Zoekopties
Home Media Explainers Onderzoek & publicaties Statistieken Monetair beleid De euro Betalingsverkeer & markten Werken bij de ECB
Suggesties
Sorteren op

Inleidende opmerkingen voor de Tweede Kamer der Staten-Generaal in Nederland

Inleidende opmerkingen door Mario Draghi, President van de ECB, voor de Tweede Kamer der Staten-Generaal in Nederland, Den Haag, 10 mei 2017

Voorzitter,

Geachte leden van het Parlement,

Dit jaar vieren wij de 60ste en 25ste verjaardag van de Verdragen van Rome en Maastricht. Ondanks de vele uitdagingen waarvoor wij als Europeanen staan, dienen wij nooit te vergeten welke aanzienlijke successen de Europese integratie heeft opgeleverd: vrede, veiligheid en voorspoed. Het feit dat het Verdrag dat aan de wieg van de euro stond, in dit land werd ondertekend, staat symbool voor de langdurige rol van Nederland in de voorhoede van dit Europese project.

Het is mij daarom dan ook een eer dat ik ben uitgenodigd om hier in het Nederlandse parlement te spreken. Vandaag wil ik van de gelegenheid gebruik maken om inzicht te geven in de beslissingen van de ECB en uw opvattingen te vernemen.

Het is belangrijk dat de ECB rechtstreeks contact zoekt met de burgers van het eurogebied en hun vertegenwoordigers om uit te leggen hoe wij ons mandaat vervullen. De EU-Verdragen hebben op democratische wijze de ECB als hoofddoel gegeven het handhaven van prijsstabiliteit in het eurogebied als geheel. Dit doel verbindt mijn collega's en mij in de Raad van Bestuur van de ECB, waar onze beslissingen de uitkomst zijn van collegiaal debat. En over onze beslissingen leggen wij verantwoording af aan alle burgers, via hun vertegenwoordigers in het Europees Parlement.

In mijn opmerkingen hier vandaag wil ik graag op drie punten iets uitgebreider ingaan.

Ten eerste wil ik u laten zien hoe een zeer ernstige "double dip"-crisis de ECB noodzaakte onconventionele instrumenten in te zetten om prijsstabiliteit te waarborgen. En onze maatregelen zijn effectief gebleken: de binnenkomende gegevens bevestigen dat het conjuncturele herstel van de economie van het eurogebied steeds steviger wordt en dat de neerwaartse risico's verder zijn afgenomen.

Ten tweede wil ik hier ingaan op de mogelijke neveneffecten van deze maatregelen. Ik zal kijken naar de verschillende en in het huidige debat nog wel eens over het hoofd geziene manieren waarop ons monetair beleid van invloed is op de financiën en welvaart van mensen.

Daarna zal ik, ten slotte, in grote lijnen uiteenzetten waarom de ECB niet de enige partij kan zijn die aan het herstel bijdraagt. Om een duurzaam herstel te waarborgen, is ander economisch, financieel en begrotingsbeleid van essentieel belang.

Herstel van de crisis: de rol van het monetair beleid

Laat ik beginnen met in herinnering te roepen wat ons uitgangspunt was. De zogenoemde Grote Recessie resulteerde in een lange periode van lage inflatie en lage groei.

Het eurogebied had specifiek te maken met twee onderling verbonden en opeenvolgende crises – een financiële crisis in 2008 en een staatsschuldencrisis die in 2011 opkwam en de opleving de kop indrukte. Naarmate de externe omgeving onzekerder werd, verloor het herstel, dat medio 2013 inzette, in de zomer van 2014 aan kracht. Begin 2014 kromp de kredietgroei in een tempo op jaarbasis van meer dan 3%, terwijl de algehele economische groei stokte. Sinds begin 2013 was de inflatie steeds verder weggedreven van het streefcijfer van de ECB van onder maar dicht bij 2% op de middellange termijn, en bereikte niveaus onder 1%. Zonder maatregelen om dit tegen te gaan, zou deze lage inflatie kunnen zijn omgeslagen in een deflatoire spiraal die de problemen van onze economieën aanzienlijk zou hebben verergerd.

