EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32006O0009

Richtsnoer van de Europese Centrale Bank van 14 juli 2006 inzake bepaalde voorbereidingen voor de omschakeling naar de chartale euro en inzake bevoorrading vooraf en verdere bevoorrading vooraf met eurobankbiljetten en muntstukken buiten het eurogebied (ECB/2006/9)

OJ L 207, 28.7.2006, p. 39–46 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
OJ L 118M, 8.5.2007, p. 1008–1015 (MT)
Special edition in Bulgarian: Chapter 10 Volume 007 P. 273 - 280
Special edition in Romanian: Chapter 10 Volume 007 P. 273 - 280
Special edition in Croatian: Chapter 10 Volume 007 P. 21 - 28

Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 05/07/2008

ELI: http://data.europa.eu/eli/guideline/2006/525/oj

28.7.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 207/39


RICHTSNOER VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 14 juli 2006

inzake bepaalde voorbereidingen voor de omschakeling naar de chartale euro en inzake bevoorrading vooraf en verdere bevoorrading vooraf met eurobankbiljetten en muntstukken buiten het eurogebied

(ECB/2006/9)

(2006/525/EG)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 106, lid 1,

Gelet op artikel 16 en artikel 26.4 van de Statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 10 van Verordening (EG) nr. 974/98 van de Raad van 3 mei 1998 over de invoering van de euro (1) bepaalt: „Met ingang van de respectieve datum waarop naar de chartale euro wordt omgeschakeld, brengen de ECB en de centrale banken van de deelnemende lidstaten in euro luidende bankbiljetten in omloop in de deelnemende lidstaten”.

(2)

De soepele invoering van de euro in de toekomstige deelnemende lidstaten noopt tot vaststelling van een wettelijk kader dat de nationale centrale banken (NCB’s) van deze lidstaten in staat stelt van het Eurosysteem eurobankbiljetten en –muntstukken te lenen voor hun bevoorrading vooraf en de verdere bevoorrading vooraf, zulks voorafgaande aan de omschakeling naar de chartale euro, daarbij rekening houdende met mogelijke uiteenlopende nationale scenario’s inzake de omschakeling naar de chartale euro.

(3)

Bevoorrading vooraf met eurobankbiljetten en –muntstukken van in aanmerking komende tegenpartijen, en verdere bevoorrading vooraf van derde beroepsdoelgroepen, zou een soepele omschakeling naar de chartale euro bevorderen, de met de aanneming van de euro gepaard gaande logistieke last verminderen en bijdragen tot lagere kosten van het gelijktijdig in omloop zijn van de euro en nationale valuta’s.

(4)

Bevoorrading vooraf en verdere bevoorrading vooraf met eurobankbiljetten en –muntstukken dient niet te leiden tot het in omloop brengen van dergelijke eurobankbiljetten, aangezien deze in de toekomstige deelnemende lidstaten voor de omschakeling naar de chartale euro geen wettig betaalmiddel zullen zijn; derhalve dienen in aanmerking komende tegenpartijen en derde beroepsdoelgroepen luidens contractuele bepalingen voor leningen van eurobankbiljetten en –muntstukken in casu bepaalde beperkingen in acht te nemen.

(5)

Bevoorrading vooraf van in aanmerking komende tegenpartijen en verdere bevoorrading vooraf van derde beroepsdoelgroepen mogen slechts worden uitgevoerd, indien in de toekomstige deelnemende lidstaten hetzij wettelijke bepalingen voldoende bescherming bieden, hetzij tussen de betrokken partijen het volgende contractueel geregeld is: i) leningen van eurobankbiljetten en –muntstukken voor bevoorrading vooraf; ii) bevoorrading vooraf; en iii) verdere bevoorrading vooraf.

(6)

Dit richtsnoer dient: i) regels vast te leggen die van toepassing zijn op het contractuele kader en de voorwaarden van bevoorrading vooraf en verdere bevoorrading vooraf; ii) de met betrekking tot bevoorrading vooraf en verdere bevoorrading vooraf in acht te nemen vereisten inzake financiële administratie en verslaglegging vast te leggen; iii) het verzekeren van eurobankbiljetten en –muntstukken binnen het kader van bevoorrading vooraf en verdere bevoorrading vooraf passend te regelen.

(7)

Enerzijds zijn de deelnemende lidstaten primair bevoegd de regeling aangaande het uitgeven van euromuntstukken uit te werken, anderzijds is de rol van toekomstige NCB’s van het Eurosysteem bij de distributie van euromuntstukken essentieel. Derhalve dienen de bepalingen in dit richtsnoer inzake euromuntstukken te worden beschouwd als aanbevelingen die de NCB’s dienen toe te passen binnen het door de bevoegde nationale autoriteiten van de toekomstige deelnemende lidstaten uit te werken kader voor de uitgifte van euromuntstukken.

(8)

Het voor bevoorrading vooraf leveren van eurobankbiljetten en –muntstukken aan de toekomstige NCB’s van het Eurosysteem brengt bepaalde financiële risico’s met zich mee. Ter dekking van deze risico’s dienen de toekomstige NCB’s van het Eurosysteem zich ertoe te verbinden de van het Eurosysteem geleende eurobankbiljetten uit het hun toegedeelde productievolume van toekomstige bankbiljetten terug te betalen. Voorts zou bevoorrading vooraf alleen mogen plaatsvinden, indien in aanmerking komende tegenpartijen de betrokken toekomstige NCB van het Eurosysteem voldoende beleenbaar onderpand verschaffen.

(9)

De ter bevoorrading vooraf eurobankbiljetten en –muntstukken verstrekkende NCB van het Eurosysteem en de toekomstige NCB van het Eurosysteem dienen de naleving van de in dit richtsnoer vastgelegde regels en procedures contractueel vast te leggen.

