EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32008R1052

Verordening (EG) nr. 1052/2008 van de Europese Centrale Bank van 22 oktober 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1745/2003 (ECB/2003/9) inzake de toepassing van reserveverplichtingen (ECB/2008/10)

OJ L 282, 25.10.2008, p. 14–16 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
Special edition in Croatian: Chapter 10 Volume 005 P. 78 - 80

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 25/06/2021; opgeheven door 32021R0378

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2008/1052/oj

25.10.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 282/14


VERORDENING (EG) Nr. 1052/2008 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 22 oktober 2008

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1745/2003 (ECB/2003/9) inzake de toepassing van reserveverplichtingen

(ECB/2008/10)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gelet op de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank (hierna de „ESCB-statuten”), inzonderheid op artikel 19, lid 1,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2531/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot de toepassing van reserveverplichtingen door de Europese Centrale Bank (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 2532/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot de bevoegdheid van de Europese Centrale Bank om sancties op te leggen (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 19, lid 1, van de ESCB-statuten stelt de Raad van bestuur van de Europese Centrale Bank (ECB) de regels betreffende de berekening en de vaststelling van de vereiste minimumreserves vast.

(2)

Artikel 2 van Verordening van de Raad (EG) nr. 2531/98 bepaalt dat de ECB op niet-discriminatoire basis instellingen van deze verplichting om minimumreserves aan te houden vrijstellen overeenkomstig de door de ECB vastgelegde criteria.

(3)

De ECB acht het nodig de vrijstellingscriteria van reserveverplichtingen te verstrengen, en daarnaast, een nieuw criterium toe te voegen betreffende de vrijstellingsmogelijkheid voor instellingen onderworpen aan door de Gemeenschap of een lidstaat opgelegde maatregelen die resulteren in de bevriezing van de fondsen of de beperking van de mogelijkheid gebruik te maken van de fondsen van een instelling of op een andere wijze aan een besluit van de Raad van bestuur van de ECB tot schorsing of uitsluiting van de toegang tot openmarkttransacties of de permanente faciliteiten van het Eurosysteem onderworpen zijn.

(4)

Gezien de ervaringen uit het verleden is het eveneens nodig Verordening (EG) nr. 1745/2003 van de Europese Centrale Bank (ECB/2003/9) (3) te wijzigen ter verfijning van de definitie van de componenten van de reservebasis op basis waarvan de minimumreserves berekend worden, alsook de bepalingen betreffende het verlenen van een derogatie van de vereisten van een gescheiden rapportering voor instellingen die de minimumreserves aanhouden via een intermediair.

(5)

Verordening (EG) nr. 1745/2003 (ECB/2003/9) moet ook algemene criteria vastleggen betreffende overgangsreserveperioden voor instellingen die onderworpen worden aan de reservevereisten van de ECB na aanneming van de euro door de lidstaat waar ze gevestigd zijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 1745/2003 (ECB/2003/9) wordt als volgt gewijzigd:

1.

Artikel 2, lid 2 en lid 3, worden als volgt vervangen:

„2.   Zonder een verzoek daartoe te moeten indienen, wordt een instelling vrijgesteld van haar reserveverplichtingen vanaf het begin van de reserveperiode waarin haar vergunning wordt ingetrokken of waarin de instelling te kennen heeft gegeven van de vergunning geen gebruik te zullen maken, of vanaf het begin van de reserveperiode waarin een rechterlijke instantie of een andere bevoegde autoriteit van een deelnemende lidstaat besluit de instelling aan een liquidatieprocedure te onderwerpen.