Het was tegen deze macro-economische achtergrond dat de ECB vastbesloten beleidsactie ondernam om in het eurogebied als geheel de prijsstabiliteit te handhaven, in overeenstemming met haar mandaat.

In normale tijden verhogen centrale banken, als de inflatie zich boven hun doelstelling bevindt, de basisrentetarieven om de inflatie te beteugelen. Wanneer de inflatie zich onder het gehanteerde doelstellingsniveau bevindt, verlagen zij de basisrentetarieven om de economische bedrijvigheid te stimuleren en een stijging van de inflatie te bewerkstelligen. Aan het begin van 2014 was de depositorente echter al tot nul verlaagd. Tegelijkertijd hinderde de financiële fragmentatie in het eurogebied de transmissie van ons beleid, aangezien onze monetairbeleidsstimulans niet in gelijke mate in de landen, noch op adequate wijze langs de rendementscurve, doorwerkte. En dus, om aanvullende monetaire accommodatie te bieden en steun te geven aan het herstel van de kredietverstrekking, gebruikte de ECB een scala van buitengewone maatregelen om haar inflatiedoelstelling te verwezenlijken. Deze maatregelen omvatten een negatief rentetarief voor de depositofaciliteit, gerichte langerlopende herfinancieringstransacties, "forward guidance" (het geven van indicaties omtrent het toekomstige rentebeleid) en aankopen van activa. De netto-aankopen van deze activa bedragen momenteel €60 miljard per maand, en het is de bedoeling dat deze zullen doorlopen tot eind december 2017 of zo nodig langer. Deze maatregelen beogen de korte en de langere rente, de activaprijzen en kredietvolumes te beïnvloeden, om op die manier de economische groei te bevorderen en de prijsstabiliteit te ondersteunen. De door de ECB ondernomen actie was niet uniek. De centrale banken in de Verenigde Staten, Japan en het Verenigd Koninkrijk maakten eveneens gebruik van activa-aankopen, terwijl de centrale banken van bijvoorbeeld Zweden en Zwitserland de basisrentetarieven tot onder nul verlaagden.

Onze maatregelen zijn zeer effectief geweest: zij hebben geleid tot zeer gunstige financieringscondities. Sinds medio 2014 zijn de rentetarieven op bankleningen aan zowel bedrijven als huishoudens met meer dan 100 basispunten gedaald. En wij zijn getuige geweest van een duidelijke convergentie van de leenvoorwaarden zowel tussen de landen van het eurogebied als tussen alle typen kredietnemers.

Deze gunstige financieringscondities hebben op hun beurt het economisch herstel ondersteund. De laatste vijftien opeenvolgende kwartalen ligt de bbp-groei op kwartaalbasis van het eurogebied consequent tussen 0,3% en 0,8%. In 2016 groeide het bbp per hoofd van de bevolking in het eurogebied sneller dan in enige andere grote geavanceerde economie. De afgelopen drie jaar zijn vier en een half miljoen banen gecreëerd. En de werkloosheid in het eurogebied is op haar laagste punt sinds mei 2009.

Ons monetair beleid is erin geslaagd de inflatieverwachtingen te stabiliseren. In onze door medewerkers van de ECB opgestelde macro-economische projecties voor het eurogebied van maart, zijn de vooruitzichten voor de totale HICP-inflatie opwaarts bijgesteld, voor 2017 aanzienlijk en voor 2018 licht, terwijl ze voor 2019 onveranderd zijn gebleven. Deze projecties voorzien een HICP-inflatie op jaarbasis van 1,7% in 2017, 1,6% in 2018 en 1,7% in 2019. De door medewerkers opgestelde projecties zijn afhankelijk van de volledige tenuitvoerlegging van al onze monetairbeleidsmaatregelen.

