European Central Bank - eurosystem
Zoekopties
Home Media Explainers Onderzoek & publicaties Statistieken Monetair beleid De euro Betalingsverkeer & markten Werken bij de ECB
Suggesties
Sorteren op

Corporate governance

De corporate governance van de ECB omvat, naast de besluitvormingsorganen, het Auditcomité en een aantal niveaus van externe controle en interne beheersing.

Auditcomité

Om de corporate governance van de ECB en het Eurosysteem verder te versterken is het Auditcomité opgericht. Dit hooggeplaatste comité ondersteunt de Raad van Bestuur bij zijn verantwoordelijkheden met betrekking tot:

  1. de integriteit van financiële informatie
  2. het toezicht op interne beheersingsmaatregelen
  3. de naleving van geldende wetten, verordeningen en gedragscodes
  4. de uitvoering van auditfuncties.

In het mandaat van het Auditcomité worden de taken van het comité uitgebreider beschreven. Het Auditcomité bestaat uit voorzitter Yannis Stournaras en vier andere leden: Luis de Guindos, Pervenche Berès, Ardo Hansson en Klaas Knot.

Het Comité van interne auditors

Overeenkomstig het Audithandvest van het Eurosysteem/ESCB en het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme (SSM) (uitsluitend in het Engels beschikbaar) levert het Comité van interne auditors een bijdrage aan het realiseren van de doelstellingen van het Eurosysteem/Europees Stelsel van centrale banken (ESCB) en het SSM door op onafhankelijke en objectieve wijze audit- en adviesdiensten te verlenen. Deze diensten zijn bedoeld om toegevoegde waarde te leveren en de taakvervulling van het Eurosysteem/ESCB en het SSM te ondersteunen.

Het Comité van interne auditors brengt verslag uit aan de besluitvormende organen van de ECB en is verantwoordelijk voor het opstellen en uitvoeren van het auditplan van het Eurosysteem/ESCB en van het SSM. Daarnaast stelt het gemeenschappelijke standaarden vast voor de auditwerkzaamheden binnen het Eurosysteem/ESCB en het SSM.

Externe controle

De Statuten van het ESCB voorzien in twee lagen:

  • de externe accountants
  • de Europese Rekenkamer

De externe accountants controleren de jaarrekening van de ECB (Artikel 27.1 van de Statuten van het ESCB). De Europese Rekenkamer waakt over de doelmatigheid van het operationeel beheer van de ECB (Artikel 27.2).

Good practices voor de selectie en het mandaat van externe accountants als bedoeld in artikel 27.1 van de Statuten van het ESCB en van de ECB, zoals goedgekeurd door de Raad van Bestuur van de ECB, 10 maart 2017

De controleverklaring van de externe accountant wordt opgenomen in het Jaarverslag van de ECB.

De verslagen van de Europese Rekenkamer en de antwoorden van de ECB daarop zijn beschikbaar op de pagina Controleverslagen, analyses en adviezen van de website van de Europese Rekenkamer.

Interne beheersing

Interne Audit

Het directoraat Interne Audit valt rechtstreeks onder de verantwoordelijkheid van de directie van de ECB. Het mandaat van het directoraat Interne Audit is vastgelegd in het door de ECB-directie goedgekeurde Audithandvest van de ECB.

Dit handvest berust op internationaal geldende beroepsnormen, in het bijzonder die van het Institute of Internal Auditors. 

Interne beheersingsstructuur

De directie is eindverantwoordelijk voor het toezicht op het risicomanagement van de ECB.

Verder berust de interne beheersingsstructuur van de ECB op een functionele drietrapsbenadering. Elke organisatie-eenheid (sectie, afdeling, directoraat of directoraat-generaal) is in eerste instantie verantwoordelijk voor het eigen risicomanagement, evenals voor de doeltreffendheid en doelmatigheid van de eigen activiteiten.

Het management van operationele risico's en van financiële risico's en het Bureau Naleving en Governance fungeren als tweede beheersingsniveau. Ze versterken en ondersteunen het stelsel van checks en balances in de organisatie.

