EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32000D0014

2000/823/EG: Besluit van de Europese Centrale Bank van 16 november 2000 inzake de volstorting van het kapitaal van de Europese Centrale Bank en de bijdrage tot de reserves en voorzieningen van de Europese Centrale Bank door de Bank of Greece en inzake de eerste overdracht van externe reserves aan de Europese Centrale Bank door de Bank of Greece en daarmee verbandhoudende aangelegenheden (ECB/2000/14)

OJ L 336, 30.12.2000, p. 110–113 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 01/01/2004

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2000/823/oj

32000D0014

2000/823/EG: Besluit van de Europese Centrale Bank van 16 november 2000 inzake de volstorting van het kapitaal van de Europese Centrale Bank en de bijdrage tot de reserves en voorzieningen van de Europese Centrale Bank door de Bank of Greece en inzake de eerste overdracht van externe reserves aan de Europese Centrale Bank door de Bank of Greece en daarmee verbandhoudende aangelegenheden (ECB/2000/14)

Publicatieblad Nr. L 336 van 30/12/2000 blz. 0110 - 0113


Besluit van de Europese Centrale Bank

van 16 november 2000

inzake de volstorting van het kapitaal van de Europese Centrale Bank en de bijdrage tot de reserves en voorzieningen van de Europese Centrale Bank door de Bank of Greece en inzake de eerste overdracht van externe reserves aan de Europese Centrale Bank door de Bank of Greece en daarmee verbandhoudende aangelegenheden

(ECB/2000/14)

(2000/823/EG)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gelet op de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank (hierna aangeduid als de "statuten"), en in het bijzonder op de artikelen 28, 30, 34 en 49,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Ingevolge Beschikking 2000/427/EG van de Raad van 19 juni 2000 overeenkomstig artikel 122, lid 2, van het Verdrag betreffende de aanneming van één munt door Griekenland op 1 januari 2001(1) voldoet Griekenland aan de nodige voorwaarden voor de aanneming van één munt. De in overweging 4 van Beschikking 98/317/EG van de Raad(2) neergelegde derogatie van Griekenland wordt met ingang van 1 januari 2001 ingetrokken. Dientengevolge wordt de Bank of Greece per 1 januari 2001 voor de toepassing van dit besluit een nationale centrale bank van een lidstaat zonder derogatie.

(2) Artikel 28, lid 1, van de statuten bepaalt, dat het kapitaal van de Europese Centrale Bank (ECB), dat bij de oprichting van de ECB operationeel werd, 5000 miljoen EUR bedraagt. Artikel 28.2 van de statuten bepaalt dat de enige inschrijvers op het kapitaal van de ECB en de enige aandeelhouders van de ECB de nationale centrale banken van de lidstaten van de Europese Unie zijn. De inschrijving op het kapitaal geschiedt volgens de overeenkomstig artikel 29 vastgestelde sleutel. In overeenstemming met Besluit ECB/1998/13 van de Europese Centrale Bank van 1 december 1998 inzake het procentuele aandeel van de nationale centrale banken in de verdeelsleutel voor het kapitaal van de Europese Centrale Bank(3) en Besluit 98/382/EG van de Raad van 5 juni 1998 betreffende de statistische gegevens die moeten worden gebruikt voor de vaststelling van de verdeelsleutel voor de inschrijving op het kapitaal van de Europese Centrale Bank(4) is de weging van de Bank of Greece in de sleutel, waarnaar in artikel 29.1 van de statuten wordt verwezen, 2,0564 %.

(3) Artikel 49.1 van de statuten bepaalt, dat de centrale bank van een lidstaat waarvan de derogatie is ingetrokken, haar aandeel in het kapitaal van de ECB stort ten belope van hetzelfde percentage als de andere centrale banken van de lidstaten zonder derogatie. Artikel 28.3 van de statuten stipuleert, dat de Raad van bestuur van de ECB bepaalt in hoeverre en in welke vorm het kapitaal moet worden gestort. De Raad van bestuur van de ECB heeft in Besluit ECB/1998/2 van de Europese Centrale Bank van 9 juni 1998 betreffende de maatregelen die nodig zijn voor de volstorting van het kapitaal van de Europese Centrale Bank(5), bepaald dat de inschrijvingen van de nationale centrale banken van de lidstaten zonder derogatie, volledig zullen worden gestort. De Bank of Greece stort daarom haar aandeel in het geplaatste kapitaal van de ECB volledig.