Net als we gezien hebben op het niveau van het eurogebied, is de economische groei in Nederland ook krachtiger geworden. Het bbp is in 2016 met 2,2% gegroeid, aangedreven door een sterke binnenlandse vraag dankzij een verbeterend vertrouwen onder ondernemers en consumenten en positieve effecten bij vermogens en reële inkomens. Daarnaast is de werkloosheid gestaag gedaald, naar 5,1% in maart 2017, en Nederland heeft nu meer banen dan vóór de crisis. Ondersteund door lage rentetarieven en een sterker wordend herstel, bereikte de Nederlandse overheid vorig jaar een begrotingsoverschot van €2,9 miljard, haar eerste overschot sinds 2008. En Nederland, als een op uitvoer gericht land, profiteert momenteel van het herstel in andere landen van het eurogebied, vooral omdat de groei van de wereldhandel zwakjes blijft.

De neveneffecten van ons beleid

Ik ben mij ervan bewust dat dit zeer accommoderende financieringsklimaat heeft geleid tot enige bezorgdheid, ook in deze Kamer. Monetairbeleidsmaatregelen hebben altijd neveneffecten. Tot dusverre zijn de mogelijke negatieve neveneffecten beperkt gebleven. Wij volgen deze diverse effecten nauwlettend, en houden daarbij rekening met ons prijsstabiliteitsmandaat.

Om de algehele impact van onze maatregelen op de burger vast te kunnen stellen, is het belangrijk verschil te maken tussen de diverse manieren waarop zij van invloed zijn op economische partijen, zoals huishoudens, pensioenfondsen en banken.

Laat ik beginnen met de huishoudens. Een accommoderend monetair beleid betekent dat huishoudens nominaal minder rendement maken op hun spaargelden. Een accommoderend monetair beleid ondersteunt echter het economisch herstel, en dit stimuleert op zijn beurt de werkgelegenheid, de inkomens, het rendement op beleggingen en de belastingopbrengsten. Het is derhalve gunstig voor huishoudens in hun hoedanigheid van werknemers, ondernemers, beleggers, kredietopnemers en belastingbetalers.

Zo zijn er ook diverse kanalen waarlangs ons beleid pensioenstelsels raakt. Ja, het is waar dat lagere rentetarieven de contante waarde van de toekomstige verplichtingen van pensioenregelingen verhogen. De passivazijde van pensioenregelingen vormt echter slechts één deel van de vergelijking. Wat aan de activazijde gebeurt, is ook belangrijk. En ons monetair beleid heeft een gunstige uitwerking gehad op dit deel van de vergelijking, aangezien de waarde van de beleggingsportefeuilles is gestegen. Laten we ook niet vergeten dat ons monetair beleid pensioenstelsels indirect helpt door steun te geven aan de groei van de werkgelegenheid en op die manier aan de ingelegde pensioenpremies. In elk geval moeten uiteindelijk solide governancestructuren en langetermijnstrategieën de financiële gezondheid van pensioenstelsels waarborgen.

Op soortgelijke wijze kan het monetair beleid ook via diverse kanalen van invloed zijn op de winstgevendheid van banken. Naar ons oordeel compenseren deze effecten over het geheel genomen elkaar tot dusverre grotendeels. De lage rente kan de winsten van banken drukken door het verkleinen van de nettorentemarges. Maar tegelijkertijd ondersteunt het accommoderende beleid het herstel, waardoor betalingsachterstanden en wanbetalingen, ook bij hypotheekleningen, worden verminderd. De verbeterde kredietkwaliteit in combinatie met hogere kredietvolumes en een verbeterde marktwaarde van activa, ondersteunt de winstgevendheid van banken. Sommige banken kunnen uiteraard, afhankelijk van de sterkte van hun balans, meer worden geraakt dan andere. Ook banken die te maken hebben met structureel hoge kosten/baten-ratio's of met beperkte diversificatie van inkomstenbronnen, zullen wellicht hun bedrijfsmodel moeten omvormen ongeacht het klimaat van lage rentetarieven.

