EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32003R1745

Verordening (EG) nr. 1745/2003 van de Europese Centrale Bank van 12 september 2003 inzake de toepassing van reserveverplichtingen (ECB/2003/9)

OJ L 250, 2.10.2003, p. 10–16 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
Special edition in Czech: Chapter 10 Volume 003 P. 300 - 306
Special edition in Estonian: Chapter 10 Volume 003 P. 300 - 306
Special edition in Latvian: Chapter 10 Volume 003 P. 300 - 306
Special edition in Lithuanian: Chapter 10 Volume 003 P. 300 - 306
Special edition in Hungarian Chapter 10 Volume 003 P. 300 - 306
Special edition in Maltese: Chapter 10 Volume 003 P. 300 - 306
Special edition in Polish: Chapter 10 Volume 003 P. 300 - 306
Special edition in Slovak: Chapter 10 Volume 003 P. 300 - 306
Special edition in Slovene: Chapter 10 Volume 003 P. 300 - 306
Special edition in Bulgarian: Chapter 10 Volume 005 P. 190 - 196
Special edition in Romanian: Chapter 10 Volume 005 P. 190 - 196
Special edition in Croatian: Chapter 10 Volume 005 P. 30 - 36

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 25/06/2021; opgeheven door 32021R0378

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2003/1745/oj

32003R1745

Verordening (EG) nr. 1745/2003 van de Europese Centrale Bank van 12 september 2003 inzake de toepassing van reserveverplichtingen (ECB/2003/9)

Publicatieblad Nr. L 250 van 02/10/2003 blz. 0010 - 0016


Verordening (EG) nr. 1745/2003 van de Europese Centrale Bank

van 12 september 2003

inzake de toepassing van reserveverplichtingen

(ECB/2003/9)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gelet op de Statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, inzonderheid op artikel 19.1,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2531/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot de toepassing van reserveverplichtingen door de Europese Centrale Bank(1), gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 134/2002(2),

Gelet op Verordening (EG) nr. 2532/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot de bevoegdheid van de Europese Centrale Bank om sancties op te leggen(3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Verordening (EG) nr. 2818/98 van de Europese Centrale Bank van 1 december 1998 inzake de toepassing van reserveverplichtingen (ECB/1998/15)(4) is bij twee gelegenheden in belangrijke mate gewijzigd. In de eerste plaats werden bij Verordening (EG) nr, 1921/2000 (ECB/2000/8) van de Europese Centrale Bank(5) specifieke procedures voor fusies en splitsingen van kredietinstellingen ingevoerd ter verduidelijking van de reserveverplichtingen van deze instellingen. In de tweede plaats werden bij Verordening (EG) nr. 690/2002 (ECB/2002/3) van de Europese Centrale Bank(6) omwille van efficiency andere bepalingen gewijzigd teneinde te verduidelijken dat instellingen voor elektronisch geld onderworpen zullen zijn aan reserveverplichtingen, om een algemene regel vast te stellen krachtens welke kredietinstellingen van rechtswege vrijgesteld zullen worden van reserveverplichtingen voor de gehele reserveperiode binnen welke zij als zodanig ophouden te bestaan, en ter verduidelijking van de verplichting in de reservebasis van een instelling de passiva op te nemen ten aanzien van een bijkantoor van diezelfde entiteit of ten aanzien van een maatschappelijke of hoofdzetel van diezelfde entiteit die buiten het gebied van de deelnemende lidstaten is gevestigd. Nu Verordening (EG) nr. 2818/98 (ECB/1998/15) opnieuw wordt gewijzigd, is het om redenen van duidelijkheid en rationalisatie wenselijk dat de betreffende bepalingen opnieuw worden geordend door deze in één tekst onder te brengen.

(2) In artikel 19.1 van de statuten wordt bepaald dat, indien de Europese Centrale Bank (ECB) in deelnemende lidstaten gevestigde kredietinstellingen verplicht tot het aanhouden van minimumreserves, deze moeten worden aangehouden op rekeningen bij de ECB en deelnemende nationale centrale banken (deelnemende NCB's). Het wordt passend geacht dat dergelijke reserves uitsluitend worden aangehouden op rekeningen bij deelnemende NCB's.

(3) Om de effectiviteit van het instrument "minimumreserves" te kunnen bewerkstelligen, dienen ook het berekenen en aanhouden van minimumreserves en de regels betreffende rapportage en verificatie te worden gespecificeerd.