(10)

De in dit richtsnoer vastgelegde voorwaarden voor bevoorrading vooraf en de daaropvolgende verdere bevoorrading vooraf dienen tussen de toekomstige NCB’s van het Eurosysteem, in aanmerking komende tegenpartijen en derde beroepsdoelgroepen contractueel te worden geregeld, tenzij vigerende wettelijke bepalingen in de toekomstige deelnemende lidstaten de toepassing van equivalente regels en procedures garanderen.

(11)

Als coördinator van de bevoorrading vooraf dient de ECB voorafgaandelijk in kennis te worden gesteld van verzoeken om bevoorrading vooraf, en de toekomstige NCB’s van het Eurosysteem dienen de ECB in kennis te stellen van enige beslissing inzake bevoorrading vooraf,

HEEFT HET VOLGENDE RICHTSNOER VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Definities

Voor de toepassing van dit richtsnoer wordt verstaan onder:

„bevoorrading vooraf”: het gedurende de periode voor bevoorrading vooraf/verdere bevoorrading vooraf verstrekken van eurobankbiljetten en –muntstukken door een toekomstige NCB van het Eurosysteem aan in aanmerking komende tegenpartijen op het grondgebied van een toekomstige deelnemende lidstaat;

„periode voor bevoorrading vooraf/verdere bevoorrading vooraf”: de periode van bevoorrading vooraf en verdere bevoorrading vooraf die niet eerder begint dan vier maanden voorafgaande aan de datum waarop wordt omgeschakeld naar de chartale euro en eindigt om 00.00 (lokale tijd) op de datum waarop wordt omgeschakeld naar de chartale euro;

„verdere bevoorrading vooraf”: het door een in aanmerking komende tegenpartij aan derde beroepsdoelgroepen leveren van vooraf verstrekte eurobankbiljetten en –muntstukken op het gebied van een toekomstige deelnemende lidstaat gedurende de periode voor bevoorrading vooraf/verdere bevoorrading vooraf;

„eurogebied”: het grondgebied van de deelnemende lidstaten;

„datum waarop naar de chartale euro wordt omgeschakeld”: de datum waarop eurobankbiljetten en –muntstukken in een toekomstige deelnemende lidstaat wettig betaalmiddel worden;

„deelnemende lidstaat”: een lidstaat die de euro heeft aangenomen;

„toekomstige deelnemende lidstaat”: een niet-deelnemende lidstaat die heeft voldaan aan de voorwaarden voor de aanneming van de euro en ten aanzien van waarvan een besluit ter afschaffing van de derogatie (overeenkomstig artikel 122, lid 2 van het Verdrag) is genomen;

„niet-deelnemende lidstaat”: een lidstaat die de euro niet heeft aangenomen;

„Eurosysteem”: de NCB’s van de deelnemende lidstaten en de ECB;

„in aanmerking komende tegenpartij”: een entiteit zoals vastgelegd in artikel 5 die voldoet aan de vereisten voor het in ontvangst nemen van eurobankbiljetten en –muntstukken voor bevoorrading vooraf;

„derde beroepsdoelgroepen”: bepaalde commerciële doelgroepen, zoals detailhandelaren, producenten van bankbiljettenautomaten en waardevervoerders die in dezelfde toekomstige deelnemende lidstaat zijn gevestigd als een in aanmerking komende tegenpartij, en die volgens de in aanmerking komende tegenpartij een gefundeerde behoefte hebben aan verdere bevoorrading vooraf en die kunnen voldoen aan de vereisten inzake verdere bevoorrading vooraf;

„waardevervoerder”: onderneming die bankbiljetten en munten vervoert, opslaat en verwerkt voor kredietinstellingen;

„NCB van het Eurosysteem”: de NCB van een deelnemende lidstaat;

„toekomstige NCB van het Eurosysteem”: de NCB van een toekomstige deelnemende lidstaat;

„beleenbaar onderpand”: onderpand zoals vastgelegd in artikel 8;

„verstrekkende NCB van het Eurosysteem”: een NCB van het Eurosysteem die aan een toekomstige NCB van het Eurosysteem eurobankbiljetten en –muntstukken verstrekt voor de bevoorrading vooraf, ongeacht welke NCB van het Eurosysteem de juridische eigenaar van die bankbiljetten en muntstukken is;

„startvolume”: de hoeveelheid eurobankbiljetten en –muntstukken die naar verwachting in een toekomstige deelnemende lidstaat op de datum waarop naar de chartale euro wordt omgeschakeld, nodig is om gedurende een jaar aan de vraag te kunnen voldoen;

„werkdag van het Eurosysteem”: een dag waarop de ECB of één of meer NCB’s geopend zijn voor werkzaamheden, waarop TARGET of het TARGET-vervangende systeem open is, en welke dag een vereveningsdag is voor de euro geldmarkt en voor deviezentransacties met de euro;

„TARGET”: het geautomatiseerd trans-europees „real-time” bruto-vereveningssysteem;

„kredietinstelling”: een instelling zoals beschreven in artikel 1, lid 1, onder a) van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (2);

„oude nationale valuta”: de nationale munteenheid van een toekomstige deelnemende lidstaat voor de datum waarop naar de chartale euro wordt omgeschakeld.

Artikel 2

Toepasselijkheid van de bepalingen in dit richtsnoer

1.   De regels en procedures betreffende bevoorrading vooraf en verdere bevoorrading vooraf in dit richtsnoer zijn van toepassing op overeenkomsten betreffende bevoorrading vooraf en verdere bevoorrading vooraf, ongeacht of een toekomstige NCB van het Eurosysteem: i) de bankbiljetten en muntstukken voor bevoorrading vooraf leent; of ii) deze produceert of aanbesteedt.