(4) Artikel 48 van de statuten bepaalt, dat in afwijking van artikel 28.3 van de statuten de centrale banken van de lidstaten met een derogatie het kapitaal waarop zij hebben ingeschreven niet storten, tenzij de Algemene Raad van de ECB met een gekwalificeerde meerderheid die ten minste tweederde van het geplaatste kapitaal van de ECB en ten minste de helft van de aandeelhouders vertegenwoordigt, besluit dat een minimaal percentage moet worden gestort als bijdrage aan de bedrijfskosten van de ECB. De Algemene Raad van de ECB heeft in Besluit ECB/1998/14 van de Europese Centrale Bank van 1 december 1998 betreffende de maatregelen die nodig zijn voor de volstorting van het kapitaal van de Europese Centrale Bank door de nationale centrale banken van de niet-deelnemende lidstaten(6) vastgelegd, dat de nationale centrale banken van de lidstaten met een derogatie 5 % van hun inschrijving op het kapitaal van de ECB moeten storten. Overeenkomstig Besluit ECB/1998/14 heeft de Bank of Greece per 1 juni 1998 een bedrag van 5141000 EUR van het door haar ingeschreven kapitaal van 102820000 EUR gestort. De Bank of Greece dient derhalve het gehele saldo te storten van haar aandeel in het geplaatste kapitaal dat nog niet is volgestort.

(5) Artikel 30.1, in samenhang met de artikelen 43.1 en 43.4, van de statuten bepaalt dat de ECB door de nationale centrale banken van de lidstaten zonder derogatie tot een bedrag van 50000 miljoen EUR wordt gedoteerd met externe reserves, uitgezonderd valuta's van de lidstaten, de euro, reserveposities in het IMF en bijzondere trekkingsrechten (BTR's). Voorts bepaalt artikel 30.1 van de statuten, dat de ECB ten volle gerechtigd is om de aan haar overgedragen externe reserves aan te houden en te beheren en voor de in de statuten omschreven doeleinden te gebruiken.

(6) Artikel 30.1 van de statuten bepaalt voorts dat de Raad van bestuur besluit omtrent het door de ECB na haar oprichting op te roepen deel en de op latere tijdstippen op te roepen bedragen. De Raad van bestuur van de ECB heeft in het richtsnoer van 3 november 1998, zoals gewijzigd bij Richtsnoer ECB/2000/15 van de Europese Centrale Bank van 16 november 2000 inzake de samenstelling, waardering en modaliteiten betreffende de eerste overdracht van externe reserves, alsmede de denominatie en rentevergoeding van vorderingen ter grootte van de eigen bijdrage (zie bijlage bij dit besluit) vastgelegd, dat de nationale centrale banken van de lidstaten die op 1 januari 1999 één munt hebben aangenomen, aan de ECB externe reserves overdragen tot een bedrag van in totaal 39468950000 EUR. Om redenen van doorzichtigheid ware het derhalve aangewezen Richtsnoer ECB/2000/15 als bijlage bij dit besluit te publiceren ter gelegenheid van de eerste overdracht van externe reserves aan de ECB door de Bank of Greece.

(7) Artikel 30.2, in samenhang met artikel 43.6, van de statuten bepaalt dat de bijdrage van iedere nationale centrale bank wordt vastgesteld in verhouding tot haar aandeel in het geplaatste kapitaal van de ECB waarop ingeschreven is door de nationale centrale banken van lidstaten zonder derogatie.

