EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32012O0025

2012/791/EU: Richtsnoer van de Europese Centrale Bank van 26 november 2012 tot wijziging van Richtsnoer ECB/2011/14 betreffende monetaire beleidsinstrumenten en -procedures van het Eurosysteem (ECB/2012/25)

OJ L 348, 18.12.2012, p. 30–41 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
Special edition in Croatian: Chapter 10 Volume 006 P. 62 - 73

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 30/04/2015; opgeheven door 32014O0060

ELI: http://data.europa.eu/eli/guideline/2012/791/oj

18.12.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 348/30


RICHTSNOER VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 26 november 2012

tot wijziging van Richtsnoer ECB/2011/14 betreffende monetaire beleidsinstrumenten en -procedures van het Eurosysteem

(ECB/2012/25)

(2012/791/EU)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, inzonderheid het eerste streepje van artikel 127, lid 2,

Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, inzonderheid het eerste streepje van artikel 3.1, en artikel 12.1, artikel 14.3 en artikel 18.2, en het eerste lid van artikel 20,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De verwezenlijking van een gemeenschappelijk monetair beleid noopt tot het definiëren van door het Eurosysteem te benutten instrumenten en procedures, teneinde een dergelijk beleid op uniforme wijze in alle deelnemende lidstaten die de euro als munt hebben, uit te voeren.

(2)

Een aantal updates is vereist ter adressering van onder meer de geleidelijke invoering van rapportagevereisten inzake leningsgewijze gegevens betreffende effecten op onderpand van activa, specificaties aangaande coupondefinities, prestatietoezichtgegevens en de berekening van financiële sancties voor het niet-naleven van tegenpartijverplichtingen.

(3)

Derhalve dient Richtsnoer ECB/2011/14 van 20 september 2011 betreffende monetaire beleidsinstrumenten en -procedures van het Eurosysteem (1) dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE RICHTSNOER VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen in bijlage I

Bijlage I bij Richtsnoer ECB/2011/14 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit richtsnoer.

Artikel 2

Verificatie

De nationale centrale banken van de lidstaten die de euro als munt hebben (hierna de „NCB’s” genoemd) doen de Europese Centrale Bank (ECB) ten laatste op 19 december 2012 details van de teksten en middelen toekomen waarmee zij voornemens zijn aan dit richtsnoer te voldoen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Dit richtsnoer treedt twee dagen na de vaststelling ervan in werking.

Het is vanaf 3 januari 2013 van toepassing.

Artikel 4

Geadresseerden

Dit richtsnoer is gericht tot alle centrale banken van het Eurosysteem.

Gedaan te Frankfurt am Main, 26 november 2012.

Namens de Raad van bestuur van de ECB

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  PB L 331 van 14.12.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Bijlage I bij Richtsnoer ECB/2011/14 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In paragraaf 5.1.3. wordt de volgende zin toegevoegd:

„De ECB behoudt zich enig optreden voor dat zij passend acht voor het corrigeren van een fout in een tenderaankondiging, waaronder het annuleren of onderbreken van een lopende tender.”.

2)

In paragraaf 5.1.6. wordt de volgende zin toegevoegd:

„Indien het resultaat van toewijzing aangaande het hierboven vermelde foutieve informatie bevat, behoudt de ECB zich het recht van enig optreden voor dat zij passend acht om dergelijke foutieve informatie te corrigeren.”.

3)

Paragraaf 6.2.1.1. wordt als volgt vervangen:

„6.2.1.1.   Soort activa

1.   Gemeenschappelijke beleenbaarheidsvereisten

Het dienen schuldbewijzen te zijn:

a)

die een vaste, onvoorwaardelijke hoofdsom (1) hebben, en

b)

een coupon die niet kan resulteren in een negatieve kasstroom en behoort tot één van de volgende:

i)

vastrentende coupons, nulcoupons en getrapte coupons (multi-step coupons), d.w.z. instrumenten met een vooraf vastgesteld couponverloop en vooraf vastgestelde couponwaarden;

ii)

forfaitaire variabele coupons (flat floating coupons) die zijn gekoppeld aan slechts één index die overeenkomt met een eurogeldmarktrente, e.g. EURIBOR, LIBOR en dergelijke indexen, dan wel een vaste rente bij een looptijdswap (constant maturity swap rate), e.g. CMS-, EIISDA-, EUSA-indexen;

iii)

variabele coupons, met en zonder hefboom, die aan slechts één index zijn gekoppeld die overeenkomt met een eurogeldmarktrente, e.g. EURIBOR, LIBOR en dergelijke indexen, dan wel een vaste rente bij een looptijdswap (constant maturity swap rate), e.g. CMS-, EIISDA-, EUSA-indexen;

iv)

forfaitaire variabele coupons (flat floating coupons), met of zonder hefboom, gekoppeld aan het rendement van één staatsobligatie uit het eurogebied met een looptijd van één jaar of minder (hetzij een index of een bruto benchmarkrendement);

v)

forfaitaire inflatie-gekoppelde variabele coupons (flat inflation-floaters) die zijn gekoppeld aan inflatie-indexen van het eurogebied, zonder discrete marge, zonder margeaanwas (range accrual), clickcoupons (ratchets) of gelijkaardige complexe structuren.

Met name de volgende couponstructuren worden uitgesloten: alle variabele instrumenten die zijn gekoppeld aan valutarentes, grondstoffen- en aandelenindexen en wisselkoersen, tweeledig-variabele instrumenten (dual floaters) en variabele instrumenten die zijn gekoppeld aan swap spreads of een andere combinatie van indexen, en enige vorm van clickcoupons (ratchets) en margeaanwas coupons (range accrual coupons), alsook invers-variabele instrumenten en coupons die afhankelijk zijn van een rating. Bovendien, complexe termijnstructuren, zoals doelstellingsaflossingsnotes (target redemption notes -TARN’s) en opties tot wijziging van de couponsoort middels het beroep op opvragingsrechten (calling rights), zijn uitgesloten.

In aanmerking komende coupons dienen geen keuzemogelijkheden voor emittenten te hebben, d.w.z. zij dienen gedurende de looptijd van het instrument geen wijzigingen van de coupondefinitie toe te staan die afhankelijk zijn van een besluit van de emittent. Bovendien, boven- of ondergrenzen, indien toepasselijk, zijn vast en vooraf vastgesteld. Ingeval van een getrapte coupon (multi-step coupon), zal de indeling van een instrument aangaande zijn coupon toekomstgericht zijn.

Niet-naleving van de bovengenoemde beleenbaarheidscriteria maakt activa eveneens onbeleenbaar, zelfs indien zij slechts op een deel van de vergoedingsstructuur van toepassing zijn (bijvoorbeeld agio) en zelfs indien een niet-negatieve couponbetaling en een terugbetaling van minstens de hoofdsom expliciet gegarandeerd wordt.

De vereisten van lid 1, onder a) en b) gelden tot de obligatie is afgelost. Schuldbewijzen mogen geen rechten op de hoofdsom en/of de interest genereren die zijn onderworpen aan de rechten van houders van andere schuldbewijzen van dezelfde emittent.