2.   Dit richtsnoer is niet van toepassing op de verstrekking van eurobankbiljetten en -muntstukken door NCB’s van het Eurosysteem aan NCB’s van niet-deelnemende lidstaten totdat de laatstgenoemden de status van toekomstige NCB van het Eurosysteem hebben.

HOOFDSTUK II

LENINGEN VAN EUROBANKBILJETTEN EN –MUNTSTUKKEN VOOR BEVOORRADING VOORAF

Artikel 3

Verstrekking

1.   Een of meer NCB’s van het Eurosysteem mogen, al naar gelang het geval, voor bevoorrading vooraf en ten behoeve van het startvolume eurobankbiljetten en –muntstukken aan een toekomstige NCB van het Eurosysteem verstrekken.

2.   Een verstrekkende NCB van het Eurosysteem verlangt geen onderpand van een ontvangende toekomstige NCB van het Eurosysteem.

3.   Het verstrekken van eurobankbiljetten en –muntstukken door een NCB van het Eurosysteem aan een toekomstige NCB van het Eurosysteem vindt niet plaats voordat de verstrekkende NCB van het Eurosysteem en de ontvangende toekomstige NCB van het Eurosysteem zijn overeengekomen dat de in dit richtsnoer vastgelegde voorwaarden van toepassing zijn op de lening van eurobankbiljetten en –muntstukken aan de toekomstige NCB van het Eurosysteem, en dat derhalve deze voorwaarden zullen worden toegepast bij het uitwerken van de overeenkomsten voor bevoorrading vooraf en verdere bevoorrading vooraf.

4.   Het verstrekken van eurobankbiljetten en –muntstukken begint niet voordat een besluit tot intrekking van de derogatie van de niet-deelnemende lidstaat krachtens artikel 122, lid 2 van het Verdrag is aangenomen.

5.   Na raadpleging van de verstrekkende NCB van het Eurosysteem, vermeldt de ECB duidelijk uit welke voorraden de te verstrekken eurobankbiljetten en –muntstukken zullen worden genomen, en tevens de naam van de verstrekkende NCB van het Eurosysteem. De verstrekkende NCB van het Eurosysteem verzekert dat een besluit ter aanvulling van die voorraden is genomen.

Artikel 4

Op een lening van eurobankbiljetten en –muntstukken toepasselijke voorwaarden

1.   De voorwaarden in dit artikel zullen worden opgenomen in de in artikel 3, lid 3 genoemde overeenkomsten.

2.   Het exacte volume, uitgesplitst naar denominatie van de te verstrekken eurobankbiljetten en –muntstukken, en het tijdstip van verstrekking worden contractueel vastgelegd.

3.   Het vervoer van eurobankbiljetten en –muntstukken naar een toekomstige NCB van het Eurosysteem voor de bevoorrading vooraf en het startvolume geschiedt overeenkomstig de veiligheids- en verzekeringsregels die normaliter van toepassing zijn op de overdracht van grote partijen eurobankbiljetten en –muntstukken tussen de NCB’s. Het risico van vernietiging, verlies, diefstal en roof van de verstrekte eurobankbiljetten en –muntstukken gaat over op de toekomstige NCB van het Eurosysteem zodra de eurobankbiljetten en –muntstukken de kluizen van de verstrekkende NCB van het Eurosysteem verlaten.

4.   Een toekomstige NCB van het Eurosysteem betaalt de transportkosten inzake eurobankbiljetten en –muntstukken van een NCB van het Eurosysteem naar de eerstgenoemde. De verstrekkende NCB van het Eurosysteem staat in voor efficiënt vervoer.

5.   Indien een toekomstige NCB van het Eurosysteem binnen twaalf maanden na de datum waarop omgeschakeld wordt naar de chartale euro, een grote partij eurobankbiljetten en –muntstukken van het Eurosysteem nodig heeft, wordt zulks beschouwd als deel van het startvolume en, wat terugbetaling betreft, net zo behandeld als vooraf verstrekte eurobankbiljetten en –muntstukken, conform de leden 6 tot en met 8. In elk ander opzicht wordt het voldoen aan die behoeften net zo behandeld als de overdracht van een grote partij.

6.   Een toekomstige NCB van het Eurosysteem voldoet aan de volgende rapportageverplichtingen inzake financiële administratie en verslaglegging ten overstaan van de verstrekkende NCB('s) van het Eurosysteem:

a)

Gedurende de periode voor bevoorrading vooraf/verdere bevoorrading vooraf boekt de toekomstige NCB van het Eurosysteem het bedrag van voor bevoorrading vooraf (en voor het startvolume) verstrekte eurobankbiljetten en –muntstukken buiten de balans tegen de nominale waarde.

b)

De toekomstige NCB van het Eurosysteem rapporteert het bedrag van vooraf verstrekte en verder vooraf verstrekte eurobankbiljetten en –muntstukken aan de verstrekkende NCB('s) van het Eurosysteem.

c)

De toekomstige NCB van het Eurosysteem rapporteert het totale bedrag (uitgesplitst naar denominatie) van vooraf verstrekte en verder vooraf verstrekte eurobankbiljetten die in omloop kwamen voor de datum waarop naar de chartale euro wordt omgeschakeld, alsook de datum waarop zij ervoer dat deze bankbiljetten in omloop waren gekomen.