(4) Voor het van de reservebasis uitsluiten van interbancaire passiva dient bij elke genormaliseerde vermindering die wordt toegepast op passiva met een looptijd van maximaal twee jaar die tot de categorie "schuldbewijzen" behoren, te worden uitgegaan van de binnen de eurozone geldende macroverhouding tussen i) de voorraad door kredietinstellingen uitgegeven relevante instrumenten die door andere kredietinstellingen en de ECB en deelnemende NCB's worden aangehouden en ii) het totale uitstaande bedrag aan dergelijke door kredietinstellingen uitgegeven instrumenten.

(5) Als regel zal de kalender van de reserveperioden worden afgestemd op de kalender van vergaderingen van de Raad van bestuur van de ECB waarop de maandelijkse beoordeling van de koers van het monetaire beleid is gepland.

(6) Voor de kennisgeving van en instemming met minimumreserves zijn specifieke procedures nodig zodat instellingen tijdig op de hoogte zijn van hun reserveverplichtingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Definities

In deze verordening wordt bedoeld met:

- "deelnemende lidstaat": een EU-lidstaat die de euro overeenkomstig het Verdrag heeft aangenomen;

- "deelnemende nationale centrale bank" (deelnemende NCB): de nationale centrale bank van een deelnemende lidstaat;

- "Eurosysteem": de ECB en de deelnemende NCB's;

- "instelling": elke in een deelnemende lidstaat gevestigde entiteit die krachtens artikel 19.1 van de statuten door de ECB verplicht kan worden minimumreserves aan te houden;

- "reserverekening": de rekening van een instelling bij een deelnemende NCB waarvan het dagsaldo geldt als nakoming van de reserveverplichting van de desbetreffende instelling;

- "reserveverplichting": de voor instellingen geldende verplichting minimumreserves aan te houden op reserverekeningen bij deelnemende NCB's;

- "reserveratio": het in artikel 4 gespecificeerde percentage met betrekking tot elke afzonderlijke post in de reservebasis;

- "reserveperiode": de periode waarover nakoming van reserveverplichtingen wordt berekend en gedurende welke dergelijke minimumreserves dienen te worden aangehouden op reserverekeningen;

- "dagsaldo": het saldo op het moment waarop betalingsactiviteiten en boekingen die verband houden met mogelijke toegang tot de permanente faciliteiten van het Eurosysteem zijn afgerond;

- "NCB-werkdag": elke dag waarop een specifieke deelnemende NCB geopend is met als doel het verrichten van handelingen op het gebied van het monetaire beleid van het Eurosysteem;

- "ingezetene": elke natuurlijke of rechtspersoon die in een van de deelnemende lidstaten verblijf houdt in de betekenis van artikel 1, lid 4 van Verordening (EG) nr. 2533/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot het verzamelen van statistische gegevens door de Europese Centrale Bank(7);

- "saneringsmaatregelen": maatregelen die zijn bedoeld om de financiële situatie van een instelling te handhaven of te herstellen en die van invloed kunnen zijn op eerder bestaande rechten van derden, inclusief maatregelen waarbij de mogelijkheid bestaat van opschorting van betalingen, opschorting van dwangmaatregelen of verlaging van vorderingen;

- "liquidatieprocedure": de collectieve procedures met betrekking tot een instelling die per definitie maatregelen van rechterlijke instanties of een andere bevoegde autoriteit van een deelnemende lidstaat met zich brengen en gericht zijn op het realiseren van activa onder toezicht van die instanties, inclusief gevallen waarbij de procedures worden beëindigd door middel van een akkoord of een andere analoge maatregel;

- "fusie": een rechtshandeling, waarbij één of meer kredietinstellingen (de "fuserende instellingen"), die in ontbinding gaan zonder vereffening, zowel rechten als verplichtingen in hun geheel doen overgaan op een andere kredietinstelling ("de overnemende instelling"), een eventueel nieuw opgerichte kredietinstelling;

- "splitsing": een rechtshandeling, waarbij één kredietinstelling (de "instelling die aan de splitsing deelneemt"), die in ontbinding gaat zonder vereffening, zowel rechten als verplichtingen in hun geheel doet overgaan op meer dan één instelling (de "verkrijgende instellingen"), eventueel nieuw opgerichte kredietinstellingen.