2.   Aanvullende beleenbaarheidscriteria voor effecten op onderpand van activa

Binnen het kader van het juridische kader van het Eurosysteem inzake het monetaire beleid worden gedekte obligaties niet beschouwd als effecten op onderpand van activa.

Lid 1, onder a) is niet van toepassing op effecten op onderpand van activa. Het Eurosysteem beoordeelt de beleenbaarheid van effecten op onderpand van activa op grond van de in deze paragraaf vastgelegde aanvullende criteria.

De kasstroom genererende activa die dienen als onderpand voor de effecten op onderpand van activa moeten aan de volgende vereisten voldoen:

a)

de verkrijging van dergelijke activa dient te worden beheerst door de wetgeving van een EU-lidstaat;

b)

ze moeten worden verkregen van de initiator of een tussenpersoon door een daartoe speciaal voor de securitisatie opgerichte rechtspersoon (lege financiële instelling — special purpose vehicle (SPV)) op een wijze die het Eurosysteem als een „echte verkoop” beschouwt die ten overstaan van iedere derde afdwingbaar is, en door de initiator, noch diens schuldeisers kan worden aangetast, noch door de tussenpersoon en diens crediteuren, hetgeen ook geldt in geval van een faillissement van de initiator of de tussenpersoon (2);

c)

ze moeten afkomstig zijn van een in de EER gevestigde initiator en door deze verkocht worden aan de emittent of, indien van toepassing, aan een in de EER gevestigde tussenpersoon;

d)

ze mogen niet bestaan, geheel noch gedeeltelijk, daadwerkelijk noch potentieel, uit tranches van andere effecten op onderpand van activa (3). Daarnaast mogen het, geheel noch gedeeltelijk, daadwerkelijk noch potentieel, geen credit-linked notes, swaps of derivaten (4), of synthetische effecten zijn;

e)

gaat het om kredietvorderingen, dan moeten debiteuren en crediteuren gevestigd zijn (of, indien het om natuurlijke personen gaat, ingezeten zijn) in de EER en moet, indien van toepassing, de bijbehorende zekerheid zich in de EER bevinden. Het recht dat van toepassing is op die kredietvorderingen moet het recht van een EER-land zijn. Indien het obligaties zijn, moeten de emittenten gevestigd zijn in de EER, moeten ze worden uitgegeven in een EER-land onder het recht van een EER-land en eventuele bijbehorende zekerheid moet zich in de EER bevinden.

Zoals bepaald in paragraaf 6.2.1.7., dient de emittent van effecten op onderpand van activa in de EER te zijn gevestigd.

In gevallen waarin initiators of, indien van toepassing, tussenpersonen gevestigd waren in het eurogebied, of in het Verenigd Koninkrijk, heeft het Eurosysteem geverifieerd dat er in die rechtsgebieden geen strenge terugvorderingsbepalingen van kracht waren. Indien de initiator of, indien van toepassing, de tussenpersoon gevestigd is in een ander EER-land, kunnen de effecten op onderpand van activa slechts als beleenbaar worden beschouwd indien het Eurosysteem oordeelt dat zijn rechten naar behoren zouden worden beschermd door de wetgeving van het betreffende EER-land tegen door het Eurosysteem relevant geachte terugvorderingsbepalingen. Hiertoe dient een voor het Eurosysteem naar vorm aanvaardbare onafhankelijke juridische beoordeling te worden overgelegd waarin de in het land van toepassing zijnde terugvorderingsregels worden uiteengezet, voordat de effecten op onderpand van activa als beleenbaar kunnen gelden. Om te kunnen beoordelen of zijn rechten adequaat worden beschermd tegen terugvorderingsregels, kan het Eurosysteem andere documenten verlangen, waaronder een solvabiliteitscertificaat van de verkrijger, voor de verdachte periode. Terugvorderingsregels die het Eurosysteem als streng beschouwt en daarom niet aanvaardbaar zijn, zijn onder andere regels krachtens welke de geldigheid van de kasstroom genererende activa, die dienen als onderpand voor de effecten op onderpand van activa, kan worden vernietigd door de curator op de enkele grond dat de verkoop werd gesloten binnen een bepaalde periode (verdachte periode) voorafgaande aan de faillietverklaring van de verkoper (initiator/tussenpersoon), of waarbij de verkrijger een dergelijke vernietiging alleen kan voorkomen indien hij kan bewijzen op het tijdstip van de verkoop niet op de hoogte te zijn geweest van het faillissement van de verkoper (initiator/tussenpersoon).

Binnen een gestructureerde emissie is een tranche (of subtranche) die is achtergesteld bij andere tranches van dezelfde emissie, niet beleenbaar. Een tranche (of subtranche) wordt als niet-achtergesteld beschouwd ten opzichte van andere tranches (of subtranches) van dezelfde emissie indien, overeenkomstig de toepasselijke betalingsprioriteit na betekening van een sommatie tot nakoming, zoals uiteengezet in het prospectus, geen andere tranche (of subtranche) voorrang krijgt voor die tranche of subtranche ten aanzien van de ontvangst van betaling (van hoofdsom en rente) en die tranche (of subtranche) aldus als laatste van de verschillende tranches of subtranches van een gestructureerde uitgifte verliezen neemt. Voor gestructureerde emissies waarbij het prospectus voorziet in de betekening van een sommatie tot vervroegde betaling en een sommatie tot nakoming, moet de niet-achterstelling van een tranche (of subtranche) worden verzekerd wat betreft de prioriteit van betalingen onder zowel de sommatie tot vervroegde betaling als de sommatie tot nakoming.

Opdat effecten op onderpand van activa beleenbaar worden voor monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem, of beleenbaar blijven, vereist het Eurosysteem overeenkomstig appendix 8 dat de bij de effecten op onderpand van activa betrokken partijen alomvattende en gestandaardiseerde leningsgewijze gegevens indienen inzake het depot van kasstroom genererende activa die dienen als onderpand voor effecten op onderpand van activa.

Bij de beoordeling van de beleenbaarheid van effecten op onderpand van activa houdt het Eurosysteem rekening met de in de verplichte velden van het betrokken rapportagesjabloon vermelde leningsgewijze gegevens, zulks zoals bepaald in appendix 8. Bij de beleenbaarheidsbeoordeling houdt het Eurosysteem rekening met: a) niet-ingediende gegevens; en b) hoe vaak in specifieke velden de leningsgewijze gegevens nietszeggend worden bevonden.

Effecten op onderpand van activa zijn beleenbaar indien zij worden gedekt door kasstroom genererende activa die het Eurosysteem homogeen acht, d.w.z. kasstroom genererende activa die dienen als onderpand voor effecten op onderpand van activa bestaan uit slechts één soort activa welke gekoppeld zijn aan hetzij woninghypotheken, zakelijke onroerendgoed hypotheken, leningen aan kleine en middelgrote ondernemingen, autoleningen, consumptief krediet of uitstaandeleasingvorderingen. Effecten op onderpand van activa zijn niet beleenbaar voor monetairebeleidstransacties van het Eurosysteem, indien het depot van de beleenbare activa bestaat uit heterogene activa, omdat zij niet middels één sjabloon voor de specifieke activacategorie gerapporteerd kunnen worden (5).

