overweging 31a

(31a)

Een veilige en efficiënte post-trading infrastructuur voor effectenmarkten zijn een kritisch bestanddeel van het financiële stelsel en enige storing van effectenvereveningssystemen kan ernstige systeemrepercussies hebben voor de soepele werking van betaalsystemen, alsook voor financiële stabiliteit. Gezien de oversighttaken van centrale banken inzake betalings- en afwikkelsystemen, is effectieve samenwerking tussen centrale banken in hun oversighthoedanigheid en de Autoriteit vereist.

Uitleg:

De ECB is van mening dat de huidige samenwerking tussen het Comité van Europese Effectenregelgevers en de centrale banken dient te worden voortgezet tussen het EAEM en de centrale banken in aangelegenheden van gemeenschappelijk belang.

Wijziging 12

Artikel 2, onder a) van de ontwerp-EAEMverordening (nieuw)

Geen tekst

Artikel 1

(2a)   Zonder afbreuk te doen aan de relevante ESCB-bevoegdheden, neemt de Autoriteit passende maatregelen in de context van afwikkeldiensten en de werking van dertivatenmarkten.

Uitleg:

Uit hoofde van de ontwerp-EAEMverordening aan het EAEM opgedragen taken aangaande de voornoemde aangelegenheden, dienen rekening te houden van de huidige bevoegdheden van de ECB en de NCB’s van het ESCB op het gebied van afwikkeldiensten.

Wijziging 13

Artikel 25, lid 1 van de ontwerp-EAEMverordening en de ontwerp-EAVBverordening

Artikel 25

„1.   De raad van toezichthouders bestaat uit:

[…]

(d)

één vertegenwoordiger, zonder stemrecht, van het ECSR; […]”

Artikel 25

„1.   De raad van toezichthouders bestaat uit:

[…]

(d)

één vertegenwoordiger, zonder stemrecht, van de ECB;

(e)

één vertegenwoordiger, zonder stemrecht, van het ECSR; […]”

Uitleg:

Om de in de paragrafen 4 tot en met 6 van dit advies uiteengezette redenen is het wenselijk dat de ECB als niet-stemgerechtigde vertegenwoordiger in de raad van toezichthouders van het EAEM en het EAVB op te nemen. De ECB merkt op dat zulks reeds het geval is in de ontwerp-EBAverordening en de ontwerp-EAVB-verordening, zoals vastgesteld door de ECOFIN op 2 december 2009  (4).


(1)  De ontwerpverordeningen werden op 23 september 2009 vastgesteld, d.w.z. voor de inwerkingtreding van de Verdragen betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. De citaten in de door de Commissie voorgestelde teksten dienen te worden aangepast.

(2)  De vetgedrukte tekst toont waar de ECB voorstelt om een nieuwe tekst toe te voegen. Doorhaling betreft tekst die de ECB voorstelt te schrappen.

(3)  2009/0140(COD) — 14491/1/09 REV1.

(4)  Zie 2009/0142(COD) — 16748/1/09 REV1 en 2009/0143(COD) — 16749/1/09.


Top