EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32005O0002

Richtsnoer van de Europese Centrale Bank van 3 februari 2005 tot wijziging van Richtsnoer ECB/2000/7 betreffende monetaire beleidsinstrumenten en -procedures van het Eurosysteem (ECB/2005/2)

OJ L 111, 2.5.2005, p. 1–83 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
Special edition in Bulgarian: Chapter 10 Volume 007 P. 109 - 191
Special edition in Romanian: Chapter 10 Volume 007 P. 109 - 191

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2011; opgeheven door 32011O0014

ELI: http://data.europa.eu/eli/guideline/2005/331/oj

2.5.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 111/1


RICHTSNOER VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 3 februari 2005

tot wijziging van Richtsnoer ECB/2000/7 betreffende monetaire beleidsinstrumenten en -procedures van het Eurosysteem

(ECB/2005/2)

(2005/331/EG)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op het eerste streepje van artikel 105, lid 2,

Gelet op de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, inzonderheid op artikel 12.1 en artikel 14.3 junctis het eerste streepje van artikel 3.1, artikel 18.2 en artikel 20, alinea 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het verwezenlijken van een gemeenschappelijk monetair beleid vereist de definitie van de instrumenten en procedures voor gebruik door het Eurosysteem, dat bestaat uit de nationale centrale banken (NCB’s) van de lidstaten die de euro hebben aangenomen (hierna de „deelnemende lidstaten” genoemd), en de Europese Centrale Bank (ECB), ter uniforme uitvoering van een dergelijk beleid in alle deelnemende lidstaten.

(2)

De ECB heeft de bevoegdheid om de nodige richtsnoeren op te stellen ter uitvoering van het gemeenschappelijke monetaire beleid van het Eurosysteem en de NCB’s zijn gehouden overeenkomstig die richtsnoeren te handelen.

(3)

Recente veranderingen in de afbakening en uitvoering van het gemeenschappelijke beleid van het Eurosysteem dienen op adequate wijze te worden vastgelegd middels het vervangen van bijlage I bij het thans van kracht zijnde Richtsnoer van de ECB betreffende monetaire beleidsinstrumenten en -procedures van het Eurosysteem.

(4)

Overeenkomstig artikel 12.1 en artikel 14.3 van de statuten, vormen richtsnoeren van de ECB een integrerend onderdeel van de communautaire wetgeving,

HEEFT HET VOLGENDE RICHTSNOER VASTGESTELD:

Artikel 1

Principes, instrumenten, procedures en criteria betreffende de uitvoering van het gemeenschappelijke monetaire beleid van het Eurosysteem

Bijlage I bij Richtsnoer ECB/2000/7 van 31 augustus 2000 betreffende monetaire beleidsinstrumenten en -procedures van het Eurosysteem (1), wordt vervangen door de bijlage bij dit richtsnoer.

Artikel 2

Verificatie

De NCB's doen de ECB ten laatste op 15 maart 2005 details inzake teksten en middelen toekomen, middels welke zij voornemens zijn te voldoen aan dit richtsnoer.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Dit richtsnoer treedt twee dagen volgend op de vaststelling ervan in werking. Artikel 1 is met ingang van 30 mei 2005 van toepassing.

Artikel 4

Geadresseerden

Dit richtsnoer is gericht tot de NCB's van de deelnemende lidstaten.

Gedaan te Frankfurt am Main, 3 februari 2005.

Namens de Raad van Bestuur van de ECB

De President van de ECB

Jean-Claude TRICHET


(1)  PB L 310 van 11.12.2000, blz. 1. Richtsnoer laatstelijk gewijzigd bij Richtsnoer ECB/2003/16 (PB L 69 van 8.3.2004, blz. 1).


BIJLAGE

BIJLAGE I

DE UITVOERING VAN MONETAIR BELEID IN HET EUROGEBIED

Algemene documentatie betreffende monetaire beleidsinstrumenten en -procedures van het Eurosysteem

Februari 2005

INHOUD

Inleiding

HOOFDSTUK 1

1.

Overzicht van het monetaire-beleidskader

1.1.

Het Europees Stelsel van Centrale Banken

1.2.

Doelstellingen van het Eurosysteem

1.3.

Monetaire-beleidsinstrumenten van het Eurosysteem

1.3.1.

Open-markttransacties

1.3.2.

Permanente faciliteiten

1.3.3.

Reserveverplichtingen

1.4.

Tegenpartijen

1.5.

Beleenbare activa

1.6.

Aanpassing van het monetaire-beleidskader

HOOFDSTUK 2

2.

Tegenpartijen

2.1.

Algemene criteria voor tegenpartijen

2.2.

Keuze van tegenpartijen bij snelle tenders en bilaterale transacties

2.3.

Sancties ingeval een tegenpartij verplichtingen niet nakomt

2.4.

Opschorting of uitsluiting uit overweging van voorzichtigheid

HOOFDSTUK 3

3.

Open-markttransacties

3.1.

Transacties met wederinkoop

3.1.1.

Algemeen

3.1.2.

Basis-herfinancieringstransacties

3.1.3.

Langerlopende herfinancieringstransacties

3.1.4.

„Fine-tuning”-transacties met wederinkoop

3.1.5.

Structurele transacties met wederinkoop

3.2.

Rechtstreekse aan- of verkopen van waardepapier

3.3.

Uitgifte van ECB-schuldbewijzen

3.4.

Deviezenswaps

3.5.

Aantrekken van termijndeposito's

HOOFDSTUK 4

4.

Permanente faciliteiten

4.1.

De marginale beleningsfaciliteit

4.2.

De depositofaciliteit

HOOFDSTUK 5

5.

Procedures

5.1.

Tenders

5.1.1.

Algemeen

5.1.2.

Rooster voor tenders

5.1.3.

Aankondiging van tenders

5.1.4.

Inschrijving en de voorbereiding daarop door tegenpartijen

5.1.5.

Toewijzingsprocedures bij tenders

5.1.6.

Bekendmaking van tenderresultaten

5.2.

Procedures voor bilaterale transacties

5.3.

Procedures voor het afrekenen van transacties

5.3.1.

Algemeen

5.3.2.

Afrekening van openmarkttransacties

5.3.3.

Einde-dagprocedures

HOOFDSTUK 6

6.

Beleenbare activa

6.1.

Algemeen

6.2.

Op lijst 1 opgenomen activa

6.3.

Op lijst 2 opgenomen activa

6.4.

Risicobeheersingsmaatregelen

6.4.1.

Risicobeheersingsmaatregelen voor op lijst 1 opgenomen activa

6.4.2.

Risicobeheersingsmaatregelen voor op lijst 2 opgenomen activa

6.5.

Waarderingsgrondslagen voor beleenbare activa

6.6.

Grensoverschrijdend gebruik van beleenbare activa

6.6.1.

Het Correspondentenmodel voor centrale banken

6.6.2.

Koppelingen tussen effectenafwikkelsystemen

HOOFDSTUK 7

7.

Reserveverplichtingen

7.1.

Algemeen

7.2.

Reserveplichtige instellingen

7.3.

Vaststelling van reserveverplichtingen

7.4.

Aanhouding van verplichte reserves

7.5.

Kennisgeving van, instemming met en controle op de reservebasis

7.6.

Niet-nakoming van reserveverplichtingen

Bijlagen

Bijlage 1

Voorbeelden van monetairebeleidstransacties en -procedures

Bijlage 2

Lijst van termen

Bijlage 3

Keuze van tegenpartijen bij deviezeninterventies en bij deviezenswaps voor monetaire-beleidsdoeleinden

Bijlage 4

Rapportagekader voor de monetaire en bancaire statistieken van de Europese Centrale Bank

Bijlage 5

De websites van het Eurosysteem

Bijlage 6

Procedures en sancties ingeval een tegenpartij niet aan verplichtingen voldoet

Kaders, grafieken en tabellen

Kaders

1.

Uitgifte van ECB-schuldbewijzen

2.

Deviezenswaps

3.

Tenderprocedure

4.

Toewijzing van vaste-rentetenders

5.

Toewijzing van variabele-rentetenders in euro

6.

Toewijzing van variabele deviezenswaptenders

7.

Verdere stappen op weg naar een uniforme onderpandlijst

8.

Maatregelen ter beheersing van risico's

9.

Liquiditeitscategorieën voor op lijst 1 opgenomen activa

10.

Surpluspercentages voor beleenbare activa op lijst 1 uitgesplitst naar coupontype

11.

Surpluspercentages voor op lijst 1 opgenomen instrumenten met invers-variabele rente

12.

Berekening van margestortingen

13.

Surpluspercentages voor op lijst 2 opgenomen activa

14.

Reservebasis en reserveratio's

15.

Berekening van de rentevergoeding over aangehouden reserves

Grafieken

1.

Normaal tijdschema voor het uitvoeren van standaardtenders

2.

Normaal tijdschema voor het uitvoeren van snelle tenders

3.

Het correspondentenmodel voor centrale banken

4.

Koppelingen tussen effectenafwikkelsystemen

Tabellen

1.

De monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem

2.

Normale transactiedagen voor de basis- en langerlopende herfinancieringstransacties

3.

Normale valutadata voor open-markttransacties van het Eurosysteem

4.

Activa die gebruikt kunnen worden voor de monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem

Lijst van afkortingen

CCBM

correspondent central banking model

C.E.T.

Central European Time (Midden-Europese Standaardtijd)

Cis

credit institutions

CSD

central securities depository

DVP

delivery versus payment

ECB

Europese Centrale Bank

EEG

Europese Economische Gemeenschap

EER

Europese Economische Ruimte

EG

Europese Gemeenschap

EPM

ECB payment mechanism

ESCB

Europees Stelsel van Centrale Banken

EU

Europese Unie

FOP

free-of-payment

FRN

floating-rate note

ICBE

instelling voor collectieve belegging in effecten

ISIN

International Securities Identification Number (Internationaal effecten-identificatie-nummer)

MFI

monetair-financiële instelling

MMF

money market fund (geldmarktfonds)

NCB

nationale centrale bank

RTBV

real-time bruto vereveningssysteem

SSS

securities settlement system (effecten-vereveningssysteem)

Strip

separate trading of interest and principal

TARGET

Trans-European Automated Real-Time Gross settlement Express Transfer system

Inleiding

In dit document wordt het door het Eurosysteem (1) voor het gemeenschappelijke monetaire beleid in het Eurogebied gekozen operationele kader uiteengezet. Het is de bedoeling dat dit document, dat deel uitmaakt van het juridische kader van het Eurosysteem voor de monetairebeleidsinstrumenten en -procedures, zal dienen als „algemene documentatie” inzake de monetaire-beleidsinstrumenten en -procedures van het Eurosysteem, en meer in het bijzonder als informatiebron met betrekking tot het monetaire-beleidskader van het Eurosysteem ten behoeve van tegenpartijen.

Aan de algemene documentatie zelf kunnen door tegenpartijen geen rechten worden ontleend noch kunnen aan hen op basis daarvan verplichtingen worden opgelegd. De juridische verhouding tussen het Eurosysteem en tegenpartijen is vastgelegd in contracten of reglementen.

Het document bestaat uit zeven hoofdstukken. In Hoofdstuk 1 wordt een overzicht gegeven van het operationele kader voor het door het Eurosysteem te voeren monetaire beleid. In Hoofdstuk 2 worden de criteria uiteengezet waaraan tegenpartijen moeten voldoen die wensen deel te nemen aan de monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem. In Hoofdstuk 3 worden de open-markttransacties beschreven en in Hoofdstuk 4 de aan tegenpartijen ter beschikking staande permanente faciliteiten. Hoofdstuk 5 biedt een overzicht van de procedures voor de uitvoering van monetaire-beleidstransacties. Hoofdstuk 6 gaat in op de criteria voor de beleenbare activa die bij de uitvoering van monetaire-beleidstransacties worden gebruikt. In Hoofdstuk 7 wordt het stelsel van reserveverplichtingen van het Eurosysteem uiteengezet.

De bijlagen bevatten voorbeelden van monetaire-beleidstransacties en -procedures, een lijst van termen, criteria voor de keuze van tegenpartijen bij deviezeninterventies van het Eurosysteem, een uiteenzetting van het rapportagekader voor de monetaire en bancaire statistieken van de Europese Centrale Bank (ECB), een overzicht van de websites van het Eurosysteem en een beschrijving van de procedures en sancties die gelden wanneer een tegenpartij niet aan verplichtingen voldoet.

HOOFDSTUK 1

1.

OVERZICHT VAN HET MONETAIRE-BELEIDSKADER

1.1.

Het Europees Stelsel van Centrale Banken

Het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB) bestaat uit de Europese Centrale Bank (ECB) en de nationale centrale banken van de lidstaten van de Europese Unie (EU) (2). De activiteiten van het ESCB worden uitgevoerd overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (hierna te noemen het Verdrag) en de Statuten van het Europees Stelsel van Centrale Banken en van de Europese Centrale Bank (hierna te noemen de ESCB/ECB-Statuten). Het ESCB wordt bestuurd door de besluitvormende organen van de ECB. Daarbij is de Raad van Bestuur van de ECB verantwoordelijk voor het bepalen van het monetaire beleid, terwijl de Directie bevoegd is het monetaire beleid uit te voeren volgens de door de Raad van Bestuur vastgestelde besluiten en richtsnoeren. Voorzover mogelijk en passend doet de ECB, met het oog op de operationele doelmatigheid, een beroep op de nationale centrale banken (3) voor het uitvoeren van de transacties die tot de taken van het Eurosysteem behoren. De monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem worden in alle lidstaten (4) op uniforme voorwaarden ten uitvoer gelegd.

1.2.

Doelstellingen van het Eurosysteem

Het hoofddoel van het Eurosysteem is, zoals vastgelegd in artikel 105 van het Verdrag, het handhaven van prijsstabiliteit. Onverminderd het hoofddoel van prijsstabiliteit ondersteunt het Eurosysteem het algemene economische beleid in de Europese Gemeenschap. Bij het nastreven van de doelstellingen moet het Eurosysteem handelen in overeenstemming met het beginsel van een open-markteconomie met vrije mededinging, waarbij een doelmatige allocatie van middelen wordt bevorderd.

1.3.

Monetaire-beleidsinstrumenten van het Eurosysteem

Ter verwezenlijking van de doelstellingen staat aan het Eurosysteem een samenstel van monetaire-beleidsinstrumenten ter beschikking: het Eurosysteem verricht open-markttransacties, biedt permanente faciliteiten en eist dat kredietinstellingen op rekeningen bij het Eurosysteem minimumreserves aanhouden.

1.3.1.

Open-markttransacties

Open-markttransacties spelen een belangrijke rol in het monetaire beleid van het Eurosysteem en dienen voor het sturen van de rente, het beheersen van de liquiditeitsverhoudingen op de markt en het afgeven van signalen omtrent de koers van het monetaire beleid. Het Eurosysteem beschikt over vijf instrumenten voor het uitvoeren van open-markttransacties. Het belangrijkste instrument is dat van de transacties met wederinkoop (op basis van repo-overeenkomsten of leningen tegen onderpand). En voorts kan het Eurosysteem zich bedienen van rechtstreekse aan- of verkopen van waardepapier in de open markt, de uitgifte van schuldbewijzen, deviezenswaps en het aantrekken van termijndeposito's. Openmarkttransacties vinden plaats op initiatief van de ECB, die tevens het te benutten instrument bepaalt alsmede de modaliteiten. De transacties kunnen worden uitgevoerd als standaardtenders, snelle tenders of bilaterale transacties (5). Met betrekking tot doelstellingen, frequentie en procedure kunnen de open-markttransacties van het Eurosysteem in de volgende vier categorieën worden verdeeld (zie ook Tabel 1):

Basis-herfinancieringstransacties zijn reguliere liquiditeitsverschaffende transacties met wederinkoop welke wekelijks worden uitgevoerd en doorgaans een looptijd kennen van een week. Deze transacties worden verricht door de nationale centrale banken op basis van standaardtenders. De basisherfinancieringstransacties staan centraal in het stelsel van open-markttransacties van het Eurosysteem en nemen het grootste deel van de herfinanciering van de financiële sector voor hun rekening.

Langerlopende herfinancieringstransacties zijn liquiditeitsverschaffende transacties met wederinkoop, welke maandelijks worden uitgevoerd en een looptijd kennen van doorgaans drie maanden. Deze transacties beogen tegenpartijen te voorzien van aanvullende herfinanciering op langere termijn en worden door de nationale centrale banken verricht op basis van standaardtenders. Bij deze transacties beoogt het Eurosysteem doorgaans geen signalen af te geven aan de markt, zodat normaliter de door de markt gewenste rentevoet wordt gehanteerd.

„Fine-tuning”-transacties worden uitgevoerd op ad-hocbasis en hebben tot doel de liquiditeitsverhoudingen in de markt te beheersen en de rente te sturen, met name om de rente-effecten van onverwachte fluctuaties in de liquiditeitsverhoudingen op de markt te egaliseren. „Fine-tuning”-transacties worden meestal uitgevoerd als transacties met wederinkoop maar ook wel als rechtstreekse aan- of verkopen van waardepapier, deviezenswaps of het aantrekken van termijndeposito's. De daarbij gebruikte instrumenten en procedures kunnen variëren naar gelang van het type transactie en het specifiek beoogde doel. Normaliter worden deze transacties door de nationale centrale banken uitgevoerd als snelle tenders of bilaterale transacties. De Raad van Bestuur van de ECB kan besluiten of onder uitzonderlijke omstandigheden bilaterale „fine-tuning”-transacties door de ECB zelf kunnen worden uitgevoerd.

Daarnaast kan het Eurosysteem ook structurele transacties uitvoeren door middel van uitgifte van schuldbewijzen, transacties met wederinkoop en rechtstreekse aan- of verkopen van waardepapier. Deze transacties vinden (al dan niet regelmatig) plaats wanneer de ECB de structurele positie van het Eurosysteem ten opzichte van de financiële sector wil beïnvloeden. Structurele transacties met wederinkoop en de uitgifte van schuldbewijzen worden door de nationale centrale banken uitgevoerd via standaardtenders. Structurele transacties in de vorm van rechtstreekse aan- of verkopen van waardepapier worden door middel van bilaterale transacties uitgevoerd.

1.3.2.

Permanente faciliteiten

Permanente faciliteiten dienen ertoe zeer kortlopende liquiditeiten te verschaffen en te onttrekken, signalen af te geven omtrent de algemene koers van het monetaire beleid en grenzen te stellen aan de zeer korte marktrente. Aan de daarvoor in aanmerking komende tegenpartijen staan twee permanente faciliteiten ter beschikking, waarvan zij op eigen initiatief gebruik kunnen maken (zie ook Tabel 1):

Tegenpartijen kunnen gebruik maken van de marginale beleningsfaciliteit ter verkrijging van daggeld van de nationale centrale banken tegen onderpand van beleenbare activa. Normaliter is de toegang tot de faciliteit niet gebonden aan kredietlimieten of andere beperkingen behoudens het vereiste dat voldoende beleenbare activa beschikbaar moeten zijn. De rente op de marginale beleningsfaciliteit stelt normaliter een bovengrens aan de zeer korte marktrente.

Tegenpartijen kunnen gebruik maken van de depositofaciliteit om bij de nationale centrale banken kortlopende deposito's aan te houden. Normaliter is de toegang tot de faciliteit niet onderhevig aan limieten of andere beperkingen. De rente op de depositofaciliteit stelt normaliter een ondergrens aan de zeer korte marktrente.

De permanente faciliteiten worden door de nationale centrale banken decentraal beheerd.

1.3.3.

Reserveverplichtingen

Het stelsel van reserveverplichtingen van het Eurosysteem geldt voor kredietinstellingen in het eurogebied en dient hoofdzakelijk om de geldmarktrente te stabiliseren en een minimaal structureel liquiditeitstekort in stand te houden. Het bedrag aan reserves dat elke instelling moet aanhouden wordt bepaald als percentage van een aantal balansposten. In het kader van het streven de rente te stabiliseren is in het stelsel van reserveverplichtingen van het Eurosysteem een middelingsbepaling opgenomen, waarbij op grond van de gemiddeld per dag aangehouden reserves gedurende een aanhoudingsperiode wordt bepaald of een instelling al dan niet aan de reserveverplichtingen voldoet. Over de door de instellingen aangehouden reserves wordt rente vergoed tegen het tarief voor de basis-herfinancieringstransacties van het Eurosysteem.

1.4.

Tegenpartijen

Het monetaire-beleidskader van het Eurosysteem is zodanig geformuleerd dat een breed scala aan tegenpartijen kan deelnemen. Reserveplichtige instellingen conform artikel 19.1 van de ESCB/ECB-Statuten kunnen gebruikmaken van de permanente faciliteiten en deelnemen aan de open-markttransacties op basis van standaardtenders. Het Eurosysteem kan een beperkt aantal tegenpartijen uitkiezen voor het aangaan van „fine-tuning”-transacties. Met betrekking tot rechtstreekse aan- of verkopen van waardepapier gelden a priori geen beperkingen ten aanzien van het scala aan tegenpartijen. Deviezenswaps, die ten behoeve van het monetaire beleid worden afgesloten, worden aangegaan met actieve marktpartijen. Deelname aan deze transacties is beperkt tot tegenpartijen die door het Eurosysteem zijn geselecteerd voor deviezentransacties en die in het eurogebied zijn gevestigd.

1.5.

Beleenbare activa

Conform artikel 18.1 van de ESCB/ECB-Statuten moeten alle krediettransacties van het Eurosysteem worden gedekt door toereikend onderpand. Het Eurosysteem aanvaardt een breed scala aan activa als onderpand bij transacties. Hoofdzakelijk voor interne doeleinden binnen het Eurosysteem wordt een onderscheid gemaakt tussen twee soorten activa: die op lijst 1 en lijst 2. Dit onderscheid zal in de komende jaren echter in fasen worden opgeheven om voor het onderpandkader van het Eurosysteem te komen tot één lijst beleenbare activa. Lijst 1 bestaat thans uit verhandelbare activa die aan het gehele eurogebied omspannende, door de ECB vastgestelde beleenbaarheidscriteria voldoen. Lijst 2 bestaat uit andere verhandelbare en niet-verhandelbare activa die van bijzonder belang zijn voor de nationale financiële markten en het nationale bankwezen en waarvoor, met toestemming van de ECB, beleenbaarheidscriteria worden vastgesteld door de nationale centrale banken. Tussen de lijsten wordt met betrekking tot de kwaliteit van de activa en hun beleenbaarheid voor de verschillende monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem geen onderscheid gemaakt (behalve dat activa op lijst 2 normaliter niet door het Eurosysteem worden gebruikt bij rechtstreekse aan- of verkopen van waardepapier). Beleenbare activa kunnen ook grensoverschrijdend worden gebruikt, via het correspondentenmodel voor centrale banken of via goedgekeurde koppelingen tussen effecten-afwikkelsystemen binnen de EU, als onderpand bij alle soorten kredietverlening van het Eurosysteem (6). Alle beleenbare activa voor de monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem kunnen ook worden gebruikt als onderpand bij het verstrekken van krediet gedurende de dag.