Het Eurosysteem behoudt zich het recht voor van enige relevante derde, bijvoorbeeld van de emittent, de initiator of de organisator verduidelijking en/of de juridische bevestiging te verlangen die het noodzakelijk acht voor de beoordeling van de beleenbaarheid van de effecten op onderpand van activa en tevens inzake de verstrekking van leningsgewijze gegevens. Niet-naleving van dergelijke verzoeken kan leiden tot opschorting van de betrokken transactie inzake de effecten op onderpand van activa of niet-toekenning van de beleenbaarheid ervan.

3.   Aanvullende op gedekte obligaties toepasselijke beleenbaarheidscriteria

Op gedekte obligaties zijn met ingang van 31 maart 2013 de volgende aanvullende vereisten van toepassing:

De cover pool van een gedekte obligatie omvat geen effecten op onderpand van activa, met uitzondering van effecten op onderpand van activa die:

a)

voldoen aan de vereisten van de richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG met betrekking tot effecten op onderpand van activa in gedekte obligaties;

b)

werden geïnitieerd door een lid van dezelfde geconsolideerde groep waartoe de emittent van de gedekte obligaties ook behoort of door een entiteit die verbonden is met hetzelfde centrale orgaan waarmee de emittent van de gedekte obligaties ook verbonden is;

c)

die worden gebruikt als een technisch instrument voor de overdracht van hypothecaire of gegarandeerde onroerend-goed leningen van de initiërende entiteit naar de cover pool.

Gedekte obligaties die met ingang van 28 november 2012 op de lijst van beleenbare effecten op onderpand van activa vermeld waren en niet voldeden aan de vereisten a) tot en met c) blijven beleenbaar tot 28 november 2014.

4)

In paragraaf 6.2.1.7 wordt voetnoot 58 geschrapt.

5)

In paragraaf 6.2.2 wordt voetnoot 60 geschrapt.

6)

Paragraaf 6.2.2.1 wordt als volgt gewijzigd:

a)

paragraaf b) wordt als volgt vervangen:

„b)

De kredietvorderingen dienen: i) een vaste, onvoorwaardelijke hoofdsom te hebben; en ii) een rentevoet die niet kan resulteren in een negatieve kasstroom. Deze condities moeten gelden totdat de schuld wordt afgelost. Bovendien moet de rentevoet voldoen aan één van de volgende voorwaarden: i) het betreft een nulcoupon; ii) de rentevoet is vast; iii) variabel en gekoppeld aan een andere referentierente. Bovendien zijn kredietvorderingen met een aan de inflatie gekoppelde rentevoet eveneens beleenbaar.”;

b)

paragraaf f) wordt als volgt vervangen:

„f)

Minimumbedrag: Bij de aanbieding van de kredietvordering als onderpand (mobilisatie) door de tegenpartij moet deze aan een minimumbedrag voldoen. Elke NCB kan zelf een minimumbedrag voor binnenlandse kredietvorderingen vaststellen. Voor grensoverschrijdende verpanding geldt een gemeenschappelijk minimumbedrag van 500 000 EUR.”.

7)

In paragraaf 6.2.3, wordt de volgende alinea ingevoegd:

„Niettegenstaande hun beleenbaarheid kunnen nationale centrale banken besluiten de volgende verhandelbare of niet-verhandelbare activa van een tegenpartij niet als onderpand te aanvaarden:

a)

schuldbewijzen die in de naaste toekomst vervallen, en

b)

schuldbewijzen met een inkomensstroom, bijvoorbeeld een couponbetaling, in de naaste toekomst.”.

8)

Paragraaf 6.2.3.2., wordt als volgt vervangen:

„6.2.3.2.   Voorschriften voor het gebruik van beleenbare activa

Verhandelbare activa kunnen worden gebruikt voor alle monetaire-beleidstransacties die zijn gebaseerd op beleenbare activa, d.w.z. transacties met wederinkoop en rechtstreekse aan- of verkopen van waardepapieren op de open markt en de marginale beleningsfaciliteit. Niet-verhandelbare activa kunnen als beleenbare activa worden gebruikt als onderpand bij open-markt transacties met wederinkoop en de marginale beleningsfaciliteit. Deze activa worden niet gebruikt bij rechtstreekse aan- of verkopen van waardepapier door het Eurosysteem. Alle verhandelbare en niet-verhandelbare activa kunnen ook worden gebruikt als beleenbare activa bij de verstrekking van intraday-krediet.

Een tegenpartij mag een verhandelbaar of niet-verhandelbaar activum niet als onderpand aanbieden, ook al voldoet het aan alle beleenbaarheidscriteria, wanneer het is uitgegeven of gegarandeerd door die tegenpartij zelf of door enige andere entiteit waarmee deze tegenpartij nauwe banden onderhoudt (6).

„Nauwe banden”: enige van de volgende situaties waarbij de tegenpartij is verbonden aan een emittent/debiteur/garant van beleenbare activa:

a)

de tegenpartij heeft rechtstreeks dan wel onrechtstreeks via een of meer ondernemingen, een belang van 20 % of meer in het kapitaal van de emittent/debiteur/garant;

b)

de emittent/debiteur/garant, heeft rechtstreeks dan wel onrechtstreeks via een of meer ondernemingen, een belang van 20 % of meer in het kapitaal van de tegenpartij;

c)

een derde partij heeft een belang van meer dan 20 % in het kapitaal van de tegenpartij en een belang van meer dan 20 % in het kapitaal van de emittent/debiteur/garant, rechtstreeks dan wel onrechtstreeks via een of meer ondernemingen.

Ten behoeve van de tenuitvoerlegging van monetair beleid, met name voor het toezicht op de naleving van de regels voor het gebruik van beleenbare activa in verband met nauwe banden, deelt het Eurosysteem intern informatie betreffende kapitaalbezit die door toezichthoudende autoriteiten voor dergelijke doeleinden wordt verschaft. Voor de informatie gelden dezelfde geheimhoudingsnormen als worden toegepast door toezichthoudende autoriteiten.

Bovenstaande bepalingen over nauwe banden zijn niet van toepassing op: a) nauwe banden tussen de tegenpartij en een entiteit uit de publieke sector van de EER die het recht heeft belasting te heffen, dan wel wanneer een schuldinstrument wordt gegarandeerd door een entiteit uit de publieke sector van de EER die het recht heeft belasting te heffen; b) gedekte bankbrieven die zijn uitgegeven in overeenstemming met de criteria in deel 1, punt 68 tot en met 70 van bijlage VI bij Richtlijn 2006/48/EG; c) gevallen waarin schuldbewijzen de bescherming genieten van bijzondere juridische waarborgen vergelijkbaar met die voor instrumenten onder b) zoals in het geval van: niet-verhandelbare RMBD’s die geen effecten zijn; of ii) gedekte bankobligaties die aan alle criteria van deel 1, punt 68 tot en met 70 van bijlage VI bij Richtlijn 2006/48/EG voldoen, maar niet aan de limieten inzake gegarandeerde leningen in de cover pool.