Artikel 2

Instellingen, die aan reserveverplichtingen zijn onderworpen

1. De volgende categorieën instellingen zijn aan reserveverplichtingen onderworpen:

a) kredietinstellingen zoals beschreven in artikel 1, lid 1, eerste alinea, van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen(8), buiten de deelnemende NCB's;

b) bijkantoren van kredietinstellingen zoals beschreven in artikel 1, lid 3, eerste alinea, van Richtlijn 2000/12/EG, buiten de deelnemende NCB's; hiertoe behoren onder andere bijkantoren van kredietinstellingen waarvan de maatschappelijke, noch de hoofdzetel in een deelnemende lidstaat is gevestigd.

Buiten de deelnemende lidstaat gevestigde bijkantoren van kredietinstellingen, die hun zetel hebben in deelnemende lidstaten, zijn niet onderworpen aan reserveverplichtingen.

2. Zonder dat een verplichting tot het indienen van een daartoe strekkend verzoek bestaat, wordt een instelling vrijgesteld van haar reserveverplichtingen vanaf het begin van de reserveperiode waarin haar vergunning wordt ingetrokken of waarin de instelling te kennen heeft gegeven van de vergunning geen gebruik te zullen maken, of vanaf het begin van de reserveperiode waarin een rechterlijke instantie of een andere bevoegde autoriteit van een deelnemende lidstaat besluit de instelling aan een liquidatieprocedure te onderwerpen.

De ECB kan de volgende instellingen op niet-discriminatoire basis van reserveverplichtingen vrijstellen:

a) instellingen die onderworpen zijn aan saneringsmaatregelen;

b) instellingen waarvoor geldt dat het doel van het stelsel van reserveverplichtingen van de ECB niet wordt bereikt door het opleggen van reserveverplichtingen. Bij de besluitvorming over een dergelijke vrijstelling neemt de ECB één of meer van de volgende criteria in aanmerking:

i) de instelling verricht bijzondere handelingen;

ii) de instelling houdt zich niet actief bezig met bankwerkzaamheden en concurreert niet met andere kredietinstellingen;

iii) de instelling heeft alle deposito's bestemd voor doeleinden die verband houden met regionale en/of internationale ontwikkelingsbijstand.

3. De ECB publiceert een lijst van instellingen die aan reserveverplichtingen zijn onderworpen. Daarnaast publiceert de ECB een lijst met instellingen die zijn vrijgesteld van de reserveverplichtingen van de ECB om andere redenen dan het feit dat zij aan saneringsmaatregelen zijn onderworpen. Instellingen kunnen zich op deze lijsten verlaten wanneer zij besluiten of zij al dan niet passiva verschuldigd zijn aan een andere instelling die zelf aan reserveverplichtingen onderworpen is. Deze lijsten zijn niet bepalend voor het feit of instellingen al dan niet aan reserveverplichtingen zijn onderworpen overeenkomstig dit artikel 2.

Artikel 3

Reservebasis

1. De reservebasis van een instelling omvat de volgende passiva (zoals beschreven in het rapportagekader voor monetaire en bancaire statistieken van de ECB in Verordening (EG) nr. 2423/2001 van de Europese Centrale Bank van 22 november 2001 met betrekking tot de geconsolideerde balans van de sector monetaire financiële instellingen (ECB/2001/13)(9)) die het resultaat zijn van het aantrekken van kapitaal:

a) deposito's;

b) uitgegeven schuldbrieven.

Indien een instelling ten opzichte van een buiten deelnemende lidstaten gevestigd bijkantoor, hoofdzetel of maatschappelijke zetel van dezelfde entiteit passiva heeft, neemt zij deze passiva in de reservebasis op.

2. De volgende passiva behoren niet tot de reservebasis:

a) passiva die verschuldigd zijn aan elke andere instelling die niet staat geregistreerd als zijnde vrijgesteld van het stelsel van reserveverplichtingen van de ECB overeenkomstig artikel 2, lid 3, en

b) passiva die verschuldigd zijn aan de ECB of aan een deelnemende NCB.