Laat ik, ten slotte, ook iets zeggen over de risico's van oververhitting in sommige segmenten van de financiële markten. Wij zien op dit moment geen overtuigend bewijs van overdreven waarderingen van activa op het niveau van het eurogebied, maar we zien wel dat de dynamiek op de onroerendgoedmarkt of de hoge schuldniveaus bij huishoudens in enkele landen een indicatie vormen van het risico van toenemende onevenwichtigheden. Dergelijke risico's bestaan ook in Nederland: zij houden verband met de aanhoudend zeer hoge schuldenlast van huishoudens en het lage niveau van zekerheidsstelling bij hypotheekleningen. Om deze reden delen wij de bezorgdheid die tot uiting komt in de in november 2016 door het Europees Comité voor Systeemrisico's gedane waarschuwing en vinden wij dat er aanleiding is om mitigerende maatregelen te nemen. In dit verband is het wel zo dat monetair beleid niet het geschikte instrument is om lokale en sectorale financiële risico's aan te pakken. Gericht macroprudentieel beleid, dat kan worden toegesneden op lokale en sectorale omstandigheden, vormt veel meer het juiste antwoord.[1]

De weg vooruit

Tegen de achtergrond van een herstel dat steeds steviger wordt, wegen de voordelen van ons beleid duidelijk zwaarder dan de mogelijke neveneffecten. Mede dankzij de doorwerking van ons monetair beleid is er nu steeds meer bewijs voorhanden dat de economische groei sterker en breder gedragen wordt. De binnenkomende gegevens bevestigen dat het conjuncturele herstel van de economie van het eurogebied steeds steviger wordt en dat de neerwaartse risico's verder zijn afgenomen.

Het is desalniettemin nog te vroeg om van succes te spreken. De onderliggende inflatiedruk blijft gematigd en moet nog steeds een overtuigende opwaartse trend laten zien. De binnenlandse aandrijvers van inflatie, de lonen, reageren nog niet op het herstel en de kleiner wordende output gap. Het blijft nodig de huidige zeer aanzienlijke mate van monetaire accommodatie te handhaven om de onderliggende inflatiedruk te laten toenemen zodat deze de totale inflatie op de middellange termijn ondersteunt.

Naast de bijdrage van het monetair beleid, hebben wij ook maatregelen nodig om de erfenis van de crisis aan te pakken, de potentiële groei te verhogen en ons economisch ecosysteem te verbeteren om zo de bestendigheid tegen toekomstige schokken te verstevigen.

Dit vraagt om actie op het niveau van de lidstaten. Ambitieuze landspecifieke structurele hervormingen zijn nodig om de productiviteit te verhogen, economieën schokbestendiger te maken en hardnekkige kwetsbaarheden aan te pakken, waaronder die welke zijn overgebleven uit de crisis. En de lidstaten dienen verstandig begrotingsbeleid te voeren om buffers voor moeilijke tijden op te bouwen. Nationale parlementen kunnen een centrale rol spelen bij het ondersteunen van dergelijke inspanningen. Ons accommoderende monetair beleid verschaft de mogelijkheid dergelijk beleid te voeren, bijvoorbeeld door sommige van de kortetermijnkosten van structurele hervormingen te verlichten en het makkelijker te maken dat de voordelen ervan sneller werkelijkheid worden[2].