Bovendien mag een tegenpartij effecten op onderpand van activa niet als onderpand aanbieden indien de tegenpartij (of enige derde partij waarmee zij nauwe banden onderhoudt) een valuta-hedge verschaft voor de effecten op onderpand van activa door een valutahedgetransactie aan te gaan met de emittent als hedgetegenpartij of indien de tegenpartij liquiditeitssteun verschaft voor 20 % of meer van het uitstaande bedrag aan effecten op onderpand van activa.

Alle beleenbare verhandelbare en niet-verhandelbare activa moeten in het gehele eurogebied grensoverschrijdend kunnen worden gebruikt. Alle beleenbare verhandelbare en niet-verhandelbare activa moeten in het gehele eurogebied grensoverschrijdend kunnen worden gebruikt. Dat houdt in dat alle tegenpartijen van het Eurosysteem deze beleenbare activa moeten kunnen gebruiken, hetzij via een koppeling met het effectenafwikkelsysteem in hun land van vestiging bij verhandelbare activa, hetzij langs een andere goedgekeurde weg, om krediet te verkrijgen bij de NCB van de lidstaat waarin de tegenpartij is gevestigd (zie paragraaf 6.6).

Een tegenpartij die een effect op onderpand van activa aanbiedt en nauwe banden heeft met de initiator van de voor het effect op onderpand van activa beleenbare activa, moet het Eurosysteem informeren over enige aan het effect op onderpand van activa voorgenomen wijziging die mogelijkerwijze een impact zou kunnen hebben op haar kredietkwaliteit, bijv. wijziging van de op de notes verschuldigde rente, een wijziging van de swapovereenkomst, niet in de prospectus opgenomen wijzigingen in de samenstelling van onderliggende leningen, wijzigingen van de betalingsprioriteit. Een maand voor de voorgenomen wijziging van het aangeboden effect op onderpand van activa moet het Eurosysteem daarvan in kennis worden gesteld. Bovendien dient de tegenpartij bij de aanbieding van het effect op onderpand van activa informatie te verstrekken over enige in de zes voorafgaande maanden voltrokken wijziging. Overeenkomstig paragraaf 6.2 verstrekt het Eurosysteem voorafgaande aan de wijziging geen advies.

Tabel 4

Beleenbare activa voor monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem

Beleenbaar-heidscriteria

Verhandelbare activa (7)

Niet-verhandelbare activa (8)

Soort activa

ECB-schuldbewijzen

Overige verhandelbare schuldbewijzen (9)

Kredietvorderingen

RMBD’s

Kredietwaardigheid

Activum moet voldoen aan hoge kwaliteitseisen. Hoge kwaliteitseisen worden beoordeeld aan de hand van ECAF-regelgeving voor verhandelbare activa. (9)

Debiteur/garant moet voldoen aan hoge kwaliteitseisen. Kredietwaardigheid wordt beoordeeld aan de hand van ECAF-regelgeving voor kredietvorderingen.

Activum moet voldoen aan hoge kwaliteitseisen. Hoge kwaliteitseisen worden beoordeeld aan de hand van ECAF-regelgeving voor RMBD’s

Plaats van uitgifte

EER (9)

Niet van toepassing

Niet van toepassing

Afwikkeling/verwerking

Plaats van afwikkeling: eurogebied

Activa moeten centraal giraal zijn gedeponeerd bij NCB’s of een effectenafwikkel-systeem dat aan de minimumeisen van de ECB voldoet.

Procedures Eurosysteem

Procedures Eurosysteem

Emittent/debiteur garant

NCB’s

Publieke sector

Particuliere sector

Internationale en supranationale instellingen

Publieke sector

Niet-financiële vennootschappen

Internationale en supranationale instellingen

Kredietinstellingen

Plaats van vestiging van de emittent debiteur/garant

Emittent (9): EER of G10-landen buiten EER

Debiteur: EER

Garant (9): EER

Eurogebied

Eurogebied

Aanvaardbare markten

Gereglementeerde markten

Door de ECB aanvaarde niet-gereglementeerde markten

Niet van toepassing

Niet van toepassing

Valuta

Euro

Euro

Euro

Minimumbedrag

Niet van toepassing

Minimumbedrag ten tijde van de indiening van de kredietvordering

voor binnenlands gebruik: naar keuze van de NCB,

voor grensoverschrijdend gebruik: gemeenschappelijk minimum van 500 000 EUR

Niet van toepassing

Toepasselijk recht

Voor effecten op onderpand van activa dient de verkrijging van de onderliggende activa te worden beheerst door het recht van een EU-lidstaat. Het recht dat van toepassing is op onderliggende kredietvorderingen, moet het recht van een EER-land zijn.

Toepasselijk recht voor kredietvorderingsovereenkomst en mobilisatie: recht van een lidstaat

Bovendien mogen

a)

de tegenpartij;

b)

de crediteur;

c)

de debiteur;

d)

de garant (indien van toepassing);

e)

de kredietvorderingsovereenkomst, en

f)

de mobilisatie-overeenkomst

in totaal door niet meer dan twee rechtstelsels worden beheerst.

Niet van toepassing

Grensover-schrijdend gebruik

Ja

Ja

Ja

9)

In paragraaf 6.3.2 wordt voetnoot 72 geschrapt.

10)

Aan paragraaf 6.3.4.1 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Een EKBI die deelneemt aan het ECAF is onderworpen aan de prestatietoezichtprocedure (zie paragraaf 6.3.5). Bij de verstrekte prestatietoezichtgegevens dient eveneens een door de CEO van de EKBI, dan wel door een tekenbevoegde die verantwoordelijk is voor de audit- en compliancefunctie binnen de EKBI, ondertekende verklaring te worden gevoegd die de nauwkeurigheid en juistheid van de prestatietoezichtinformatie bevestigt.”.

11)

In paragraaf 6.3.4.4 wordt de derde alinea als volgt vervangen:

„Een RT-verstrekker die deelneemt in het ECAF moet ermee instemmen onderworpen te worden aan de prestatietoezichtprocedure van het Eurosysteem (10) (zie paragraaf 6.3.5). De RT-verstrekker is gehouden de noodzakelijke infrastructuur voor toezicht op het statische depot op te zetten en te onderhouden. De opzet en de evaluatie van het statische depot moeten in overeenstemming zijn met de algemene vereisten voor prestatietoezicht in het kader van het ECAF. De RT-verstrekker moet zich ertoe verplichten het Eurosysteem na uitvoering van de prestatie-evaluatie onverwijld in kennis te stellen van de resultaten. Bij de verstrekte prestatietoezichtgegevens dient een door de CEO, dan wel door een tekenbevoegde die verantwoordelijk is voor de audit- en compliancefunctie binnen de RT, ondertekende verklaring te worden gevoegd, welke verklaring de nauwkeurigheid en juistheid van de prestatietoezichtinformatie bevestigt. Zij moeten zich ertoe verplichten gegevens over statische depots en wanbetalingsgegevens vijf jaar lang te bewaren.