Voor de toepassing van deze bepaling legt de instelling aan de desbetreffende deelnemende NCB bewijzen over van het werkelijke bedrag van de passiva dat zij verschuldigd is aan een andere instelling die niet geregistreerd staat als zijnde vrijgesteld van het stelsel van reserveverplichtingen van de ECB en van de passiva die zij aan de ECB of aan een deelnemende NCB verschuldigd is, teneinde deze uit te sluiten van de reservebrieven. Indien een dergelijk bewijs niet kan worden overgelegd voor uitgegeven schuldbrieven met een overeengekomen looptijd van maximaal twee jaar, mag de instelling voor het uitstaande bedrag van de uitgegeven schuldbrieven met een overeengekomen looptijd van maximaal twee jaar een vast bedrag van de reservebasis in mindering brengen. De hoogte van dergelijke vaste bedragen wordt door de ECB gepubliceerd, op dezelfde wijze als de in artikel 2, lid 3, genoemde lijst.

3. De instelling berekent de reservebasis met betrekking tot een specifieke reserveperiode op basis van de gegevens van de maand die twee maanden voorafgaat aan de maand waarin de reserveperiode begint. De instelling rapporteert de reservebasis aan de desbetreffende deelnemende NCB zoals vereist in het rapportagekader voor monetaire en bancaire statistieken van de ECB neergelegd in Verordening (EG) nr. 2423/2001 (ECB/2001/13).

4. Voor instellingen met een vrijstelling zoals uiteengezet in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2423/2001 (ECB/2001/13), wordt de reservebasis berekend voor drie opeenvolgende reserveperiodes te beginnen met de reserveperiode die begint in de derde maand na het einde van een kwartaal, op basis van de overeenkomstig bijlage II van Verordening (EG) nr. 2423/2001 (ECB/2001/13) gerapporteerde gegevens aan het einde van het kwartaal. Deze instellingen geven kennis van hun minimumreserves overeenkomstig artikel 5.

Artikel 4

Reserveratio's

1. Een reserveratio van 0 % is van toepassing op de volgende categorieën passiva (zoals beschreven in het rapportagekader voor monetaire en bancaire statistieken in Verordening (EG) nr. 2423/2001 (ECB/2001/13)):

a) deposito's met een overeengekomen looptijd van meer dan twee jaar;

b) deposito's na twee jaar aflosbaar bij kennisgeving;

c) overeenkomsten tot verkoop met terugkoopverplichting;

d) uitgegeven schuldbewijzen met een overeengekomen looptijd van meer dan twee jaar.

2. Een reserveratio van 2,0 % is van toepassing op alle andere passiva die tot de reservebasis behoren.

Artikel 5

Berekening en kennisgeving van minimumreserves

1. Het bedrag aan minimumreserves dat door elke instelling met betrekking tot een specifieke reserveperiode dient te worden aangehouden, wordt berekend door de reserveratio's toe te passen op elke relevante post van de reservebasis voor die periode, zoals beschreven in artikel 4. De minimumreserves die door de betreffende deelnemende NCB en de instelling worden vastgesteld overeenkomstig de in dit artikel genoemde procedures vormen de basis voor i) de compensatie voor het aanhouden van de vereiste reserves en ii) de beoordeling of een instelling voldoet aan de verplichting tot het aanhouden van de vereiste minimumreserves.

2. Een vergoeding van 100000 EUR, in mindering te brengen op het bedrag van de minimumreserves, wordt, behoudens de in de artikelen 11 en 13 vastgelegde bepalingen, aan elke instelling toegekend.

3. Elke deelnemende NCB stelt procedures vast voor de kennisgeving van individuele minimumreserves van instellingen, overeenkomstig de hiernavolgende principes. Hetzij de betreffende deelnemende NCB hetzij de instelling neemt het initiatief tot het berekenen van de minimumreserves van de instelling voor de betreffende reserveperiode op basis van de statistische gegevens en de overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2423/2001 (ECB/2001/13) gerapporteerde reservebasis. De partij die de berekening uitvoert, stelt de andere partij uiterlijk drie NCB-werkdagen vóór het begin van de reserveperiode in kennis van de berekende minimumreserves. De betreffende deelnemende NCB kan als termijn voor de kennisgeving van minimumreserves een vroegere datum vaststellen. De betreffende NCB kan ook bijkomende termijnen vaststellen voor de kennisgeving door de instelling van eventuele herzieningen van de reservebasis, alsook ten aanzien van eventuele herzieningen van de gerapporteerde minimumreserves. Indien een instelling misbruik maakt van de haar door de deelnemende NCB geboden mogelijkheid om de reservebasis en de minimumreserves te herzien, kan de NCB de aan die instelling verleende toestemming voor het indienen van herzieningen opschorten. De in kennis gestelde partij stemt uiterlijk op de NCB-werkdag voorafgaande aan het begin van de reserveperiode in met de berekende minimumreserves. Het ontbreken van een reactie van de in kennis gestelde partij op de kennisgeving aan het einde van de NCB-werkdag voorafgaande aan het begin van de reserveperiode wordt beschouwd als een instemming met het bedrag aan minimumreserves van de instelling voor de betreffende reserveperiode. Na instemming kunnen de minimumreserves van de instelling voor de betreffende reserveperiode niet worden herzien.