De ECB kan de volgende instellingen op niet-discriminatoire basis van reserveverplichtingen vrijstellen:

a)

instellingen die saneringsmaatregelen ondergaan;

b)

instellingen waarvan de fondsen bevroren worden en/of andere maatregelen ondergaan die worden opgelegd door de Gemeenschap of een lidstaat krachtens artikel 60, lid 2, van het Verdrag tot beperking van het gebruik van hun fondsen of een besluit van de Raad van bestuur van de ECB tot schorsing of uitsluiting van de toegang tot openmarkttransacties of de permanente faciliteiten van het Eurosysteem;

c)

instellingen waarvoor geldt dat het doel van het stelsel van reserveverplichtingen van de ECB niet wordt bereikt door het opleggen van reserveverplichtingen. Bij de besluitvorming over een dergelijke vrijstelling neemt de ECB één of meer van de volgende criteria in aanmerking:

i)

de instelling mag uitsluitend bijzondere handelingen verrichten;

ii)

de instelling mag zich niet actief bezighouden met bankwerkzaamheden en concurreert niet met andere kredietinstellingen;

iii)

de instelling is wettelijk verplicht alle deposito’s te laten oormerken voor doeleinden die verband houden met regionale en/of internationale ontwikkelingsbijstand.

3.   De ECB publiceert een lijst van instellingen die aan reserveverplichtingen onderworpen zijn. Daarnaast publiceert de ECB een lijst met instellingen die zijn vrijgesteld van de reserveverplichtingen van de ECB om andere redenen dan het feit dat zij onderworpen zijn aan:

a)

saneringsmaatregelen;

b)

de bevriezing van fondsen en/of andere maatregelen die worden opgelegd door de Gemeenschap of een lidstaat krachtens artikel 60, lid 2, van het Verdrag tot beperking van het gebruik van de fondsen van de instelling of een besluit van de Raad van bestuur van de ECB tot schorsing of uitsluiting van de toegang van een instelling tot openmarkttransacties of de permanente faciliteiten van het Eurosysteem.

Instellingen kunnen zich op deze lijsten verlaten wanneer zij besluiten of zij al dan niet passiva verschuldigd zijn aan een andere instelling die zelf aan reserveverplichtingen onderworpen is. Deze lijsten zijn niet bepalend voor het feit of instellingen al dan niet aan reserveverplichtingen onderworpen zijn overeenkomstig dit artikel 2.”.

2.

Artikel 3, lid 2, wordt als volgt vervangen:

„2.   De volgende passiva behoren niet tot de reservebasis:

a)

passiva die verschuldigd zijn aan een andere instelling die niet geregistreerd staat als zijnde vrijgesteld van het stelsel van reserveverplichtingen van de ECB overeenkomstig artikel 2, lid 3;

b)

passiva die verschuldigd zijn aan de ECB of aan een deelnemende NCB.

Voor de toepassing van deze bepaling legt de instelling aan de desbetreffende deelnemende NCB bewijzen over van het werkelijke bedrag van de passiva dat zij verschuldigd is aan een andere instelling die niet geregistreerd staat als zijnde vrijgesteld van het stelsel van reserveverplichtingen van de ECB en van de passiva die zij aan de ECB of aan een deelnemende NCB verschuldigd is, teneinde deze uit te sluiten van de reservebasis. Indien een dergelijk bewijs niet kan worden overgelegd voor uitgegeven schuldbrieven met een oorspronkelijke looptijd van maximaal twee jaar, mag de instelling voor het uitstaande bedrag van de uitgegeven schuldbrieven met een oorspronkelijke looptijd van maximaal twee jaar een vast bedrag van de reservebasis in mindering brengen. De omvang van dergelijke vaste bedragen wordt door de ECB gepubliceerd, op dezelfde wijze als de in artikel 2, lid 3 genoemde lijst.”.

3.

Artikel 4, lid 1, wordt als volgt vervangen:

„1.   Een reserveratio van 0 % is van toepassing op de volgende categorieën passiva (zoals beschreven in het rapportagekader voor monetaire en bancaire statistieken in Verordening (EG) nr. 2423/2001 (ECB/2001/13):

a)

deposito’s met een overeengekomen looptijd van meer dan twee jaar;

b)

deposito’s na twee jaar aflosbaar bij kennisgeving;

c)

overeenkomsten tot verkoop met terugkoopverplichting;

d)

uitgegeven schuldbewijzen met een oorspronkelijke looptijd van meer dan twee jaar.”.