12)

Paragraaf 6.3.5 wordt als volgt vervangen:

„6.3.5.   Toezicht op de prestaties van kredietbeoordelingssystemen

Alle kredietbeoordelingssystemen zijn onderworpen aan prestatiebeoordeling binnen het ECAF. Voor elk kredietbeoordelingssysteem bestaat het ECAF-prestatiebeoordelingsproces uit een jaarlijkse ex-post vergelijking van: a) het waargenomen wanbetalingscijfer voor alle door het kredietbeoordelingssysteem beoordeelde in aanmerking komende entiteiten en instrumenten die zijn ondergebracht in statische depots, zulks op grond van bepaalde kenmerken, bijvoorbeeld kredietbeoordeling, activacategorie, bedrijfstak, kredietbeoordelingsmodel; en b) de door de benchmark PD gegeven passende kredietkwaliteitsdrempel van het Eurosysteem (het betreft twee benchmark-PD’s: een 0,10 % PD over één jaar die als equivalent wordt beschouwd van een kredietbeoordeling van kredietkwaliteitsstap 2; en een 0,40 % PD over één jaar die als equivalent wordt beschouwd van een kredietbeoordeling van kredietkwaliteitsstap 3 van geharmoniseerde ratingschaal van het Eurosysteem). Dit proces beoogt te waarborgen dat het in kaart brengen van de kredietbeoordelingen, die het kredietbeoordelingssysteem aan de geharmoniseerde ratingschaal van het Eurosysteem verstrekt, passend blijft en dat de resultaten van de kredietbeoordelingen tussen systemen en bronnen vergelijkbaar zijn.

De eerste fase van het proces is de jaarlijkse samenstelling door de verstrekker van het kredietbeoordelingssysteem van de lijst van entiteiten en instrumenten met een kredietbeoordeling die aan het begin van de toezichtperiode voldoen aan de kredietkwaliteitsdrempel van het Eurosysteem. De verstrekker van het kredietbeoordelingssysteem verstrekt vervolgens deze lijst aan het Eurosysteem, zulks middels het door het Eurosysteem verstrekte sjabloon met velden inzake identificatie, indeling en kredietbeoordeling. De tweede fase van het proces ligt aan het einde van de twaalf maanden durende toezichtperiode wanneer de verstrekker van het kredietbeoordelingssysteem de prestatiegegevens voor de entiteiten en instrumenten op de lijst actualiseert. Het Eurosysteem behoudt zich het recht voor de uit hoofde van het prestatietoezicht vereiste aanvullende informatie te verlangen.

Het daadwerkelijke wanbetalingscijfer van het statische depot van een kredietbeoordelingssysteem gedurende een periode van een jaar dient als gegeven voor de ECAF-prestatietoezichtprocedure, die bestaat uit een jaarlijkse regel en een beoordeling over meerdere perioden. Indien het waargenomen wanbetalingscijfer van het statische depot gedurende een periode van een jaar en/of meerdere jaren aanzienlijk afwijkt van de kredietkwaliteitsdrempel, analyseert het Eurosysteem met de verstrekker van het kredietbeoordelingssysteem de oorzaken van deze afwijking. Deze procedure kan ertoe leiden dat de op het betrokken systeem toepasselijke kredietkwaliteitsdrempel wordt gecorrigeerd.

Het Eurosysteem kan besluiten het kredietbeoordelingssysteem te schorsen of uit te sluiten indien de prestaties gedurende een aantal jaren niet verbeteren. Als de regels van het ECAF zijn geschonden, wordt het kredietbeoordelingssysteem bovendien van het ECAF uitgesloten. Indien een vertegenwoordiger van het kredietbeoordelingssysteem binnen het kader van prestatietoezicht onnauwkeurige of onvolledige informatie verstrekt, kan het Eurosysteem afzien van uitsluiting indien het kleine onregelmatigheden betreft.”.

13)

Paragraaf 6.4.2 wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt f) wordt geschrapt;

b)

tabel 8 wordt geschrapt.

14)

In paragraaf 6.5.1 worden de alinea’s a) en b) als volgt vervangen:

„a)

Voor elke beleenbaar verhandelbaar activum stelt het ESCB vast welke meest representatieve koers moet worden gebruikt voor het berekenen van de marktwaarde.

b)

De waarde van een verhandelbaar activum wordt berekend op basis van de meest representatieve koers op de werkdag voorafgaand aan de dag van waardering. Als voor een bepaald activum op de werkdag voorafgaand aan de dag van waardering geen representatieve koers beschikbaar is, stelt het Eurosysteem een theoretische koers vast.”.

15)

In appendix 6 wordt paragraaf 1 als volgt vervangen:

„1.   Financiële sancties

Als een tegenpartij niet voldoet aan de regels voor tenders (11), de regels voor bilaterale transacties (12), de regels voor het gebruik van beleenbare activa (13), regels voor de einde-dagprocedures of de toegangsvoorwaarden voor de marginale beleningsfaciliteit (14), worden door het Eurosysteem de volgende sancties opgelegd:

a)

Bij overtreding van de regels met betrekking tot tendertransacties, bilaterale transacties en het gebruik van beleenbare activa, wordt voor de eerste en de tweede overtreding binnen een periode van twaalf maanden voor elke overtreding een financiële sanctie opgelegd. De financiële sancties worden berekend op basis van de marginale beleningsrente die gold aan het begin van de overtreding plus 2,5 procentpunt.

i)

Bij overtreding van de regels met betrekking tot tendertransacties en bilaterale transacties worden de financiële sancties berekend op basis van het bedrag aan onderpand of liquiditeiten dat door de tegenpartij niet kan worden voldaan, vermenigvuldigd met de coëfficiënt X/360, waarbij X het aantal kalenderdagen voorstelt, met een maximum van zeven, gedurende welke de tegenpartij tijdens de looptijd van de transactie onderpand noch het toegewezen bedrag kon verschaffen. Een forfaitaire sanctie van 500 EUR wordt opgelegd indien de berekening resulteert in een lager bedrag dan 500 EUR, en

ii)

Bij overtreding van de regels inzake het gebruik van beleenbare activa (15) worden de financiële sancties berekend op basis van het bedrag aan niet-beleenbare activa, dan wel activa die de tegenpartij niet mag gebruiken, die hetzij: aan een NCB of aan de ECB zijn verschaft; of door de tegenpartij niet zijn teruggetrokken op of voor het begin van de achtste kalenderdag nadat zij hun beleenbaarheid hebben verloren of door de tegenpartij niet langer mogen worden gebruikt, vermenigvuldigd met de coëfficiënt X/360. waarbij X het aantal kalenderdagen voorstelt, met een maximum van zeven, gedurende welke de tegenpartij de regels inzake het gebruik van beleenbare activa schond. Een forfaitaire sanctie van 500 EUR wordt opgelegd indien de berekening resulteert in een lager bedrag dan 500 EUR.

b)

De eerste keer dat de regels met betrekking tot eindedagprocedures of voor toegang tot de marginale beleningsfaciliteit worden overtreden, worden de op te leggen financiële sancties berekend middels de marginale beleningsrente die gold aan het begin van de overtreding plus 5 procentpunt. Bij herhaalde overtreding stijgt de boeterente met nog eens 2,5 procent-punt bij elke volgende overtreding binnen een periode van twaalf maanden, berekend op basis van het bedrag waarvoor ten onrechte toegang is verkregen tot de marginale beleningsfaciliteit. Een forfaitaire sanctie van 500 EUR wordt opgelegd indien de berekening resulteert in een lager bedrag dan 500 EUR.

