EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32015D0043(01)

Besluit (EU) 2015/2332 van de Europese Centrale Bank van 4 december 2015 betreffende het procedurele kader voor de goedkeuring van de euromuntenuitgifteomvang (ECB/2015/43)

OJ L 328, 12.12.2015, p. 123–125 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 01/01/2018

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2015/2332/oj

12.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 328/123


BESLUIT (EU) 2015/2332 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 4 december 2015

betreffende het procedurele kader voor de goedkeuring van de euromuntenuitgifteomvang (ECB/2015/43)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, met name het eerste streepje van artikel 128, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De lidstaten die de euro als munt hebben (hierna de „de eurogebiedlidstaten”), kunnen euromunten uitgeven na goedkeuring door de Europese Centrale Bank (ECB) van de uitgifteomvang.

(2)

Indien een derogatie ten gunste van een lidstaat wordt ingetrokken, moet die lidstaat het recht hebben deel te nemen aan de goedkeuringsprocedure in het jaar voorafgaand aan de omschakeling naar de chartale euro, zodat die lidstaat zijn recht kan uitoefenen euromunten uit te geven met ingang van de dag waarop die lidstaat een eurogebiedlidstaat wordt.

(3)

Zoals artikel 5, lid 4 van Verordening (EU) nr. 651/2012 van het Europees Parlement en de Raad (1) vereist, moeten de uitgiften van munten voor verzamelaars worden verantwoord op basis van de geaggregeerde door de Europese Centrale Bank goed te keuren muntenuitgifteomvang.

(4)

Regels met betrekking tot het procedurele kader voor de goedkeuring van de muntenuitgifteomvang moeten worden opgesteld.

(5)

Ter verkrijging van de goedkeuring van de ECB moeten de eurogebiedlidstaten goedkeuringsverzoeken indienen bij de ECB.

(6)

Enerzijds kunnen muntenvraagschattingsmethodologieën in de eurogebiedlidstaten tot op zekere hoogte verschillen, anderzijds heeft de ECB een minimuminformatieniveau nodig ter verificatie van de vraag betreffende de muntenuitgifteomvang waarvoor goedkeuring wordt verzocht.

(7)

De goedgekeurde muntenuitgifteomvang mag niet worden overschreden zonder de voorafgaande goedkeuring van de ECB.

(8)

Om de eurogebiedlidstaten voldoende tijd te gunnen voor de samenstelling van de verlangde gegevens, moet dit besluit pas met ingang van 1 januari 2016 in werking treden,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Definities

Binnen het kader van dit besluit gelden de volgende definities:

1)   „circulatiemunten” en „herdenkingsmunten”: hebben dezelfde betekenis als in artikel 2 van Verordening (EU) nr. 729/2014 van de Raad (2);

2)   „munten voor verzamelaars”: heeft dezelfde betekenis als in artikel 1 van Verordening (EU) nr. 651/2012;

3)   „muntenuitgifteomvang”: in termen van nominale waarde betreft dit het nettoverschil tussen de cumulatieve omvang van door een eurogebiedlidstaat uitgegeven euromunten en de cumulatieve omvang van gedurende het betrokken kalenderjaar aan die eurogebiedlidstaat geretourneerde euromunten.

Artikel 2

Jaarlijks goedkeuringsverzoek

1.   Elke eurogebiedlidstaat dient jaarlijks bij de ECB een goedkeuringsverzoek in betreffende de aan die lidstaat in het volgende jaar toe te rekenen muntenuitgifteomvang. Het verzoek wordt uiterlijk ingediend op 30 september van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor het verzoek ingediend wordt.

2.   Het verzoek is gebaseerd op de geschatte muntvraag in de verzoekende eurogebiedlidstaat en onderscheidt tussen circulatiemunten en munten voor verzamelaars. Elk verzoek omvat een algemene uitleg van de gebruikte vraagschattingsmethodologie.

3.   Voor circulatiemunten mag de verzochte omvang een de geschatte hoeveelheid overschrijdende hoeveelheid omvatten om een redelijke veiligheidsmarge te hebben.

4.   Voor circulatiemunten omvat het verzoek de volgende informatie:

a)

het circulatiecijfer per 30 juni van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor het verzoek ingediend wordt, of een alternatieve datum, welk cijfer wordt gebruikt om de muntvraag te schatten voor het jaar waarvoor het verzoek ingediend wordt, zulks overeenkomstig de door de verzoekende eurogebiedlidstaat gekozen methodologie;

b)

enige andere relevante gegevens vereist voor de beoordeling van het verzoek van de eurogebiedlidstaat, dat de verzoekende eurogebiedlidstaat overeenkomstig de door haar geselecteerde methodologie heeft ingediend.

c)

of en in hoeverre de verzochte omvang een in lid 3 bedoelde aanvullende hoeveelheid omvat, en

d)

de muntenuitgifteomvang waarvoor goedkeuring wordt verzocht.