1.6.

Aanpassing van het monetaire-beleidskader

De Raad van Bestuur van de ECB kan te allen tijde besluiten tot aanpassing van de instrumenten, voorwaarden, criteria en procedures voor de tenuitvoerlegging van de monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem.

TABEL 1

De monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem

Monetaire-beleidstransacties

Soort transactie

Looptijd

Frequentie

Procedure

Liquiditeitsverruimend

Liquiditeitsverkrappend

Open-markttransacties

Basis-herfinancieringstransacties

Transacties met wederinkoop

Een week

Wekelijks

Standaardtenders

Langerlopende herfinancieringstransacties

Transacties met wederinkoop

Drie maanden

Maandelijks

Standaardtenders

„Fine-tuning-” transacties

Transacties met wederinkoop

Deviezenswaps

Transacties met wederinkoop

Antrekken van transacties termijndeposito's

Deviezenswaps

Niet gestandaardiseerd

Niet regelmatig

Snelle tenders

Bilaterale transacties

Rechtstreekse aankopen van waardepapier

Rechtstreekse verkopen van waardepapier

Niet regelmatig

Bilaterale transacties

Structurele transacties

Transacties met wederinkoop

Uitgifte van schuldbewijzen

Gestandaardiseerd/niet gestandaardiseerd

Regelmatig en niet regelmatig

Standaardtenders

Rechtstreekse aankopen van waardepapier

Rechtstreekse verkopen van waardepapier

Niet regelmatig

Bilaterale transacties

Permanente faciliteiten

Marginale beleningsfaciliteit

Transacties met wederinkoop

„Overnight”

Toegang op initiatief van tegenpartijen

Depositofaciliteit

Deposito's

„Overnight”

Toegang op initiatief van tegenpartijen

HOOFDSTUK 2

2.

TEGENPARTIJEN

2.1.

Algemene criteria voor tegenpartijen

De tegenpartijen bij de monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem moeten aan bepaalde criteria voldoen (7). Deze criteria zijn erop gericht een breed scala aan tegenpartijen toegang te verlenen tot de monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem, zodat de gelijkheid van behandeling van instellingen in het gehele eurogebied wordt bevorderd en wordt verzekerd dat de tegenpartijen voldoen aan bepaalde operationele en bedrijfseconomische vereisten.

Alleen instellingen die conform artikel 19.1 van de ESCB/ECB-Statuten zijn onderworpen aan het stelsel van reserveverplichtingen van het Eurosysteem komen in aanmerking om als tegenpartij op te treden. Instellingen die zijn uitgezonderd van hun verplichtingen ingevolge het stelsel van reserveverplichtingen van het Eurosysteem (zie paragraaf 7.2) zullen niet kunnen optreden als tegenpartijen bij de permanente faciliteiten en open-markttransacties van het Eurosysteem.

Tegenpartijen moeten financieel gezond zijn. Zij dienen onderworpen te zijn aan ten minste één vorm van binnen de EU/EER geharmoniseerd, door nationale autoriteiten uitgeoefend toezicht (8). Financieel gezonde instellingen die onderworpen zijn aan niet-geharmoniseerd nationaal toezicht dat aan vergelijkbare normen voldoet kunnen ook als tegenpartijen worden aanvaard, zoals bijkantoren in het eurogebied van instellingen waarvan het hoofdkantoor zich buiten de Europese Economische Ruimte (EER) bevindt.

Tegenpartijen moeten voldoen aan operationele criteria, vastgelegd in de desbetreffende, door de respectieve nationale centrale bank (of de ECB) toegepaste contractuele of andere regelingen, ten einde de doelmatige tenuitvoerlegging van de monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem te waarborgen.

Deze algemene criteria zijn gelijk voor het gehele eurogebied. Instellingen die aan de criteria voldoen, zijn gerechtigd:

gebruik te maken van de permanente faciliteiten van het Eurosysteem, en

deel te nemen aan de open-markttransacties van het Eurosysteem op basis van standaardtenders.

Toegang tot de permanente faciliteiten en openmarkttransacties van het Eurosysteem op basis van standaardtenders kan een instelling alleen verkrijgen via de nationale centrale bank van de lidstaat waar ze is gevestigd. Indien een instelling vestigingen (hoofdkantoor of bijkantoren) heeft in verschillende lidstaten, kan elk van deze vestigingen toegang tot deze faciliteiten verkrijgen via de nationale centrale bank van de lidstaat van vestiging; inschrijvingen op tenders kunnen echter slechts worden ingediend door één van deze vestigingen (hetzij het hoofdkantoor hetzij een daartoe aangewezen bijkantoor) in elke lidstaat.

2.2.

Keuze van tegenpartijen bij snelle tenders en bilaterale transacties

Met betrekking tot rechtstreekse aan- of verkopen van waardepapier worden a priori geen beperkingen gesteld aan het scala aan tegenpartijen.

Met betrekking tot deviezenswaps voor monetaire-beleidsdoeleinden moeten tegenpartijen in staat zijn onder alle marktomstandigheden grootschalige deviezentransacties doelmatig te verrichten. De tegenpartijen bij deviezenswaps komen overeen met de in het eurogebied gevestigde tegenpartijen bij de deviezentransacties van het Eurosysteem. De bij de keuze van tegenpartijen toegepaste criteria en procedures worden beschreven in Bijlage 3.

Bij andere door middel van snelle tenders en bilaterale transacties uitgevoerde operaties („fine-tuning”-transacties met wederinkoop en het aantrekken van termijndeposito's), selecteert elke nationale centrale bank tegenpartijen uit de in de desbetreffende lidstaat gevestigde instellingen die aan de algemene erkenningscriteria voor tegenpartijen voldoen. Hierbij is activiteit op de geldmarkt het belangrijkste criterium. Mogelijke andere criteria zijn bijvoorbeeld het vermogen om grootschalige transacties doelmatig te verrichten en het vermogen voor grote bedragen in te schrijven.

Bij snelle tenders en bilaterale transacties doet elke nationale centrale bank alleen zaken met tegenpartijen die zijn opgenomen op haar eigen lijst van tegenpartijen voor „fine-tuning”-transacties. Als, om operationele redenen, een nationale centrale bank niet elke transactie kan aangaan met al haar tegenpartijen voor „fine-tuning”-doeleinden, zal de keuze van tegenpartijen bij toerbeurt plaatsvinden om toch billijke toegangsverlening te waarborgen.

De Raad van Bestuur van de ECB beslist of, in uitzonderlijke omstandigheden, bilaterale transacties voor „fine-tuning”-doeleinden kunnen worden uitgevoerd door de ECB zelf. Indien de ECB zelf bilaterale transacties uitvoert, zal zij per geval de tegenpartijen bij toerbeurt kiezen uit die tegenpartijen in het eurogebied die in aanmerking komen voor snelle tenders en bilaterale transacties, teneinde billijke toegangsverlening te waarborgen.

2.3.

Sancties ingeval een tegenpartij verplichtingen niet nakomt

Conform Verordening (EG) nr. 2532/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot de bevoegdheid van de Europese Centrale Bank om sancties op te leggen (9), Verordening (EG) nr. 2157/1999 van de Europese Centrale Bank van 23 september 1999 met betrekking tot de bevoegdheid van de Europese Centrale Bank om sancties op te leggen (ECB/1999/4) (10), de gewijzigde Verordening (EG) nr. 2531/98 van de Raad van 23 november 1998 inzake de toepassing van reserveverplichtingen door de Europese Centrale Bank (11) en Verordening (EG) nr. 1745/2003 van de Europese Centrale Bank van 12 september 2003 inzake de toepassing van reserveverplichtingen (ECB/2003/9) (12), legt de Europese Centrale Bank sancties op aan instellingen die niet voldoen aan verplichtingen voortvloeiend uit verordeningen en besluiten van de Europese Centrale Bank met betrekking tot de toepassing van reserveverplichtingen. De desbetreffende sancties en de regels voor de toepassing ervan zijn in bovenvermelde verordeningen vastgelegd. Daarnaast kan het Eurosysteem, bij ernstige overtreding van de reserveverplichtingen, een tegenpartijen schorsen als deelnemer aan open-markttransacties.

Conform de bepalingen van de door de desbetreffende nationale centrale bank (of de ECB) gehanteerde contractuele of andere regelingen, legt het Eurosysteem aan tegenpartijen zoals onderstaand beschreven financiële sancties op aan tegenpartijen of schorst de deelname van tegenpartijen aan open-markttransacties indien deze tegenpartijen niet voldoen aan hun verplichtingen ingevolge de door de nationale centrale bank (of de ECB) gehanteerde contractuele of andere regelingen.

Dit heeft betrekking op overtreding van de regels die gelden voor tenders (als een tegenpartij niet in staat is een voldoende hoeveelheid beleenbare activa over te dragen tegenover het bedrag aan toegewezen liquiditeiten bij een liquiditeitsverruimende transactie of als de tegenpartij niet in staat is een voldoende hoeveelheid liquide middelen te leveren tegenover het toegewezen bedrag bij een liquiditeitsverkrappende transactie), en voor bilaterale transacties (als een tegenpartij niet in staat is een voldoende hoeveelheid beleenbare activa over te dragen of niet in staat is een voldoende hoeveelheid liquide middelen te leveren tegenover het bij een bilaterale transactie overeengekomen bedrag).

Dit geldt ook indien een tegenpartij niet voldoet aan de regels voor het gebruik van activa als onderpand (als een tegenpartij activa gebruikt die niet of niet meer beleenbaar zijn of niet door die tegenpartij mogen worden aangewend, bijvoorbeeld als de emittent/garant en de tegenpartij nauwe banden onderhouden dan wel een en dezelfde partij zijn) of niet voldoet aan de regels met betrekking tot de einde-dagprocedures en toegangsvoorwaarden voor de marginale beleningsfaciliteit (hetgeen gebeurt als een tegenpartij die aan het einde van de dag een negatief saldo heeft op de vereveningsrekening niet voldoet aan de toegangsvoorwaarden voor de marginale beleningsfaciliteit).

Daarnaast kan een opschortende maatregel jegens een tegenpartij die niet aan de regels voldoet ook worden uitgebreid tot bijkantoren van die tegenpartij in andere lidstaten. Waar dit nodig is, als een uitzonderlijke maatregel gegeven de ernst van de overtreding, blijkens bijvoorbeeld de frequentie of de duur ervan, kan de deelname van een tegenpartij aan alle toekomstige monetaire-beleidstransacties gedurende een bepaalde periode worden opgeschort.

Financiële sancties die door een nationale centrale bank worden opgelegd bij niet-nakoming van de regels inzake tendertransacties, bilaterale transacties, beleenbare activa, einde-dagprocedures of de toegangsvoorwaarden voor de marginale beleningsfaciliteit worden berekend op basis van een tevoren vastgestelde boeterente (zoals uiteengezet in Bijlage 6).

2.4.

Opschorting of uitsluiting uit overweging van voorzichtigheid

Conform de bepalingen in de door de desbetreffende nationale centrale bank (of de ECB) gehanteerde contractuele of andere regelingen, kan het Eurosysteem uit overweging van voorzichtigheid tegenpartijen uitsluiten van toegang tot monetaire-beleidsinstrumenten of deze toegang opschorten.

Daarnaast kan uitsluiting of opschorting gerechtvaardigd zijn in enkele gevallen die vallen onder het begrip „in gebreke blijven” zoals vastgelegd in de door de nationale centrale banken gehanteerde contractuele of andere regelingen.

HOOFDSTUK 3

3.

OPEN-MARKTTRANSACTIES

Open-markttransacties spelen een belangrijke rol in het monetaire beleid van het Eurosysteem en zijn gericht op het sturen van de rente, het beheersen van de liquiditeitsverhoudingen in de markt en het afgeven van signalen omtrent de koers van het monetaire beleid. De open-markttransacties van het Eurosysteem zijn naar doel, frequentie en procedure te verdelen in vier categorieën: basis-herfinancieringstransacties, langerlopende herfinancieringstransacties, „fine-tuning”-transacties en structurele transacties. Beschouwt men het type transactie, dan vormen transacties met wederinkoop het belangrijkste open-marktinstrument van het Eurosysteem; deze transacties kunnen voor alle vier soorten operaties worden gebruikt, terwijl schuldbewijzen zich lenen voor het structureel onttrekken van liquiditeiten. Daarnaast beschikt het Eurosysteem over nog drie instrumenten voor het uitvoeren van „fine-tuning”-transacties, te weten rechtstreekse aan- of verkopen van waardepapier, deviezenswaps en het aantrekken van termijndeposito's. In dit hoofdstuk worden de verschillende soorten door het Eurosysteem gebruikte instrumenten nader besproken.

3.1.

Transacties met wederinkoop

3.1.1.

Algemeen

a)   Soort instrument

Transacties met wederinkoop zijn transacties waarbij het Eurosysteem door middel van repo's activa koopt of verkoopt, dan wel tegen onderpand van beleenbare activa krediet verstrekt. Dergelijke transacties worden benut voor basis- en langerlopende herfinancieringstransacties. Bovendien kan het Eurosysteem voor zijn structurele en „fine-tuning”-operaties gebruikmaken van transacties met wederinkoop.

b)   Juridische status

De nationale centrale banken kunnen transacties met wederinkoop uitvoeren hetzij als repo's (waarbij de eigendom van het activum wordt overgedragen aan de crediteur en de partijen overeenkomen de transactie op een tijdstip in de toekomst om te keren door heroverdracht van het activum aan de debiteur) hetzij als leningen tegen onderpand (waarbij een afdwingbaar pandrecht op het activum wordt gevestigd, maar de eigendom van het activum, op grond van de verwachting dat aan de schuldverplichting zal worden voldaan, bij de debiteur blijft berusten). Verdere bepalingen ten aanzien van transacties met wederinkoop in de vorm van repo's zijn vastgelegd in de door de desbetreffende nationale centrale bank (of de ECB) gehanteerde contractuele regelingen. In de regelingen voor transacties met wederinkoop op basis van leningen tegen onderpand wordt rekening gehouden met de verschillende procedures en formaliteiten voor het vestigen en te gelde maken van een onderpandbelang (b.v. pandrecht) zoals die gelden in de verschillende jurisdicties.

c)   Rente

Bij een repo komt het verschil tussen de aankoopprijs en de wederinkoopprijs overeen met de verschuldigde rente op het geleende bedrag over de looptijd van de transactie, met andere woorden: de te betalen rente is begrepen in de wederinkoopprijs. Bij een transactie met wederinkoop in de vorm van een lening tegen onderpand wordt de rente bepaald door de vastgestelde rentevoet toe te passen op het bedrag van het krediet over de looptijd van de transactie. De rentevoet op door het Eurosysteem verrichte open-markttransacties met wederinkoop is enkelvoudig en wordt berekend volgens de conventie: werkelijk aantal dagen/360.

3.1.2.

Basis-herfinancieringstransacties

Basis-herfinancieringstransacties zijn de belangrijkste open-markttransacties van het Eurosysteem en spelen een sleutelrol bij het sturen van de rente, het beheersen van de liquiditeitsverhoudingen in de markt en het afgeven van signalen omtrent de koers van het monetaire beleid. Zij voorzien tevens in het overgrote deel van de herfinancieringsbehoefte van de financiële sector.

De operationele kenmerken van de basis-herfinancieringstransacties kunnen als volgt worden samengevat:

zij zijn liquiditeitsverruimend;

zij worden uitgevoerd op regelmatige basis, en wel wekelijks (13);

zij hebben doorgaans een looptijd van een week (14);

zij worden decentraal uitgevoerd door de nationale centrale banken;

zij worden uitgevoerd als standaardtenders (zoals beschreven in paragraaf 5.1);

alle tegenpartijen die voldoen aan de geldende algemene criteria (zoals beschreven in paragraaf 2.1) kunnen inschrijven op basisherfinancieringstransacties; en

zowel op lijst 1 als op lijst 2 opgenomen activa (zoals beschreven in Hoofdstuk 6) kunnen worden gebruikt als onderpand in het kader van de basis-herfinancieringstransacties.

3.1.3.

Langerlopende herfinancieringstransacties

Het Eurosysteem maakt ook gebruik van periodieke herfinancieringstransacties met een looptijd van drie maanden, gericht op het voorzien in de herfinancieringsbehoefte van de financiële sector op de langere termijn. Deze transacties nemen slechts een klein deel van de totale herfinancieringsbehoefte voor hun rekening. Bij deze transacties geeft het Eurosysteem doorgaans geen signalen af aan de markt zodat normaliter de door de markt gewenste rentevoet wordt gehanteerd. Daarom worden de langerlopende herfinancieringstransacties gewoonlijk uitgevoerd als variabele-rentetenders en geeft de ECB van tijd tot tijd het bedrag aan dat bij komende tenders zal worden toegewezen. Onder uitzonderlijke omstandigheden kan het Eurosysteem langerlopende herfinancieringstransacties ook vorm geven als vaste-rentetenders.

De operationele kenmerken van de langerlopende herfinancieringstransacties kunnen als volgt worden samengevat:

zij zijn liquiditeitsverruimend;

zij worden periodiek, en wel maandelijks, uitgevoerd (15);

zij hebben doorgaans een looptijd van drie maanden (16);

zij worden decentraal uitgevoerd door de nationale centrale banken;

zij worden uitgevoerd als standaardtenders (zoals beschreven in paragraaf 5.1);

alle tegenpartijen die aan de geldende algemene criteria (zoals beschreven in paragraaf 2.1) voldoen kunnen inschrijven op langerlopende herfinancieringstransacties; en

zowel op lijst 1 als op lijst 2 opgenomen activa (zoals beschreven in Hoofdstuk 6) zijn beleenbaar in het kader van de langerlopende herfinancieringstransacties.

3.1.4.

„Fine-tuning”-transacties met wederinkoop

Het Eurosysteem kan „fine-tuning”-transacties uitvoeren als open-markttransacties met wederinkoop. „Fine-tuning”-transacties strekken ertoe de liquiditeitsverhoudingen in de markt te beheersen en de rente te sturen, en in het bijzonder om de rente-effecten van onverwachte liquiditeitsfluctuaties in de markt te egaliseren. Omdat het bij onverwachte marktontwikkelingen nodig kan zijn snel in te grijpen is een grote keuzevrijheid gewenst met betrekking tot te hanteren procedures en operationele kenmerken bij het uitvoeren van deze transacties.

De operationele kenmerken van de „fine-tuning”-transacties met wederinkoop kunnen als volgt worden samengevat:

zij kunnen zowel liquiditeitsverruimend als liquiditeitsverkrappend zijn;

zij kennen geen standaardfrequentie;

zij kennen geen standaardlooptijd;

liquiditeitsverruimende „fine-tuning”-transacties met wederinkoop worden doorgaans uitgevoerd door middel van snelle tenders, hoewel de mogelijkheid van bilaterale transacties niet wordt uitgesloten (zie Hoofdstuk 5);

liquiditeitsverkrappende „fine-tuning”-transacties met wederinkoop worden doorgaans uitgevoerd door middel van bilaterale transacties (zoals beschreven in paragraaf 5.2);

zij worden doorgaans decentraal uitgevoerd door de nationale centrale banken (de Raad van Bestuur van de ECB kan besluiten of onder uitzonderlijke omstandigheden bilaterale „fine-tuning”-transacties met wederinkoop door de ECB kunnen worden uitgevoerd);

het Eurosysteem kan, conform de in paragraaf 2.2 beschreven criteria, een beperkt aantal tegenpartijen selecteren voor deelname aan „fine-tuning”-transacties met wederinkoop;

zowel op lijst 1 als lijst 2 opgenomen activa (zoals beschreven in Hoofdstuk 6) zijn beleenbaar in het kader van de „fine-tuning”-transacties met wederinkoop.

3.1.5.

Structurele transacties met wederinkoop

Het Eurosysteem kan structurele transacties uitvoeren als open-markttransacties met wederinkoop, gericht op het beïnvloeden van de structurele positie van het Eurosysteem ten opzichte van de financiële sector.

De operationele kenmerken van deze transacties kunnen als volgt worden samengevat:

zij zijn liquiditeitsverruimend;

zij worden al dan niet periodiek uitgevoerd;

de looptijd ligt niet a priori vast;

zij worden uitgevoerd door middel van standaardtenders (zoals beschreven in paragraaf 5.1);

zij worden decentraal uitgevoerd door de nationale centrale banken;

alle tegenpartijen die voldoen aan de geldende algemene criteria (zoals beschreven in paragraaf 2.1) kunnen inschrijven op tenders voor structurele transacties met wederinkoop;

zowel op lijst 1 als op lijst 2 opgenomen activa (zoals beschreven in Hoofdstuk 6) zijn beleenbaar in het kader van de structurele transacties met wederinkoop.

3.2.

Rechtstreekse aan- of verkopen van waardepapier

a)   Soort instrument

Rechtstreekse aan- of verkopen van waardepapier zijn transacties waarbij het Eurosysteem activa rechtstreeks in de markt koopt of verkoopt. Aan- of verkopen worden uitsluitend verricht voor structurele en „fine-tuning”-doeleinden.

b)   Juridische status

Bij rechtstreekse aan- of verkopen van waardepapier gaat de eigendom over van de verkoper naar de koper zonder een daarmee verbonden heroverdracht van eigendom. De transacties worden uitgevoerd conform de marktusance voor de verhandelde schuldtitel.

c)   Prijs

Bij de berekening van de prijs handelt het Eurosysteem conform de marktusance voor het verhandelde schuldbewijs.

d)   Overige operationele kenmerken

De operationele kenmerken van de rechtstreekse aan- of verkopen van waardepapier door het Eurosysteem zijn als volgt samen te vatten:

zij kunnen liquiditeitsverruimend (rechtstreekse aankoop) of liquiditeitsverkrappend (rechtstreekse verkoop) zijn;

de frequentie is niet gestandaardiseerd;

zij worden uitgevoerd als bilaterale transacties (zoals beschreven in paragraaf 5.2);

zij worden doorgaans decentraal uitgevoerd door de nationale centrale banken (de Raad van Bestuur van de ECB kan besluiten of onder uitzonderlijke omstandigheden rechtstreekse aan- of verkopen van waardepapier voor „fine-tuning”-doeleinden door de ECB kunnen worden uitgevoerd);

er worden a priori geen beperkingen gesteld aan de tegenpartijen bij rechtstreekse aan- of verkopen van waardepapier;

alleen op lijst 1 opgenomen activa (zoals beschreven in paragraaf 6.1) worden gewoonlijk gebruikt als onderpand bij rechtstreekse aan- of verkopen van waardepapier.

3.3.