(8) Artikel 49.1 van de statuten bepaalt, dat de centrale bank van een lidstaat waarvan de derogatie is ingetrokken, externe reserves overdraagt aan de ECB in overeenstemming met artikel 30.1 van de statuten; voorts bepaalt artikel 49.1 van de statuten dat het over te dragen bedrag wordt bepaald door de eurowaarde tegen lopende wisselkoersen van de reeds overeenkomstig artikel 30.1 aan de ECB overgedragen externe reserves te vermenigvuldigen met de ratio tussen het aantal aandelen waarop de betrokken nationale centrale bank heeft ingeschreven en het aantal aandelen dat de andere nationale centrale banken al hebben volgestort. "De reeds overeenkomstig artikel 30.1 van de statuten aan de ECB overgedragen externe reserves" omvatten activa in of luidend in Amerikaanse dollar, Japanse yen en goud in de vorm van "London Good Delivery Bars" die door de nationale centrale banken van lidstaten die op 1 januari 1999 één munt hebben aangenomen, zijn overgedragen aan de ECB in overeenstemming met de bepalingen van Richtsnoer ECB/2000/15, dat als bijlage bij dit besluit is gevoegd; het "aantal aandelen dat de andere nationale centrale banken al hebben volgestort" is, gezien artikel 30.2, in samenhang met artikel 43.6, van de statuten de referentie naar het aantal door de overige centrale banken van de lidstaten zonder derogatie volgestorte aandelen; het resulterende bedrag is het totaalbedrag in euro aan externe reserves die uit hoofde van artikel 49.1 van de statuten moeten worden overgedragen.

(9) Artikel 30.6 van de statuten bepaalt dat de Raad van bestuur van de ECB alle andere maatregelen treft die voor de toepassing van artikel 30 van de statuten nodig zijn. De Raad van bestuur van de ECB is van mening dat de Bank of Greece, in overeenstemming met de vereisten die in de voorafgaande overweging 8 zijn neergelegd, dezelfde bedragen aan externe reserves in of luidend in Amerikaanse dollar, Japanse yen en goud moet overdragen, als zij aan de ECB zou hebben overgedragen indien zij op 1 januari 1999 een nationale centrale bank van een lidstaat zonder derogatie zou zijn geweest. De Raad van bestuur stelt vast dat de som van bedoelde externe reserves in Amerikaanse dollar, Japanse yen en goud gelijk is aan het bedrag aan externe reserves in euro dat door de Bank of Greece aan de ECB moet worden overgedragen overeenkomstig artikel 49.1 van de statuten.

(10) Artikel 30.3 van de statuten bepaalt dat de ECB aan iedere nationale centrale bank een vordering toekent ter grootte van haar bijdrage. Artikel 30.3 van de statuten bepaalt voorts dat de Raad van bestuur van de ECB de denominatie en rentevergoeding van dergelijke vorderingen bepaalt. De Raad van bestuur van de ECB heeft de denominatie en rentevergoeding van de vorderingen die zijn toegekend aan de nationale centrale banken van lidstaten die op 1 januari 1999 één munt hebben aangenomen, vastgelegd in Richtsnoer ECB/2000/15 (zie bijlage bij dit besluit). Behoudens de nadere bepalingen van dit besluit, zijn de bepalingen van Richtsnoer ECB/2000/15 van toepassing op de denominatie van en rentevergoeding op de vordering die de ECB de Bank of Greece dient toe te kennen in overeenstemming met artikel 30.3 van de statuten.

(11) Artikel 49.2 van de statuten bepaalt, dat de centrale bank van een lidstaat waarvan de derogatie is ingetrokken, naast de storting die overeenkomstig artikel 49.1 moet worden verricht, bijdraagt tot de reserves van de ECB, tot de voorzieningen die met reserves zijn gelijkgesteld en tot het bedrag dat nog moet worden toegerekend aan de reserves en voorzieningen overeenkomstig het saldo van de winst-en-verliesrekening per 31 december van het jaar voorafgaand aan de intrekking van de derogatie. Bovendien bepaalt artikel 49.2 van de statuten dat de verschuldigde bijdrage wordt bepaald door het bedrag van de reserves, zoals hierboven omschreven en voorkomend op de goedgekeurde balans van de ECB, te vermenigvuldigen met de ratio tussen het aantal aandelen waarop de betrokken centrale bank heeft ingeschreven en het aantal aandelen dat de andere centrale banken al hebben volgestort. Artikel 33.1, in samenhang met artikel 43.5, van de statuten bepaalt dat, na overdracht van maximaal 20 % van de nettowinst van de ECB aan het algemeen reservefonds, de resterende nettowinst wordt overgedragen aan de centrale banken van de lidstaten zonder derogatie naar rato van hun al gestorte aandelen. Het "aantal al door de andere nationale centrale banken volgestorte aandelen" is, gezien artikel 33.1, in samenhang met artikel 43.5, van de statuten de referentie naar het aantal door de overige centrale banken van de lidstaten zonder derogatie volgestorte aandelen.