16)

Appendix 7 wordt als volgt vervangen:

„Appendix 7

VESTIGING VAN EEN GELDIG ZEKERHEIDSRECHT OP KREDIETVORDERINGEN

Om te waarborgen dat een geldig zekerheidsrecht wordt gevestigd op kredietvorderingen en de kredietvorderingen vlot te gelde kunnen worden gemaakt indien een tegenpartij in gebreke blijft, moet aan de volgende additionele juridische voorwaarden worden voldaan:

a)

Controle of de kredietvorderingen daadwerkelijk bestaan: De NCB’s moeten ten minste de volgende maatregelen nemen om te controleren of de als onderpand aan het Eurosysteem aangeboden kredietvorderingen werkelijk bestaan: i) ten minste eenmaal per kwartaal zelfcertificering en garantie door de tegenpartij tegenover de NCB dat de als onderpand aangeboden kredietvorderingen bestaan, eventueel te vervangen door onderlinge toetsingen van de gegevens in centrale kredietregisters, indien aanwezig; ii) eenmalige controle door NCB’s, toezichthouders of externe accountants van de procedures die door de tegenpartij zijn gevolgd om de gegevens betreffende het bestaan van de kredietvorderingen aan het Eurosysteem voor te leggen; en iii) willekeurige controles door de NCB’s, betrokken kredietregisters, toezichthouders of externe accountants van de kwaliteit en accuraatheid van de zelfcertificering.

De eenmaal per kwartaal plaatsvindende zelfcertificering en garantie genoemd onder i) hierboven behelst het vereiste dat de tegenpartijen van het Eurosysteem schriftelijk bevestigen en garanderen dat:

i)

de aan een NCB aangeboden kredietvorderingen voldoen aan de beleenbaarheidscriteria van het Eurosysteem;

ii)

geen van de als onderpand aangeboden kredietvorderingen tegelijkertijd wordt gebruikt als onderpand ten gunste van een derde partij, en te garanderen dat de tegenpartij de kredietvorderingen niet als onderpand zal mobiliseren ten gunste van een derde partij;

iii)

elke gebeurtenis die een substantiële invloed heeft op de feitelijke contractuele betrekkingen tussen de tegenpartij en de betrokken NCB met name vroege, gedeeltelijke of volledige aflossingen, neerwaarts bijgestelde ratings en substantiële wijzigingen in de voorwaarden van de kredietvordering onmiddellijk, maar in elk geval niet later dan gedurende de eerstvolgende werkdag, aan de relevante NCB zal worden medegedeeld.

Om de onder ii) en iii) hierboven genoemde controles mogelijk te maken, moeten toezichthouders, NCB’s of externe accountants worden gemachtigd om een dergelijk onderzoek te verrichten, zo nodig contractueel of in overeenstemming met de toepasselijke nationale vereisten.

b)

Geldigheid van de overeenkomst voor de mobilisatie van kredietvorderingen; De overeenkomst voor de mobilisatie van de kredietvordering als onderpand dient ook onder nationaal recht geldig te zijn tussen de partijen (overdrager en ontvanger). Alle juridische formaliteiten die noodzakelijk zijn voor de geldigheid van de overeenkomst en de mobilisatie van een kredietvordering als onderpand dienen te zijn vervuld.

c)

De mobilisatie heeft ten overstaan van derden volledige werking: inzake de mededeling aan schuldenaar van de mobilisatie van een kredietvordering als onderpand, rekening houdende met de specifieke kenmerken van de betrokken jurisdicties, is het volgende vereist:

i)

In bepaalde lidstaten waar de mededeling van de mobilisatie van een kredietvordering als onderpand aan de schuldenaar vereist is voor de volledige werking ten overstaan van derden, en met name voor de voorrang van het zekerheidsbelang van de NCB ten overstaan van de overige schuldeisers, zoals uiteengezet in de toepasselijke nationale documentatie, is ex-ante mededeling aan de schuldenaar vereist voorafgaande aan of ten tijde van de mobilisatie van de kredietvordering als onderpand.

ii)

In andere lidstaten waar de openbare registratie van de mobilisatie van een kredietvordering als onderpand vereist is voor de volledige werking ten overstaan van derden, en met name voor de voorrang van het zekerheidsbelang van de NCB ten overstaan van de overige schuldeisers, zoals uiteengezet in de toepasselijke nationale documentatie, is een dergelijke registratie vereist voorafgaande aan of ten tijde van de mobilisatie van de kredietvordering als onderpand;

iii)

Tot slot moet in lidstaten waar ex-ante mededeling aan de schuldenaar of openbare registratie van de mobilisatie van de kredietvordering als onderpand zoals beschreven onder i) en ii) niet vereist is, zoals uiteengezet in de toepasselijke nationale documentatie, ex-post mededeling aan de schuldenaar plaatsvinden. Bij ex-post mededeling aan de schuldenaar is het noodzakelijk dat de schuldenaar door de tegenpartij of de NCB (zoals uiteengezet in de nationale documentatie) onmiddellijk na een kredietgebeurtenis in kennis wordt gesteld van de mobilisatie van de kredietvordering door de tegenpartij als onderpand ten gunste van de NCB. Onder „kredietgebeurtenis” wordt verstaan: in gebreke blijven of soortgelijke gebeurtenissen zoals nader omschreven in de toepasselijke nationale documentatie.

In het geval dat de kredietvorderingen instrumenten aan toonder zijn waarvoor door het toepasselijke nationale recht mededeling niet wordt voorgeschreven, is mededeling niet vereist. In dergelijke gevallen kan de betrokken NCB verlangen dat die instrumenten aan toonder voorafgaand aan of ten tijde van de daadwerkelijke mobilisatie als onderpand fysiek aan haar of een derde worden overgedragen.

De bovenstaande bepalingen zijn minimumvereisten. NCB’s kunnen bepalen dat ex-ante mededeling of registratie ook in andere dan de bovenstaande gevallen vereist is, zoals uiteengezet in de toepasselijke nationale documentatie.

Alle overige juridische formaliteiten om mobilisatie van een kredietvordering als onderpand te verzekeren dienen eveneens te zijn vervuld.

d)

Afwezigheid van beperkingen in verband met bankgeheim en vertrouwelijkheid: De tegenpartij is niet verplicht de goedkeuring van de schuldenaar te verkrijgen voor openbaarmaking van de gegevens betreffende de kredietvordering en de schuldenaar die het Eurosysteem vereist om te waarborgen dat een geldig zekerheidsrecht wordt gevestigd op kredietvorderingen en dat de kredietvorderingen vlot te gelde kunnen worden gemaakt indien een tegenpartij in gebreke blijft. De tegenpartij en de schuldenaar dienen contractueel overeen te komen dat de schuldenaar onvoorwaardelijk instemt met de openbaarmaking van dergelijke gegevens betreffende de kredietvordering en de schuldenaar aan het Eurosysteem. Een dergelijke bepaling is niet noodzakelijk als de verstrekking van dergelijke gegevens door het nationaal recht, zoals uiteengezet in de toepasselijke nationale documentatie, niet wordt beperkt.

e)

Afwezigheid van beperkingen op de mobilisatie van de kredietvordering: Tegenpartijen dienen ervoor te zorgen dat kredietvorderingen volledig overdraagbaar zijn en zonder beperkingen ten gunste van het Eurosysteem als onderpand kunnen worden gemobiliseerd. In de kredietvorderingsovereenkomst of in andere contractuele regelingen tussen de tegenpartij en de schuldenaar mag de mobilisatie op geen enkele wijze worden beperkt, tenzij nationale wetgeving bepaalt dat dergelijke contractuele beperkingen de positie van het Eurosysteem met betrekking tot de mobilisatie van onderpand onverlet laten.

f)

Afwezigheid van beperkingen op het te gelde maken van de kredietvordering: In de kredietvorderingsovereenkomst of andere contractuele regelingen tussen de tegenpartij en de schuldenaar mag het te gelde maken van de als onderpand gebruikte kredietvordering op geen enkele wijze worden beperkt door formele, temporele of andere vereisten met betrekking tot tegeldemaking.”.