Uitgifte van ECB-schuldbewijzen

a)   Soort instrument

De ECB kan schuldbewijzen uitgeven ter beïnvloeding van de structurele positie van het Eurosysteem ten opzichte van de financiële sector om aldus een liquiditeitstekort in de markt te bewerkstelligen (of te vergroten).

b)   Juridische status

De schuldbewijzen vertegenwoordigen een schuldverplichting van de ECB aan de houder. De schuldbewijzen worden in girale vorm uitgegeven en aangehouden bij effectenbewaarinstellingen in het eurogebied. De ECB stelt geen beperkingen aan de overdraagbaarheid van de schuldbewijzen. Nadere bepalingen omtrent ECB-schuldbewijzen zullen zijn vervat in de Voorwaarden voor deze schuldbewijzen.

c)   Rente

De schuldbewijzen worden uitgegeven op discontobasis. Dit betekent dat de uitgiftekoers lager is dan de nominale waarde en dat tegen nominale waarde wordt afgelost. Het verschil tussen de uitgiftekoers en het bedrag van de aflossing is gelijk aan de rente over de uitgiftekoers tegen de overeengekomen rentevoet over de looptijd van het schuldbewijs. De toegepaste rentevoet bestaat uit een enkelvoudige rente; de rente wordt berekend volgens de conventie: werkelijk aantal dagen/360. De berekening van de uitgiftekoers wordt geïllustreerd in Kader 1.

KADER 1Uitgifte van ECB-schuldbewijzenDe uitgiftekoers is: Formulawaarbij geldt:

N

=

Nominale waarde van het schuldbewijs

rI

=

Rente (in %)

D

=

Looptijd van het schuldbewijs (in dagen)

PT

=

Uitgiftekoers van het schuldbewijs

d)   Overige operationele kenmerken

De operationele kenmerken van de uitgifte van ECB-schuldbewijzen kunnen als volgt worden samengevat:

de schuldbewijzen worden uitgegeven om liquiditeiten aan de markt te onttrekken;

de schuldbewijzen kunnen op regelmatige of niet-regelmatige basis worden uitgegeven;

de schuldbewijzen hebben een looptijd van minder dan twaalf maanden;

de schuldbewijzen worden uitgegeven door middel van standaardtenders (zoals beschreven in paragraaf 5.1);

de tenders voor de uitgifte van ECB-schuldbewijzen, alsmede de afrekening, worden decentraal verzorgd door de nationale centrale banken;

alle tegenpartijen die aan de geldende algemene criteria (zoals beschreven in paragraaf 2.1) voldoen kunnen inschrijven op de uitgifte van ECB-schuldbewijzen.

3.4.

Deviezenswaps

a)   Soort instrument

Deviezenswaps voor monetaire-beleidsdoeleinden bestaan uit een gelijktijdige contante transactie en een termijntransacties in euro tegen vreemde valuta. Zij worden gebruikt voor „fine-tuning”-doeleinden, hoofdzakelijk om de liquiditeitsverhoudingen in de markt te beheersen en de rente te sturen.

b)   Juridische status

Deviezenswaps voor monetaire-beleidsdoeleinden zijn transacties waarbij het Eurosysteem contante euro aankoopt (of verkoopt) tegen een vreemde valuta onder gelijktijdige verkoop (of aankoop) op termijn per een overeengekomen datum. Verdere bepalingen ten aanzien van deviezenswaps zijn vastgelegd in de door de desbetreffende nationale centrale banken (of de ECB) gehanteerde contractuele regelingen.

c)   Valuta's en koersen

Normaliter sluit het Eurosysteem slechts transacties af in valuta's die op ruime schaal worden verhandeld, met inachtneming van de marktusance. Bij elke deviezenswap komen het Eurosysteem en de tegenpartijen de voor de transactie geldende swappunten overeen. De swappunten betreffen het verschil tussen de koers voor de termijntransactie en die voor de contante transactie. De swappunten van de euro ten opzichte van de vreemde valuta worden in overeenstemming met de algemene marktpraktijk genoteerd. Zie Kader 2 voor de bij een deviezenswap gehanteerde koersen.

KADER 2Deviezenswaps

S

=

Contante koers (per de transactiedatum van de deviezenswap) tussen de euro (EUR) en een vreemde valuta ABC

Formula

FM

=

Termijnkoers tussen de euro en een vreemde valuta ABC per de terugkoopdatum van de swap (M)

Formula

ΔM

=

Termijnpunten tussen de euro en ABC voor de terugkoopdatum van de swap (M)

Formula

N(.)

=

Contant bedrag aan valuta N(.)M is het termijnbedrag aan valuta:

Formula of Formula

Formula of Formula

d)   Overige operationele kenmerken

De operationele kenmerken van deviezenswaps kunnen als volgt worden samengevat:

zij kunnen liquiditeitsverruimend of -verkrappend zijn;

de frequentie is niet gestandaardiseerd;

de looptijd is niet gestandaardiseerd;

zij worden uitgevoerd door middel van snelle tenders of bilaterale transacties (zie Hoofdstuk 5);

zij worden doorgaans decentraal uitgevoerd door de nationale centrale banken (de Raad van Bestuur van de ECB kan besluiten of onder uitzonderlijke omstandigheden bilaterale deviezenswaps door de ECB kunnen worden uitgevoerd);

het Eurosysteem kan, volgens de in paragraaf 2.2 en Bijlage 3 beschreven criteria, een beperkt aantal tegenpartijen selecteren voor deelname aan deviezenswaps.

3.5.

Aantrekken van termijndeposito's

a)   Soort instrument

Het Eurosysteem kan tegenpartijen in de gelegenheid stellen rentedragende deposito's met een vaste looptijd aan te houden bij de nationale centrale bank van de lidstaat van vestiging van de tegenpartij. Het is de bedoeling dat dit instrument alleen wordt gebruikt voor „fine-tuning”-doeleinden om liquiditeiten aan de markt te onttrekken.

b)   Juridische status

Van tegenpartijen aanvaarde deposito's hebben een vaste looptijd en een vaste rentevoet. Tegenover deposito's wordt door de nationale centrale banken geen onderpand verstrekt.

c)   Rente

De toegepaste rentevoet bestaat uit een enkelvoudige rente; de rente wordt berekend volgens de conventie: werkelijk aantal dagen/360. De rente wordt betaald op de vervaldag van het deposito.

d)   Overige operationele kenmerken

De operationele kenmerken van het aantrekken van termijndeposito's kunnen als volgt worden samengevat:

deposito's worden aangetrokken om liquiditeiten te onttrekken;

de frequentie waarmee deposito's worden aangetrokken is niet gestandaardiseerd;

de looptijd van de deposito's is niet gestandaardiseerd;

het aantrekken van deposito's geschiedt doorgaans door middel van snelle tenders, hoewel de mogelijkheid van bilaterale transacties niet wordt uitgesloten (zie Hoofdstuk 5);

het aantrekken van deposito's geschiedt doorgaans decentraal door de nationale centrale banken (de Raad van Bestuur van de ECB kan besluiten of onder uitzonderlijke omstandigheden termijndeposito's bilateraal kunnen worden aangetrokken door de ECB) (17); het Eurosysteem kan, volgens de in paragraaf 2.2 beschreven criteria, een beperkt aantal tegenpartijen selecteren voor het aantrekken van termijndeposito's.

HOOFDSTUK 4

4.

PERMANENTE FACILITEITEN

4.1.

De marginale beleningsfaciliteit

a)   Soort instrument

Tegenpartijen kunnen een beroep doen op de marginale beleningsfaciliteit voor het verkrijgen van zeer kortlopende liquiditeiten van nationale centrale banken tegen een tevoren vastgestelde rentevoet op onderpand van beleenbare activa (zoals beschreven in Hoofdstuk 6). Deze faciliteit beoogt te voorzien in de tijdelijke liquiditeitsbehoefte van tegenpartijen. Normaliter stelt de rentevoet op de faciliteit een bovengrens aan de zeer korte marktrente. De modaliteiten van de faciliteit zijn voor het gehele eurogebied identiek.

b)   Juridische status

De nationale centrale banken kunnen liquiditeiten krachtens de marginale beleningsfaciliteit verstrekken in de vorm van repo's (waarbij de eigendom van het activum wordt overgedragen aan de crediteur en de partijen overeenkomen de transactie op de volgende werkdag om te keren door heroverdracht van het activum aan de debiteur) of in de vorm van leningen tegen onderpand met een looptijd tot de volgende werkdag (waarbij een afdwingbaar pandrecht op het activum wordt gevestigd maar de eigendom van het activum, op grond van de verwachting dat aan de schuldverplichting zal worden voldaan, bij de debiteur blijft berusten). Verdere bepalingen ten aanzien van repo's zijn vastgelegd in de door de desbetreffende nationale centrale bank gehanteerde contractuele regelingen. In de regelingen voor het verstrekken van liquiditeiten in de vorm van leningen tegen onderpand wordt rekening gehouden met de verschillende procedures en formaliteiten in de verschillende jurisdicties voor het vestigen en te gelde maken van een onderpandbelang (of pandrecht).

c)   Toegang

Tegenpartijen die voldoen aan de in paragraaf 2.1 vastgelegde algemene criteria kunnen een beroep doen op de marginale beleningsfaciliteit. Toegang tot de marginale beleningsfaciliteit wordt verleend via de nationale centrale bank van de lidstaat van vestiging van de tegenpartij. Toegang tot de marginale beleningsfaciliteit van een bepaalde nationale centrale bank wordt slechts verleend gedurende die dagen dat het desbetreffende nationale „real-time” bruto-verevenings- of RTBV-systeem en de afwikkelsystemen voor effecten in werking zijn.

Aan het einde van de werkdag wordt een debetpositie op de vereveningsrekeningen van tegenpartijen bij de nationale centrale banken automatisch beschouwd als een verzoek om een beroep te mogen doen op de marginale beleningsfaciliteit. De procedures voor gebruikmaking van de marginale beleningsfaciliteit aan het einde van de werkdag worden beschreven in paragraaf 5.3.3.

Een tegenpartij kan ook een beroep doen op de marginale beleningsfaciliteit door een verzoek daartoe aan de nationale centrale bank van het land van vestiging te zenden. Om de nationale centrale bank in staat te stellen dit verzoek op dezelfde dag te kunnen behandelen, moet het verzoek uiterlijk 30 minuten na sluitingstijd van TARGET in het bezit van de nationale centrale bank zijn (18)  (19). In het algemeen is de sluitingstijd van TARGET 18.00 uur ECB-tijd (Midden-Europese tijd). Op de laatste werkdag van het Eurosysteem in een reserve-aanhoudingsperiode is de sluitingstijd voor verzoeken om toegang tot de marginale beleningsfaciliteit 30 minuten later. In het verzoek moet het gewenste kredietbedrag worden opgegeven en moeten, indien deze niet reeds tevoren bij de nationale centrale bank zijn gedeponeerd, de aan te leveren beleenbare activa worden vermeld.

Afgezien van de eis dat voldoende beleenbare activa worden verstrekt, zijn er geen grenzen gesteld aan het middels de marginale beleningsfaciliteit op te nemen bedrag.

d)   Looptijd en rente

De looptijd van krachtens de faciliteit verstrekte kredieten strekt zich uit tot de volgende ochtend. Ten aanzien van rechtstreeks aan TARGET deelnemende tegenpartijen wordt het krediet de volgende dag afgelost zodra het desbetreffende nationale RTBV-systeem en het desbetreffende afwikkelsysteem voor effecten operationeel zijn.

De rentevoet wordt tevoren door het Eurosysteem aangekondigd en wordt berekend als een enkelvoudige rente volgens de conventie: werkelijk aantal dagen/360. De ECB kan te allen tijde de rentevoet wijzigen; een dergelijke wijziging wordt op zijn vroegst op de volgende werkdag van het Eurosysteem van kracht (20). De rente op de faciliteit moet bij de aflossing van het krediet worden betaald.

e)   Opschorting van de faciliteit

Toegang tot de faciliteit wordt slechts verleend indien dit in overeenstemming is met de doelstellingen en de algemene monetaire-beleidsoverwegingen van de ECB. De ECB kan te allen tijde de modaliteiten van de faciliteit wijzigen of de faciliteit opschorten.

4.2.

De depositofaciliteit

a)   Soort instrument

Tegenpartijen kunnen gebruik maken van de depositofaciliteit om tot de volgende ochtend deposito's bij nationale centrale banken te plaatsen. Op de deposito's wordt rente vergoed tegen een tevoren aangekondigd tarief. Normaliter stelt de rentevoet op de faciliteit een ondergrens aan de zeer korte marktrente. De modaliteiten van de faciliteit zijn voor het gehele eurogebied identiek (21).

b)   Juridische status

Op de van tegenpartijen aanvaarde deposito's wordt tegen een vast tarief rente vergoed. Tegenover deposito's wordt geen onderpand verstrekt.

c)   Toegang (22)

Tegenpartijen die voldoen aan de in paragraaf 2.1 vastgelegde algemene criteria kunnen gebruik maken van de depositofaciliteit. Toegang tot de depositofaciliteit wordt verleend via de nationale centrale bank van de lidstaat van vestiging van de tegenpartij. Toegang tot de depositofaciliteit wordt slechts verleend op dagen dat het desbetreffende nationale RTBV-systeem in werking is.

Om toegang te krijgen tot de depositofaciliteit moet een tegenpartij een verzoek daartoe zenden aan de nationale centrale bank van de lidstaat van vestiging. Om de nationale centrale bank in staat te stellen dit verzoek op dezelfde dag te kunnen behandelen, moet het verzoek uiterlijk 30 minuten na sluitingstijd van TARGET in het bezit van de nationale centrale bank zijn. In het algemeen is de sluitingstijd van TARGET 18.00 uur ECB-tijd (Midden-Europese tijd) (23)  (24). Op de laatste werkdag van het Eurosysteem in een reserve-aanhoudingsperiode is de sluitingstijd voor verzoeken om toegang tot de depositofaciliteit 30 minuten later. In een verzoek moet het te deponeren bedrag worden vermeld.

Het door een tegenpartij krachtens de faciliteit te deponeren bedrag is niet aan beperkingen gebonden.

d)   Looptijd en rente

De looptijd van krachtens de faciliteit aangehouden deposito's strekt zich uit tot de volgende ochtend. Ten aanzien van rechtstreeks aan TARGET deelnemende tegenpartijen, vervallen krachtens de faciliteit aangehouden deposito's op de volgende dag waarop het desbetreffende nationale RTBV-systeem operationeel is, en wel bij de opening daarvan. De rentevoet wordt tevoren door het Eurosysteem bekendgemaakt en wordt berekend als een enkelvoudige rente volgens de conventie: werkelijk aantal dagen/360.

De ECB kan te allen tijde de rentevoet wijzigen; zo'n wijziging wordt op zijn vroegst op de volgende werkdag van het Eurosysteem van kracht. De rente wordt bij het vervallen van het deposito betaald.

e)   Opschorting van de faciliteit

Toegang tot de faciliteit wordt slechts verleend indien dit in overeenstemming is met de doelstellingen en de algemene monetaire-beleidsoverwegingen van de ECB. De ECB kan te allen tijde de modaliteiten van de faciliteit wijzigen of de faciliteit opschorten.

HOOFDSTUK 5

5.

PROCEDURES

5.1.

Tenders

5.1.1.

Algemeen

De open-markttransacties van het Eurosysteem worden normaliter uitgevoerd in de vorm van tenders. De tenders van het Eurosysteem worden uitgevoerd in zes stappen, zoals weergegeven in Kader 3.

Het Eurosysteem maakt een onderscheid tussen twee soorten tenderprocedures: standaardtenders en snelle tenders. De procedures voor beide soorten tenders zijn gelijk, met uitzondering van het tijdschema en de keuze van tegenpartijen.

KADER 3Tenderprocedure1. Aankondiging van de tendera)Aankondiging door de ECB via nieuwsagentschappenb)Nationale aankondiging door de nationale centrale banken via nieuwsagentschappen en rechtstreeks aan afzonderlijke tegenpartijen (indien noodzakelijk geacht)2. Actie van de zijde van tegenpartijen en indiening van inschrijvingen 3. Beoordeling van de inschrijvingen door het Eurosysteem 4. Toewijzing en bekendmaking van tenderresultatena)Besluit omtrent toewijzing door de ECBb)Aankondiging van de toewijzingsresultaten5. Certificering van de afzonderlijke toewijzingsresultaten 6. Afrekening van de transactie (zie paragraaf 5.3)

a)   Standaardtenders

Standaardtenders krijgen hun beslag binnen 24 uur, gerekend vanaf de aankondiging van de tender tot en met certificering van het toewijzingsresultaat (waarbij het tijdsverloop tussen het uiterste tijdstip van inschrijving en de aankondiging van het toewijzingsresultaat ongeveer twee uur bedraagt). Grafiek 1 biedt een overzicht van het normale tijdschema voor standaardtenders. In individuele gevallen kan de ECB zonodig het tijdschema aanpassen.

De basis-herfinancieringstransacties, de langerlopende herfinancieringstransacties en de structurele transacties (met uitzondering van rechtstreekse aan- of verkopen van waardepapier), worden altijd als standaardtenders uitgevoerd. Tegenpartijen die aan de in paragraaf 2.1 vastgelegde algemene criteria voldoen kunnen aan standaardtenders deelnemen.

Image

b)   Snelle tenders

Snelle tenders krijgen normaliter binnen 90 minuten hun beslag, gerekend vanaf de aankondiging van de tender, waarbij certificering plaatsvindt direct na de bekendmaking van het toewijzingsresultaat. Grafiek 2 biedt een overzicht van het normale tijdschema voor snelle tenders. De ECB kan, waar nodig, het tijdschema in individuele gevallen aanpassen. Snelle tenders worden alleen gebruikt voor het uitvoeren van „fine-tuning”-transacties. Het Eurosysteem kan, op grond van de in paragraaf 2.2 vastgelegde criteria en procedures, een beperkt aantal tegenpartijen selecteren voor deelname aan snelle tenders.

Image

c)   Vaste en variabele-rentetenders

Het Eurosysteem kan kiezen tussen vaste-rentetenders (volumetenders) en variabele-rentetenders (rentetenders). Bij een vaste-rentetender maakt de ECB tevoren de rentevoet bekend en geven deelnemende tegenpartijen het bedrag op waarvoor zij tegen die vaste rentevoet een transactie wensen aan te gaan (25). Bij een variabelerentetender doen tegenpartijen opgave van het bedrag waarvoor en de rentevoet waartegen zij een transactie met de nationale centrale banken wensen aan te gaan (26).

5.1.2.

Rooster voor tenders

a)   Basis- en langerlopende herfinancieringstransacties

De basis- en langerlopende herfinancieringstransacties worden uitgevoerd volgens een door het Eurosysteem gepubliceerd indicatiefrooster (27). Het rooster wordt ten minste drie maanden vóór het begin van het desbetreffende jaar gepubliceerd. In Tabel 2 zijn de normale transactiedagen voor de basis- en langerlopende herfinancieringstransacties weergegeven. De ECB streeft ernaar te waarborgen dat tegenpartijen in alle lidstaten kunnen deelnemen aan de basis- en langerlopende herfinancieringstransacties. Derhalve houdt de ECB bij het opstellen van het rooster voor deze transacties rekening met de officiële feestdagen in de afzonderlijke lidstaten.

TABEL 2

Normale transactiedagen voor de basis- en langerlopende herfinancieringstransacties

Soort transactie

Normale transactiedag (T)

Basis-herfinancieringstransacties

Elke dinsdag

Langerlopende herfinancieringstransacties

De laatste woensdag van elke kalendermaand (28)

b)   Structurele transacties

Structurele transacties door middel van standaardtenders vinden niet plaats volgens een tevoren vastgesteld rooster maar worden gewoonlijk slechts uitgevoerd en afgerekend op dagen die in alle lidstaten werkdagen van de nationale centrale bank zijn (29).

c)   „Fine-tuning”-transacties

„Fine-tuning”-transacties worden niet volgens een tevoren vastgesteld rooster uitgevoerd. De ECB kan besluiten „fine-tuning”-transacties uit te voeren op elke werkdag van het Eurosysteem. Nationale centrale banken nemen alleen aan dergelijke transacties deel indien de transactiedag, de ingangsdatum en de einddatum voor deze banken alle als werkdag gelden.

5.1.3.

Aankondiging van tenders

Standaardtenders van het Eurosysteem worden via nieuwsagentschappen openbaar aangekondigd. Daarnaast kunnen de nationale centrale banken de tenders ook rechtstreeks bekendmaken aan tegenpartijen die geen toegang tot nieuwsagentschappen hebben. De openbare tenderaankondiging zal doorgaans de volgende informatie bevatten:

het referentienummer van de tendertransactie;

de datum van de tendertransactie;

het soort transactie (liquiditeitsverruimend of -verkrappend, alsmede het soort monetair-beleidsinstrument);

de looptijd van de transactie;

het soort tender (vast of variabel);

de methode van toewijzing (Nederlands of Amerikaans veilingsysteem, zoals beschreven in paragraaf 5.1.5d);

het voorgenomen volume (gewoonlijk alleen bij langerlopende herfinancieringstransacties);

rentevoet/koers/swappunt (bij vaste-rentetenders);

minimaal/maximaal aanvaardbare rentevoet/koers/swappunt (indien van toepassing);

aanvangsdatum en afloopdatum van de transactie (indien van toepassing) of valutadatum en vervaldatum van het instrument (bij uitgifte van schuldbewijzen);

de bij de transactie betrokken valuta's en de valuta waarvan het bedrag vast blijft (bij deviezenswaps);

de contante wisselkoers die dient als referentie bij het berekenen van inschrijvingen (bij deviezenswaps);

het maximum bedrag waarvoor kan worden ingeschreven (indien van toepassing);

de minimale toewijzing per tegenpartij (indien van toepassing);

het minimale toewijzingspercentage (indien van toepassing);

het tijdschema voor het doen van inschrijvingen;

de coupure van de schuldbewijzen (bij uitgifte van schuldbewijzen); en

de ISIN-code van de uitgifte (bij uitgifte van schuldbewijzen).

Teneinde de doorzichtigheid van „fine-tuning”-transacties te bevorderen, kondigt het Eurosysteem snelle tenders doorgaans tevoren publiekelijk aan. Onder uitzonderlijke omstandigheden kan de ECB echter besluiten snelle tenders tevoren niet publiekelijk aan te kondigen. Bij de aankondiging van snelle tenders wordt dezelfde procedure gevolgd als bij standaardtenders. Bij een snelle tender worden, ongeacht of de tender al dan niet publiekelijk wordt aangekondigd, de gekozen tegenpartijen rechtstreeks door de nationale centrale banken benaderd.

5.1.4.

Inschrijving en de voorbereiding daarop door tegenpartijen

Inschrijvingen moeten door tegenpartijen worden ingediend in een vorm volgens het door de nationale centrale banken voor de desbetreffende transactie voorgeschreven pro forma model. Inschrijvingen moeten worden ingediend bij de nationale centrale bank van de lidstaat waar de instelling een vestiging heeft (hoofdkantoor of bijkantoor). Op een tender mag door een instelling slechts worden ingeschreven via één vestiging (hoofdkantoor of bijkantoor) in elke lidstaat.

Bij vaste-rentetenders moeten tegenpartijen in hun inschrijving het bedrag opgeven waarvoor zij de transactie met de nationale centrale banken wensen aan te gaan (30).