7.   Vanaf de datum waarop wordt omgeschakeld naar de chartale euro voldoet een toekomstige NCB van het Eurosysteem aan de volgende rapportageverplichtingen inzake financiële administratie en verslaglegging:

a)

Tenzij zij reeds zijn geboekt overeenkomstig lid 10, worden vooraf verstrekte eurobankbiljetten geboekt als balansposten met de stand van de dag waarop naar de chartale euro wordt omgeschakeld.

b)

Het totale bedrag van vooraf verstrekte eurobankbiljetten wordt in de balans van de toekomstige NCB van het Eurosysteem onder „bankbiljetten in omloop” opgenomen, met uitzondering van de onder lid 6, onder c) gerapporteerde bankbiljetten die in omloop zijn gekomen voor de datum waarop naar de chartale euro wordt omgeschakeld.

c)

Het verschil tussen het totaalbedrag van vooraf verstrekte bankbiljetten en de bedragen van vooraf verstrekte bankbiljetten waarvoor de bij een toekomstige NCB van het Eurosysteem aangehouden rekeningen van vooraf bevoorrade in aanmerking komende tegenpartijen overeenkomstig de bepalingen van artikel 15 zijn gedebiteerd, wordt behandeld als een renteloze aan de in aanmerking komende tegenpartijen tegen onderpand verstrekte lening, die zij overeenkomstig de bepalingen van artikel 15 moeten terugbetalen.

8.   Een toekomstige NCB van het Eurosysteem betaalt de aan haar voor bevoorrading vooraf van een NCB van het Eurosysteem geleende eurobankbiljetten terug door levering van hetzelfde aantal eurobankbiljetten van gelijke kwaliteit die zij produceert of verkrijgt op basis van een haar toegedeeld deel van de eurobankbiljettenproductie van het Eurosysteem voor één of meerdere jaren direct volgend op het jaar waarin omgeschakeld wordt naar de chartale euro, zulks in aanvulling op haar reguliere aandeel in de toedeling van de eurobankbiljettenproductie van het Eurosysteem voor de betrokken jaren. De Raad van bestuur stelt de berekening van hetzelfde aantal terug te betalen eurobankbiljetten van gelijke kwaliteit vast. Hetzelfde aantal terug te betalen eurobankbiljetten van gelijke kwaliteit voor de tweede euro serie wordt berekend zoals de Raad van bestuur te zijner tijd zal besluiten.

9.   Een toekomstige NCB van het Eurosysteem voert bevoorrading vooraf uit overeenkomstig de in hoofdstuk III en IV vastgelegde voorwaarden. Verstrekking vindt niet plaats voordat de toekomstige NCB van het Eurosysteem en een in aanmerking komende tegenpartij die voorwaarden contractueel hebben vastgelegd, tenzij nationale wettelijke bepalingen inzake bevoorrading vooraf garanderen dat op alle in aanmerking komende tegenpartijen gelijkwaardige voorwaarden van toepassing zijn als de in hoofdstukken III en IV vastgelegde.

10.   Indien vooraf verstrekte eurobankbiljetten in omloop komen voor de datum waarop naar de chartale euro wordt omgeschakeld, boekt een verstrekkende NCB van het Eurosysteem deze als uitgegeven en in omloop. De verstrekkende NCB van het Eurosysteem stelt een vordering op de toekomstige NCB van het Eurosysteem vast ten belope van de nominale waarde van de eurobankbiljetten die in omloop zijn gekomen voor de datum waarop naar de chartale euro wordt omgeschakeld. De toekomstige NCB van het Eurosysteem betaalt de verstrekkende NCB van het Eurosysteem een vergoeding op die vordering. De vergoeding is verschuldigd met ingang van de datum waarop de toekomstige NCB van het Eurosysteem wist dat deze eurobankbiljetten in omloop kwamen tot de eerste werkdag van het Eurosysteem volgende op de datum waarop naar de chartale euro wordt omgeschakeld. Op die datum worden de verplichting van de toekomstige NCB van het Eurosysteem en de daarmee verband houdende vergoeding middels TARGET of een TARGET vervangend systeem afgewikkeld. De referentierente voor de vergoeding is de meest recente marginale rentevoet die het Eurosysteem gebruikt bij zijn tenders op de basis-herfinancieringstransacties uit hoofde van paragraaf 3.1.2 van bijlage I bij Richtsnoer ECB/2000/7 van 31 augustus 2000 betreffende monetaire beleidsinstrumenten en -procedures van het Eurosysteem (3). Indien meer dan één NCB van het Eurosysteem ter bevoorrading vooraf eurobankbiljetten verstrekt aan een toekomstige NCB van het Eurosysteem, bepaalt de in artikel 3, lid 3 bedoelde overeenkomst welke verstrekkende NCB de bankbiljetten in omloop en de vordering op de toekomstige NCB van het Eurosysteem zal boeken.

11.   Een toekomstige NCB van het Eurosysteem rapporteert het volgende aan de ECB:

a)

het definitieve totale bedrag van vooraf verstrekte en verder vooraf verstrekte eurobankbiljetten (uitgesplitst naar denominatie); en

b)

het definitieve totale bedrag van vooraf verstrekte en verder vooraf verstrekte euromuntstukken (uitgesplitst naar denominatie).

HOOFDSTUK III

BEVOORRADING VOORAF

Artikel 5

In aanmerking komende tegenpartijen

Zodra het in artikel 4, lid 9 vastgelegde is overeengekomen, worden in een toekomstige deelnemende lidstaat gevestigde kredietinstellingen (waaronder bijkantoren van buitenlandse in een toekomstige deelnemende lidstaat gevestigde kredietinstellingen) en nationale posterijen die een rekening aanhouden bij hun toekomstige NCB van het Eurosysteem geacht in aanmerking te komen voor het ontvangen van eurobankbiljetten en –muntstukken voor bevoorrading vooraf.