17)

De volgende appendix 8 wordt toegevoegd:

„Appendix 8

VEREISTEN INZAKE LENINGSGEWIJZE GEGEVENSRAPPORTAGE VOOR EFFECTEN OP ONDERPAND VAN ACTIVA

Leningsgewijze gegevens worden verzonden naar en bekendgemaakt in de databank voor leningsgewijze gegevens, zulks overeenkomstig de vereisten van het Eurosysteem, onder meer aangaande open toegang, dekking, non-discriminatie, passende bestuursstructuur, transparantie, en als dusdanig aangewezen door de ECB, zulks overeenkomstig de vereisten in deze appendix. Daartoe wordt gebruikt gemaakt van het passende rapportagesjabloon voor leningsgewijze gegevens, zulks voor iedere aparte transactie, afhankelijk van de activacategorie van het depot van kasstroom genererende activa (16).

Leningsgewijze gegevens moeten ten minste kwartaalsgewijs worden gerapporteerd, zulks niet later dan één maand na de vervaldatum van de betaling van interest op het betrokken effect op onderpand van activa. Het effect op onderpand van activa zal niet langer beleenbaar zijn, indien leningsgewijze gegevens niet worden gerapporteerd of bijgewerkt binnen één maand volgende op de betrokken datum voor betaling van de interest. Teneinde naleving van deze vereisten te verzekeren, zal de databank voor leningsgewijze gegevens inzake elke transactie geautomatiseerde consistentie- en nauwkeurigheidscontroles uitvoeren op gerapporteerde nieuwe en/of bijgewerkte leningsgewijze gegevens.

Opdat effecten op onderpand van activa beleenbaar worden of blijven, moeten met ingang van de toepassingsdatum van de rapportagevereisten voor leningsgewijze gegevens, d.w.z. de volgens het sjabloon betrokken activacategorie, gedetailleerde leningsgewijze gegevens betreffende het depot van kasstroom genererende activa worden verstrekt. Binnen drie maanden dient het effect op onderpand van activa inzake naleving een verplicht minimumniveau te verwezenlijken, zulks te beoordelen op grond van de informatie die beschikbaar is in specifieke gegevensvelden van het rapportagesjabloon voor leningsgewijze gegevens. Bij gebreke van velden voor specifieke gegevens, is een reeks van zes „geen gegevens” (ND) opties opgenomen in ieder van die sjablonen en moet worden gebruikt wanneer specifieke gegevens niet overeenkomstig het sjabloon kunnen worden aangeleverd. Een zevende slechts voor het CMBS-sjabloon geldende ND-optie bestaat eveneens.

De ND-opties en de betekenissen ervan worden in de volgende tabel verklaard:

„Geen- gegevens opties”

Uitleg

ND1

Gegevens niet verzameld aangezien de toepasselijke criteria zulks niet verlangen

ND2

Gegevens verzameld tot het indienen van de aanvraag, maar niet in het rapportagesysteem ingevoerd bij de afronding

ND3

Gegevens verzameld tot het indienen van de aanvraag, maar in een ander systeem ingevoerd dan het rapportagesysteem

ND4

Gegevens verzameld, maar slechts met ingang van xxxx-xx beschikbaar

ND5

Niet van belang

ND6

Niet van toepassing voor de jurisdictie

ND7

Slechts voor CMBS-leningen met een waarde van minder dan 500 000 EUR, d.w.z. de totale waarde van commerciële leningen bij initiatie

De volgende overgangsperiode van negen maanden is van toepassing op alle effecten op onderpand van activa (zulks afhankelijk van de datum waarop de rapportagevereisten voor leningsgewijze gegevens voor de betrokken activacategorie van toepassing zijn):

het eerste kwartaal volgende op de datum waarop de vereisten van toepassing zijn is een proefperiode. Leningsgewijze gegevens moeten worden gerapporteerd, maar er bestaan geen specifieke limieten aangaande het aantal verplichte velden met ND1 tot en met ND7,

in het tweede kwartaal, mag het aantal verplichte velden met ND1 niet hoger zijn dan 30 % van het totale aantal verplichte velden en het aantal verplichte velden met ND2, ND3 of ND4 mag niet hoger zijn dan 40 % van het totale aantal verplichte velden,

in het derde kwartaal, mag het aantal verplichte velden met ND1 niet hoger zijn dan 10 % van het totale aantal verplichte velden en het aantal verplichte velden met ND2, ND3 of ND4 mag niet hoger zijn dan 20 % van het totale aantal verplichte velden,

aan het einde van de negen maanden durende overgangsperiode, mogen er voor een specifieke transactie geen verplichte velden zijn bij de leningsgewijze gegevens met ND1-, ND2-, ND3- of ND4-waarden.

Door de toepassing van deze drempels zal de databank bij de verzending en verwerking van leningsgewijze gegevens een score genereren en toewijzen aan elke transactie met effecten op onderpand van activa. Deze score geeft het aantal verplichte velden met ND1 weer en het aantal verplichte velden met ND2, ND3 of ND4, in elk geval gerelateerd aan het totale aantal verplichte velden. Dienaangaande mogen de opties ND5, ND6 en ND7 alleen worden gebruikt, indien de relevante gegevensvelden in het betrokken rapportagesjabloon van leningsgewijze gegevens zulks toestaat. De combinatie van de twee drempelreferentiewaarden genereert de volgende reeks van scores inzake leningsgewijze gegevens:

Score waarde matrix

ND1-waarden

0

≤ 10 %

≤ 30 %

> 30 %

ND2

of

ND3

of

ND4

0

A1

B1

C1

D1

≤ 20 %

A2

B2

C2

D2

≤ 40 %

A3

B3

C3

D3

> 40 %

A4

B4

C4

D4

Overeenkomstig het volgende overzicht dient tijdens de bovengenoemde overgangsperiode de score elk kwartaal geleidelijk aan te worden verbeterd:

Tijdschema

Score waarde (geschiktheidsbehandeling)

eerste kwartaal (eerste indiening)

(geen minimum score waarde afgedwongen)

tweede kwartaal

C3 (tenminste)

derde kwartaal

B2 (tenminste)

vanaf het vierde kwartaal

A1

Voor effecten op onderpand van woninghypotheken (RMBS) gelden met ingang van 3 januari 2013 leningsgewijze informatievereisten en de negen maanden durende overgangsperiode eindigt op 30 september 2013.