Bij variabele-rentetenders mogen tegenpartijen inschrijvingen indienen voor maximaal tien verschillende rentevoeten/koersen/swappunten. In elk daarvan moeten zij het bedrag opgeven waarvoor zij de transactie met de nationale centrale banken wensen aan te gaan, alsmede de rentevoet (31)  (32). De rentevoet moet worden uitgedrukt als een veelvoud van 0,01 procentpunt. Bij een variabele deviezenswap moeten de swappunten conform de marktpraktijk worden uitgedrukt en moeten zij bij de inschrijving worden opgegeven als een veelvoud van 0,01 swappunt.

Voor de basis-herfinancieringstransacties kan worden ingeschreven voor een minimaal bedrag van EUR 1 000 000. Bedragen daarboven worden uitgedrukt als een veelvoud van EUR 100 000. Voor „fine-tuning” en structurele transacties gelden hetzelfde minimale inschrijvingsbedrag en dezelfde regels voor bedragen daarboven. Het minimale inschrijvingsbedrag is van toepassing op elke afzonderlijke rentevoet/ koers/swappunt.

Voor de langerlopende herfinancieringstransacties stelt elke nationale centrale bank een minimaal inschrijvingsbedrag vast tussen EUR 10 000 en EUR 1 000 000. Bedragen daarboven moeten zijn uitgedrukt als een veelvoud van EUR 10 000. Het minimale inschrijvingsbedrag is van toepassing op elke afzonderlijke rentevoet.

De ECB is gerechtigd een plafond vast te stellen teneinde onevenredig grote inschrijvingen te voorkomen. Een dergelijk plafond wordt altijd in de openbare aankondiging van de tender vermeld.

Tegenpartijen worden geacht hun toewijzingen in alle gevallen te kunnen dekken door een toereikend bedrag aan beleenbare activa (33). De door de desbetreffende nationale centrale bank gehanteerde contractuele of andere regelingen voorzien in de mogelijkheid boetes op te leggen als de tegenpartij niet in staat is een toereikend bedrag aan beleenbare activa over te dragen of in liquide middelen te voldoen tegenover de toewijzing bij een tender.

Inschrijvingen kunnen tot het uiterste tijdstip van indiening worden teruggetrokken. Inschrijvingen die na het in de aankondiging van de tender vermelde uiterste tijdstip worden ingediend zijn ongeldig. Of een inschrijving al of niet vóór het uiterste tijdstip is ingediend is ter beoordeling aan de nationale centrale banken. De nationale centrale banken leggen alle inschrijvingen van een tegenpartij terzijde als het totale ingeschreven bedrag een eventueel door de ECB vastgestelde inschrijvingslimiet te boven gaat. De nationale centrale banken leggen ook inschrijvingen terzijde waarvan het bedrag het minimale inschrijvingsbedrag onderschrijdt of waarvan het bedrag respectievelijk lager of hoger is dan een eventueel vastgesteld(e) laagste of hoogste rentevoet/koers/swappunt. De nationale centrale banken kunnen voorts inschrijvingen terzijde leggen die niet volledig zijn of die niet voldoen aan het pro forma model. Als een inschrijving terzijde wordt gelegd, informeert de desbetreffende nationale centrale bank de tegenpartij van haar besluit vóór de toewijzing van de tender.

5.1.5.

Toewijzingsprocedures bij tenders

a)   Vaste-rentetenders

Bij de toewijzing van een vaste-rentetender worden de door tegenpartijen ingediende inschrijvingen opgeteld. Als het totale ingeschreven bedrag het totale bedrag aan te verschaffen liquiditeiten overtreft, worden de inschrijvingen toegewezen in evenredigheid met de verhouding tussen het toe te wijzen bedrag en het totale ingeschreven bedrag (zie Kader 4). Het aan elke tegenpartij toegewezen bedrag wordt tot op één euro nauwkeurig afgerond. De ECB kan echter bij vaste-rentetenders besluiten aan iedere inschrijver een bepaald minimaal bedrag/percentage toe te wijzen.

KADER 4Toewijzing van vaste-rentetendersHet percentage van de toewijzing is: FormulaHet aan de i-de tegenpartij toegewezen bedrag is: Formulawaarbij geldt:A= Totaal toegewezen bedragn= Totaal aantal tegenpartijena i = Inschrijvingsbedrag van de i-de tegenpartijall%= Percentage toewijzingall i = Totaal toegewezen bedrag aan de i-de tegenpartij

b)   Variabele-rentetenders in euro

Bij de toewijzing van liquiditeitsverschaffende variabele-rentetenders in euro worden de inschrijvingen gerangschikt in aflopende volgorde van rentevoeten. Inschrijvingen met de hoogste rentevoet worden het eerst toegewezen, gevolgd door die met de naastlagere rentevoet totdat het totale bedrag aan de te verschaffen liquiditeiten is bereikt. Indien bij de laagste rentevoet waarop wordt toegewezen (de marginale rentevoet) de totale inschrijving de resterende toewijzing te boven gaat, wordt het resterende bedrag toegewezen in evenredigheid met de verhouding tussen het toe te wijzen resterende bedrag en het totale tegen de marginale rentevoet ingeschreven bedrag (zie Kader 5). Het aan elke tegenpartij toegewezen bedrag wordt tot op één euro nauwkeurig afgerond.

KADER 5Toewijzing van variabele-rentetenders in euro(Het voorbeeld gaat uit van inschrijvingen waarbij een rentevoet wordt opgegeven)Het percentage van de toewijzing tegen de marginale rentevoet is:FormulaDe toewijzing aan de i-de tegenpartij tegen de marginale rentevoet is:FormulaDe totale toewijzing aan de i-de tegenpartij is:Formulawaarbij geldt:A= Totaal toegewezen bedragr s = s-de rentevoet opgegeven door tegenpartijenn= Totaal aantal tegenpartijena(r s ) i = Opgegeven bedrag bij s-de rentevoet (r s ) door de i-de tegenpartija(r s )= Totaal opgegeven bedrag bij de s-de rentevoet (r s ) Formular m = Marginale rentevoetFormula voor een liquiditeitsverruimende tenderFormula voor een liquiditeitsverkrappende tenderr m-1= Rentevoet vóór de marginale rentevoet (laatste rentevoet waarbij inschrijvingen volledig worden toegewezen)Formula voor een liquiditeitsverruimende tenderFormula voor een liquiditeitsverkrappende tenderall%(r m )= Percentage toewijzing bij de marginale rentevoetall%(r s ) i = Toewijzing aan de i-de tegenpartij bij de s-de rentevoetall i = Totaal toegewezen bedrag aan de i-de tegenpartij

Bij de toewijzing van liquiditeitsonttrekkende variabele-rentetenders (die kunnen worden gebruikt voor de uitgifte van schuldbewijzen en het aantrekken van termijndeposito's) worden de inschrijvingen gerangschikt in oplopende volgorde van rentevoeten (of aflopende volgorde van koersen). Inschrijvingen met de laagste rentevoet (hoogste koers) worden het eerst toegewezen, gevolgd door die met de naasthogere rentevoet (naastlagere koers) totdat het totale bedrag aan de te onttrekken liquiditeiten is bereikt. Indien bij de hoogste rentevoet (laagste koers) waarop wordt toegewezen (de marginale rentevoet/koers) de totale inschrijving de resterende toewijzing te boven gaat, wordt het resterende bedrag toegewezen in evenredigheid met de verhouding tussen het toe te wijzen resterende bedrag en het totale tegen de marginale rentevoet (koers) ingeschreven bedrag (zie Kader 5). Bij de uitgifte van schuldbewijzen wordt het aan elke tegenpartij toegewezen bedrag afgerond op een veelvoud van de coupure van de schuldbewijzen. Bij andere liquiditeitsverkrappende transacties wordt het aan elke tegenpartij toegewezen bedrag tot op één euro afgerond.

De ECB kan besluiten bij variabele-rentetenders aan iedere inschrijver een bepaald minimaal bedrag toe te wijzen.

c)   Variabele deviezenswaptenders

Bij de toewijzing van liquiditeitsverschaffende variabele deviezenswaptenders worden de inschrijvingen gerangschikt in oplopende volgorde van opgegeven swappunten (34). Inschrijvingen met het laagste opgegeven swappunt worden het eerst toegewezen, gevolgd door die met het naasthogere opgegeven swappunt totdat het totale bedrag aan de te verschaffen vaste valuta is bereikt. Indien bij het hoogste opgegeven swappunt waarop wordt toegewezen (het marginale swappunt) de totale inschrijving het resterende toe te wijzen bedrag te boven gaat, wordt het resterende bedrag toegewezen in evenredigheid met de verhouding tussen het resterende bedrag en het totale tegen het marginale swappunt ingeschreven bedrag (zie Kader 6). Het aan elke tegenpartij toegewezen bedrag wordt tot op één euro nauwkeurig afgerond.

KADER 6Toewijzing van variabele-deviezenswaptendersHet percentage van de toewijzing tegen het marginale swappunt is:FormulaDe toewijzing aan de i-de tegenpartij tegen het marginale swappunt is:FormulaDe totale toewijzing aan de i-de tegenpartij is:Formulawaarbij geldt:A= totaal toegewezen bedragΔ s = s-de swappunt opgegeven door tegenpartijenn= totaal aantal tegenpartijena(Δ s ) i = opgegeven bedrag bij s-de swappunt (Δ s ) door de i-de tegenpartija(Δ s )= totaal opgegeven bedrag bij s-de swappunt (Δ s ): FormulaΔ m = marginaal swappunt:Formula voor een liquiditeitsverruimende deviezenswapFormula voor een liquiditeitsverkrappende deviezenswapΔ m-1= swappunt vóór het marginale swappunt (laatste opgegeven swappunt waarbij inschrijvingen volledig worden toegewezen):Formula bij een liquiditeitsverruimende deviezenswapFormula bij een liquiditeitsverkrappende deviezenswapall%(Δ m )= percentage toewijzing bij het marginale swappuntall(Δ s ) i = toewijzing aan de i-de tegenpartij bij het s-de swappuntall i = totaal toegewezen bedrag aan de i-de tegenpartij

Bij de toewijzing van liquiditeitsonttrekkende variabele-deviezenswaptenders worden de inschrijvingen gerangschikt in aflopende volgorde van opgegeven swappunten. Inschrijvingen met het hoogste opgegeven swappunt worden het eerst toegewezen, gevolgd door die met het naastlagere opgegeven swappunt totdat het totale bedrag aan de te onttrekken vaste valuta is bereikt. Indien bij het laagste opgegeven swappunt waarop wordt toegewezen (het marginale swappunt) de totale inschrijving het resterende toe te wijzen bedrag te boven gaat, wordt het resterende bedrag toegewezen in evenredigheid met de verhouding tussen het resterende bedrag en het totale tegen het marginale swappunt ingeschreven bedrag (zie Kader 6). Het aan elke tegenpartij toegewezen bedrag wordt tot op één euro nauwkeurig afgerond.

d)   Methode van toewijzing

Bij variabele-rentetenders kan het Eurosysteem hetzij een op een enkelvoudige hetzij een op een meervoudige rentevoet gebaseerde toewijzingsprocedure toepassen. Bij een toewijzingsprocedure op basis van een enkelvoudige rentevoet (Nederlands veilingsysteem) is de rentevoet dan wel de koers dan wel het swappunt voor het toegewezen bedrag voor alle toegewezen inschrijvingen gelijk aan de marginale rentevoet dan wel de marginale koers dan wel het marginale swappunt (waarmee het totaal beschikbare bedrag wordt uitgeput). Bij een toewijzingsprocedure op basis van een meervoudige rentevoet (Amerikaans veilingsysteem) is de rentevoet dan wel de koers dan wel het swappunt op het toegewezen bedrag voor elke afzonderlijke inschrijving gelijk aan de rentevoet dan wel de koers dan wel het swappunt dat bij de inschrijving is opgegeven.

5.1.6.

Bekendmaking van de resultaten van de toewijzing

De resultaten van de toewijzing van standaardtenders en snelle tenders worden publiekelijk via nieuwsagentschappen bekendgemaakt. Daarnaast kunnen nationale centrale banken de resultaten van de toewijzing ook rechtstreeks aan tegenpartijen bekendmaken. De bekendmaking bevat doorgaans de volgende informatie:

het referentienummer van de tendertransactie;

de datum van de tendertransactie;

het type transactie;

de looptijd van de transactie;

het totale door tegenpartijen van het Eurosysteem ingeschreven bedrag;

het aantal inschrijvers;

de bij de transactie betrokken valuta's (bij deviezenswaps);

het totale toegewezen bedrag;

het toewijzingspercentage (bij vaste-rentetenders);

de contante koers (bij deviezenswaps);

aanvaarde marginale rentevoet/koers/swappunt en het toewijzingspercentage daarbij (bij variabele-rentetenders);

de minimale opgegeven rentevoet, de maximale opgegeven rentevoet en het gewogen gemiddelde van de toegewezen rentevoeten (bij toewijzing op basis van een meervoudige rentevoet);

de aanvangsdatum en de afloopdatum van de transactie (indien van toepassing) of de valutadatum en vervaldag van het instrument (bij uitgifte van schuldbewijzen);

de minimale toewijzing per tegenpartij (indien van toepassing);

het minimale toewijzingspercentage (indien van toepassing);

de coupure van de schuldbewijzen (bij uitgifte van schuldbewijzen);

de ISIN-code van de uitgifte (bij uitgifte van schuldbewijzen).

De nationale centrale banken zullen de afzonderlijke toewijzingen rechtstreeks bekendmaken aan inschrijvers die een toewijzing ontvangen.

5.2.

Procedures voor bilaterale transacties

a)   Algemene opmerkingen

De nationale centrale banken kunnen transacties op bilaterale basis uitvoeren (35). Bilaterale procedures kunnen worden benut voor openmarkttransacties, voor „fine-tuning”-doeleinden en voor structurele rechtstreekse aan- of verkopen van waardepapier. Bilaterale transacties worden in algemene zin gedefinieerd als transacties tussen het Eurosysteem en één of enkele tegenpartijen zonder dat gebruik wordt gemaakt van een tender. Daarbij kunnen twee soorten bilaterale transacties worden onderscheiden: transacties waarbij de tegenpartijen rechtstreeks worden benaderd door het Eurosysteem en transacties die worden uitgevoerd via effectenbeurzen en marktagenten.

b)   Rechtstreekse benadering van tegenpartijen

Hierbij benaderen de nationale centrale banken rechtstreeks één of enkele binnenlandse tegenpartijen, die volgens de in paragraaf 2.2 vastgelegde criteria worden gekozen. Overeenkomstig de door de ECB verstrekte gedetailleerde instructies besluiten de nationale centrale banken al of niet met de tegenpartijen een transactie aan te gaan. De transacties worden via de nationale centrale banken afgerekend.

Als door de Raad van Bestuur van de ECB zou worden besloten dat onder uitzonderlijke omstandigheden bilaterale transacties ook kunnen worden uitgevoerd door de ECB zelf (of door één of enkele nationale centrale banken die dan als agent van de ECB optreden), zullen de procedures dienovereenkomstig worden aangepast. In dat geval zal de ECB (of één of enkele nationale centrale banken die dan als agent optreden) één of enkele tegenpartijen in het eurogebied, gekozen volgens de in paragraaf 2.2 vastgelegde criteria, rechtstreeks benaderen. De ECB (of één of enkele nationale centrale banken die dan als agent optreden) zal dan besluiten om al dan niet een transactie met de tegenpartijen aan te gaan. Desondanks zullen de transacties gedecentraliseerd via de nationale centrale banken worden afgerekend.

Bilaterale procedures via een directe benadering van tegenpartijen kunnen worden toegepast voor transacties met wederinkoop, rechtstreekse aan- of verkopen van waardepapier, deviezenswaps en het aantrekken van termijndeposito's.

c)   Transacties via effectenbeurzen en marktagenten

De nationale centrale banken kunnen rechtstreekse aan- of verkopen van waardepapier via effectenbeurzen en marktagenten uitvoeren. Daarbij is het scala aan tegenpartijen niet a priori beperkt; de procedures worden aangepast aan de geldende marktusance. De Raad van Bestuur van de ECB zal besluiten of onder uitzonderlijke omstandigheden de ECB zelf (of één of enkele nationale centrale banken die dan als agent van de ECB optreden) rechtstreekse aan- of verkopen van waardepapier voor „fine-tuning”-doeleinden via effectenbeurzen en marktagenten kan uitvoeren.

d)   Aankondiging van bilaterale transacties

Bilaterale transacties worden gewoonlijk niet tevoren publiekelijk aangekondigd. De ECB kan besluiten de resultaten van bilaterale transacties niet publiekelijk bekend te maken.

e)   Transactiedagen

De ECB kan besluiten bilaterale transacties voor „fine-tuning”-doeleinden uit te voeren op elke werkdag van het Eurosysteem. Nationale centrale banken nemen alleen aan dergelijke transacties deel als de transactiedag, de ingangsdatum en de einddatum voor de banken als werkdag gelden.

Bilaterale rechtstreekse aan- of verkopen van waardepapier voor structurele doeleinden worden doorgaans slechts uitgevoerd en afgerekend op dagen die in alle lidstaten werkdagen van de nationale centrale bank zijn.

5.3.

Procedures voor het afrekenen van transacties

5.3.1.

Algemeen

De geldtransacties die gemoeid zijn met de permanente faciliteiten en de open-markttransacties van het Eurosysteem worden afgerekend via de door de tegenpartijen bij de nationale centrale banken aangehouden rekeningen (of via hun rekeningen bij verevenende banken die aan TARGET deelnemen). De geldtransacties worden slechts afgerekend na (of op het tijdstip van) de uiteindelijke overdracht van de aan de transactie ten grondslag liggende activa. Dit betekent dat beleenbare activa tevoren moeten worden gedeponeerd op een effectenrekening bij, of op basis van levering-tegen-betaling binnen de dag worden verrekend met, de nationale centrale banken. De overdracht van beleenbare activa vindt plaats via de door tegenpartijen aangehouden effectenrekeningen bij een effecten-afwikkelsysteem dat aan de minimumnormen van de ECB voldoet (36). Tegenpartijen die niet beschikken over een effectenrekening bij een nationale centrale bank of een effectenrekening bij een effecten-afwikkelsysteem dat aan de minimumnormen van de ECB voldoet, kunnen hun transacties in beleenbare activa verrekenen via een effectenrekening of de effectenrekening van een correspondent-kredietinstelling.

Verdere bepalingen met betrekking tot de verrekeningsprocedures zijn vastgelegd in de contractuele regelingen die door de nationale centrale banken (of de ECB) worden toegepast voor het desbetreffende monetaire-beleidsinstrument. De verrekeningsprocedures van de diverse nationale banken kunnen enigszins van elkaar verschillen als gevolg van verschillen in nationale wetgeving en usance.

5.3.2.

Afrekening van open-markttransacties

Open-markttransacties op basis van standaardtenders (de basis-herfinancieringstransacties, de langerlopende herfinancieringstransacties en structurele transacties) worden gewoonlijk afgerekend op de eerste dag na de transactiedag waarop alle desbetreffende nationale RTBV-systemen en alle desbetreffende effecten-afwikkelsystemen zijn geopend. Het Eurosysteem streeft er principieel naar de transacties met betrekking tot open-marktoperaties gelijktijdig in alle lidstaten te verrekenen met alle tegenpartijen die voldoende beleenbare activa hebben geleverd. Als gevolg van operationele beperkingen en de technische kenmerken van de afwikkelsystemen voor effecten, kan het precieze tijdstip van verrekening van open-markttransacties in het eurogebied binnen dezelfde dag verschillen. Het tijdstip waarop de basis- en de langerlopende herfinancieringstransacties worden verrekend valt doorgaans samen met het tijdstip waarop een vorige transactie met een overeenkomstige looptijd wordt afgewikkeld.

Het Eurosysteem streeft ernaar open-markttransacties op basis van snelle tenders en bilaterale procedures op de transactiedag te verrekenen. Om operationele redenen kan het Eurosysteem echter incidenteel voor deze transacties andere verrekeningsdata toepassen, in het bijzonder met betrekking tot rechtstreekse aan- of verkopen van waardepapier (voor zowel „fine-tuning” als structurele doeleinden) en deviezenswaps (zie Tabel 3).

TABEL 3

Normale valutadata voor open-markttransacties van het Eurosysteem (37)

Monetair-beleidsinstrument

Valutadatum voor transacties op basis van standaardtenders

Valutadatum voor transacties op basis van snelle tenders of bilaterale procedures

Transacties met wederinkoop

T+1 (38)

T

Rechtstreekse aan- of verkopen van waardepapier

Conform de marktpraktijk voor het onderpand

Uitgifte van schuldbewijzen

T+1

Deviezenswaps

T, T+1 of T+2

Aantrekken van termijndeposito's

T

5.3.3.

Einde-dagprocedures

De einde-dagprocedures zijn vastgelegd in documentatie met betrekking tot de nationale RTBV-systemen en het TARGET-systeem. In het algemeen is de sluitingstijd van het TARGET-systeem 18.00 uur ECB-tijd (Midden-Europese tijd). Na sluitingstijd worden geen opdrachten voor de nationale RTBV-systemen meer aanvaard; op dat tijdstip aanwezige opdrachten die vóór sluitingstijd zijn aanvaard worden nog verwerkt. Verzoeken van tegenpartijen om toegang tot de marginale beleningsfaciliteit of de depositofaciliteit moeten uiterlijk 30 minuten na de sluitingstijd van het TARGETsysteem bij de desbetreffende nationale centrale bank zijn ingediend (39).

Een eventueel negatief saldo op de vereveningsrekening (in het nationale RTBV-systeem) van een tegenpartij na voltooiing van de eindedagprocedures wordt automatisch beschouwd als een verzoek om toegang tot de marginale beleningsfaciliteit (zie paragraaf 4.1).

HOOFDSTUK 6

6.

BELEENBARE ACTIVA

6.1.

Algemeen

Conform artikel 18.1 van de ESCB/ECB-Statuten is het de ECB en de nationale centrale banken toegestaan op de financiële markten te opereren door beleenbare activa rechtstreeks of door middel van repo's te kopen en verkopen, en moeten alle krediettransacties van het Eurosysteem door toereikend onderpand worden gedekt. Alle liquiditeitsverschaffende transacties van het Eurosysteem zijn dan ook gebaseerd op door de tegenpartijen verstrekte beleenbare activa, hetzij door overdracht van de eigendom van de activa (bij rechtstreekse aan- of verkopen van waardepapier of repo's) hetzij door de vestiging van een pandrecht (bij leningen op onderpand) (40).

Teneinde het Eurosysteem te vrijwaren van verliezen als gevolg van de monetaire-beleidstransacties, de gelijke behandeling van tegenpartijen te waarborgen en de operationele doelmatigheid te verhogen, moeten beleenbare activa aan bepaalde criteria voldoen om te mogen worden gebruikt bij de monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem.