Artikel 6

Verstrekking voor bevoorrading vooraf

1.   Een toekomstige NCB van het Eurosysteem mag niet beginnen eurobankbiljetten en -muntstukken te verstrekken voordat de periode voor bevoorrading vooraf/verdere bevoorrading vooraf is begonnen.

2.   Een toekomstige NCB van het Eurosysteem mag eurobankbiljetten en -muntstukken vooraf verstrekken overeenkomstig het in dit richtsnoer bepaalde. Het vooraf verstrekken van eurobankbiljetten en -muntstukken begint niet voordat de toekomstige NCB van het Eurosysteem en de ontvangende in aanmerking komende tegenpartij de in dit hoofdstuk en in hoofdstuk IV vastgelegde voorwaarden zijn overeengekomen (tenzij equivalente regels en procedures zijn vastgelegd in wettelijke bepalingen van de betrokken toekomstige deelnemende lidstaat).

Artikel 7

Verschaffen van onderpand

1.   Vooraf te bevoorraden in aanmerking komende tegenpartijen verschaffen hun toekomstige NCB van het Eurosysteem beleenbaar onderpand, zoals vastgelegd in artikel 8, om:

a)

de totale nominale waarde van de vooraf verstrekte eurobankbiljetten en –muntstukken te dekken; en

b)

te verzekeren dat de nakoming van de in artikel 10 vastgelegde verplichtingen contractueel wordt overeengekomen tussen de toekomstige NCB van het Eurosysteem en de in aanmerking komende tegenpartij.

2.   Bij uitoefening van verhaal op het onderpand teneinde nakoming van de in artikel 10 vastgelegde verplichtingen te verzekeren, verschaft de in aanmerking komende tegenpartij de toekomstige NCB van het Eurosysteem aanvullend onderpand om de totale nominale waarde van de vooraf verstrekte eurobankbiljetten en –muntstukken te dekken, zoals vereist in lid 1, onder a).

3.   Het onderpand wordt aan de toekomstige deelnemende NCB van het Eurosysteem verschaft voordat deze de bevoorrading vooraf met eurobankbiljetten en –muntstukken begint, en dekt risico’s die voortvloeien uit het begin van de verstrekking voor bevoorrading vooraf.

4.   De toekomstige NCB van het Eurosysteem verzekert dat volledig verhaal op het onderpand mogelijk is. Te dien einde mobiliseert deze NCB het beleenbaar onderpand middels gepaste procedures ter zekerheidsstelling zoals vastgelegd in bijlage I bij Richtsnoer ECB/2000/7.

5.   Een toekomstige NCB van het Eurosysteem past adequate risicobeheersingsmaatregelen toe in verband met de met de bevoorrading vooraf verband houdende risico’s. Voorafgaande aan de bevoorrading vooraf raadpleegt de toekomstige NCB van het Eurosysteem de ECB inzake de in dit artikel bedoelde risicobeheersingsmaatregelen. Indien de marktwaarde van het beleenbare onderpand wordt aangepast vanwege de toegepaste risicobeheersingsmaatregelen, wordt het bedrag van het onderpand overeenkomstig aangepast, zodat het steeds de volledige nominale waarde van de vooraf verstrekte eurobankbiljetten en –muntstukken dekt die niet zijn afgeboekt van rekeningen van in aanmerking komende tegenpartijen bij de toekomstige NCB van het Eurosysteem die de eurobankbiljetten en –muntstukken vooraf verstrekte.

6.   Voorafgaande aan de bevoorrading vooraf wordt overeengekomen dat een in aanmerking komende tegenpartij de toekomstige NCB van het Eurosysteem het recht verschaft verhaal op het onderpand uit te oefenen, indien de vooraf bevoorrade in aanmerking komende tegenpartij niet voldoet aan een van de in dit richtsnoer vastgelegde verplichtingen, hetgeen een eerste vereiste vormt voor bevoorrading vooraf, welke verplichtingen specifiek werden overeengekomen tussen de in aanmerking komende tegenpartij en de toekomstige NCB van het Eurosysteem, en indien de vooraf bevoorrade in aanmerking komende tegenpartij de in artikel 10 vastgelegde contractuele boetes niet betaalt.

Artikel 8

Beleenbaar onderpand

1.   Alle in bijlage I van Richtsnoer ECB/2000/7 vastgelegde beleenbare activa voor monetaire beleidstransacties van het Eurosysteem worden geacht beleenbaar onderpand te zijn voor bevoorrading vooraf.

2.   Hetzij in de oude nationale valuta’s van toekomstige deelnemende lidstaten of in euro luidende activa, die voldoen aan de in bijlage I van Richtsnoer ECB/2000/7 vastgelegde uniforme criteria en in aanmerking komen voor monetaire beleidstransacties van het Eurosysteem (met uitzondering van het criterium van de afwikkelingslocatie en denominatievaluta) worden geacht beleenbaar onderpand te zijn voor bevoorrading vooraf. De activa worden aangehouden (afgewikkeld) in het eurogebied, of in de toekomstige deelnemende lidstaat, waarbij een nationaal effectenafwikkelingssysteem is beoordeeld aan de hand van de „Standards for the use of EU Securities Settlement Systems in ESCB credit operations” van de ECB (Normen voor het gebruik van EU-effectenafwikkelingssystemen bij ESCB-krediettransacties).

3.   Het volgende kan ook als beleenbaar onderpand worden verstrekt: (a) in een oude nationale valuta luidende kasdeposito’s; (b) in euro luidende kasdeposito’s op een specifieke rekening tegen het tarief voor minimumreserves; of (c) in een oude nationale valuta of in euro luidende deposito’s, of in een andere door de toekomstige NCB van het Eurosysteem passend geachte vorm.