Maar op Europees niveau is ook actie nodig. De crisis heeft aanzienlijke kwetsbaarheden blootgelegd, niet alleen op lidstaatniveau maar ook in het economisch bestuur van de Economische en Monetaire Unie. Sommige van deze kwetsbaarheden zouden al kunnen worden aangepakt door toepassing van de gemeenschappelijke regels die we met z'n allen zijn overeengekomen. Andere kwetsbaarheden dienen echter te worden aangepakt door ons bestuur te verbeteren. Hoe? De Bankenunie dient te worden voltooid door gelijke voortgang te boeken met zowel risicovermindering als risicodeling. Dit omvat het goedkeuren van het door de Europese Commissie voorgestelde risicoverminderingspakket waarin, onder meer, enkele van de resterende Bazel III-hervormingen ten uitvoering worden gelegd en de prudentiële regels in de bankensector verder worden versterkt. Tegelijkertijd dienen wij een Europees depositogarantiestelsel en een gemeenschappelijke achtervang voor het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds in te voeren. Ambitieuze voortgang naar een volwaardige kapitaalmarktunie zou eveneens leiden tot effectievere kanalen voor private risicodeling in het eurogebied en de noodzaak van begrotingsstabilisatie verminderen. In het "Five Presidents' Report"[3] wordt ook benadrukt dat het noodzakelijk is onze unie vanuit economisch, begrotings- en legitimiteitsperspectief te versterken. En in een wereld waarin de verleiding tot protectionisme en bescherming bestaat, is het voltooien van de Economische en Monetaire Unie misschien wel dringender dan ooit tevoren.

Conclusie

Laat ik afronden.

Het eurogebied heeft de afgelopen jaren zeker te maken gehad met een groot aantal uitdagingen. Maar de situatie is duidelijk aan het verbeteren. In het eurogebied heeft het economisch herstel zich ontwikkeld van broos en ongelijk tot een sterker wordende en breed gedragen opleving. De monetairbeleidsmaatregelen van de ECB hebben aan dit herstel steun gegeven.

Wij hebben vier criteria opgesteld ter bevestiging van een aanhoudende aanpassing in het beloop van de inflatie in overeenstemming met onze definitie van prijsstabiliteit op de middellange termijn die een vermindering van de huidige mate van monetairbeleidsaccommodatie zou rechtvaardigen. Ten eerste, dat de totale inflatie een beloop kent naar een niveau onder maar dicht bij 2% op een zinvolle middellange termijn; ten tweede, dat de inflatie duurzaam is en zich met voldoende overtuiging rond dit niveau zal stabiliseren; ten derde, dat de inflatie op eigen benen staat, dat wil zeggen dat haar ontwikkeling voortzet zelfs wanneer de steun vanuit het monetair beleid afneemt. En, ten slotte, de relevante maatstaf is in elk geval de inflatie in het eurogebied, niet het inflatiecijfer in alle individuele landen.

Om echter ten volle de vruchten van onze monetairbeleidsmaatregelen te kunnen plukken, moet op andere beleidsterreinen een veel vastbeslotener bijdrage aan de versterking van de economische groei worden geleverd. Dit hangt af van het door de lidstaten gevoerde beleid, waarbij nationale parlementen een sleutelrol kunnen spelen. Maar dit hangt tevens af van ons collectieve vermogen de architectuur van de Economische en Monetaire Unie verder te verstevigen op een manier die de onderlinge afhankelijkheid tussen de economieën van het eurogebied ten volle weerspiegelt. Het voeren van dergelijk beleid zal zorgen voor hogere groei.

Ik sta nu tot uw beschikking voor vragen.

  1. [1]Zie het persbericht van de ECB van 15 december 2016

  2. [2] Zie Structurele hervormingen, inflatie en monetair beleid, inleidende toespraak door Mario Draghi, President van de ECB, ECB Forum on Central Banking, Sintra, 22 mei 2015.

  3. [3] De Nederlandse vertaling van het "Five Presidents' Report", De voltooiing van Europa's Economische en Monetaire Unie

CONTACT

Europese Centrale Bank

Directoraat-generaal Communicatie

Reproductie is alleen toegestaan met bronvermelding.

Contactpersonen voor de media