Bij aanvang van de Economische en Monetaire Unie moest rekening worden gehouden met bestaande verschillen in financiële structuur tussen de lidstaten. Daarom is, hoofdzakelijk ten behoeve van interne doeleinden van het Eurosysteem, een onderscheid aangebracht tussen twee categorieën activa die gebruikt kunnen worden in het kader van de monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem. Deze twee categorieën worden aangeduid als op lijst 1 respectievelijk lijst 2 opgenomen activa:

lijst 1 bestaat uit verhandelbare schuldbewijzen die voldoen aan voor het gehele eurogebied geldende, door de ECB vastgestelde criteria; en

lijst 2 bestaat uit aanvullende verhandelbare en niet-verhandelbare activa die van bijzonder belang zijn voor de nationale financiële markten en het nationale bankwezen en waarvoor door de nationale centrale banken criteria worden vastgesteld met inachtneming van de door de ECB vastgestelde minimumcriteria. De specifieke, door de nationale centrale banken toegepaste criteria behoeven de goedkeuring van de ECB.

Met betrekking tot de kwaliteit van de activa en hun beleenbaarheid in het kader van de verschillende monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem, wordt tussen de op de twee lijsten opgenomen activa geen onderscheid gemaakt (behoudens dat op lijst 2 opgenomen activa doorgaans niet door het Eurosysteem worden gebruikt bij rechtstreekse aan- of verkopen van waardepapier). De activa die gebruikt kunnen worden voor de monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem kunnen ook worden gebruikt als onderpand bij de verstrekking van krediet binnen de werkdag.

De op lijst 1 en lijst 2 opgenomen activa zijn onderworpen aan de in paragraaf 6.4 beschreven risicobeheersingsmaatregelen. Tegenpartijen van het Eurosysteem kunnen beleenbare activa grensoverschrijdend gebruiken, d.w.z. dat zij liquiditeiten kunnen verkrijgen van de centrale bank van de lidstaat waarin zij zijn gevestigd op onderpand van activa die zich in een andere lidstaat bevinden (zie paragraaf 6.6).

Het Eurosysteem werkt thans aan de invoering van één uniforme lijst activa die beleenbaar zijn in het kader van de kredietverlening door het Eurosysteem (de „onderpandlijst”). Deze onderpandlijst wordt geleidelijk ingevoerd en zal uiteindelijk het huidige systeem met twee lijsten geheel vervangen. De meeste categorieën activa die thans zijn opgenomen op lijst 2 zullen beleenbaar blijven na invoering van de nieuwe onderpandlijst. De weinige activa op lijst 2 die niet aan de beleenbaarheidscriteria voor de onderpandlijst voldoen, zullen gefaseerd van de lijst worden afgevoerd.

De eerste stap op weg naar de invoering van de onderpandlijst omvatte de volgende maatregelen:

a)

uitbreiding van lijst 1 met een nieuwe categorie voorheen niet-beleenbare activa, namelijk schuldbewijzen in euro uitgegeven door entiteiten gevestigd in landen behorende tot de Groep van Tien (G-10) die geen deel uitmaken van de Europese Economische Ruimte (EER);

b)

verfijning van de eisen waaraan niet-gereguleerde markten moeten voldoen om te worden erkend door het Eurosysteem en

c)

het schrappen uit lijst 2 van de categorie aandelen in die landen waar aandelen thans beleenbaar zijn.

Bovenstaande wijzigingen zijn met onmiddellijke ingang van kracht geworden en staan omschreven in paragraaf 6.2 respectievelijk 6.3. Aangezien zij naar verwachting tevens tot enkele wijzigingen in de lijst van beleenbare activa zullen leiden, zijn regels opgesteld voor het fasegewijs schrappen van activa uit deze lijst. Schuldbewijzen genoteerd of verhandeld op niet-gereguleerde markten die niet door het Eurosysteem worden erkend, blijven beleenbaar tot en met mei 2007.

KADER 7Verdere stappen op weg naar een uniforme onderpandlijstAls tweede stap op weg naar een uniforme onderpandlijst heeft de Raad van Bestuur van de ECB er in beginsel mee ingestemd deze onderpandlijst uit te breiden met bancaire leningen verstrekt in landen van het eurogebied alsmede met niet-verhandelbare schuldbewijzen van particulieren met hypothecaire zekerheid, waarvan thans alleen Ierse hypothecaire promessen beleenbaar zijn. De precieze modaliteiten alsmede de ingangsdatum van de beleenbaarheid van bancaire leningen worden nog definitief vastgesteld en zullen te zijner tijd worden bekendgemaakt, wanneer de lopende kwesties terzake zijn opgelost.De onderlinge consistentie van reeds genomen en in de toekomst te nemen besluiten van de Raad van Bestuur met betrekking tot het onderpandkader wordt gegarandeerd.

6.2.

Op lijst 1 opgenomen activa

De ECB stelt vast welke activa op lijst 1 worden opgenomen, en houdt deze lijst bij. De lijst is openbaar (41).

Door de ECB uitgegeven schuldbewijzen worden op lijst 1 opgenomen. Schuldbewijzen uitgegeven door een nationale centrale bank vóór de overgang van de respectieve lidstaat op de euro worden ook op lijst 1 opgenomen.

Voor de overige op lijst 1 opgenomen activa gelden de volgende criteria (zie ook Tabel 4):

de activa dienen schuldbewijzen te zijn welke a) een vaste, onvoorwaardelijke hoofdsom hebben en waarvan b) de coupon niet kan resulteren in een negatieve kasstroom. Bovendien moet de coupon voldoen aan één van de volgende voorwaarden: i) het is een nulcoupon; ii) het is een coupon met vaste rente; of iii) het is een coupon met een variabele rente die is gekoppeld aan een referentierente. Ook mag de coupon zijn gekoppeld aan de rating van de emittent. Hiernaast zijn ook inflatie-geïndexeerde obligaties beleenbaar. Deze condities moeten gelden totdat de schuld wordt afgelost (42).

De activa moeten aan hoge kwaliteitseisen voldoen. Bij de beoordeling van de kwaliteit van schuldbewijzen, houdt de ECB onder meer rekening met beschikbare beoordelingen van de kredietwaardigheid door commerciële bureaus, met garanties van financieel solide garanten (43) en met bepaalde institutionele criteria die een zeer hoge mate van bescherming van de houders waarborgen (44).

De activa dienen giraal overdraagbaar te zijn.

De activa dienen te zijn gedeponeerd/geregistreerd (uitgegeven) in de Europese Economische Ruimte (EER) bij een centrale bank of bij een centrale effecten-bewaarinstelling (CEBI) die voldoet aan de minimumstandaard van de ECB. Voorts dienen zij te worden aangehouden (verevend) middels een rekening bij het Eurosysteem of bij een effecten-afwikkelsysteem dat voldoet aan de ECB-normen (zodat volledige vestiging en eventueel te gelde maken ervan zijn onderworpen aan de wetgeving van een lidstaat van het eurogebied). Indien de CEBI waar het activum is uitgegeven en het effecten-afwikkelsysteem waar het wordt aangehouden niet identiek zijn, dienen beide instellingen verbonden te zijn via een door de ECB goedgekeurde koppeling (45).

De activa moeten luiden in euro (46).

De activa moeten zijn geëmitteerd (dan wel gegarandeerd) door in de EER gevestigde entiteiten (47). De schuldbewijzen mogen ook zijn geëmitteerd door entiteiten gevestigd in landen die niet tot de EER maar wel tot de G-10 behoren (48). In het laatste geval zijn de activa slechts als beleenbaar te beschouwen indien het Eurosysteem oordeelt dat zijn rechten naar behoren worden beschermd door de wet van het betrokken G-10-land. Hiertoe dient een naar vorm en inhoud voor het Eurosysteem aanvaardbaar juridisch advies te worden overgelegd voordat de activa als beleenbaar kunnen gelden.

De activa moeten genoteerd zijn op een gereguleerde markt zoals omschreven in Richtlijn 2004/39/EG van het Europese Parlement en de Raad d.d. 21 april 2004 inzake markten voor financiële instrumenten (49), dan wel genoteerd zijn of verhandeld worden op bepaalde niet-gereguleerde, door de ECB aangewezen markten (50). De toetsing van nietgereguleerde markten door het Eurosysteem geschiedt aan de hand van drie beginselen, namelijk veiligheid, transparantie en toegankelijkheid (51). Voorts kan door de ECB bij het beleenbaar verklaren van afzonderlijke schuldbewijzen de liquiditeit van de markt in aanmerking worden genomen.

Een tegenpartij mag geen schuldbewijzen aanbieden, ook al zijn deze opgenomen op lijst 1, wanneer deze zijn uitgegeven of gegarandeerd door die tegenpartij zelf of door enige andere entiteit waarmee de tegenpartij nauwe banden onderhoudt (52)  (53)  (54).

Nationale centrale banken kunnen desondanks besluiten de volgende, op lijst 1 opgenomen instrumenten niet als onderpand te aanvaarden:

schuldbewijzen die vervallen vóór de vervaldatum van de monetaire-beleidstransactie waarbij zij als onderpand worden aangeboden (55); en

schuldbewijzen met een inkomensstroom (b.v. een couponbetaling) in de periode tot de vervaldatum van de monetaire-beleidstransactie waarbij zij als onderpand worden aangeboden.

Alle op lijst 1 opgenomen instrumenten moeten in het gehele eurogebied grensoverschrijdend kunnen worden gebruikt, wat inhoudt dat alle tegenpartijen van het Eurosysteem deze activa moeten kunnen gebruiken, hetzij via een koppeling met het effecten-afwikkelsysteem in hun land van vestiging hetzij langs een andere goedgekeurde weg, om krediet te verkrijgen bij de nationale centrale bank van het land van vestiging (zie paragraaf 6.6).

Op lijst 1 opgenomen activa kunnen worden gebruikt voor alle monetaire-beleidstransacties die zijn gebaseerd op beleenbare activa, d.w.z. transacties met wederinkoop en rechtstreekse aan- of verkopen van waardepapier op de open markt en de marginale beleningsfaciliteit.

6.3.

Op lijst 2 opgenomen activa

Naast schuldbewijzen die voldoen aan de criteria voor opneming op lijst 1 kunnen nationale centrale banken ook andere activa beleenbaar verklaren die van bijzonder belang zijn voor de nationale financiële markten en het nationale bankwezen; deze activa worden dan op lijst 2 opgenomen. Criteria voor opneming van activa op lijst 2 worden overeenkomstig de onderstaand vermelde minimumvereisten door de nationale centrale banken vastgesteld. De specifieke nationale criteria voor op lijst 2 op te nemen activa behoeven de goedkeuring van de ECB. De nationale centrale banken stellen vast welke activa op nationale lijsten 2 worden opgenomen, en houden deze lijsten bij. De lijsten zijn openbaar (56).

Voor de op lijst 2 opgenomen activa gelden de volgende criteria (zie ook Tabel 4):

De activa kunnen schuldbewijzen zijn (verhandelbaar dan wel niet-verhandelbaar) welke a) een onvoorwaardelijk vastgestelde hoofdsom vertegenwoordigen en waarvan b) de coupon niet kan resulteren in een negatieve cashflow. Bovendien moet de coupon voldoen aan één van de volgende voorwaarden: i) het is een nulcoupon; ii) het is een coupon met vaste rente; of iii) het is een coupon met een variabele rente gekoppeld aan een referentierente. Ook mag de coupon zijn gekoppeld aan de rating van de emittent. Hiernaast zijn ook inflatie-geïndexeerde obligaties beleenbaar. Deze condities moeten gelden totdat de schuld wordt afgelost.

TABEL 4

Activa die gebruikt kunnen worden voor de monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem

Criteria

Lijst 1

Lijst 2

Soort activa

ECB schuldbewijzen

Andere verhandelbare schuldbewijzen (57)  (58)

Verhandelbare schuldbewijzen (57)

Niet-verhandelbare schuldbewijzen (57)

Verrekening

Activa moeten centraal giraal zijn gedeponeerd bij nationale centrale bank of een effectenafwikkelsysteem dat aan de eisen van de ECB voldoet

Activa moeten geredelijk toegankelijk zijn voor nationale centrale bank die activa op lijst heeft opgenomen

Emittent

Centrale banken

Publieke sector

Private sector (59)

Internationale en supranationale instellingen

Publieke sector

Private sector (60)

Kredietwaardigheid

De kwaliteit van het activum dient door de ECB te worden beoordeeld als hoog (bijv. dankzij een garantie van een garantieverlener in de EER die door de ECB als financieel solide wordt beschouwd).

De kwaliteit van het activum dient als hoog te worden beoordeeld door de centrale bank die het op lijst 2 heeft opgenomen (bijv. dankzij een garantie van een garantieverlener in de EER die door deze centrale bank als solide wordt beschouwd).

Locatie emittent

EER en G-10-landen buiten de EER (61)

Eurogebied

Locatie garantieverlener

EER

Eurogebied

Locatie activa

Plaats van uitgifte: EER

Plaats van verevening: Eurogebied (62)

Eurogebied (62)

Valutadenominatie

Euro (63)

Euro (63)

PM: Grensoverschrijdend gebruik

Ja

Ja

De activa moeten bestaan uit schuldverplichtingen van (of zijn gegarandeerd door) (64) entiteiten die financieel gezond worden geacht door de nationale centrale bank die deze activa op haar lijst 2 heeft opgenomen.

De activa moeten gemakkelijk toegankelijk zijn voor de nationale centrale bank die deze activa op de desbetreffende lijst 2 heeft opgenomen.

De activa moeten zich in het eurogebied bevinden (zodat eventuele volledige vestiging en realisatie zijn onderworpen aan de wetgeving van een lidstaat van het eurogebied);

De activa moeten luiden in euro (65);

De activa moeten zijn geëmitteerd (dan wel gegarandeerd) door in het eurogebied gevestigde entiteiten.

Een tegenpartij mag geen schuldbewijzen aanbieden, ook al zijn deze opgenomen op lijst 2, wanneer deze zijn uitgegeven of gegarandeerd door die tegenpartij zelf of door enige andere entiteit waarmee de tegenpartij nauwe banden onderhoudt (66)  (67)  (68).

Nationale centrale banken kunnen besluiten de volgende, op lijst 2 opgenomen instrumenten desondanks niet als onderpand te aanvaarden:

schuldbewijzen die vervallen vóór de vervaldatum van de monetaire-beleidstransactie waarbij zij als onderpand worden aangeboden (69); en

schuldbewijzen met een inkomensstroom (b.v. een couponbetaling) in de periode tot de vervaldatum van de monetaire-beleidstransactie waarbij de bewijzen worden aangeboden als onderpand.

Alle op lijst 2 opgenomen instrumenten moeten in het gehele eurogebied grensoverschrijdend kunnen worden gebruikt, wat inhoudt dat alle tegenpartijen van het Eurosysteem deze activa moeten kunnen gebruiken, hetzij via een koppeling met het effecten-afwikkelsysteem in hun land van vestiging hetzij langs een andere goedgekeurde weg, om krediet te verkrijgen bij de nationale centrale bank van het land van vestiging (zie paragraaf 6.6).

Op lijst 2 opgenomen activa kunnen worden gebruikt als onderpand bij open-markttransacties met wederinkoop en de marginale beleningsfaciliteit. Deze activa worden doorgaans niet gebruikt bij rechtstreekse aan- of verkopen van waardepapier door het Eurosysteem.

6.4.

Risicobeheersingsmaatregelen

Op de aan de monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem ten grondslag liggende activa worden risicobeheersingsmaatregelen toegepast om het Eurosysteem te beschermen tegen financiële verliezen als deze activa te gelde moeten worden gemaakt bij wanprestatie van de kant van een tegenpartij. De aan het Eurosysteem ter beschikking staande maatregelen ter beheersing van risico's worden beschreven in Kader 8.

KADER 8Maatregelen ter beheersing van risico'sHet Eurosysteem past thans de volgende risicomaatregelen toe:

Surpluspercentages

Het Eurosysteem hanteert bij de waardering van beleenbare activa surpluspercentages. Dit betekent dat de waarde van het beleenbare activum wordt berekend als de marktwaarde minus een bepaald percentage (surpluspercentage of „haircut”).

Variatiemarge (marktwaardemethode)

Het Eurosysteem vereist dat op de beleenbare activa die bij liquiditeitsverruimende transacties worden gebruikt in de loop van de tijd een bepaalde marge wordt aangehouden. Dit houdt in dat, als de regelmatig vastgestelde waarde van de beleenbare activa onder een bepaald niveau daalt, de nationale centrale bank van de tegenpartij aanvullende activa of liquiditeiten eist (d.w.z. een margestorting). Omgekeerd is het zo dat, als de waarde van de beleenbare activa na herwaardering een bepaald niveau overschrijdt, de centrale bank het surplus aan activa of liquiditeiten aan de tegenpartij retourneert. (De berekeningen ten aanzien van de uitvoering van margestortingen zijn weergegeven in Kader 12.)

De volgende risicomaatregelen worden op dit moment niet door het Eurosysteem toegepast:

Initiële marges

Het Eurosysteem kan bij liquiditeitsverruimende transacties met wederinkoop initiële marges toepassen. Dit betekent dat tegenpartijen dan beleenbare activa moeten verstrekken met een waarde die ten minste gelijk is aan het door het Eurosysteem verstrekte bedrag aan liquiditeiten plus het bedrag van de initiële marge.

Limieten ten aanzien van emittenten/debiteuren of garantieverleners

Het Eurosysteem kan limieten toepassen op risicoposities ten opzichte van emittenten/debiteuren of garantieverleners.

Aanvullende garanties

Het Eurosysteem kan aanvullende garanties van financieel gezonde entiteiten verlangen bij het aanvaarden van bepaalde activa.

Uitsluiting

Het Eurosysteem kan bepaalde activa uitsluiten van gebruik bij monetaire-beleidstransacties.

6.4.1.

Risicobeheersingsmaatregelen voor op lijst 1 opgenomen activa

Het Eurosysteem hanteert specifieke risicobeheersingsmaatregelen afhankelijk van het soort door de tegenpartij aangeboden beleenbare activa. De maatregelen ter beheersing van de risico's verbonden aan de op lijst 1 opgenomen activa worden vastgesteld door de ECB. Deze maatregelen zijn voor het eurogebied globaal geharmoniseerd (70). Het kader voor de beheersing van de risico's verbonden aan de op lijst 1 opgenomen activa omvat de volgende hoofdelementen:

Beleenbare activa op lijst 1 zijn verdeeld over vier categorieën van afnemende liquiditeit, al naar gelang de classificatie van de emittent en het soort activum. De indeling van beleenbare activa in de vier liquiditeitscategorieën wordt beschreven in Kader 9.

KADER 9

Liquiditeitscategorieën voor op lijst 1 opgenomen activa (71)

Categorie I

Categorie II

Categorie III

Categorie IV

Schuldbewijzen van de centrale overheid

Schuldbewijzen van lagere overheden

Traditionele schuldbewijzen van het type Pfandbrief

Effecten op onderpand van activa (72)

Schuldbewijzen uitgegeven door centrale banken (73)

Schuldbewijzen type Jumbo-Pfandbrief (74)

Schuldbewijzen van kredietinstellingen

 

 

Schuldbewijzen van Agency's (75)

Schuldbewijzen uitgegeven door ondernemingen en andere emittenten (75)

 

 

Supranationale schuldbewijzen

 

 

Op afzonderlijke schuldbewijzen worden specifieke surpluspercentages toegepast. De surpluspercentages worden toegepast door een bepaald percentage af te trekken van de marktwaarde van het beleenbare activum. De percentages verschillen al naar gelang de resterende looptijd en de couponstructuur van de schuldbewijzen, zoals aangegeven in Kaders 10 en 11.

KADER 10Surpluspercentages voor beleenbare activa op lijst 1 uitgesplitst naar coupontype

Liquiditeitscategorieën

 

Categorie I

Categorie II

Categorie III

Categorie IV

Resterende looptijd (in jaren)

vastrentend

nulcoupon

vastrentend

nulcoupon

vastrentend

nulcoupon

vastrentend

nulcoupon

0–1

0,5

0,5

1

1

1,5

1,5

2

2

1–3

1,5

1,5

2,5

2,5

3

3

3,5

3,5

3–5

2,5

3

3,5

4

4,5

5

5,5

6

5–7

3

3,5

4,5

5

5,5

6

6,5

7

7–10

4

4,5

5,5

6,5

6,5

8

8

10

> 10

5,5

8,5

7,5

12

9

15

12

18

De surpluspercentages toegepast op alle vastrentende en nulcoupon-instrumenten opgenomen op lijst 1 zijn vermeld in Kader 10 (76).

De surpluspercentages toegepast op instrumenten op lijst 1 met invers-variabele rente zijn voor alle liquiditeitsklassen gelijk en zijn vermeld in kader 11.

KADER 11Surpluspercentages voor instrumenten met invers-variabele rente opgenomen op lijst 1

Resterende looptijd (jaren)

Surpluspercentage

0–1

2

1–3

7

3–5

10

5–7

12

7–10

17

> 10

25

Op schuldbewijzen met variabele couponrente (77) wordt hetzelfde surpluspercentage toegepast als op instrumenten met een vaste couponrente in het looptijdsegment van nul tot en met één jaar binnen de liquiditeitscategorie waarin het instrument is ingedeeld.

De risicobeheersingsmaatregelen toegepast op een schuldbewijs met meer dan één type couponbetaling worden uitsluitend bepaald op grond van de couponbetalingen gedurende de resterende looptijd van het instrument. Voor dergelijke instrumenten geldt het hoogste surpluspercentage dat wordt toegepast op schuldbewijzen in hetzelfde looptijdsegment, waarbij elk van de couponbetalingen die gedurende de resterende looptijd van het instrument nog zullen plaatsvinden in beschouwing worden genomen.

Bij liquiditeitsverkrappende transacties worden geen surpluspercentages toegepast.

Afhankelijk van jurisdictie en van het nationale operationele stelsel hanteren de nationale centrale banken een onderpanddepot en/of eisen zij dat voor elke afzonderlijke transactie activa worden aangewezen. Bij gebruikmaking van een onderpanddepot stelt de tegenpartij aan de centrale bank een voldoende groot depot van beleenbare activa ter beschikking ter dekking van alle van de centrale bank ontvangen kredieten, zodat er geen direct verband bestaat tussen specifieke krediettransacties en afzonderlijke activa. Bij een stelsel waarbij voor elke krediettransactie afzonderlijke activa worden aangewezen, bestaat een dergelijk direct verband wel.

De activa worden dagelijks gewaardeerd. Dagelijks berekenen de nationale centrale banken de vereiste waarde van de beleenbare activa, waarbij rekening wordt gehouden met wijzigingen in uitstaande kredietbedragen, de in paragraaf 6.5 geschetste waarderingsgrondslagen en de surpluspercentages.

Als na waardering de waarde van de beleenbare activa niet overeenstemt met de op die dag berekende vereiste waarde, vinden symmetrische margestortingen plaats. Om de frequentie daarvan te beperken, kunnen de nationale centrale banken een margestortingspunt toepassen, dat dan 0,5 van het verstrekte bedrag aan liquiditeiten bedraagt. Afhankelijk van jurisdictie kunnen de nationale centrale banken bepalen dat de storting plaatsvindt in de vorm van hetzij de levering van aanvullende activa hetzij de overdracht van liquiditeiten. Dit houdt in dat, als de marktwaarde van de beleenbare activa beneden het onderste margestortingspunt daalt, tegenpartijen aanvullende activa moeten leveren (of liquiditeiten overdragen). Omgekeerd is het zo dat, als de marktwaarde van de beleenbare activa na herwaardering het bovenste margestortingspunt overschrijdt, de nationale centrale bank het surplus aan activa aan de tegenpartij retourneert (of liquiditeiten overdraagt) (zie Kader 12).