Artikel 9

Verslag

1.   Een in aanmerking komende tegenpartij rapporteert aan haar toekomstige NCB van het Eurosysteem:

a)

het definitieve totale bedrag van verder vooraf verstrekte eurobankbiljetten (uitgesplitst naar denominatie); en

b)

het definitieve totale bedrag van verder vooraf verstrekte euromuntstukken (uitgesplitst naar denominatie).

2.   Direct na de verdere bevoorrading vooraf, verschaft een vooraf bevoorrade in aanmerking komende tegenpartij haar toekomstige NCB van het Eurosysteem informatie inzake de identiteit van de derde beroepsdoelgroepen die verder vooraf zijn bevoorraad, alsook inzake de bedragen van verder vooraf verstrekte eurobankbiljetten en –muntstukken per individuele klant. De toekomstige NCB van het Eurosysteem behandelt dergelijke informatie vertrouwelijk en gebruikt die alleen om na te gaan in hoeverre derde beroepsdoelgroepen voldoen aan hun verplichtingen geen eurobankbiljetten en –muntstukken vroegtijdig in omloop te brengen, en voor verslaglegging overeenkomstig artikel 4, lid 11.

3.   Een vooraf bevoorrade in aanmerking komende tegenpartij stelt de toekomstige NCB van het Eurosysteem die haar vooraf heeft bevoorraad, in kennis van het volgende (welke NCB op haar beurt de ECB in kennis stelt):

a)

elke aanwijzing dat vooraf verstrekte eurobankbiljetten of –muntstukken in omloop zijn gekomen voor de datum waarop naar de chartale euro wordt omgeschakeld; en

b)

het totale bedrag (uitgesplitst naar denominatie) van vooraf verstrekte bankbiljetten, indien toepasselijk, die in omloop zijn gekomen voor de datum waarop naar de chartale euro wordt omgeschakeld.

Artikel 10

Verplichtingen van een in aanmerking komende tegenpartij in verband met verdere bevoorrading vooraf

Voorafgaande aan de verdere bevoorrading vooraf, verbinden de vooraf bevoorrade in aanmerking komende tegenpartijen zich ertoe verdere bevoorrading vooraf slechts uit te voeren overeenkomstig de in dit richtsnoer vastgelegde regels en procedures, die zij en de verder te bevoorraden derde beroepsdoelgroepen overeen zullen komen. Met name worden de volgende voorwaarden overeengekomen voordat de in aanmerking komende tegenpartij tot verdere bevoorrading vooraf overgaat:

a)

De in aanmerking komende tegenpartij verzekert dat de verder vooraf verstrekte eurobankbiljetten en –muntstukken in de gebouwen van de verder vooraf bevoorrade derde beroepsdoelgroepen blijven, waar zij gescheiden van andere eurobankbiljetten en –muntstukken, andere valuta’s of eigendommen worden opgeslagen, om te voorkomen dat zij in omloop komen voor de datum waarop naar de chartale euro wordt omgeschakeld. Vroegtijdig in omloop komen wordt gesanctioneerd middels passende contractuele boetes.

b)

De in aanmerking komende tegenpartij komt met de verder vooraf te bevoorraden derde beroepsdoelgroep overeen dat deze de toekomstige NCB van het Eurosysteem zal toestaan middels audits en controles in zijn gebouwen de aanwezigheid van verder vooraf verstrekte eurobankbiljetten en –muntstukken na te gaan.

c)

De in aanmerking komende tegenpartij betaalt de toekomstige NCB van het Eurosysteem contractuele boetes ten belope van een aan de geleden schade evenredig bedrag, evenwel niet minder dan 10 % van de verder vooraf verstrekte hoeveelheid, indien: i) de toekomstige NCB van het Eurosysteem geen toegang wordt verleend voor het uitvoeren van in lid (b) genoemde audits en controles; dan wel ii) indien de verder vooraf verstrekte bankbiljetten en –muntstukken niet zoals in dit artikel bepaald zijn opgeslagen in de gebouwen van de verder vooraf bevoorrade derde beroepsdoelgroepen. Een toekomstige NCB van het Eurosysteem legt dergelijke contractuele boetes niet op: i) indien haar toekomstige deelnemende lidstaat een wettelijk kader heeft opgezet dat een equivalent beschermingsniveau biedt; of ii) voorzover een verder vooraf bevoorrade derde beroepsdoelgroep reeds boetes heeft betaald overeenkomstig artikel 16, lid 2, onder f).

Artikel 11

Statistische aspecten

Voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 2423/2001 (ECB/2001/13) van 22 november 2001 met betrekking tot de geconsolideerde balans van de sector monetaire financiële instellingen (4), verzekert een toekomstige NCB van het Eurosysteem dat monetaire financiële instellingen binnen haar lidstaat gedurende de periode voor bevoorrading vooraf/verdere bevoorrading vooraf geen posten of transacties boekt die verband houden met vooraf verstrekte eurobankbiljetten en –muntstukken.

Artikel 12

Distributie aan bijkantoren

Een toekomstige NCB van het Eurosysteem staat in aanmerking komende tegenpartijen slechts toe vooraf verstrekte eurobankbiljetten en –muntstukken te distribueren aan bijkantoren op het grondgebied van de toekomstige deelnemende lidstaat.