4. De deelnemende NCB's publiceren kalenders van komende termijnen voor kennisgeving van en instemming met gegevens in verband met minimumreserves voor de toepassing van de in dit artikel genoemde procedures.

5. Indien een instelling de betreffende statistische informatie niet rapporteert overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2423/2001 (ECB/2001/13), stelt de desbetreffende deelnemende NCB de betrokken instelling in kennis van het bedrag aan minimumreserves van de instelling waarvoor kennisgeving of instemming vereist is overeenkomstig de in dit artikel vastgelegde procedures voor de betreffende reserveperiode(s), geraamd op basis van door de instelling gerapporteerde historische gegevens en verdere relevante gegevens. Artikel 6 van de Verordening (EG) nr. 2531/98 en de bevoegdheid van de ECB om sancties op te leggen wegens het schenden van de statistische rapportagevereisten van de ECB blijven onverlet.

Artikel 6

Aangehouden reserves

1. Een instelling houdt haar minimumreserves aan op één of meer reserverekeningen bij de NCB in elke deelnemende lidstaat waarin zij een vestiging heeft, in verhouding tot haar reservebasis in de desbetreffende lidstaat. De voor de reserverekeningen gehanteerde muntsoort is de euro. Vereffeningsrekeningen van instellingen bij de deelnemende NCB's mogen als reserverekeningen worden gebruikt.

2. Een instelling heeft aan haar reserveverplichting voldaan wanneer het gemiddelde dagsaldo op haar reserverekeningen gedurende de reserveperiode niet lager is dan het voor die periode volgens de procedures van artikel 5 bepaalde bedrag.

3. Wanneer een instelling in een deelnemende lidstaat meer dan één vestiging heeft, is de maatschappelijke of hoofdzetel, indien gevestigd in de desbetreffende lidstaat, verantwoordelijk voor nakoming van de reserveverplichting van de instelling. Wanneer noch de maatschappelijke noch de hoofdzetel van de instelling in de desbetreffende lidstaat is gevestigd, geeft de instelling aan welk bijkantoor in die lidstaat voor nakoming van de reserveverplichting van de instelling verantwoordelijk is. Alle aangehouden reserves van deze vestigingen worden bij elkaar opgeteld voor het nakomen van de totale reserveverplichting van de instelling in desbetreffende lidstaat.

Artikel 7

Reserveperiode

1. Tenzij de Raad van bestuur van de ECB besluit de kalender overeenkomstig lid 2 te wijzigen, vangt de reserveperiode aan op de dag van verevening van de basis-herfinancieringstransactie volgend op de vergadering van de Raad van bestuur waarop de maandelijkse beoordeling van de koers van het monetaire beleid is gepland. Ten minste drie maanden vóór de aanvang van elk kalenderjaar publiceert de directie van de ECB een kalender van de reserveperiodes. De kalender wordt gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie en op de websites van de ECB en de deelnemende NCB's.

2. De Raad van bestuur neemt een besluit over een vanwege buitengewone omstandigheden noodzakelijke wijziging van deze kalender en de directie draagt tijdig vóór de aanvang van de reserveperiode waarop de wijziging van toepassing is op de boven aangegeven manier zorg voor publicatie.

Artikel 8

Compensatie

1. Wat de basis-herfinancieringstransacties van het Eurosysteem betreft, wordt het aanhouden van de verplichte reserves overeenkomstig de volgende formule tegen de gemiddelde ECB-koers (gewogen overeenkomstig het aantal kalenderdagen) gecompenseerd (de uitkomst ervan wordt tot op één cent nauwkeurig afgerond):

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

waarbij:

Rt= te betalen compensatie voor het gedurende de reserveperiode t aanhouden verplichte reserves;

Ht= daggemiddelde van gedurende de reserveperiode t aangehouden verplichte reserves;

nt= aantal kalenderdagen dat reserveperiode t telt;

rt= compensatiepercentage voor het aanhouden van verplichte reserves gedurende de reserveperiode t. Het compensatiepercentage wordt steeds op twee decimalen afgerond;

i= -ste kalenderdag van de reserveperiode t;

MRi= marginale rentevoet voor de meest recente basis-herfinancieringstransactie die op of vóór kalenderdag i is verevend.