KADER 12Berekening van margestortingenHet totale bedrag aan beleenbare activa J (waarbij j = 1 tot J; waarde Cj,t op tijdstip t) dat een tegenpartij moet verschaffen voor een aantal liquiditeitsverruimende transacties I (waarbij i = 1 tot I; bedrag Li,t op tijdstip t) wordt bepaald door middel van de volgende formule:Formulawaarbijhj het op beleenbaar activum j toegepaste surpluspercentage is.Stel dat τ de periode tussen herwaarderingen is, dan is de basis voor de margestorting op tijdstip t + τ gelijk aan:FormulaAfhankelijk van de operationele kenmerken van het beheersysteem voor onderpand dat de nationale centrale bank hanteert, kunnen nationale centrale banken bij de berekening van de margestorting ook rekening houden met de opgelopen rente op de bij uitstaande transacties verstrekte liquiditeiten.Een margestorting wordt slechts gevraagd als de basis voor de storting een bepaald niveau overschrijdt.Bij een margestortingspunt k = 0,5 % zal in een stelsel waarin voor elke transactie afzonderlijke activa worden aangewezen (I = 1) een margestorting plaatsvinden als:Formula (de tegenpartij betaalt de margestorting aan de nationale centrale bank); ofFormula (de nationale centrale bank betaalt de margestorting aan de tegenpartij).Bij een onderpandsdepot moet de tegenpartij meer activa in het depot inbrengen als:FormulaOmgekeerd kan bij toepassing van een onderpanddepot het bedrag aan liquiditeiten dat binnen de werkdag voor de tegenpartij beschikbaar is (intraday credit, of IDC) als volgt worden uitgedrukt:Formula (indien positief)In beide systemen dient de margestorting om de in formule (1) weergegeven relatie te herstellen.

Gebruik van een onderpanddepot houdt per definitie in dat tegenpartijen beleenbare activa dagelijks kunnen substitueren.

Bij een stelsel waarbij voor elke krediettransactie afzonderlijke activa worden aangewezen, kan substitutie van beleenbare activa door de nationale centrale bank worden toegestaan.

De ECB kan te allen tijde besluiten bepaalde schuldbewijzen van lijst 1 uit te sluiten (78).

6.4.2.

Risicobeheersingsmaatregelen voor op lijst 2 opgenomen activa

De maatregelen ter beheersing van de risico's verbonden aan de op lijst 2 opgenomen activa worden vastgesteld door de nationale centrale bank die de desbetreffende activa op de lijst heeft opgenomen. De maatregelen behoeven de goedkeuring van de ECB. Bij de vaststelling van de risicobeheersingsmaatregelen voor op lijst 2 opgenomen activa zorgt het Eurosysteem zoveel mogelijk voor niet-discriminatoire condities binnen het gehele eurogebied. In dit kader krijgen de surpluspercentages voor activa op lijst 2 een niveau dat de specifiek met deze activa samenhangende risico's weerspiegelt en ten minste gelijk is aan dat voor activa op lijst 1. Op de tweede lijst opgenomen activa worden, voor wat de surpluspercentages betreft, in vier categorieën ingedeeld, al naar gelang hun intrinsieke financiële kenmerken en liquiditeit. De liquiditeitsgroepen en surpluspercentages voor activa opgenomen op lijst 2 worden beschreven in Kader 13.

KADER 13Surpluspercentages voor op lijst 2 opgenomen activaSurpluspercentages voor verhandelbare schuldbewijzen met beperkte liquiditeit (79):

Resterende looptijd (in jaren)

Vaste coupon

Nulcoupon

0–1

2

2

1–3

3,5

3,5

3–5

5,5

6

5–7

6,5

7

7–10

8

10

>10

12

18

Surpluspercentage voor instrumenten met inverse variabele rente:Voor de op lijst 2 opgenomen instrumenten met invers variabele rente gelden dezelfde surpluspercentages als voor de op lijst 1 opgenomen instrumenten met invers variabele rente.2.   Surpluspercentages voor schuldbewijzen met beperkte liquiditeit en bijzondere kenmerken:

Resterende looptijd (in jaren)

Vaste coupon

Nulcoupon

0–1

4

4

1–3

8

8

3–5

15

16

5–7

17

18

7–10

22

23

>10

24

25

3.   Surpluspercentages voor niet-verhandelbare schuldbewijzen:

Handelswissels:

4 voor instrumenten met een resterende looptijd tot en met zes maanden.

Bancaire leningen:

12 bij een resterende looptijd tot en met zes maanden, en 22 bij een resterende looptijd van meer dan zes maanden tot en met twee jaar.

Leningen met hypothecaire zekerheid: 22.

Opname van op lijst 2 voorkomende activa in een van onderstaande categorieën geschiedt op voorstel van de nationale centrale banken, behoudens toestemming van de ECB.

1.   Verhandelbare schuldbewijzen met beperkte liquiditeit

Hieronder valt het merendeel van de op lijst 2 opgenomen activa. Ofschoon de mate van liquiditeit enigszins kan verschillen zijn de activa vergelijkbaar in die zin dat zij op een kleine secundaire markt worden verhandeld, dat er mogelijk geen dagelijkse notering plaatsvindt en dat transacties van normale omvang de koers kunnen beïnvloeden.

2.   Schuldbewijzen met beperkte liquiditeit en bijzondere kenmerken

Dit zijn activa die tot op zekere hoogte verhandelbaar zijn maar waarvoor in geval van liquidatie extra tijd nodig is. Dit geldt voor activa die in het algemeen niet verhandelbaar zijn, maar bijzondere kenmerken hebben waardoor een zekere mate van verhandelbaarheid wordt gecreëerd, zoals veilingprocedures (als er behoefte aan liquidatie bestaat), en een dagelijkse waardering.

3.   Niet-verhandelbare schuldbewijzen

Deze instrumenten zijn in de praktijk niet verhandelbaar en bezitten derhalve geen of een geringe mate van liquiditeit.

Voor op lijst 2 opgenomen activa met variabele couponrente en meer dan één soort couponbetaling gelden dezelfde regels als voor de activa op lijst 1, tenzij de ECB anders bepaalt (80).

De nationale centrale banken hanteren hetzelfde margestortingspunt (indien van toepassing) voor activa op lijst 1 en lijst 2. Bovendien kunnen de nationale centrale banken limieten toepassen bij het aanvaarden van op lijst 2 opgenomen activa, kunnen zij aanvullende garanties eisen en kunnen zij afzonderlijke activa te allen tijde van lijst 2 uitsluiten.

6.5.

Waarderingsgrondslagen voor beleenbare activa

Bij de waardebepaling van beleenbare activa bij transacties met wederinkoop hanteert het Eurosysteem de volgende waarderingsgrondslagen:

Voor elk van de activa op lijst 1 of lijst 2 wijst het Eurosysteem één referentiemarkt aan waaraan koersinformatie wordt ontleend. Dit houdt in dat voor activa die op meer dan één markt worden genoteerd of verhandeld, slechts een van deze markten voor het desbetreffende activum wordt gebruikt voor het ontlenen van koersinformatie.

Voor elke referentiemarkt stelt het Eurosysteem vast welke meest representatieve koers moet worden gebruikt voor het berekenen van marktwaarden. Als meer dan één koers wordt genoteerd, wordt de laagste daarvan (doorgaans de biedkoers) gebruikt.

De waarde van verhandelbare activa wordt berekend op basis van de meest representatieve koers op de werkdag voorafgaand aan de dag van waardering.

Als voor een bepaald activum op de werkdag voorafgaand aan de dag van waardering geen representatieve koers beschikbaar is, wordt de laatst gedane koers gebruikt. Als deze niet beschikbaar is, stelt de nationale centrale bank een koers vast, rekening houdend met de meeste recente, op de referentiemarkt vastgestelde koers voor het desbetreffende activum.

De marktwaarde van een schuldbewijs wordt berekend met inbegrip van lopende rente.

Afhankelijk van verschillen in nationale rechtsstelsels en operationele kenmerken, kan de behandeling van inkomensstromen (b.v. couponbetalingen) die met betrekking tot een activum gedurende de looptijd van een transactie met wederinkoop worden ontvangen, tussen de nationale centrale banken verschillen. Als de inkomensstroom aan de tegenpartij wordt overgedragen zullen de nationale centrale banken verzekeren dat de desbetreffende transacties volledig gedekt blijven door een toereikende hoeveelheid beleenbare activa alvorens het inkomen wordt overgedragen. De nationale centrale banken streven ernaar te waarborgen dat het economische effect van de behandeling van inkomensstromen gelijk is aan de situatie waarin het inkomen op de betaaldag aan de tegenpartij wordt overgedragen (81).

Voor niet-verhandelbare op lijst 2 opgenomen activa legt de nationale centrale bank die de desbetreffende activa op de lijst heeft opgenomen afzonderlijke waarderingsgrondslagen vast.

6.6.

Grensoverschrijdend gebruik van beleenbare activa

Tegenpartijen van het Eurosysteem moeten beleenbare activa grensoverschrijdend kunnen gebruiken, met andere woorden, zij moeten liquiditeiten kunnen verkrijgen van de nationale centrale bank van de lidstaat waarin zij zijn gevestigd op onderpand van activa die zich in een andere lidstaat bevinden. Beleenbare activa moeten grensoverschrijdend kunnen worden gebruikt bij alle transacties waarbij het Eurosysteem liquiditeiten verschaft tegen beleenbare activa.

Door de nationale centrale banken (en de ECB) een mechanisme ontwikkeld om te waarborgen dat alle in het eurogebied uitgegeven/gedeponeerde beleenbare activa grensoverschrijdend kunnen worden gebruikt. Dit staat bekend als het Correspondentenmodel voor centrale banken (veelal, als afkorting van de Engelse benaming, aangeduid als CCBM), waarbij nationale centrale banken voor elkaar (en voor de ECB) optreden als bewaarnemers („correspondenten”) van activa in hun lokale depot of afwikkelsysteem. Voor niet-verhandelbare activa of op lijst 2 opgenomen activa met beperkte liquiditeit en bijzondere kenmerken die niet via een effecten-afwikkelsysteem kunnen worden overgedragen kunnen specifieke oplossingen worden toegepast (82). Het CCBM kan worden benut voor het verstrekken van onderpand voor alle soorten krediettransacties van het Eurosysteem. Naast het CCBM kunnen ook goedgekeurde koppelingen tussen effecten-afwikkelsystemen worden gebruikt voor de grensoverschrijdende overdracht van effecten (83).

6.6.1.

Het Correspondentenmodel voor centrale banken

Grafiek 3 illustreert de werking van het CCBM.

Image

Ten behoeve van het grensoverschrijdende gebruik van beleenbare activa houden alle nationale centrale banken bij elkaar effectenrekeningen aan. De werking van het CCBM hangt af van de vraag of de beleenbare activa door de centrale bank van het thuisland aan een specifieke transactie worden gekoppeld („earmarking”) dan wel bij de centrale bank van het thuisland in een onderpanddepot worden aangehouden („pooling”) (84).

In het geval van „earmarking” geeft de tegenpartij, zodra een kredietinschrijving door de nationale centrale bank van de lidstaat van vestiging (d.w.z. de „eigen” centrale bank) is aanvaard, opdracht (eventueel via de eigen bewaarnemer) aan het effecten-afwikkelsysteem in het land waar de effecten worden aangehouden om deze over te boeken naar de centrale bank van dat land op de rekening van de „eigen” centrale bank. Zodra die bericht krijgt van de correspondent-centrale bank dat het onderpand is ontvangen, maakt zij de gelden aan de tegenpartij over. Centrale banken verstrekken geen gelden voordat zeker is dat de effecten van de tegenpartij door de correspondent-centrale bank zijn ontvangen. Waar nodig met het oog op het uiterste tijdstip van afwikkeling, kunnen tegenpartijen volgens de procedures van het model activa vooraf bij correspondent-centrale banken op de rekening van de „eigen” centrale bank deponeren.

Bij gebruikmaking van een onderpanddepot kan de tegenpartij te allen tijde effecten aan de correspondent-centrale bank overmaken op de rekening van de „eigen” centrale bank. Zodra de „eigen” centrale bank bericht krijgt van de correspondent-centrale bank dat de effecten zijn ontvangen, zal zij de desbetreffende effecten opnemen in het onderpanddepot van de tegenpartij.

Het CCBM is op elke werkdag van het Eurosysteem voor tegenpartijen beschikbaar van 9.00 uur tot 16.00 uur ECB-tijd (Midden-Europese tijd). Een tegenpartij die gebruik wenst te maken van het CCBM moet de nationale centrale bank waarvan zij krediet wenst te ontvangen — de „eigen” centrale bank — daarvan vóór 16.00 uur ECB-tijd in kennis stellen. Voorts moet de tegenpartij ervoor zorgen dat het desbetreffende onderpand uiterlijk om 16.45 uur ECB-tijd op de rekening van de correspondentcentrale bank wordt bijgeschreven. Krediet ingevolge later gegeven opdrachten of later uitgevoerde bijschrijvingen kan pas de volgende werkdag worden verleend. Als tegenpartijen verwachten dat zij op een laat tijdstip gebruik moeten maken van het CCBM, moeten zij de activa zoveel mogelijk vooraf deponeren. In uitzonderlijke omstandigheden of als zulks voor monetaire-beleidsdoeleinden is vereist, kan de ECB besluiten de sluiting van het CCBM uit te stellen tot de sluitingstijd van TARGET.

6.6.2.

Koppelingen tussen effecten-afwikkelsystemen

Naast het CCBM kunnen goedgekeurde koppelingen tussen effecten-afwikkelsystemen in de EU ook worden gebruikt voor de grensoverschrijdende overdracht van effecten.

Image

Een koppeling tussen twee effecten-afwikkelsystemen stelt een deelnemer aan het ene systeem in staat in een ander systeem uitgegeven effecten aan te houden zonder aan dat andere systeem deel te nemen. Voordat deze koppelingen kunnen worden benut voor het overdragen van onderpand voor krediettransacties van het Eurosysteem moeten zij zijn getoetst aan de normen voor het gebruik van effecten-afwikkelsystemen binnen de EU (85)  (86).

Vanuit het oogpunt van het Eurosysteem vervullen het Correspondentenmodel voor centrale banken en de koppelingen tussen effecten-afwikkelsystemen in de EU eenzelfde rol; zij stellen tegenpartijen namelijk in staat onderpand grensoverschrijdend te gebruiken. Beide systemen stellen tegenpartijen in staat onderpand te gebruiken om krediet te verkrijgen van de centrale bank van het land van vestiging, ook al is dat onderpand uitgegeven in een effecten-afwikkelsysteem van een ander land. Het Correspondentenmodel en de koppelingen vervullen deze functie elk op hun eigen wijze. Binnen het Correspondentenmodel is de grensoverschrijdende relatie er een tussen de nationale centrale banken, die voor elkaar als bewaarnemer optreden. Bij de koppelingen is de grensoverschrijdende relatie er een tussen de effecten-afwikkelsystemen, die bij elkaar omnibusrekeningen openen. Bij een correspondent-centrale bank gedeponeerde activa kunnen alleen worden gebruikt als onderpand voor krediettransacties van het Eurosysteem. Via een koppeling aangehouden activa kunnen daarnaast ook voor andere doeleinden worden gebruikt. Bij gebruikmaking van koppelingen tussen effecten-afwikkelsystemen houden de tegenpartijen de buitenlandse activa aan op hun eigen rekening bij het effecten-afwikkelsysteem van het eigen land en vervalt de behoefte aan een bewaarnemer.

HOOFDSTUK 7

7.

RESERVEVERPLICHTINGEN (87)

7.1.

Algemene opmerkingen

De ECB eist dat kredietinstellingen op rekeningen bij de nationale centrale banken minimumreserves aanhouden in het kader van het stelsel van reserveverplichtingen van het Eurosysteem. Het juridische kader voor dit stelsel is vastgelegd in artikel 19 van de ESCB/ECB-Statuten, Verordening (EG) nr. 2531/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot de toepassing van reserveverplichtingen door de Europese Centrale Bank (88) en Verordening (EG) nr. 1745/2003 van de Europese Centrale Bank inzake de toepassing van reserveverplichtingen (ECB/2003/9) (89). De toepassing van Verordening ECB/2003/9 waarborgt dat de modaliteiten van het stelsel van reserveverplichtingen van het Eurosysteem voor het gehele eurogebied gelijk zijn.

Het door elke instelling aan te houden bedrag aan minimumreserves wordt bepaald in relatie tot de reservebasis van de instelling. Het stelsel van reserveverplichtingen van het Eurosysteem kent een middelingsbepaling waarbij de vaststelling of een instelling al dan niet aan de reserveverplichtingen voldoet, geschiedt op grond van het gemiddelde van de aan het einde van elke kalenderdag op de reserverekeningen van tegenpartijen aangehouden bedragen gedurende een aanhoudingsperiode. Over de door de instellingen aangehouden reserves wordt rente vergoed tegen de rentevoet die geldt voor de basis-herfinancieringstransacties van het Eurosysteem.

Het stelsel van reserveverplichtingen van het Eurosysteem wordt primair gebruikt voor de volgende monetaire-beleidsfuncties:

Het stabiliseren van de geldmarktrente

De middelingsbepaling in het stelsel van reserveverplichtingen van het Eurosysteem is erop gericht bij te dragen tot het stabiliseren van de geldmarktrente door instellingen aan te sporen de effecten van tijdelijke fluctuaties in liquiditeitsverhoudingen te egaliseren.

Het bewerkstelligen of vergroten van een structureel liquiditeitstekort

Het stelsel van reserveverplichtingen van het Eurosysteem draagt bij tot het bewerkstelligen of vergroten van een structureel liquiditeitstekort. Dit kan het Eurosysteem beter in staat stellen op doelmatige wijze op te treden als verschaffer van liquiditeiten.

Bij het toepassen van reserveverplichtingen is de ECB gehouden overeenkomstig de doelstellingen van het Eurosysteem te handelen, zoals vastgelegd in artikel 105, lid 1, van het Verdrag en artikel 2 van de ESCB/ECB-Statuten, hetgeen onder meer inhoudt dat significante ongewenste delocatie of desintermediatie niet mag worden bevorderd.

7.2.

Reserveplichtige instellingen

Conform artikel 19.1 van de ESCB/ECB-Statuten verlangt de ECB dat de in de lidstaten gevestigde kredietinstellingen minimumreserves aanhouden. Dit houdt in dat ook bijkantoren in het eurogebied van entiteiten waarvan het hoofdkantoor zich niet in het eurogebied bevindt aan deze verplichting moeten voldoen. Bijkantoren buiten het eurogebied van in het eurogebied gevestigde kredietinstellingen zijn echter niet aan het stelsel onderworpen.

Aan het begin van een aanhoudingsperiode waarin de vergunning van een instelling zal worden ingetrokken of waarin door een rechtbank of andere bevoegde autoriteit van een land in het eurogebied zal worden beslist inzake de liquidatie van een instelling, wordt deze instelling automatisch vrijgesteld van reserveverplichtingen. Krachtens Verordening (EG) nr. 2531/98 en Verordening ECB2003/9 kan de ECB op niet-discriminatoire basis ook andere instellingen vrijstellen van reserveverplichtingen als de daarmee nagestreefde doeleinden niet worden gediend door het opleggen van de verplichtingen aan de desbetreffende instellingen. Bij een besluit omtrent een dergelijke vrijstelling neemt de ECB één of meer van de volgende criteria in acht:

de instelling houdt zich bezig met gespecialiseerde functies;

de instelling oefent geen actieve bancaire functies uit in concurrentie met andere kredietinstellingen; en/of

de instelling heeft alle deposito's aangemerkt voor gebruik ten behoeve van regionale en/of internationale ontwikkelingshulp.

De ECB stelt een lijst van instellingen samen die onderworpen zijn aan reserveverplichtingen en houdt deze lijst bij. De ECB houdt tevens een openbare lijst bij van instellingen die om andere redenen dan uit hoofde van intrekking van de vergunning of liquidatie zijn vrijgesteld van reserveverplichtingen (90). Tegenpartijen kunnen op grond van deze lijsten uitmaken of hun passiva een andere instelling betreffen die zelf aan reserveverplichtingen is onderworpen. De lijsten die na het einde van de laatste werkdag van het Eurosysteem van elke kalendermaand openbaar worden gemaakt dienen als basis voor de berekening van de reservebasis voor de aanhoudingsperiode welke twee kalendermaanden later aanvangt. Zo zal de lijst die eind februari wordt gepubliceerd gelden als grondslag voor de berekening van de reservebasis voor de reserve-aanhoudingsperiode die begint in april.

7.3.

Vaststelling van reserveverplichtingen

a)   Reservebasis en reserveratio's

De reservebasis van een instelling wordt vastgesteld aan de hand van de balansposten van die instelling. De balansgegevens worden aan de nationale centrale banken gerapporteerd in het bredere kader van de bancaire en monetaire statistieken van de ECB (zie paragraaf 7.5) (91). Voor instellingen die aan de volledige rapportageverplichtingen zijn onderworpen, worden de balansgegevens per de ultimo van een gegeven kalendermaand gebruikt voor de vaststelling van de reservebasis voor de aanhoudingsperiode die de twee kalendermaanden later begint. Zo wordt bijvoorbeeld de reservebasis berekend aan de hand van de balans per ultimo februari gebruikt als grondslag voor de berekening van de reserveverplichting van een tegenpartij gedurende de reserve-aanhoudingsperiode die begint in april.

Het rapportagekader voor de monetaire en bancaire statistieken van de ECB voorziet in de mogelijkheid de rapportagelast van kleine instellingen te verlichten. Instellingen waarvoor dit geldt, behoeven slechts een beperkt aantal balansgegevens op kwartaalbasis (als kwartaalultimo-gegevens) te rapporteren, met een uiterste inleverdatum na de overeenkomstige datum voor grotere instellingen. Voor deze instellingen worden de voor een bepaald kwartaal gerapporteerde gegevens gebruikt om, met een vertraging van twee maanden, de reservebasis voor de drie daaropvolgende reserve-aanhoudingsperioden vast te stellen. Zo geldt bijvoorbeeld de balans per ultimo van het eerste kwartaal (eind maart) als grondslag voor de berekening van de reservebasis voor de reserve-aanhoudingsperioden die beginnen in juni, juli en augustus.

Volgens Verordening (EG) nr. 2531/98 van de Raad is de ECB gerechtigd uit toevertrouwde gelden resulterende passiva alsmede uit buitenbalansposten voortvloeiende passiva in de reservebasis van instellingen op te nemen. In het stelsel van reserveverplichtingen van het Eurosysteem worden slechts de passiva onder „deposito's” en „uitgegeven schuldbewijzen” daadwerkelijk in de reservebasis opgenomen (zie Kader 14).