(12) Artikel 10.3, in samenhang met artikel 43.4, van de statuten bepaalt, dat voor alle besluiten die op grond van de artikelen 28 en 30 van de statuten dienen te worden genomen de stemmen van de leden van de Raad van bestuur van de ECB worden gewogen overeenkomstig de verdeling van het geplaatste kapitaal van de ECB onder de nationale centrale banken van de lidstaten zonder derogatie.

(13) In overeenstemming met artikel 3.4 van het reglement van orde van de ECB heeft de gouverneur van de Bank of Greece de vergadering van de Raad van bestuur waarin dit besluit is genomen, bijgewoond,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Definities

Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

- "liquiditeiten": het wettig betaalmiddel van de Verenigde Staten (Amerikaanse dollar) of Japan (Japanse yen),

- "externe reserves": effecten, goud of liquiditeiten,

- "goud": troy ounces fijn goud in de vorm van "London Good Delivery Bars" zoals gespecificeerd door de London Bullion Market Association,

- "effecten": alle door de ECB gespecificeerde beleenbare effecten of financiële instrumenten.

Artikel 2

Kapitaalstorting

De Bank of Greece stort 95 % van haar inschrijving op het kapitaal van de ECB, i.e. 97679000 EUR. De door de Bank of Greece te storten bedragen zijn per 1 januari 2001 verschuldigd. De Bank of Greece geeft te gelegener tijd instructies voor de overdracht van het bedrag en de lopende rente via Target (Trans-European Automated Real-time Gross settlement Express Transfer system) of naar een rekening van de ECB bij de Bank voor Internationale Betalingen, zoals door de ECB aangegeven. De lopende rente wordt berekend tegen een percentage dat gelijk is aan de door het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB) gehanteerde marginale rentevoet voor diens meest recente basis-herfinancieringstransactie en de renteberekening geschiedt dagelijks op basis van de "werkelijk aantal dagen/360-dagtellingsconventie".

Artikel 3

Overdracht van externe reserves

1. De Bank of Greece draagt dezelfde bedragen aan externe reserves in of luidend in Amerikaanse dollar, Japanse yen en goud aan de ECB over, als zij zou hebben gedaan indien zij op 1 januari 1999 een nationale centrale bank van een lidstaat zonder derogatie zou zijn geweest.

2. De Bank of Greece draagt aan de ECB een portefeuille effecten en liquiditeiten over in of luidend in Amerikaanse dollar of Japanse yen binnen de bandbreedtes met toegestane afwijkingen van de "modified duration" van de tactische portefeuilles, zoals gespecificeerd door de ECB en in overeenstemming met de door haar aangegeven kredietlimieten.

3. De ECB specificeert de valutadata voor aan haar over te dragen effecten en liquiditeiten en de Bank of Greece geeft te gelegener tijd instructies voor de eigendomsoverdracht van de effecten en voor de overdracht van liquiditeiten aan de ECB op de valutadata. De waarde van alle effecten wordt berekend op basis van door de ECB aangeduide koersen en de Bank of Greece draagt effecten over en stort liquiditeiten op de door de ECB aangegeven rekeningen.

4. De Bank of Greece draagt goud over op data, naar rekeningen en locaties zoals door de ECB opgegeven.

Artikel 4

Denominatie, rentevergoeding en vervaldatum van de vordering ter grootte van de bijdrage van de Bank of Greece, alsmede overgangsstelsel voor verliezen op vreemde valuta

1. Behoudens nadere bepalingen in dit besluit, zijn de bepalingen van de artikelen 3 en 4 van Richtsnoer ECB/2000/15, dat als bijlage bij dit besluit is gevoegd, met ingang van 1 januari 2001 van toepassing op de vordering die de ECB de Bank of Greece in overeenstemming met artikel 30.3 van de statuten dient toe te kennen.