5.   Met betrekking tot circulatiemunten te verstrekken aanvullende informatie kan worden opgenomen, indien beschikbaar en indien de verzoekende eurogebiedlidstaat die belangrijk acht om het goedkeuringsverzoek te onderbouwen:

a)

kernfactoren die de muntenvraag op nationaal niveau beïnvloeden;

b)

gedetailleerdere naar denominatie opgesplitste muntvraaginformatie, en

c)

of en in hoeverre de muntvraag uit andere eurogebiedlidstaten de muntvraag op nationaal niveau beïnvloedt.

6.   Voor munten voor verzamelaars omvat het verzoek de volgende informatie:

a)

gemeten op basis van de geaggregeerde nominale waarde, de globale uitgifteomvang van munten voor verzamelaars, waaronder een lijst van denominaties van de munten voor verzamelaars, en

b)

of het verzoek een veiligheidsmarge omvat om het hoofd te kunnen bieden aan thans onbekende gebeurtenissen die middels euromunten voor verzamelaars herdacht moeten worden.

7.   Indien tussen de Europese Unie en een staat of grondgebied die geen lidstaat van de Europese Unie is, een overeenkomst werd gesloten aangaande het recht van de staat of het grondgebied om de euro als zijn officiële munteenheid te gebruiken (hierna een „monetaire overeenkomst”), en die monetaire overeenkomst de staat of het grondgebied het recht verleent euromunten uit te geven, wordt de muntenuitgifteomvang van die staat of dat grondgebied toegevoegd aan het jaarlijkse verzoek van de in de monetaire overeenkomst genoemde eurogebiedlidstaat.

8.   Indien een derogatie ten gunste van een lidstaat wordt ingetrokken, verwerkt de ECB in het jaar voorafgaand aan de omschakeling naar de chartale euro een vrijwillig overeenkomstig de vereisten van dit artikel door die lidstaat ingediend verzoek voor de goedkeuring van de na de omschakeling naar de chartale euro aan die lidstaat toe te rekenen muntenuitgifteomvang.

9.   Voor het einde van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het jaar waarvoor de goedkeuringsverzoeken worden ingediend, stelt de Raad van bestuur een besluit vast betreffende de goedkeuring van de jaarlijkse muntenuitgifteomvang voor het eurogebied.

Artikel 3

Kennisgeving en ad-hocgoedkeuringsverzoek

1.   De door de ECB voor elke eurogebiedlidstaat in een kalenderjaar goedgekeurde muntenuitgifteomvang wordt zonder voorafgaande goedkeuring van de ECB gedurende dat kalenderjaar niet overschreden.

2.   Eurogebiedlidstaten monitoren de muntenvraag voortdurend. Indien de werkelijke euromuntenvraag in een eurogebiedlidstaat de voor dat kalenderjaar goedgekeurde muntenuitgifteomvang waarschijnlijk zal overschrijden, dan stelt die lidstaat de ECB daarvan onverwijld in kennis.

3.   De kennisgeving bevat de volgende informatie:

a)

de muntdenominatie of -denominaties waarvoor de vraag hoger is dan verwacht, en

b)

een gedetailleerde beschrijving van de kernfactoren die de onverwachte stijging van de muntenvraag veroorzaken.

4.   Binnen tien ECB-werkdagen, te rekenen vanaf de ontvangst van de kennisgeving, kan de ECB op operationeel niveau dat geen betrokkenheid van de besluitvormende ECB-organen vereist, de kennisgeving voorlopig beoordelen en niet-bindende instructies geven aan de kennisgevende eurogebiedlidstaat. Met name kan de ECB aanbevelen de aanvullende muntenuitgifteomvang te verhogen indien de genotificeerde hogere muntenvraag niet toereikend lijkt om aan de werkelijke vraag te voldoen, waardoor mogelijkerwijze de in lid 1 bedoelde verplichting wordt geschonden.

5.   Indien de gestegen muntenvraag aanhoudt na de in lid 4 bedoelde periode, dient de eurogebiedlidstaat bij de ECB onverwijld een ad-hocgoedkeuringsverzoek in voor een aanvullende muntenuitgifteomvang.

6.   Het ad-hocgoedkeuringsverzoek vermeldt de voorgestelde verhoging van de muntenuitgifteomvang en verschaft gedetailleerde informatie over de kernfactoren die de onverwachte stijging van de muntenvraag veroorzaken, die in het jaarlijkse goedkeuringsverzoek niet werd voorzien.

7.   De Raad van bestuur stelt een afzonderlijk besluit aangaande het ad-hocgoedkeuringsverzoek vast.

Artikel 4

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt op 1 januari 2016 in werking.

Artikel 5

Geadresseerden

Dit besluit is gericht tot de eurogebiedlidstaten.

Gedaan te Frankfurt am Main, 4 december 2015.

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  Verordening (EU) nr. 651/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de uitgifte van euromunten (PB L 201 van 27.7.2012, blz. 135).

(2)  Verordening (EU) nr. 729/2014 van de Raad van 24 juni 2014 over de denominaties en technische specificaties van voor circulatie bestemde euromuntstukken (PB L 194 van 2.7.2014, blz. 1).


Top