Artikel 13

Verbod op vroegtijdig in omloop brengen

1.   Een toekomstige NCB van het Eurosysteem verbiedt in aanmerking komende tegenpartijen de hun geleverde eurobankbiljetten en –muntstukken te verstrekken voor 00:00 (lokale tijd) op de datum waarop omgeschakeld wordt naar de chartale euro, tenzij dit richtsnoer anders bepaalt. Met name vereist een toekomstige NCB van het Eurosysteem dat in aanmerking komende tegenpartijen de vooraf verstrekte eurobankbiljetten en –muntstukken in hun kluizen gescheiden opslaan van andere eurobankbiljetten en –muntstukken, andere valuta’s of eigendommen, zulks op een veilige wijze ter vermijding van vernietiging, diefstal, roof of enige andere oorzaak van vroegtijdig in omloop brengen.

2.   In aanmerking komende tegenpartijen verzekeren dat voorafgaande aan de datum waarop omgeschakeld wordt naar de chartale euro, geen vooraf verstrekte eurobankbiljetten en –muntstukken in omloop zijn.

3.   De in aanmerking komende tegenpartijen staan hun toekomstige NCB van het Eurosysteem toe audits en controles in hun gebouwen uit te voeren, teneinde de aanwezigheid van vooraf verstrekte eurobankbiljetten en –muntstukken na te gaan en de regelingen te verifiëren krachtens welke de in aanmerking komende tegenpartijen de verdere bevoorrading vooraf uitvoeren.

4.   In aanmerking komende tegenpartijen verbinden zich aan de toekomstige NCB van het Eurosysteem boetes te betalen, indien de aanmerking komende tegenpartij de verplichtingen inzake bevoorrading vooraf niet nakomt, waaronder, maar niet beperkt tot het in omloop brengen van vooraf verstrekte bankbiljetten voor de datum waarop omgeschakeld wordt naar de chartale euro, dan wel gedrag dat daartoe kan leiden, of het weigeren audits of controles toe te staan. De toekomstige NCB van het Eurosysteem verzekert dat dergelijke schendingen met contractuele of wettelijke boetes bestraft worden, al naar gelang het geval, in de vorm van een bedrag evenredig aan de geleden schade. Een toekomstige NCB van het Eurosysteem legt dergelijke contractuele boetes niet op, indien de betrokken toekomstige deelnemende lidstaat een wettelijk kader heeft opgezet dat een equivalent beschermingsniveau biedt.

Artikel 14

Mogelijke vernietiging, verlies, diefstal en roof

In aanmerking komende tegenpartijen dragen het risico van vernietiging, verlies, diefstal en roof van de vooraf verstrekte eurobankbiljetten en -muntstukken zodra die bankbiljetten en muntstukken de kluizen van de toekomstige NCB van het Eurosysteem verlaten. Een toekomstige NCB van het Eurosysteem kan van in aanmerking komende tegenpartijen vereisen dat zij de risico’s dekken door middel van adequate verzekering of op een andere passende wijze. De toekomstige NCB van het Eurosysteem en de in aanmerking komende tegenpartij komen evenwel overeen dat niettegenstaande een dergelijke verzekering, de bepalingen van artikel 15 inzake het direct debiteren van vooraf verstrekte eurobankbiljetten of –muntstukken die vroegtijdig in omloop komen, en inzake daarmee verband houdende vergoedingsbetalingen van toepassing zijn. Niettegenstaande het voorgaande, kunnen een toekomstige NCB van het Eurosysteem en een in aanmerking komende tegenpartij overeenkomen dat de toekomstige NCB van het Eurosysteem de voor bevoorrading vooraf bestemde eurobankbiljetten en –muntstukken in naam en voor risico van de in aanmerking komende tegenpartij vervoert, dan wel indien de toekomstige NCB van het Eurosysteem zulks wenst, voor risico van de toekomstige NCB van het Eurosysteem.

Artikel 15

Debiteren en crediteren

1.   Voor eurobankbiljetten en –muntstukken die vooraf aan in aanmerking komende tegenpartijen worden verstrekt, worden de rekeningen van die tegenpartijen bij hun toekomstige NCB van het Eurosysteem voor de nominale waarde van die eurobankbiljetten en –muntstukken als volgt lineair gedebiteerd: het totale bedrag van vooraf verstrekte eurobankbiljetten en –muntstukken wordt in drie gelijke termijnbedragen gedebiteerd, op de vereveningsdatum van de eerste, vierde en de vijfde basis-herfinancieringstransacties van het Eurosysteem, volgend op de datum waarop naar de chartale euro wordt omgeschakeld.

2.   In geval het saldo op de rekening van de vooraf bevoorrade in aanmerking komende tegenpartij bij de toekomstige NCB van het Eurosysteem die de bevoorrading vooraf van de tegenpartij uitvoerde, voor de in lid 1 vastgelegde debitering ontoereikend is, wordt zulks geacht in te houden dat de verplichting tot betaling van de vooraf verstrekte eurobankbiljetten en -muntstukken niet is nagekomen.

3.   De rekeningen van in aanmerking komende tegenpartijen bij de toekomstige NCB van het Eurosysteem worden, overeenkomstig de huidige praktijk van het Eurosysteem, gedebiteerd met de aan hen op of na de datum waarop naar de chartale euro wordt omgeschakeld, geleverde eurobankbiljetten en –muntstukken. De rekeningen van in aanmerking komende tegenpartijen bij toekomstige NCB’s van het Eurosysteem worden insgelijks gecrediteerd voor door hen op of na de datum waarop naar de chartale euro wordt omgeschakeld, geretourneerde eurobankbiljetten en –muntstukken.

4.   De respectieve rekeningen van in aanmerking komende tegenpartijen bij de toekomstige NCB van het Eurosysteem worden, overeenkomstig de huidige praktijk van het Eurosysteem, gecrediteerd voor door hen geretourneerde in een oude nationale valuta luidende bankbiljetten en –muntstukken.

