EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52008AB0070

Advies van de Europese Centrale Bank van 18 november 2008 op verzoek van de Raad van de Europese Unie inzake een voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 94/19/EG betreffende depositogarantiestelsels wat betreft het dekkingsniveau en de uitbetalingstermijn (CON/2008/70)

OJ C 314, 9.12.2008, p. 1–2 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

9.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 314/1


ADVIES VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 18 november 2008

op verzoek van de Raad van de Europese Unie inzake een voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 94/19/EG betreffende depositogarantiestelsels wat betreft het dekkingsniveau en de uitbetalingstermijn

(CON/2008/70)

(2008/C 314/01)

Inleiding en rechtsgrondslag

Op 24 oktober 2008 ontving de Europese Centrale Bank (ECB) een verzoek van de Raad van de Europese Unie voor een advies inzake een voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 94/19/EG betreffende depositogarantiestelsels wat betreft het dekkingsniveau en de uitbetalingstermijn (1) (hierna „het richtlijnvoorstel” te noemen).

De bevoegdheid van de ECB om een advies uit te brengen inzake het richtlijnvoorstel is gebaseerd op artikel 105, lid 4 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. Overeenkomstig de eerste volzin van artikel 17.5 van het Reglement van orde van de Europese Centrale Bank heeft de Raad van bestuur dit advies aangenomen.

1.   Algemene opmerkingen

1.1.

De ECB merkt op dat de actuele crisis in de financiële markten het vitale belang heeft bevestigd van depositogarantiestelsels ter handhaving van het vertrouwen van de depositohouders en dus de bescherming van de financiële stabiliteit. De ECB ondersteunt de onderliggende doelstelling het vertrouwen van depositohouders te verhogen en begrijpt dat het richtlijnvoorstel wegens de hoogdringendheid ervan de nadruk legt op de verhoging van het dekkingsniveau van de nationale depositogarantiestelsels (verder de „nationale stelsels”), in lijn met de besluiten van de Ecofin-Raad van 7 oktober 2008 (2), met beperking van de uitbetalingstermijn en de afschaffing van de bestaande optie van medeverzekering.

1.2.

Tegelijkertijd ondersteunt de ECB de intentie van de Commissie verder te werken aan de convergentie van de nationale stelsels, met bijzondere aandacht voor de harmonisatie van hun fundingmechanismes, en de intentie het Europees parlement en de Raad van de Europese Unie tegen 31 december 2009 een verslag over de materie voor te leggen (3). Gezien het belang voor de doelmatigheid van het financiële veiligheidsnet en de handhaving van de financiële stabiliteit van de fundingregelingen van de nationale stelsels, kijkt de ECB uit naar het toekomstige werk van de Commissie op dat gebied, en moedigt zij de tijdige voltooiing van het verslag van de Commissie aan. In deze context benadrukt de ECB dat de fundingregelingen van nationale stelsels o.a. het in het Verdrag opgenomen verbod op monetaire financiering moeten naleven, en met name het verbod voor de nationale centrale banken voorschotten in rekening courant of een ander soort faciliteit in de zin van artikel 101 van het Verdrag aan te bieden (4), zoals meer in detail besproken in de vorige adviezen van de ECB betreffende ontwerpen van nationale wetten (5) en in de convergentieverslagen van de ECB (6).

2.   Specifieke opmerkingen

2.1.   Dekkingsniveau van de garantie

De ECB verwelkomt de verhoging van het minimumbedrag van de gewaarborgde deposito's tot 50 000 EUR tegen eind 2008 en later tot 100 000 EUR (7), zoals uitdrukkelijk bepaald in de besluiten van de Raad van 7 oktober 2008 (8). Tegelijkertijd benadrukt de ECB dat aan een verhoging van het dekkingsniveau boven het bovenvermelde maximumniveau een nauwe coördinatie op Europees niveau moet voorafgaan, aangezien aanzienlijke verschillen tussen nationale maatregelen een contraproductief effect kunnen hebben en de interne markt kunnen verstoren.