2. De compensatie wordt betaald op de tweede NCB-werkdag na afloop van de reserveperiode waarover de compensatie werd verdiend.

Artikel 9

Verantwoordelijkheid voor verificatie

De deelnemende NCB's oefenen het recht uit om de juistheid en kwaliteit van de informatie te verifiëren die door instellingen wordt verstrekt teneinde nakoming van de reserveverplichting aan te tonen - zoals beschreven in artikel 6 van de Verordening (EG) nr. 2531/98, onverminderd het recht van de ECB om dit recht zelf uit te oefenen.

Artikel 10

Indirect aanhouden van minimumreserves via een bemiddelende instelling

1. Een instelling mag toestemming vragen al haar minimumreserves indirect aan te houden via een bemiddelende instelling die in dezelfde lidstaat is gevestigd. De bemiddelende instelling is een instelling die onderworpen is aan reserveverplichtingen en die normaal gesproken, naast het aanhouden van minimumreserves, zorgdraagt voor een deel van de beheersactiviteiten (bijv. beheer van liquide middelen) van de instelling waarvoor zij optreedt als bemiddelende instelling.

2. Een verzoek om toestemming tot het aanhouden van minimumreserves via een bemiddelende instelling zoals beschreven in lid 1 wordt gericht tot de nationale centrale bank van de deelnemende lidstaat waarin de verzoeker is gevestigd. Het verzoek bevat een kopie van een overeenkomst tussen de bemiddelende instelling en de aanvrager waarin beide partijen hun overeenstemming met betrekking tot de overeenkomst betuigen. In de overeenkomst wordt tevens precies vermeld of de verzoeker al dan niet toegang wenst tot de permanente faciliteiten en open-markttransacties van het Eurosysteem. De overeenkomst heeft een opzegtermijn van ten minste twaalf maanden. Wanneer aan de hierboven vermelde voorwaarden is voldaan, kan de betreffende deelnemende NCB de verzoeker toestemming verlenen minimumreserves aan te houden via een bemiddelende instelling, behoudens de bepalingen van lid 4. Een dergelijke toestemming wordt van kracht zodra de eerste reserveperiode na verlening van de toestemming aanvangt, en blijft van kracht voor de duur van de bovengenoemde overeenkomst tussen de partijen.

3. De bemiddelende instelling houdt deze minimumreserves aan overeenkomstig de algemene voorwaarden van het stelsel van reserveverplichtingen van de ECB. Niet alleen de instellingen waarvoor de bemiddelende instelling optreedt, maar ook de bemiddelende instelling zelf is verantwoordelijk voor naleving van de reserveverplichtingen van die instellingen. In geval van niet-naleving kan de ECB elke passende sanctie opleggen aan de bemiddelende instelling, aan de instelling waarvoor zij als bemiddelende instelling optreedt, of aan beide, overeenkomstig de mate waarin zij verantwoordelijk zijn voor niet-naleving.

4. De ECB of de desbetreffende deelnemende NCB mag te allen tijde de toestemming om minimumreserves indirect aan te houden, intrekken:

i) indien een instelling die haar reserves indirect aanhoudt via een bemiddelende instelling, of de bemiddelende instelling zelf, verzaakt haar verplichtingen in het kader van het stelsel van reserveverplichtingen van de ECB na te komen;

ii) indien er niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden voor het indirect aanhouden van reserves zoals beschreven in de leden 1 en 2;

iii) of uit beleidsoverwegingen die verband houden met de bemiddelende instelling.

Indien een dergelijke toestemming wordt ingetrokken uit beleidsoverwegingen die verband houden met de bemiddelende instelling, kan de intrekking onmiddellijk effect sorteren. Behoudens de verplichtingen zoals genoemd in lid 5, wordt elke intrekking die om andere redenen plaatsvindt, van kracht na afloop van de lopende reserveperiode. Een instelling die haar reserves via een bemiddelende instelling aanhoudt, of de bemiddelende instelling zelf, mag te allen tijde vragen om intrekking van de toestemming. Een intrekking wordt uitsluitend van kracht wanneer er vooraf kennisgeving door de deelnemende NCB heeft plaatsgevonden.