4.

Artikel 11 wordt als volgt vervangen:

„Artikel 11

Reservebezit op geconsolideerde basis

Instellingen als een groep gegevens mogen rapporteren betreffende hun geconsolideerde reservebasis (zoals beschreven binnen het rapportagekader voor de monetaire en bancaire statistieken van de ECB, neergelegd in Verordening (EG) nr. 2423/2001 (ECB/2001/13), dienen minimumreserves aan te houden via één van de instellingen in de groep die uitsluitend als bemiddelende instelling voor deze instellingen optreedt, zulks overeenkomstig de in artikel 10 vastgelegde bepalingen. Bij ontvangst van de toestemming van de ECB om de statistische informatie betreffende de geconsolideerde reservebasis voor instellingen binnen de groep te verstrekken, zullen de instellingen die als bemiddelende instelling optreden vrijgesteld worden van de bepalingen van artikel 10, lid 6, en alleen de groep in zijn geheel heeft recht op de in artikel 5, lid 2, genoemde vergoeding.”.

5.

Het volgende artikel 13 bis wordt ingevoegd:

„Artikel 13 bis

Uitbreiding van het eurogebied

1.   De Raad van bestuur van de ECB verleent de ECB-directie de bevoegdheid om, in gevallen waarbij een lidstaat de euro aanneemt overeenkomstig het Verdrag, te beslissen over de volgende aangelegenheden, zulks rekening houdend met de standpunten van het Comité markttransacties van de ESCB, zoals van toepassing:

a)

de data van de overgangsreserveperiode voor de toepassing van minimumreservevereisten voor in deze lidstaat gevestigde instellingen, met als aanvangsdatum de datum van de overgang op de euro in die lidstaat;

b)

de berekeningswijze van de reservebasis ter bepaling van het niveau van de vereiste aan te houden minimumreserves door de gedurende de overgangsreserveperiode in de lidstaat die de euro aanneemt gevestigde instellingen, rekening houdend met het ECB-rapportagekader voor monetaire en bancaire statistieken, zoals bepaald in Verordening (EG) nr. 2423/2001 (ECB/2001/13); en

c)

de termijn waarbinnen de berekening en de verificatie van de minimumreserves betreffende overgangsreserveperiode moeten worden uitgevoerd door de binnen de lidstaat die de euro aanneemt gevestigde instellingen en hun nationale centrale bank.

De ECB-directie zal daarna ten minste twee maanden vóór de overgang op de euro in die lidstaat een verklaring publiceren over haar besluit.

2.   De Raad van bestuur van de ECB verleent verder aan de ECB-directie de bevoegdheid om in andere deelnemende lidstaten gevestigde instellingen te machtigen om van hun reservebasis voor de reserveperioden die samenvallen met en volgen op de overgangreserveperiode de passiva af te trekken die zij hebben jegens instellingen in de lidstaten die de euro aannemen, zelfs als deze instellingen op het ogenblik van de berekening van de minimumreserves niet vermeld staan op lijst van de aan de reserveverplichtingen onderworpen instellingen van artikel 2, lid 3. In dergelijk geval verduidelijken de besluiten van de ECB-directie krachtens dit lid de wijze van de aftrek van dergelijke verplichtingen.

3.   Een besluit van de ECB-directie krachtens de leden 1 en 2 wordt onmiddellijk meegedeeld aan de Raad van bestuur van de ECB, en de ECB-directie respecteert elk ter zake door de Raad van bestuur genomen besluit.”.

Artikel 2

Slotbepaling

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Frankfurt am Main, 22 oktober 2008.

Namens de Raad van bestuur van de ECB

De president van de ECB

Jean-Claude TRICHET


(1)  PB L 318 van 27.11.1998, blz. 1.

(2)  PB L 318 van 27.11.1998, blz. 4.

(3)  PB L 250 van 2.10.2003, blz. 10.


Top