Passiva ten opzichte van andere instellingen die aan reserveverplichtingen zijn onderworpen en passiva ten opzichte van de ECB en de nationale centrale banken worden niet in de reservebasis opgenomen. In dit verband moet de emittent met betrekking tot de categorie „uitgegeven schuldbewijzen” aantonen voor welk bedrag deze instrumenten worden aangehouden door andere reserveplichtige instellingen alvorens dit bedrag van de reservebasis te mogen aftrekken. Als dit niet kan worden aangetoond, mogen emittenten forfaitaire aftrek toepassen in de vorm van een vast percentage (92) op elk van deze balansposten.

De reserveratio's worden door de ECB vastgesteld met inachtneming van het in de Verordening (EG) nr. 2531/98. De ECB past een uniforme, positieve reserveratio toe op de meeste in de reservebasis opgenomen posten. Deze reserveratio wordt vermeld in de Verordening van de ECB omtrent minimumreserves. De ECB past een reserveratio van nul toe op de volgende categorieën passiva: „deposito's met een vaste looptijd van meer dan twee jaar”, „deposito's met een opzegtermijn van meer dan twee jaar”, „repo's” en „schuldbewijzen met een vaste looptijd van meer dan twee jaar” (zie Kader 14). De ECB kan te allen tijde de reserveratio's wijzigen. Wijzigingen in de reserveratio's worden door de ECB aangekondigd vóór de eerste reserve-aanhoudingsperiode waarvoor de wijziging zal gelden.

KADER 14Reservebasis en reserveratio'sA.   In de reservebasis opgenomen passiva waarop de positieve reserveratio van toepassing isDeposito's

Girale deposito's

Deposito's met een vaste looptijd tot en met twee jaar

Deposito's met een opzegtermijn tot en met twee jaar

Uitgegeven schuldbewijzen

Schuldbewijzen met een vaste looptijd tot en met twee jaar

B.   In de reservebasis opgenomen passiva waarop een reserveratio van nul van toepassing isDeposito's

Deposito's met een vaste looptijd van meer dan twee jaar

Deposito's met een opzegtermijn van meer dan twee jaar

Repo's

Uitgegeven schuldbewijzen

Schuldbewijzen met een vaste looptijd van meer dan twee jaar

C.   Niet in de reservebasis opgenomen passiva

Passiva ten opzichte van andere instellingen onderworpen aan het stelsel van reserveverplichtingen

Passiva ten opzichte van de ECB en de nationale centrale banken

b)   Berekening van reserveverplichtingen

De reserveverplichting van elke afzonderlijke instelling wordt berekend door op het bedrag van de reserveplichtige passiva de reserveratio's voor de overeenkomstige categorieën passiva toe te passen.

Elke instelling past een uniforme aftrek ter hoogte van EUR 100 000 toe op de reserveverplichting in elke lidstaat waar de instelling een vestiging heeft. Het toestaan van een dergelijke aftrek laat de wettige verplichtingen van de aan het stelsel van reserveverplichtingen van het Eurosysteem onderworpen instellingen onverlet (93).

De reserveverplichting voor elke aanhoudingsperiode wordt tot op één euro nauwkeurig afgerond.

7.4.

Aanhouding van verplichte reserves

a)   Aanhoudingsperiode

De ECB publiceert ten minste drie maanden voor het begin van elk jaar een rooster van reserve-aanhoudingsperioden (94). De aanhoudingsperiode begint telkens op de dag van de eerste basis-herfinancieringstransactie na de vergadering van de Raad van Bestuur waarop de datum voor maandelijkse heroverweging van de monetaire-beleidspositie wordt vastgesteld. In uitzonderlijke gevallen kan het gepubliceerde rooster worden gewijzigd, bij voorbeeld in samenhang met een wijziging in de vergaderdata van de Raad van Bestuur.

b)   Plaats van aanhouding

Elke instelling moet de minimumreserves aanhouden op één of meer reserverekeningen bij de nationale centrale bank van de lidstaat van vestiging. Bij instellingen met meer dan één vestiging in een lidstaat is het hoofdkantoor ervoor verantwoordelijk dat aan de totale reserveverplichtingen van alle binnenlandse vestigingen van de instelling wordt voldaan (95). Een instelling met vestigingen in meer dan één lidstaat moet reserves aanhouden bij de nationale centrale bank van elke lidstaat waar zij een vestiging heeft, conform de reservebasis in de desbetreffende lidstaat.

Door instellingen bij de nationale centrale banken aangehouden vereveningsrekeningen kunnen als reserverekeningen worden gebruikt. Op vereveningsrekeningen aangehouden reserves kunnen worden gebruikt voor vereveningen gedurende de dag. De dagelijks aangehouden reserves worden berekend als het saldo op de reserverekening aan het einde van de dag.

Een instelling kan aan de nationale centrale bank van de lidstaat waar de instelling ingezetene is toestemming vragen alle minimumreserves indirect te mogen aanhouden via een intermediair. Deze mogelijkheid via een intermediair reserves aan te houden is normaliter beperkt tot instellingen die zo zijn georganiseerd dat een deel van het beheer (b.v. het liquiditeitenbeheer) doorgaans bij de intermediair is ondergebracht (een netwerk van spaarbanken of coöperatieve banken kan bijvoorbeeld het aanhouden van minimumreserves centraliseren). De aanhouding van minimumreserves via een intermediair is onderworpen aan de bepalingen van Verordening ECB/2003/9.

c)   Rentevergoeding op aangehouden reserves

Over de aangehouden reserves wordt rente vergoed tegen het gemiddelde over de aanhoudingsperiode van het rentetarief van de ECB (gewogen naar het aantal kalenderdagen) voor de basis-herfinancieringstransacties volgens de in Kader 15 weergegeven formule. Over reserves die de reserveverplichting te boven gaan wordt geen rente vergoed. De rente wordt betaald op de tweede werkdag van de nationale centrale bank na het einde van de desbetreffende aanhoudingsperiode.

KADER 15Berekening van de rentevergoeding over verplicht aangehouden reservesOver de aangehouden minimumreserves wordt rente vergoed volgens de formule:Formula Formulawaarbij geldt:

Rt

=

Vergoeding betaald over verplichte reserves tijdens reserve-aanhoudingsperiode t.

Ht

=

Gemiddelde dagelijkse reserve-aanhouding tijdens reserve-aanhoudingsperiode t.

nt

=

Het aantal kalenderdagen in reserve-aanhoudingsperiode t.

rt

=

De rente vergoed op verplichte reserves aangehouden gedurende aanhoudingsperiode t. (De rentevoet wordt standaard afgerond op twee decimalen.)

i

=

Het rangnummer van de kalenderdag gerekend vanaf het begin van de reserve-aanhoudingsperiode.

MR i

=

De marginale rentevoet voor de laatste basis-herfinancieringstransactie uitgevoerd op of vóór kalenderdag i.

7.5.

Kennisgeving van, instemming met en controle op de reservebasis

De in de reservebasis opgenomen posten voor de toepassing van reserveverplichtingen worden door de reserveplichtige instellingen zelf berekend en worden aan de nationale centrale banken gerapporteerd in het algemene kader van de monetaire en bancaire statistieken van de ECB (zie Bijlage 4). In artikel 5 van Verordening ECB/2003/9 zijn de procedures vastgelegd voor de melding en ontvangstbevestiging van de reservebasis en de reserveverplichting.

De procedure voor kennisgeving en instemming met betrekking tot de hoogte van de minimumreserves is als volgt. De betrokken Nationale Centrale Bank of de instelling zelf neemt het initiatief tot de berekening van de door de instelling aan te houden minimumreserves tijdens de bewuste reserve-aanhoudingsperiode. De partij die de berekening uitvoert, stelt de andere partij uiterlijk drie NCB-werkdagen vóór het begin van de reserveperiode in kennis van de berekende minimumreserves. De desbetreffende deelnemende Nationale Centrale Bank kan als termijn voor de kennisgeving van minimumreserves een vroegere datum vaststellen. Ook kan zij bijkomende termijnen vaststellen voor de kennisgeving door de instelling van eventuele herzieningen van de reservebasis, alsook ten aanzien van eventuele herzieningen van de gerapporteerde minimumreserves. De in kennis gestelde partij stemt uiterlijk op de NCB-werkdag voorafgaande aan het begin van de reserveperiode in met de berekende minimumreserves. Het ontbreken van een reactie van de in kennis gestelde partij op de kennisgeving aan het einde van de NCB-werkdag voorafgaande aan het begin van de reserve-aanhoudingsperiode wordt beschouwd als een instemming met het bedrag aan minimumreserves van de instelling voor de betreffende reserve-aanhoudingsperiode.

Voor instellingen die toestemming hebben verkregen als intermediair op te treden voor de indirecte aanhouding van reserves ten behoeve van andere instellingen zijn speciale rapportage-eisen vastgelegd in Verordening ECB/2003/9. De statistische rapportageverplichtingen blijven van kracht ongeacht of instellingen hun reserves al dan niet via een intermediair aanhouden.

De ECB en de nationale centrale banken zijn, in het kader van de Verordening (EG) nr. 2531/98 van de Raad, gerechtigd de juistheid en de kwaliteit van de verzamelde gegevens te controleren.

7.6.

Niet-nakoming van reserveverplichtingen

Aan de reserveverplichtingen wordt niet voldaan als het gemiddelde van de eindedagstanden op de reserverekening(en) gedurende de aanhoudingsperiode lager is dan de reserveverplichting voor de desbetreffende aanhoudingsperiode.

Indien een instelling geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft bij de vervulling van de reserveverplichting, is de ECB, krachtens Verordening (EG) nr. 2531/98 van de Raad, gerechtigd een van de volgende sancties op te leggen:

betaling van maximaal 5 procentpunten boven de marginale beleningsrente van het ESCB of tweemaal de marginale beleningsrente van het ESCB, in beide gevallen toegepast op het bedrag van de door de betrokken instelling niet aangehouden minimumreserves;

verplichte storting door de betrokken instelling, van een niet-rentedragend deposito bij de ECB of de nationale centrale banken tot ten hoogste driemaal het bedrag van de niet door de betrokken instelling aangehouden minimumreserves. De termijn van het deposito is niet langer dan de periode gedurende welke de instelling de minimumreserves niet aanhoudt.

Indien een instelling niet voldoet aan andere verplichtingen opgelegd ingevolge verordeningen of beschikkingen van de ECB met betrekking tot de reserveverplichtingen van het Eurosysteem (als bijvoorbeeld gegevens niet tijdig worden gerapporteerd of als de gerapporteerde gegevens onjuist zijn) is de ECB gerechtigd sancties op te leggen conform de Raadsverordening (EG) nr. 2532/98 van 23 november 1998 met betrekking tot de bevoegdheid van de Europese Centrale Bank om sancties op te leggen en de Verordening van de Europese Centrale Bank nr. 2157/1999 van 23 september 1999 met betrekking tot de bevoegdheid van de ECB om sancties op te leggen (ECB/1999/4) (96). De Directie van de ECB kan de criteria vaststellen en bekendmaken op grond waarvan de in artikel 7, lid 1, van Raadsverordening (EG) nr. 2531/98 (97).

Bovendien kan het Eurosysteem, bij ernstige overtreding van de reserveverplichtingen, de toegang van tegenpartijen tot open-markttransacties opschorten.

BIJLAGE 1

Voorbeelden van monetairebeleidstransacties en -procedures

Inhoud

Voorbeeld 1

Liquiditeitverruimende transactie met wederinkoop door middel van een vaste-rentetender

Voorbeeld 2

Liquiditeitverruimende transactie met wederinkoop door middel van een variabele-rentetender

Voorbeeld 3

Uitgifte van ECB schuldbewijzen door middel van een variabele-rentetender

Voorbeeld 4

Liquiditeitverkrappende deviezenswap door middel van een variabele-rentetender

Voorbeeld 5

Liquiditeitverruimende deviezenswap door middel van een variabele-rentetender

Voorbeeld 6

Maatregelen ter beheersing van risico's

VOORBEELD 1Liquiditeitsverruimende transactie met wederinkoop door middel van een vaste-rentetenderDe ECB besluit liquiditeiten aan de markt te verstrekken door middel van een transactie met wederinkoop in de vorm van een vaste-rentetender.Door drie tegenpartijen worden de volgende inschrijvingen ingediend:

Tegenpartij

Inschrijving (EUR miljoen)

Bank 1

30

Bank 2

40

Bank 3

70

Totaal

140

De ECB besluit een totaal van EUR 105 miljoen toe te wijzen.Het toewijzingspercentage is:FormulaDe toewijzing aan de tegenpartijen is:

Tegenpartij

Inschrijving (EUR miljoen)

Toewijzing (EUR miljoen)

Bank 1

30

22,5

Bank 2

40

30,0

Bank 3

70

52,5

Totaal

140

105,0

VOORBEELD 2Liquiditeitsverruimende transactie met wederinkoop door middel van een variabele-rentetenderDe ECB besluit liquiditeiten aan de markt te verstrekken door middel van een transactie met wederinkoop in de vorm van een variabele-rentetender.Door drie tegenpartijen worden de volgende inschrijvingen ingediend:

Rentevoet (%)

Bedrag (EUR miljoen)

Bank 1

Bank 2

Bank 3

Totale inschrijvingen

Cumulatieve inschrijvingen

3,15

 

 

 

0

0

3,10

 

5

5

10

10

3,09

 

5

5

10

20

3,08

 

5

5

10

30

3,07

5

5

10

20

50

3,06

5

10

15

30

80

3,05

10

10

15

35

115

3,04

5

5

5

15

130

3,03

5

 

10

15

145

Totaal

30

45

70

145

 

De ECB besluit EUR 94 miljoen toe te wijzen, wat een marginale rentevoet van 3,05 % inhoudt.Alle inschrijvingen boven 3,05 % (bij een cumulatief bedrag van EUR 80 miljoen) worden volledig toegewezen. Bij 3,05 % is het toewijzingspercentage:FormulaDe toewijzing aan Bank 1 bij de marginale rentevoet is bijvoorbeeld:FormulaDe totale toewijzing aan Bank 1 is:FormulaHet toewijzingsresultaat kan als volgt worden samengevat:

Tegenpartijen

Bedrag (EUR miljoen)

Bank 1

Bank 2

Bank 3

Totaal

Totale inschrijvingen

30,0

45,0

70,0

145

Totale toewijzing

14,0

34,0

46,0

94

Als de toewijzing geschiedt op basis van een enkelvoudige rentevoet (Nederlands veilingsysteem), dan bedraagt de rentevoet voor de aan tegenpartijen toegewezen bedragen 3,05 %.Als de toewijzing geschiedt op basis van een meervoudige rentevoet (Amerikaans veilingsysteem), wordt op de aan tegenpartijen toegewezen bedragen geen uniforme rentevoet toegepast; Bank 1 ontvangt dan bijvoorbeeld EUR 5 miljoen tegen 3,07 %, EUR 5 miljoen tegen 3,06 % en EUR 4 miljoen tegen 3,05 %.

VOORBEELD 3Uitgifte van ECB-schuldbewijzen door middel van een variabele-rentetenderDe ECB besluit liquiditeiten aan de markt te onttrekken door de uitgifte van depositocertificaten met behulp van een variabele-rentetender.Door drie tegenpartijen worden de volgende inschrijvingen ingediend:

Rentevoet (%)

Bedrag (EUR miljoen)

Bank 1

Bank 2

Bank 3

Totaal

Cumulatieve inschrijvingen

3,00

 

 

 

0

0

3,01

5

 

5

10

10

3,02

5

5

5

15

25

3,03

5

5

5

15

40

3,04

10

5

10

25

65

3,05

20

40

10

70

135

3,06

5

10

10

25

160

3,08

5

 

10

15

175

3,10

 

5

 

5

180

Totaal

55

70

55

180

 

De ECB besluit een nominaal bedrag van EUR 124,5 miljoen toe te wijzen, wat een marginale rentevoet van 3,05 % inhoudt.Alle inschrijvingen onder 3,05 % (bij een cumulatief bedrag van EUR 65 miljoen) worden volledig toegewezen. Bij 3,05 % is het toewijzingspercentage:FormulaDe toewijzing aan Bank 1 bij de marginale rentevoet is bijvoorbeeld:FormulaDe totale toewijzing aan Bank 1 is:FormulaHet toewijzingsresultaat kan als volgt worden samengevat:

Tegenpartijen

Bedrag (EUR miljoen)

Bank 1

Bank 2

Bank 3

Totaal

Totale inschrijvingen

55,0

70,0

55,0

180,0

Totale toewijzing

42,0

49,0

33,5

124,5

VOORBEELD 4Liquiditeitsverkrappende deviezenswap door middel van een variabele-rentetenderDe ECB besluit liquiditeiten aan de markt te onttrekken door een EUR/USD deviezenswap uit te voeren met behulp van een variabele-rentetender. (NB: in dit voorbeeld doet de euro agio.)Door drie tegenpartijen worden de volgende inschrijvingen ingediend:

Swappunten (× 10 000)

Bedrag (EUR miljoen)

Bank 1

Bank 2

Bank 3

Totaal

Cumulatieve inschrijvingen

6,84

 

 

 

0

0

6,80

5

 

5

10

10

6,76

5

5

5

15

25

6,71

5

5

5

15

40

6,67

10

10

5

25

65

6,63

25

35

40

100

165

6,58

10

20

10

40

205

6,54

5

10

10

25

230

6,49

 

5

 

5

235

Totaal

65

90

80

235

 

De ECB besluit EUR 158 miljoen toe te wijzen, wat 6,63 marginale swappunten betekent. Alle inschrijvingen boven 6,63 (bij een cumulatief bedrag van EUR 65 miljoen) worden volledig toegewezen. Bij 6,63 is het toewijzingspercentage:FormulaDe toewijzing aan Bank 1 bij de marginale swappunten is bijvoorbeeld:FormulaDe totale toewijzing aan Bank 1 is:FormulaHet toewijzingsresultaat kan als volgt worden samengevat:

Tegenpartijen

Bedrag (EUR miljoen)

Bank 1

Bank 2

Bank 3

Totaal

Totale inschrijvingen

65,0

90,0

80,0

235,0

Totale toewijzing

48,25

52,55

57,20

158,0

De ECB stelt de EUR/USD koers voor de transactie vast op 1,1300.Als de toewijzing geschiedt op basis van een enkelvoudige rentevoet (Nederlands veilingsysteem), dan koopt het Eurosysteem bij de aanvang van de transactie EUR 158 000 000 en verkoopt het USD 178 540 000. Bij afloop van de transactie verkoopt het Eurosysteem EUR 158 000 000 en koopt het USD 178 644 754 (de termijnkoers is 1,130663 = 1,1300 + 0,000663).Als de toewijzing geschiedt op basis van een meervoudige rentevoet (Amerikaans veilingsysteem), zijn de door het Eurosysteem gekochte en verkochte bedragen aan euro en dollars als volgt:

Contante transactie

Termijntransactie

Koers

Aankoop EUR

Verkoop USD

Koers

Verkoop EUR

Aankoop USD

1,1300

 

 

1,130684

 

 

1,1300

10 000 000

11 300 000

1,130680

10 000 000

11 306 800

1,1300

15 000 000

16 950 000

1,130676

15 000 000

16 960 140

1,1300

15 000 000

16 950 000

1,130671

15 000 000

16 960 065

1,1300

25 000 000

28 250 000

1,130667

25 000 000

28 266 675

1,1300

93 000 000

105 090 000

1,130663

93 000 000

105 151 659

1,1300

 

 

1,130658

 

 

1,1300

 

 

1,130654

 

 

1,1300

 

 

1,130649

 

 

Totaal

158 000 000

178 540 000

 

158 000 000

178 645 339

VOORBEELD 5Liquiditeitsverruimende deviezenswap door middel van een variabele-rentetenderDe ECB besluit liquiditeiten aan de markt te verstrekken door een EUR/USD deviezenswap uit te voeren met behulp van een variabele-rentetender. (NB: in dit voorbeeld doet de euro agio.)Door drie tegenpartijen worden de volgende inschrijvingen ingediend:

Swappunten (× 10 000)

Bedrag (EUR miljoen)

Bank 1

Bank 2

Bank 3

Totaal

Cumulatieve inschrijvingen

6,23

 

 

 

 

 

6,27

5

 

5

10

10

6,32

5

 

5

10

20

6,36

10

5

5

20

40

6,41

10

10

20

40

80

6,45

20

40

20

80

160

6,49

5

20

10

35

195

6,54

5

5

10

20

215

6,58

 

5

 

5

220

Totaal

60

85

75

220

 

De ECB besluit EUR 197 miljoen toe te wijzen, wat 6,54 marginale swappunten betekent. Alle inschrijvingen beneden 6,54 (bij een cumulatief bedrag van EUR 195 miljoen) worden volledig toegewezen. Bij 6,54 is het toewijzingspercentage:FormulaDe toewijzing aan Bank 1 bij de marginale swappunten is bijvoorbeeld:FormulaDe totale toewijzing aan Bank 1 is:FormulaHet toewijzingsresultaat kan als volgt worden samengevat:

Tegenpartijen

Bedrag (EUR miljoen)

Bank 1

Bank 2

Bank 3

Totaal

Totale inschrijvingen

60,0

85,0

75,0

220

Totale toewijzing

55,5

75,5

66,0

197

De ECB stelt de EUR/USD koers voor de transactie vast op 1,1300.Als de toewijzing geschiedt op basis van een enkelvoudige rentevoet (Nederlands veilingsysteem), dan verkoopt het Eurosysteem bij de aanvang van de transactie EUR 197 000 000 en koopt het USD 222 610 000. Bij afloop van de transactie koopt het Eurosysteem EUR 197 000 000 en verkoopt het USD 222 738 838 (de termijnkoers is 1,130654 = 1,1300 + 0,000654).Als de toewijzing geschiedt op basis van een meervoudige rentevoet (Amerikaans veilingsysteem), zijn de door het Eurosysteem verkochte en gekochte bedragen aan euro en dollars als volgt:

Contante transactie

Termijntransactie

Koers

Verkoop EUR

Aankoop USD

Koers

Aankoop EUR

Verkoop USD

1,1300

 

 

1,130623

 

 

1,1300

10 000 000

11 300 000

1,130627

10 000 000

11 306 270

1,1300

10 000 000

11 300 000

1,130632

10 000 000

11 306 320

1,1300

20 000 000

22 600 000

1,130636

20 000 000

22 612 720

1,1300

40 000 000

45 200 000

1,130641

40 000 000

45 225 640

1,1300

80 000 000

90 400 000

1,130645

80 000 000

90 451 600

1,1300

35 000 000

39 550 000

1,130649

35 000 000

39 572 715

1,1300

2 000 000

2 260 000

1,130654

2 000 000

2 261 308

1,1300

 

 

1,130658

 

 

Totaal

197 000 000

222 610 000

 

197 000 000

222 736 573

VOORBEELD 6Maatregelen ter beheersing van risico'sDit voorbeeld illustreert het risicobeheersingskader dat wordt toegepast op de activa die ten grondslag liggen aan de liquiditeitsverruimende transacties van het Eurosysteem (98). In het voorbeeld wordt ervan uitgegaan dat een tegenpartij aan de volgende monetairebeleidstransacties van het Eurosysteem deelneemt:

een basis-herfinancieringstransactie die op 28 juli 2004 aanvangt en op 4 augustus 2004 eindigt, waarbij aan de tegenpartij EUR 50 miljoen wordt toegewezen tegen 4,24 %;

een langerlopende herfinancieringstransactie die op 29 juli 2004 aanvangt en op 21 oktober 2004 eindigt, waarbij aan de tegenpartij EUR 45 miljoen wordt toegewezen tegen 4,56 %; en

een basis-herfinancieringstransactie die op 4 augustus 2004 aanvangt en op 11 augustus 2004 eindigt, waarbij aan de tegenpartij EUR 35 miljoen wordt toegewezen tegen 4,26 %.