5. De instelling die haar minimumreserves via een bemiddelende instelling aanhoudt, en de bemiddelende instelling zelf zullen op de hoogte worden gebracht van elke intrekking van toestemming wanneer deze uit andere dan beleidsoverwegingen geschiedt; dit zal gebeuren ten minste vijf werkdagen vóór het einde van de reserveperiode waarin de toestemming wordt ingetrokken.

6. Onverminderd de individuele verplichtingen met betrekking tot het rapporteren van statistische gegevens van de instelling die haar minimumreserves via een bemiddelende instelling aanhoudt, rapporteert de bemiddelende instelling de gegevens betreffende de reservebasis op een dusdanig nauwkeurige manier dat de ECB in staat is de juistheid en de kwaliteit hiervan te verifiëren, met inachtneming van de in artikel 9 vastgelegde bepalingen, en de respectieve minimumreserves en de gegevens vast te stellen betreffende reservebezit voor haarzelf, alsook voor elke instelling waarvoor zij als bemiddelende instelling optreedt. Die gegevens worden verstrekt aan de deelnemende NCB waar de minimumreserves worden aangehouden. De bemiddelende instelling houdt bij de verstrekking van de voornoemde gegevens betreffende de reservebasis dezelfde frequentie en hetzelfde tijdschema aan als was vastgesteld in het rapportagekader van monetaire en bancaire statistieken van de ECB neergelegd in Verordening (EG) nr. 2423/2001 (ECB/2001/13).

Artikel 11

Reservebezit op geconsolideerde basis

Instellingen die het is toegestaan als een groep op geconsolideerde basis statistische gegevens te rapporteren (zoals beschreven binnen het rapportagekader voor de monetaire en bancaire statistieken van de ECB als neergelegd in Verordening (EG) nr. 2423/2001 (ECB/2001/13)), dienen minimumreserves aan te houden via een van de instellingen in de groep die uitsluitend als bemiddelende instelling voor deze instellingen optreedt, zulks overeenkomstig de in artikel 10 vastgelegde bepalingen. De instelling die als de bemiddelende instelling voor de groep optreedt, kan de ECB verzoeken om vrijstelling van de bepalingen zoals vastgelegd in artikel 10, lid 6. Indien de ECB het verzoek inwilligt, heeft uitsluitend de groep als geheel recht op de in artikel 5, lid 2, genoemde vergoeding.

Artikel 12

NCB-werkdagen

Indien één of meer bijkantoren van een deelnemende NCB zijn gesloten op een NCB-werkdag vanwege officiële lokale of regionale feestdagen, brengt de betreffende deelnemende NCB de tegenpartijen van tevoren op de hoogte van de te treffen voorzorgsmaatregelen met betrekking tot transacties waarbij die bijkantoren zijn betrokken.

Artikel 13

Fusies en splitsingen

1. Inzake de reserveperiode waarin een fusie van kracht wordt, worden de reserveverplichtingen van de fuserende instellingen vervuld door de overnemende instelling, die in aanmerking komt voor iedere in artikel 5, lid 2, genoemde vergoeding die werd toegekend aan de fuserende instellingen. Alle reserves die de fuserende instellingen aanhouden gedurende de reserveperiode waarin de fusie van kracht wordt, worden bij elkaar opgeteld voor het nakomen van de reserveverplichtingen van de overnemende instelling.

2. Vanaf de reserveperiode volgend op de reserveperiode waarin de fusie van kracht wordt, wordt aan de overnemende instelling slechts één in artikel 5, lid 2, genoemde vergoeding toegekend. Voor de reserveperiode volgend op de reserveperiode waarin de fusie van kracht wordt, worden de minimumreserves van de overnemende instelling berekend met behulp van een reservebasis, zijnde de samenvoeging van de reservebases van de fuserende instellingen en, indien van toepassing, van de overnemende instelling. De samen te voegen reservebases zijn die reservebases die voor deze reserveperiode van toepassing zouden zijn geweest indien de fusie niet zou zijn aangegaan. Voorzover voor ieder van de fuserende instellingen adequate statistische informatie verschaft dient te worden, worden de statistische rapportageverplichtingen van de fuserende instellingen door de overnemende instelling vervuld. Specifieke bepalingen, al naar gelang van de kenmerken van de bij de fusie betrokken instellingen, zijn vastgelegd in bijlage II van Verordening (EG) nr. 2423/2001 (ECB/2001/13).