2.2.   Beperking van de uitbetalingstermijn

De ECB verwelkomt de bedoeling de termijnen voor de uitbetaling van de gegarandeerde deposito's beduidend te beperken en aldus het vertrouwen van de depositohouders te verhogen (9). In deze context benadrukt de ECB dat recente analyse op internationaal niveau getoond heeft dat een snelle uitbetaling van de vorderingen van depositohouders van essentieel belang is voor een doelmatige depositobescherming. Tegelijkertijd moet pragmatisch te werk worden gegaan bij de invoering van de nodige beperking van de uitbetalingstermijnen om de geloofwaardigheid van de depositogarantiestelsels te handhaven. Dit betekent dat een efficiënt operationeel procédé moet ingevoerd worden voor de verificatie van vorderingen en de betaling van de depositohouders, alsook ter garantie dat voldoende middelen beschikbaar zijn. Meer bepaald moet er voor procedures gezorgd worden waarbij de depositohouders bij een faillissement van een grensoverschrijdend actieve bank, even doelmatig betalingen ontvangen als bij een in slechts één enkele lidstaat actieve bank. Verder suggereert de ECB dat het plan van de Commissie te beoordelen of het mogelijk is de door nationale stelsels gebruikte fundingregelingen verder te harmoniseren zou moeten gepaard gaan met een herziening van de doelmatigheid van de uitbetalingprocedures. Ten slotte suggereert de ECB dat, naast de inkorting van de terugbetalingperiode, het publieke vertrouwen in de depositogarantiestelsels kan toenemen als de depositohouder een betere kennis heeft van de voorwaarden van de depositobescherming, o.a. via behoorlijke bekendmaking door kredietinstellingen.

Gedaan te Frankfurt am Main, 18 november 2008.

De President van de ECB

Jean-Claude TRICHET


(1)  COM(2008) 661 def.

(2)  Zie het persbericht van de 2894e vergadering van de Raad (13784/08), beschikbaar op de website van de Raad: www.consilium.europa.eu, zoals vermeld in het zesde lid van afdeling 1 van de memorie van toelichting bij het richtlijnvoorstel.

(3)  Artikel 12 van Richtlijn 94/19/EG, zoals gewijzigd door artikel 1, lid 6 van het richtlijnvoorstel. Cf. de overwegingen 1 en 7 van het richtlijnvoorstel.

(4)  Geïnterpreteerd in lijn met Verordening (EG) nr. 3603/93 van de Raad 13 december 1993 tot vaststelling van de definities voor de toepassing van de in artikel 104 en artikel 104 B, lid 1, van het Verdrag vastgelegde verbodsbepalingen (PB L 332 van 31.12.1993, blz. 1).

(5)  Zie de leden 11-14 van het advies van de ECB CON/2001/32 van 11 oktober 2001 op verzoek van het Portugese Ministerie van Financiën betreffende een ontwerp-decreet tot wijziging van het juridisch kader van kredietinstellingen en financiële vennootschappen; de leden 11-13 van het advies van de ECB CON/2005/50 van 1 december 2005 op verzoek van Národná banka Slovenska inzake de bescherming van bankdeposito's en inzake wijzigingen van bepaalde wetten, zoals laatstelijk gewijzigd; de leden 2.1-2.3 van het advies van de ECB CON/2007/26 van 27 augustus 2007 op verzoek van de Poolse Minister van Financiën inzake een Ontwerp-Wijzigingswet inzake de Wet op het Fonds Bankgaranties; en de leden 2.2-2.8 van het advies van de ECB CON/2008/5 van 17 januari 2008 op verzoek van de Poolse Minister van Financiën inzake een Ontwerp-Wijzigingswet inzake de Wet op het Fonds Bankgaranties.

(6)  Zie bijv. het convergentieverslag van de ECB van december 2006, blz. 30.

(7)  Artikel 7, lid 1 van Richtlijn 94/19/EC, zoals gewijzigd door artikel 1, lid 3, onder a), van het richtlijnvoorstel en zoals aangevuld door de eerste en tweede onderalinea van artikel 2, lid 1, van het richtlijnvoorstel, dat bepaalt dat het hoger dekkingsniveau met terugwerkende kracht zal gelden vanaf 15 oktober 2008; cf. overweging 3 van het richtlijnvoorstel en afdeling 5.3 van de memorie van toelichting op het richtlijnvoorstel.

(8)  De Raad aanvaardde dat „alle lidstaten voor een eerste periode van minstens één jaar een depositogarantiebescherming zou bieden aan privé personen voor een bedrag van minstens 50 000 EUR, erkennend dat vele lidstaten beslissen hun minimum beschermd bedrag the verhogen tot 100 000 EUR”.

(9)  Artikel 1, lid 3, van Richtlijn 94/19/EC, zoals gewijzigd door artikel 1, lid 1 van her richtlijnvoorstel, en artikel 10, leden 1 en 2, van Richtlijn 94/19/EG, zoals gewijzigd door artikel 1, lid 5 van her richtlijnvoorstel; cf. overweging 5 van het richtlijnvoorstel en afdeling 5.1 van de memorie van toelichting bij het richtlijnvoorstel.


Top