De interne auditfunctie van de ECB vormt het derde beheersingsniveau. Ze geeft onafhankelijk en objectief advies en wil daarmee toegevoegde waarde leveren en de activiteiten van de ECB verbeteren. Zoals hiervoor beschreven, speelt daarnaast het Auditcomité van de ECB een rol bij het verder versterken van de beheersing en corporate governance.

Ethisch kader

Als instelling van de Europese Unie zijn de ECB taken toevertrouwd die het algemeen belang dienen. Het ethisch kader van de ECB geeft ethische regels en grondbeginselen om ervoor te zorgen dat bij haar taakvervulling een hoge mate van integriteit, deskundigheid, doelmatigheid en transparantie in acht wordt genomen. De naleving van deze beginselen is zeer belangrijk voor de geloofwaardigheid van de ECB en voor het vertrouwen in haar management en activiteiten.

Het ethisch kader van de ECB voor medewerkers, dat is opgenomen in het personeelsreglement, is op 3 december 2014 aangepast naar aanleiding van de oprichting van het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme (SSM). Het herziene kader is op 1 januari 2015 ingegaan; de gedragscode voor de leden van de Raad van Toezicht van de ECB werd op hetzelfde moment vastgesteld.

De gedragscode voor alle beleidsmakers en hoge functionarissen van de ECB trad op 1 januari 2019 in werking. In januari 2023 is een bijgewerkte versie met aangepaste regels over particuliere financiële transacties van kracht geworden.

Toepassing van het ethisch kader

Na de oprichting van het SSM is governance voor de ECB een nog belangrijker onderwerp geworden. Om een passende en consistente toepassing van het ethisch kader te waarborgen en de corporate governance van de ECB te verbeteren, heeft de Raad van Bestuur op 17 december 2014 besloten een Ethisch Comité op te richten. Dit comité heeft de verantwoordelijkheden op zich genomen die overeenkomstig de gedragscode voor de leden van de Raad van Bestuur waren toegewezen aan de ethisch adviseur. Daarnaast draagt het de verantwoordelijkheden die overeenkomstig de aanvullende code met ethische criteria voor de directieleden aan de ethisch functionaris waren toegekend.

Als hoofdtaak adviseert het Ethisch Comité de leden van de besluitvormingsorganen van de ECB op individueel verzoek bij ethische vragen.

Besluit van de ECB betreffende het instellen van een Ethisch comité en zijn reglement van orde (ECB/2014/59)

In overeenstemming met haar verplichting ervoor te zorgen dat de ECB bij haar activiteiten de integriteitsbeginselen volgt en de hoogste ethische normen in acht neemt, heeft de directie ook een Bureau Naleving en Governance opgericht. Het Bureau Naleving en Governance ving zijn werkzaamheden aan op de dag waarop het herziene personeelsreglement van de ECB in werking trad. Het voert onder meer de taken uit die voorheen door de ethisch functionaris tegenover het personeel werden vervuld.

Het Bureau Naleving en Governance vormt een belangrijke onafhankelijke beheersingsfunctie en versterkt daarmee het governancekader van de ECB. Het ondersteunt de directie bij de bescherming van de integriteit en reputatie van de ECB, onder meer door te stimuleren dat medewerkers zich ethisch gedragen en door bij te dragen aan de verantwoording door en transparantie van de ECB.

Begrotingsbevoegdheid

De begrotingsbevoegdheid van de ECB ligt bij de Raad van Bestuur. De Raad stelt de begroting van de ECB vast op basis van een begrotingsvoorstel van de directie. Verder wordt de Raad van Bestuur met betrekking tot de begroting van de ECB bijgestaan door het begrotingscomité.

Functionaris voor gegevensbescherming

De functionaris voor gegevensbescherming (data protection officer – DPO) ziet erop toe dat de bepalingen van Verordening (EU) 2018/1725 bij de ECB worden toegepast en adviseert verwerkers van persoonsgegevens en verwerkingsverantwoordelijken bij de vervulling van hun verplichtingen. De DPO rapporteert aan de directie en vervult zijn/haar taken en verantwoordelijkheden onafhankelijk. De taken en bevoegdheden van de DPO worden nader omschreven in Besluit (EU) 2020/655.

Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG, PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39-98

Besluit (EU) 2020/655 van de Europese Centrale Bank van 5 mei 2020 houdende de vaststelling van uitvoeringsvoorschriften betreffende gegevensbescherming bij de Europese Centrale Bank en tot intrekking van Besluit ECB/2007/1 (ECB/2020/28), PB L 152 van 15.5.2020, blz. 13-20

Fraudebestrijding binnen de ECB en regels voor OLAF-onderzoeken

Fraudebestrijdingsmaatregelen in de EU

In 1999 hebben het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie Verordening (EG) Nr. 1073/1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (de zogenoemde OLAF-verordening) vastgesteld om de strijd op te voeren tegen fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten die de financiële belangen van de Gemeenschappen schaden. Deze verordening voorziet voornamelijk in de mogelijkheid van intern onderzoek door OLAF naar vermoedelijke fraude binnen EU-instellingen, -lichamen, -organen en -agentschappen.

Fraudebestrijdingsmaatregelen in de ECB

Besluit van de ECB over de voorschriften die van toepassing zijn op OLAF-onderzoeken – Op 3 juni 2004 heeft de Raad van Bestuur van de Europese Centrale Bank een besluit vastgesteld betreffende de voorwaarden voor en de wijze van uitvoering van onderzoeken binnen de Europese Centrale Bank, door het Europees Bureau voor fraudebestrijding, op het gebied van de bestrijding van fraude, corruptie en elke andere onwettige activiteit waardoor de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen worden geschaad en tot wijziging van de arbeidsvoorwaarden voor het personeel van de Europese Centrale Bank (ECB/2004/11). Dit besluit is op 1 juli 2004 in werking getreden. Het besluit werd aangevuld met de Administratieve regelingen tussen de Europese Centrale Bank en het Europees Bureau voor fraudebestrijding (uitsluitend in het Engels beschikbaar), ondertekend op 16 juni 2016, ter verbetering van de samenwerking tussen de ECB en OLAF.

Eerdere maatregelen van de ECB ter bestrijding van fraude

Hoewel de Raad van Bestuur de noodzaak van krachtige fraudepreventiemaatregelen had aanvaard, was hij van mening dat de onafhankelijke positie en statutaire taken van de ECB niet verenigbaar waren met de toepassing van de OLAF-verordening op de ECB. Op 7 oktober 1999 stelde de Raad van Bestuur dan ook een eigen besluit betreffende de preventie van fraude vast (ECB/1999/5). Dit besluit voorzag in het opzetten van een uitgebreide fraudebestrijdingsregeling onder de uiteindelijke controle van een onafhankelijk Comité voor fraudebestrijding.

De Europese Commissie, daarbij ondersteund door het Koninkrijk der Nederlanden, het Europees Parlement en de Raad van de EU, vocht dit besluit aan bij het Europees Hof van Justitie (Zaak C-11/00). Op 10 juli 2003 heeft het Europese Hof van Justitie uitspraak gedaan, waarbij Besluit ECB/1999/5 nietig is verklaard.

Het arrest van het Hof plaatste de ECB onomwonden ‘binnen het kader van de Gemeenschap’. Tegelijkertijd stelde het Hof dat het de bedoeling van de wetgever was geweest te waarborgen dat de ECB de haar opgedragen taken onafhankelijk kon uitvoeren. Het Hof oordeelde echter dat deze onafhankelijkheid niet tot gevolg heeft dat de ECB geheel gescheiden is van de Gemeenschap en vrijgesteld is van elke regel van het gemeenschapsrecht. Dit stemt overeen met de door de ECB gevolgde benadering. De toepassing van de OLAF-verordening dient de onafhankelijke uitvoering van de taken van de ECB niet te belemmeren.

Tijdens zijn functioneringsperiode heeft het Comité voor fraudebestrijding van de Europese Centrale Bank de volgende jaarverslagen vastgesteld:

ZIE OOK

Meer informatie over verwante onderwerpen

Publicaties

Jaarverslag

Alle pagina's in dit deel