Voor effecten op onderpand van activa, wier kasstroom genererende activa leningen aan kleine en middelgrote bedrijven (kmo) omvatten, zijn de leningsgewijze informatievereisten met ingang van 3 januari 2013 van toepassing en de negen maanden durende overgangsperiode eindigt op 30 september 2013.

Voor effecten op onderpand van woningleningen (CMBS) gelden met ingang van 1 maart 2013 leningsgewijze informatievereisten en de negen maanden durende overgangsperiode eindigt 30 november 2013.

Voor effecten op onderpand van activa, wier kasstroom genererende activa autoleningen, consumptief krediet of uitstaande leasingvorderingen omvatten, zijn de leningsgewijze informatievereisten met ingang van 1 januari 2014 van toepassing en de negen maanden durende overgangsperiode eindigt op 30 september 2014.

Effecten op onderpand van activa die meer dan negen maanden na de datum zijn uitgegeven waarop de nieuwe rapportagevereisten voor leningsgewijze gegevens van toepassing worden (17), moeten volledig voldoen aan de rapportagevereisten vanaf de eerste indiening van leningsgewijze gegevens, d.w.z. bij uitgifte. Lopende transacties inzake effecten op onderpand van activa die niet voldoen aan enige rapportagesjablonen voor leningsgewijze gegevens, blijven tot 31 maart 2014 beleenbaar. Per geval zal het Eurosysteem nagaan of deze grandfathering-bepaling van toepassing is op een specifiek effect op onderpand van activa.


(1)  Obligaties met garanties of andere daaraan verbonden soortgelijke rechten zijn niet beleenbaar.

(2)  Effecten op onderpand van activa worden niet beleenbaar geacht, indien enige van de activa die deel uitmaken van de kasstroom genererende activa, die dienen als onderpand voor effecten op onderpand van activa, direct werden geïnitieerd door de lege financiële instelling (SPV) die de ABS-notes uitgeeft.

(3)  Dit vereiste sluit effecten op onderpand van activa niet uit indien de emissiestructuur twee SPV’s omvat en met betrekking tot die SPV’s is voldaan aan het „echte-verkoop” vereiste, waardoor de door de tweede SPV uitgegeven schuldbewijzen direct of indirect zijn gedekt door het oorspronkelijke activadepot en alle kasstromen van de kasstroom genererende activa van het eerste naar het tweede SPV worden overgedragen.

(4)  Deze beperking omvat geen swaps die in transacties van effecten op onderpand van activa strikt voor risicodekkingsdoeleinden worden gebruikt.

(5)  Effecten op onderpand van activa die niet voldoen aan de rapportagevereisten inzake leningsgewijze gegevens, omdat zij bestaan uit gemengde depots van heterogene beleenbare activa en/of die niet voldoen aan enige van de leningsgewijze sjablonen zullen tot en met 31 maart 2014 beleenbaar blijven.”

(6)  Een tegenpartij die gebruikmaakt van activa die, op grond van het feit dat tegenpartij en emittent/debiteur/garant dezelfde zijn of omdat er sprake is van nauwe banden, niet of niet langer mogen worden gebruikt als onderpand op een uitstaand krediet, is verplicht de betrokken nationale centrale bank hiervan onverwijld in kennis te stellen. Aan deze activa zal op de eerstvolgende waarderingsdatum de waarde nihil worden toegekend, waarbij eventueel een margestorting zal worden gevraagd (zie ook appendix 6). Tevens dient de tegenpartij het activum zo spoedig mogelijk terug te trekken”.

(7)  Raadpleeg voor nadere details paragraaf 6.2.1.

(8)  Raadpleeg voor nadere details paragraaf 6.2.2.

(9)  De kredietstandaard van verhandelbare door niet-financiële ondernemingen uitgegeven of gegarandeerde schuldbewijzen zonder rating, wordt bepaald op grond van de kredietbeoordelingsbron die de betrokken tegenpartij heeft gekozen overeenkomstig de EKBI-regels die van toepassing zijn op kredietvorderingen, zoals bepaald in paragraaf 6.3.3. In het geval van deze verhandelbare schuldbewijzen zijn de volgende beleenbaarheidscriteria voor verhandelbare activa gewijzigd: plaats van vestiging van de emittent/garant: eurogebied; plaats van uitgifte: eurogebied.

(10)  De tegenpartij is gehouden de RT-verstrekker onverwijld op de hoogte te stellen van eventuele kredietproblemen die op een verlaging van de kredietkwaliteit zouden kunnen wijzen.”.

(11)  Zulks is van toepassing als een tegenpartij niet in staat is een voldoende hoeveelheid beleenbare activa over te dragen of niet in staat is een voldoende hoeveelheid liquide middelen te leveren (indien toepasselijk aangaande margestortingen) of onderpand te verstrekken tot de vervaldag van de transactie middels evenredige margestortingen, voor verevening op de vereveningsdag van het bedrag aan toegewezen liquiditeiten bij een liquiditeitsverruimende transactie, of als een tegenpartij niet in staat is een voldoende hoeveelheid liquide middelen te leveren voor verevening van het toegewezen bedrag bij een liquiditeitsverkrappende transactie.

(12)  Zulks is van toepassing als een tegenpartij niet in staat is een voldoende hoeveelheid beleenbare activa over te dragen of niet in staat is een voldoende hoeveelheid liquide middelen te leveren voor verevening van het bij een bilaterale transactie overeengekomen bedrag of als een tegenpartij niet in staat is voor een uitstaande transactie onderpand te verstrekken tot de vervaldag van de transactie middels evenredige margestortingen.

(13)  Dit is het geval als een tegenpartij activa gebruikt die niet meer beleenbaar zijn, dan wel door haar niet mogen worden gebruikt, bijvoorbeeld vanwege de nauwe banden tussen, of de identiteit van, de emittent/garant en de tegenpartij.

(14)  Dit is het geval als een tegenpartij aan het einde van de dag een negatief saldo heeft op de vereveningsrekening en niet voldoet aan de toegangsvoorwaarden voor de marginale beleningsfaciliteit.

(15)  De volgende bepalingen zijn ook van toepassing indien: de tegenpartij niet beleenbare activa heeft gebruikt of informatie heeft verstrekt die de waarde van het onderpand negatief beïnvloedt, bijvoorbeeld informatie over het openstaande bedrag van een gebruikte kredietvordering die vals of achterhaald is of was, of b) de tegenpartij activa gebruikt die niet beleenbaar zijn vanwege nauwe banden tussen de emittent/garant en de tegenpartij.”.

(16)  De betrokken versies van rapportagesjablonen voor leningsgewijze gegevens voor specifieke activa-categorieën worden op de website van de ECB bekendgemaakt.

(17)  D.w.z. op 30 september 2013 voor RMBS en kmo’s, 30 november 2013 voor CMBS en 30 september 2014 voor autoleningen, consumptief krediet en uitstaande leasingvorderingen.”.


Top