5.   Indien eurobankbiljetten of –muntstukken in omloop komen voor de datum waarop naar de chartale euro wordt omgeschakeld, wordt het bedrag van die bankbiljetten of –muntstukken de vooraf bevoorrade in aanmerking komende tegenpartij direct als buitenlandse valuta in rekening gebracht. Dergelijke eurobankbiljetten worden op de rekeningen van de NCB van het Eurosysteem die de biljetten aan de toekomstige NCB van het Eurosysteem voor bevoorrading vooraf leverde, geboekt als zijnde „in omloop”. Die boeking staat los van de reden waarom de bankbiljetten voor de datum waarop naar de chartale euro wordt omgeschakeld, in omloop komen.

HOOFDSTUK IV

VERDERE BEVOORRADING VOORAF

Artikel 16

Voorwaarden voor de levering van eurobankbiljetten en –muntstukken voor verdere bevoorrading vooraf

1.   Verdere bevoorrading vooraf van derde beroepsdoelgroepen mag niet plaatsvinden voor het begin van de periode voor bevoorrading vooraf/verdere bevoorrading vooraf.

2.   Voorafgaande aan verdere bevoorrading vooraf, komen de in aanmerking komende tegenpartij en de derde beroepsdoelgroepen contractueel minimaal het volgende overeen:

a)

De derde beroepsdoelgroep draagt het volledige risico en de volledige verantwoordelijkheid voor de verdere bevoorrading vooraf, die geschiedt op overeenkomstig dit richtsnoer overeengekomen voorwaarden.

b)

De derde beroepsdoelgroepen rapporteren via hun toekomstige NCB van het Eurosysteem alle verder vooraf verstrekte eurobankbiljetten en –muntstukken aan de ECB.

c)

De derde beroepsdoelgroep slaat de verder vooraf verstrekte eurobankbiljetten en –muntstukken op zoals artikel 10, onder a) vereist, en levert deze niet af voor 00:00 (lokale tijd) op de datum waarop naar de chartale euro wordt omgeschakeld.

d)

De derde beroepsdoelgroep verschaft haar toekomstige NCB van het Eurosysteem het recht in haar gebouwen audits en controles uit te voeren om de aanwezigheid van verder vooraf verstrekte eurobankbiljetten en –muntstukken na te gaan.

e)

De derde beroepsdoelgroep rapporteert aan de toekomstige NCB van het Eurosysteem het totale bedrag (uitgesplitst naar denominatie) van verder vooraf verstrekte bankbiljetten, indien toepasselijk, die in omloop zijn gekomen voor de datum waarop naar de chartale euro wordt omgeschakeld.

f)

De derde beroepsdoelgroep verbindt zich aan de toekomstige NCB van het Eurosysteem boetes te betalen, indien de derde beroepsdoelgroep de verplichtingen inzake verdere bevoorrading vooraf niet nakomt, waaronder, maar niet beperkt tot het niet nakomen van de verplichting in alinea c) of het weigeren audits en controles en controles toe te staan zoals bedoeld in alinea d). Dergelijke schendingen worden bestraft met contractuele of wettelijke boetes, al naar gelang het geval, in de vorm van een bedrag evenredig aan de geleden schade, evenwel niet minder dan 10 % van de verder vooraf verstrekte hoeveelheid. De toekomstige NCB van het Eurosysteem legt dergelijke boetes niet op, indien de betrokken toekomstige deelnemende lidstaat een wettelijk kader heeft opgezet dat een equivalent beschermingsniveau biedt.

Artikel 17

Uitsluiting van het publiek

1.   Een toekomstige NCB van het Eurosysteem verbiedt in aanmerking komende tegenpartijen het publiek verder vooraf te bevoorraden met eurobankbiljetten en -muntstukken.

2.   Het verbod van lid 1 van dit artikel geldt niet voor het aan het publiek verstrekken van muntstartpakketten met kleine hoeveelheden euromuntstukken van verschillende denominaties, zoals de nationale autoriteiten in sommige toekomstige deelnemende lidstaten vaststellen, al naar gelang het geval.

HOOFDSTUK V

SLOTBEPALINGEN

Artikel 18

Verificatie

Toekomstige NCB’s van het Eurosysteem doen de ECB kopieën toekomen van wettelijke instrumenten en maatregelen die in hun lidstaat in verband met dit richtsnoer zijn aangenomen, uiterlijk drie maanden voor het begin van de periode van bevoorrading vooraf/verdere bevoorrading vooraf, evenwel niet voordat het besluit tot intrekking van de derogatie ten aanzien van die lidstaat is genomen.

Artikel 19

Euromuntstukken

De toekomstige NCB’s van het Eurosysteem wordt aanbevolen de bepalingen van dit richtsnoer toe te passen op euromuntstukken, tenzij anders bepaald wordt binnen het door hun bevoegde nationale autoriteiten vastgestelde kader.

Artikel 20

Slotbepalingen

1.   Dit richtsnoer treedt op 19 juli 2006 in werking.

2.   Dit richtsnoer is gericht tot de NCB’s van de deelnemende lidstaten.

Gedaan te Frankfurt am Main, 14 juli 2006.

Namens de Raad van bestuur van de ECB

De President van de ECB

Jean-Claude TRICHET


(1)  PB L 139 van 11.5.1998, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2169/2005 (PB L 346 van 29.12.2005, blz. 1).

(2)  PB L 126 van 26.5.2000, blz. 1.

(3)  PB L 310 van 11.12.2000, blz. 1. Richtsnoer laatstelijk gewijzigd bij Richtsnoer ECB/2005/17 (PB L 30 van 2.2.2006, blz. 26).

(4)  PB L 333 van 17.12.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2181/2004 (ECB/2004/21) (PB L 371 van 18.12.2004, blz. 42).


Top