2. Voor de berekening van de vordering die de ECB de Bank of Greece in overeenstemming met artikel 30.3 van de statuten en artikel 3, lid 1, van Richtsnoer ECB/2000/15 dient toe te kennen, wordt de totale waarde in euro van de externe door de Bank of Greece overgedragen reserves berekend op basis van de wisselkoersen tussen de euro en de Amerikaanse dollar of de Japanse yen zoals vastgesteld in het dagelijkse overleg via de televergaderprocedure op 29 december 2000 tussen de aan deze procedure deelnemende centrale banken, en voor het goud, op basis van de prijs in Amerikaanse dollar per troy ounce fijn goud, vastgesteld bij de London gold fixing op 29 december 2000, 10.30 uur Londense tijd. De ECB bevestigt het aldus berekende bedrag zo spoedig mogelijk op 29 december 2000 aan de Bank of Greece.

Artikel 5

Bijdrage aan reserves en voorzieningen van de ECB

1. Overeenkomstig artikel 49.2 van de statuten draagt de Bank of Greece bij tot de reserves van de ECB, tot de voorzieningen die met reserves zijn gelijkgesteld en tot het bedrag dat nog moet worden toegerekend aan de reserves en voorzieningen op basis van het saldo van de winst-en-verliesrekening per 31 december van het boekjaar dat eindigt op 31 december 2000. De door de Bank of Greece verschuldigde bijdrage wordt bepaald door het bedrag van de reserves, zoals hierboven omschreven en zoals voorkomend op de goedgekeurde balans van de ECB per 31 december 2000, te vermenigvuldigen met de ratio tussen het aantal aandelen waarop de Bank of Greece heeft ingeschreven en het aantal aandelen dat de andere centrale banken van de lidstaten zonder derogatie al hebben volgestort.

2. Voor de toepassing van lid 1, worden onder "reserves van de ECB" en "voorzieningen die met reserves zijn gelijkgesteld" onder meer verstaan - zonder afbreuk te doen aan hun algemene karakter - het Algemeen Reservefonds van de ECB en de voorzieningen tegen waarderingsverliezen met betrekking tot wissel- en marktkoersen.

3. De bedragen die de Bank of Greece moet storten in overeenstemming met lid 1, zijn per 1 januari 2001 verschuldigd. De ECB berekent te gelegener tijd en bevestigt de bedragen aan de Bank of Greece, die de Bank of Greece moet afdragen aan de ECB in overeenstemming met bovenstaand lid 1; de Bank of Greece geeft op 30 maart 2001 instructies voor de overdracht aan de ECB van alle bedoelde bedragen met de lopende rente, via Target of naar een rekening van de ECB bij de Bank voor Internationale Betalingen, zoals door de ECB aangegeven. Lopende rente wordt van 1 januari tot en met 30 maart 2001 berekend tegen een percentage dat gelijk is aan de door het ESCB gehanteerde marginale rentevoet voor diens meest recente basis-herfinancieringstransactie en de renteberekening geschiedt dagelijks op basis van de "werkelijk aantal dagen/360-dagtellingsconventie".

Artikel 6

Slotbepalingen

Om redenen van doorzichtigheid is Richtsnoer ECB/2000/15 als bijlage bij dit besluit gevoegd.

Dit besluit wordt gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Gedaan te Frankfurt am Main, 16 november 2000.

De president van de ECB

Willem F. Duisenberg

(1) PB L 167 van 7.7.2000, blz. 19.

(2) PB L 139 van 11.5.1998, blz. 30.

(3) PB L 125 van 19.5.1999, blz. 33.

(4) PB L 171 van 17.6.1998, blz. 33.

(5) PB L 8 van 14.1.1999, blz. 33.

(6) PB L 110 van 28.4.1999, blz. 33.

Top