3. Voor de reserveperiode waarin een splitsing van kracht wordt, vervullen de kredietinstellingen onder de verkrijgende instellingen de reserveverplichting van de instelling die aan de splitsing deelneemt. De aansprakelijkheid van elk van de verkrijgende kredietinstellingen is evenredig aan het aan elk van die kredietinstellingen toegewezen deel van de reservebasis van de instelling die aan de splitsing deelneemt. Reserves die werden aangehouden door de aan de splitsing deelnemende instelling tijdens de reserveperiode waarin de splitsing van kracht wordt, worden in dezelfde verhouding toegewezen aan de kredietinstellingen onder de verkrijgende instellingen. Voor de reserveperiode waarin de splitsing van kracht wordt, wordt de in artikel 5, lid 2, genoemde vergoeding toegekend aan elk van de kredietinstellingen onder de verkrijgende instellingen.

4. Vanaf de reserveperiode volgend op de reserveperiode waarin de splitsing van kracht wordt, en totdat de kredietinstellingen onder de verkrijgende instellingen hun respectieve reservebases hebben gerapporteerd overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2423/2001 (ECB/2001/13), houdt elk van de kredietinstellingen onder de verkrijgende instellingen, wellicht naast haar eigen minimumreserves, de minimumreserves aan, berekend op basis van het aan de desbetreffende verkrijgende instelling toegewezen deel van de reservebasis van de instelling die aan de splitsing deelneemt. Vanaf de reserveperiode volgend op de reserveperiode waarin de splitsing van kracht wordt, wordt aan elke kredietinstelling onder de verkrijgende instellingen één in artikel 5, lid 2, genoemde vergoeding toegekend.

Artikel 14

Overgangsbepalingen

1. De reserveperiode die begint op 24 januari 2004, eindigt op 9 maart 2004.

2. De minimumreserves voor deze overgangsreserveperiode worden berekend met behulp van de reservebasis op 31 december 2003. De reservebasis op 30 september 2003 wordt gebruikt voor instellingen die op kwartaalbasis rapporteren.

3. De procedures voor de berekening, kennisgeving, bevestiging, herziening en instemming uiteengezet in artikel 5, lid 3, lid 4 en lid 6, van Verordening (EG) nr. 2818/98 (ECB/1998/15) zijn van toepassing op deze overgangsreserveperiode.

Artikel 15

Slotbepalingen

1. Deze verordening treedt in werking op 24 januari 2004, met uitzondering van artikel 5, lid 3 en lid 5, dat op 10 maart 2004 in werking treedt.

2. Verordening (EG) nr. 2818/98 (ECB/1998/15) inzake de toepassing van reserveverplichtingen wordt op 23 januari 2004 ingetrokken, met uitzondering van artikel 5, lid 3, lid 4 en lid 6, dat op 9 maart 2004 wordt ingetrokken.

3. Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar deze verordening.

Gedaan te Frankfurt am Main, 12 september 2003.

Namens de Raad van bestuur van de ECB

Willem F. Duisenberg

(1) PB L 318 van 27.11.1998, blz. 1.

(2) PB L 24 van 26.1.2002, blz. 1.

(3) PB L 318 van 27.11.1998, blz. 4.

(4) PB L 356 van 30.12.1998, blz. 1.

(5) Verordening (EG) nr. 1921/2000 van de Europese Centrale Bank van 31 augustus 2000 houdende wijzigingen op Verordening (EG) nr. 2818/98 van de Europese Centrale Bank inzake de toepassing van reserveverplichtingen (ECB/1998/15) en houdende wijzigingen op Verordening (EG) nr. 2819/98 van de Europese Centrale Bank met betrekking tot de geconsolideerde balans van de sector monetaire financiële instellingen (ECB/1998/16) (ECB/2000/8) (PB L 229 van 9.9.2000, blz. 34).

(6) Verordening (EG) nr. 690/2002 van de Europese Centrale Bank van 18 april 2002 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2818/98 (ECB/1998/15) inzake de toepassing van reserveverplichtingen (ECB/2002/3) (PB L 106 van 23.4.2002, blz. 9).

(7) PB L 318 van 27.11.1998, blz. 8.

(8) PB L 126 van 26.5.2000, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 2000/28/EG (PB L 275 van 27.10.2000, blz. 37).

(9) PB L 333 van 17.12.2001, blz. 1.

Top