De kenmerken van de door de tegenpartij als onderpand voor de transacties gebruikte beleenbare activa uit lijst 1 zijn in Tabel 1 weergegeven.Tabel 1 — Bij de transacties gebruikte beleenbare activa uit lijst 1Kenmerken

Naam

Activumklasse

Vervaldatum

Couponkenmerken

Couponfrequentie

Resterende looptijd

Surpluspercentage

Activum A

Effect op onderpand van activa

29.8.2006

Vast

6 maanden

2 jaar

3,50 %

Obligatie B

Obligatie van centrale overheid

19.11.2008

Variabel

12 maanden

4 jaar

0,50 %

Activum C

Obligatie

12.5.2015

Nulcoupon

 

> 10 jaar

15,00 %


Koersen (%, inclusief lopende rente) (99)

28.7.2004

29.7.2004

30.7.2004

2.8.2004

3.8.2004

4.8.2004

5.8.2004

102,63

101,98

100,55

101,03

100,76

101,02

101,24

 

98,35

97,95

98,15

98,56

98,73

98,57

 

 

 

 

 

55,01

54,87

Systeem waarbij activa aan afzonderlijke krediettransacties worden toegewezenTen eerste wordt aangenomen dat de transacties met een nationale centrale bank worden uitgevoerd met gebruikmaking van een systeem waarbij aan elke krediettransactie afzonderlijke activa worden toegewezen. Bij een dergelijk systeem worden de beleenbare activa dagelijks gewaardeerd. Het risicobeheersingskader kan dan als volgt worden beschreven (zie ook Tabel 2):

1.

Op 28 juli 2004 sluit de tegenpartij een repo met de nationale centrale bank, die voor EUR 50,6 miljoen aan Activa A koopt. Activum A is een instrument op onderpand van activa dat op 29 augustus 2006 vervalt. Activum A heeft derhalve een resterende looptijd van 2 jaar, waardoor een surpluspercentage van 3,5 % wordt toegepast. De marktkoers van activum A op de referentiemarkt op die dag is 102,63 %, waarbij de lopende couponrente is inbegrepen. De tegenpartij moet een hoeveelheid activa A inbrengen die na aftrek van het surpluspercentage van 3,5 % meer bedraagt dan EUR 50 miljoen. De tegenpartij levert derhalve activa A tot een nominaal bedrag van EUR 50,6 miljoen, waarvan de gecorrigeerde marktwaarde op die dag EUR 50 113 203 beloopt.

2.

Op 29 juli 2004 sluit de tegenpartij een repo met de nationale centrale bank, die voor EUR 21 miljoen aan activa A koopt (marktkoers 101,98 %, surpluspercentage 3,5 %) en voor EUR 25 miljoen aan obligatie B (marktkoers 98,35 %). Obligatie B is een staatsobligatie met variabele couponbetalingen, waarop een surpluspercentage van 0,5 % wordt toegepast. De gecorrigeerde marktwaarde van de activa A en obligaties B op die dag is EUR 45 130 810 zodat het vereiste bedrag van EUR 45 000 000 wordt overschreden.

Op 29 juli 2004 vindt herwaardering plaats van de beleenbare activa die als onderpand zijn gebruikt voor de basis-herfinancieringstransactie uitgevoerd op 28 juli 2004: bij een marktkoers van 101,98 % blijft de met het surpluspercentage gecorrigeerde marktwaarde van activum A tussen het onderste en het bovenste margestortingspunt. Het aanvankelijk geleverde onderpand wordt dus als voldoende beschouwd ter dekking van zowel het bedrag aan verstrekte liquiditeit als de lopende rente, EUR 5 889.

3.

Op 30 juli 2004 vindt opnieuw herwaardering van de onderliggende activa plaats: de marktkoers van activum A is nu 100,55 % en die van obligatie B 97,95 %. De lopende rente op de basisherfinancieringstransactie van 28 juli 2004 bedraagt 11 778 en die op de langerlopende herfinancieringstransactie van 29 juli 2004 EUR 5 700. Als gevolg daarvan daalt de gecorrigeerde marktwaarde van activum A in de eerste transactie tot EUR 914 218 onder het toetsingsbedrag (verstrekte liquiditeiten plus lopende rente), en tevens onder het onderste margestortingspunt (EUR 49 761 719). De tegenpartij levert nominaal EUR 950 000 aan activa A, waardoor, na aftrek van een surpluspercentage van 3,5 % van de marktwaarde op basis van een koers van 100,57 %, het vereiste bedrag aan onderpand weer wordt gehaald (100).

Ook ten aanzien van de tweede transactie is een margestorting vereist aangezien de gecorrigeerde marktwaarde van de bij deze transactie gebruikte beleenbare activa (EUR 44 741 520), onder het margestortingspunt van EUR 44 780 672 is gedaald. De tegenpartij levert dus EUR 270 000 aan obligatie B, met een gecorrigeerde marktwaarde van EUR 263 143.

4.

Op 3 en 4 juli 2000 worden de beleenbare activa opnieuw gewaardeerd; dit leidt niet tot een margestorting voor de op 28 en 29 juli 2004 afgesloten transacties.

5.

Op 4 augustus 2004 betaalt de tegenpartij de liquiditeiten die waren verkregen bij de op 28 juli 2004 verrichte basis-herfinancieringstransactie terug, inclusief de lopende rente groot EUR 41 222. De nationale centrale bank retourneert nominaal EUR 51 550 000 aan activum A.

Die zelfde dag sluit de tegenpartij een nieuwe repo met de nationale centrale bank, waarbij deze EUR 75 miljoen aan activum C koopt. Activum C is een nulcouponobligatie met een resterende looptijd van meer dan tien jaar, waarop derhalve een surpluspercentage van 15 wordt toegepast. De aldus gecorrigeerde marktwaarde van de activa C bedraagt op die dag EUR 35 068 875.

Bij de waardebepaling van de beleenbare activa gebruikt in de langerlopende herfinancieringstransactie uitgevoerd op 29 juli 2004 blijkt dat de gecorrigeerde marktwaarde van het onderpand ongeveer EUR 262 000 boven het bovenste margestortingspunt uitkomt, en de nationale centrale bank retourneert daarom voor nominaal EUR 262 000 aan activum B aan de tegenpartij (101).

Systeem met onderpanddepotTen tweede wordt aangenomen dat de transacties worden afgesloten met een nationale centrale bank met gebruikmaking van een onderpanddepot. De activa die in het onderpanddepot van de tegenpartij worden aangehouden, worden niet aan specifieke transacties toegewezen.In dit voorbeeld wordt uitgegaan van dezelfde volgorde van transacties als bij het eerste voorbeeld. Het belangrijkste verschil is dat op de data van herwaardering de gecorrigeerde marktwaarde van alle in het depot opgenomen activa voldoende moet zijn ter dekking van het toetsingsbedrag van alle uitstaande transacties van de tegenpartij met de nationale centrale bank. De op 30 juli 2004 vereiste margestorting (EUR 1 178 398) is daarbij precies gelijk aan die in het bovenstaande voorbeeld van het stelsel waarbij aan afzonderlijke transacties afzonderlijke activa worden toegewezen. De tegenpartij levert voor nominaal EUR 1 300 000 aan activum A, zodat na aftrek van een surpluspercentage van 3,5 van de marktwaarde bij een koers van 100,55 % weer voldoende onderpand aanwezig is.Bovendien kan de tegenpartij op 4 augustus 2004, wanneer de op 28 juli 2004 verrichte basisherfinancieringstransactie afloopt, de activa op de onderpandsrekening aanhouden. Ook kan het ene activum worden verruild voor het andere, zoals in het voorbeeld, waar een bedrag van nominaal EUR 52,1 miljoen aan activum A wordt vervangen door nominaal EUR 75,5 miljoen aan activum C ter dekking van de bij alle lopende herfinancieringstransacties verschafte liquiditeit en de lopende rente daarop.Het risicobeheersingskader bij gebruikmaking van een onderpanddepot is weergegeven in Tabel 3.

Tabel 2 — Systeem waarbij activa aan afzonderlijke transacties worden toegewezen

Datum

Uitstaande transacties

Begindatum

Einddatum

Rentevoet

Bedrag

28.7.2004

Basis-herfinanciering

28.7.2004

4.8.2004

4,24

50 000 000

29.7.2004

Basis-herfinanciering

28.7.2004

4.8.2004

4,24

50 000 000

 

Langerlopende herfinanciering

29.7.2004

27.10.2004

4,56

45 000 000

30.7.2004

Basis-herfinanciering

28.7.2004

4.8.2004

4,24

50 000 000

 

Langerlopende herfinanciering

29.7.2004

27.10.2004

4,56

45 000 000

2.8.2004

Basis-herfinanciering

28.7.2004

4.8.2004

4,24

50 000 000

 

Langerlopende herfinanciering

29.7.2004

27.10.2004

4,56

45 000 000

3.8.2004

Basis-herfinanciering

28.7.2004

4.8.2004

4,24

50 000 000

 

Langerlopende herfinanciering

29.7.2004

27.10.2004

4,56

45 000 000

4.8.2004

Basis-herfinanciering

4.8.2004

11.8.2004

4,26

35 000 000

 

Langerlopende herfinanciering

29.7.2004

27.10.2004

4,56

45 000 000

5.8.2004

Basis-herfinanciering

4.8.2004

11.8.2004

4,26

35 000 000

 

Langerlopende herfinanciering

29.7.2004

27.10.2004

4,56

45 000 000


Lopende rente

Toetsingsbedrag

Onderste margestortingspunt

Bovenste margestortingspunt

Gecorrigeerde marktwaarde

Margestorting

50 000 000

49 750 000

50 250 000

50 113 203

5 889

50 005 889

49 755 859

50 255 918

49 795 814

45 000 000

44 775 000

45 225 000

45 130 810

11 778

50 011 778

49 761 719

50 261 837

49 097 560

– 914 218

5 700

45 005 700

44 780 672

45 230 729

44 741 520

– 264 180

29 444

50 029 444

49 779 297

50 279 592

50 258 131

22 800

45 022 800

44 797 686

45 247 914

45 152 222

35 333

50 035 333

49 785 157

50 285 510

50 123 818

28 500

45 028 500

44 803 358

45 253 643

45 200 595

35 000 000

34 825 000

35 175 000

35 068 875

34 200

45 034 200

44 809 029

45 259 371

45 296 029

261 829

4 142

35 004 142

34 829 121

35 179 162

34 979 625

39 900

45 039 900

44 814 701

45 265 100

45 043 420

Tabel 3 — Systeem met onderpanddepot

Datum

Uitstaande transacties

Begindatum

Einddatum

Rentevoet

Bedrag

28.7.2004

Basis-herfinanciering

28.7.2004

4.8.2004

4,24

50 000 000

29.7.2004

Basis-herfinanciering

28.7.2004

4.8.2004

4,24

50 000 000

 

Langerlopende herfinanciering

29.7.2004

27.10.2004

4,56

45 000 000

30.7.2004

Basis-herfinanciering

28.7.2004

4.8.2004

4,24

50 000 000

 

Langerlopende herfinanciering

29.7.2004

27.10.2004

4,56

45 000 000

2.8.2004

Basis-herfinanciering

28.7.2004

4.8.2004

4,24

50 000 000

 

Langerlopende herfinanciering

29.7.2004

27.10.2004

4,56

45 000 000

3.8.2004

Basis-herfinanciering

28.7.2004

4.8.2004

4,24

50 000 000

 

Langerlopende herfinanciering

29.7.2004

27.10.2004

4,56

45 000 000

4.8.2004

Basis-herfinanciering

4.8.2004

11.8.2004

4,26

35 000 000

 

Langerlopende herfinanciering

29.7.2004

27.10.2004

4,56

45 000 000

5.8.2004

Basis-herfinanciering

4.8.2004

11.8.2004

4,26

35 000 000

 

Langerlopende herfinanciering

29.7.2004

27.10.2004

4,56

45 000 000


Lopende rente

Toetsingsbedrag

Onderste margestortingspunt  (102)

Bovenste margestortingspunt  (103)

Gecorrigeerde marktwaarde

Margestorting

50 000 000

49 750 000

n.v.t.

50 113 203

5 889

95 005 889

94 530 859

n.v.t.

94 926 624

 

 

 

 

 

11 778

95 017 478

94 542 390

n.v.t.

93 839 080

– 1 178 398

5 700

 

 

 

 

 

29 444

95 052 244

94 576 983

n.v.t.

95 487 902

22 800

 

 

 

 

 

35 333

95 063 833

94 588 514

n.v.t.

95 399 949

28 500

 

 

 

 

 

80 034 200

79 634 029

n.v.t.

80 333 458

34 200

 

 

 

 

 

4 142

80 044 042

79 643 821

n.v.t.

80 248 396

39 900

 

 

 

 

 

BIJLAGE 2

Lijst van termen

Aangehouden reserves: De door tegenpartijen ter voldoening aan hun reserveverplichtingen op reserverekeningen aangehouden bedragen.

Aanhoudingsperiode: De periode waarover wordt bezien of aan de reserveverplichtingen is voldaan. De ECB publiceert ten minste drie maanden voor het begin van elk jaar een rooster met de aanhoudingsperioden in dat jaar. Een aanhoudingsperiode begint op de uitvoeringsdatum van de eerste basis-herfinancieringstransactie na de vergadering van de Raad van Bestuur waarop de datum voor maandelijkse heroverweging van de monetaire-beleidspositie wordt vastgesteld. In uitzonderlijke gevallen kan het gepubliceerde rooster worden gewijzigd, bij voorbeeld in samenhang met een wijziging in de vergaderdata van de Raad van Bestuur.

Aankoopdatum: De datum waarop de verkoop van gekochte activa door de verkoper aan de koper van kracht wordt.

Aankoopprijs: De prijs waartegen gekochte activa door de verkoper aan de koper worden of zullen worden verkocht.

Aantrekken van termijndeposito's: Een monetair-beleidsinstrument dat door het Eurosysteem kan worden gebruikt voor „fine-tuning”-doeleinden waarbij het Eurosysteem een rentevergoeding biedt op door tegenpartijen op rekeningen bij de nationale centrale banken aangehouden termijndeposito's teneinde liquiditeiten aan de markt te onttrekken.

Aanvangsdatum: De datum waarop het eerste deel van een monetaire-beleidstransactie wordt afgewikkeld. De aanvangsdatum komt overeen met de aankoopdatum voor transacties op basis van repo's en deviezenswaps.

Achteraf vastgestelde couponrente: Een couponrente op een instrument met variabele rente die wordt vastgesteld op basis van de waarde van de referentie-index op een bepaalde datum of bepaalde data gedurende de looptijd.

Amerikaans veilingsysteem: Zie toewijzing op basis van een meervoudige rentevoet.

Basis-herfinancieringstransactie: Een op regelmatige basis door het Eurosysteem uitgevoerde openmarkttransactie in de vorm van een transactie met wederinkoop. Basis-herfinancieringstransacties worden uitgevoerd door middel van wekelijkse standaardtenders en hebben in de regel een looptijd van een week.

Betalingssysteem van de ECB: het binnen de ECB bestaande, op TARGET aangesloten systeem voor het verrichten van i) betalingen tussen rekeningen aangehouden bij de ECB en ii) betalingen via TARGET tussen rekeningen aangehouden bij de ECB en bij de nationale centrale banken.

Bewaarinstelling: Een instelling met als primaire taak het registeren van effecten, hetzij fysiek hetzij elektronisch, en het administreren van de eigendom daarvan.

Bewaarnemer: Een (rechts)persoon die zich belast met de bewaring en de administratie van effecten en andere financiële activa ten behoeve van anderen.

Bewaarnemingrekening: Een door de centrale bank geadministreerde effectenrekening waarop kredietinstellingen effecten kunnen deponeren die in het kader van transacties van de centrale bank beleenbaar zijn.

Bilaterale procedure: Een procedure waarbij de centrale bank rechtstreeks een transactie aangaat met slechts één tegenpartij of enkele tegenpartijen zonder gebruik te maken van tenderprocedures. Bilaterale procedures omvatten tevens transacties die via de effectenbeurs of agenten in de markt worden uitgevoerd.

Bruto-vereveningssysteem: een giraal systeem waarin geldbetalingen of overdragingen van effecten per individuele transactie worden verwerkt.

Centrale effectenbewaarinstelling: Een instelling die effecten bewaart en beheert, de uitgifterekeningen bijhoudt en girale overdracht van effecten mogelijk maakt. Effecten kunnen bestaan in fysieke vorm (zij het geïmmobiliseerd binnen de effectenbewaarinstelling) dan wel in gedematerialiseerde vorm (d.w.z. uitsluitend in girale vorm).

Correspondentbanken-systeem: Een regeling waarbij een bank aan een andere bank betalings- en andere diensten verleent. Betalingen via correspondentbanken worden veelal uitgevoerd via onderlinge rekeningen (zogeheten nostro- en lororekeningen), waaraan vaste kredietlimieten kunnen zijn verbonden. De in dit kader verleende diensten zijn hoofdzakelijk grensoverschrijdend.

Correspondentenmodel voor centrale banken: Een door het Europees Stelsel van Centrale Banken ingesteld mechanisme dat tegenpartijen in staat stelt beleenbare activa grensoverschrijdend te gebruiken. Daarbij treden nationale centrale banken voor elkaar op als bewaarnemers. Dit betekent dat iedere nationale centrale bank een effectenrekening aanhoudt voor elk van de andere nationale centrale banken (en voor de ECB).

Dagtellingsconventie: De conventie voor het vaststellen van het aantal dagen bij het berekenen van rente op een krediet. Bij de monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem zal de dagtellingsconventie „werkelijk aantal dagen/360” worden toegepast.

Dematerialisatie: De eliminatie van fysieke certificaten of waardepapieren zodat de financiële activa nog slechts als boekhoudkundige posten bestaan.

Depositofaciliteit: Een permanente faciliteit van het Eurosysteem die door tegenpartijen kan worden benut om deposito's met een looptijd tot de volgende ochtend te plaatsen bij een nationale centrale bank en tegen een tevoren vastgestelde rentevoet.

Deposito met opzegtermijn: een deposito waarbij de houder alvorens de gedeponeerde middelen te kunnen opnemen een vaste opzegtermijn in acht moet nemen. In sommige gevallen is het mogelijk binnen een bepaalde periode een vast bedrag op te nemen of de deposito vervroegd op te nemen tegen betaling van een boete.

Deposito met vaste looptijd: een categorie instrumenten die in hoofdzaak bestaat uit termijndeposito's met een vooraf bepaalde looptijd die, afhankelijk van de nationale usance, gedurende de looptijd hetzij niet converteerbaar is, hetzij alleen op straffe van een boete. Deze categorie omvat tevens bepaalde niet-verhandelbare schuldbewijzen zoals niet-verhandelbare (particuliere) depositocertificaten.

Deviezenswap: Een gelijktijdige contante en termijntransactie, waarbij een valuta tegen een andere valuta wordt verhandeld. Het Eurosysteem voert open-markttransacties uit in de vorm van deviezenswaps waarbij door de nationale centrale banken (of de ECB) contante aankopen (c.q. verkopen) van euro tegen een vreemde valuta worden verricht onder gelijktijdige verkoop (c.q. aankoop) op termijn.

ECB-tijd: De tijd van de plaats waar de ECB is gevestigd.

EER (Europese Economische Ruimte): De lidstaten van de EU alsmede IJsland, Liechtenstein en Noorwegen.

Effecten-vereveningssysteem: een systeem voor het aanhouden en overdragen van effecten of andere financiële activa, hetzij volgens „franco levering”, hetzij volgens „levering tegen betaling” (Eng. delivery versus payment, DVP).

Einde van de dag: Het tijdstip gedurende de werkdag (na sluiting van het TARGET-systeem) waarop de in het TARGET-systeem gedane betalingen onherroepelijk worden verwerkt.

Emittent: Diegene die effecten of andere financiële instrumenten heeft uitgegeven.

Eurogebied: Deze term is een collectieve aanduiding voor het gebied dat de lidstaten van de EU omvat die overeenkomstig het Verdrag zijn overgegaan op de euro als de gemeenschappelijke munt, en waar onder verantwoordelijkheid van de Raad van Bestuur van de ECB een gezamenlijk monetair beleid wordt gevoerd.

Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB): Omvat de Europese Centrale Bank (ECB) en de nationale centrale banken van de lidstaten van de EU. Opgemerkt wordt dat de nationale centrale banken van lidstaten die niet overeenkomstig het Verdrag op de gemeenschappelijke munt zijn overgegaan hun bevoegdheden op het monetaire vlak overeenkomstig de nationale wetgeving behouden en derhalve niet zijn betrokken bij de uitvoering van het monetaire beleid van het Eurosysteem.

Eurosysteem: Omvat de Europese Centrale Bank (ECB) en de nationale centrale banken van de lidstaten. De besluitvormende organen van het Eurosysteem zijn de Raad van Bestuur en de Directie van de ECB.

„Fine-tuning”-transactie: Een door de centrale bank op niet-regelmatige basis uitgevoerde openmarkttransactie die hoofdzakelijk dient om onverwachte fluctuaties in liquiditeitsverhoudingen in de markt op te vangen.

Forfaitaire aftrek: Vast percentage van het uitstaande bedrag aan schuldbewijzen met vaste looptijd tot en met twee jaar (inclusief geldmarktpapier) dat van de reservebasis mag worden afgetrokken door emittenten die niet kunnen aantonen dat dit uitstaande bedrag door andere reserveplichtige instellingen, de ECB of een nationale centrale bank wordt aangehouden.

Giraal systeem: Een administratiesysteem waarbij effecten en andere financiële activa kunnen worden overgedragen zonder fysieke overdracht van documenten of certificaten. Zie ook dematerialisatie.

Grensoverschrijdende verevening: een verevening die plaatsvindt in een ander land dan het land van vestiging van één of beide bij een transactie betrokken partijen.

Harde betaling: Een onherroepelijke en onvoorwaardelijke betaling ter voldoening aan een betalingsverplichting.

Initiële marge: Een risicobeperkende maatregel die het Eurosysteem kan toepassen op beleenbare activa bij transacties met wederinkoop, en die bepaalt dat de waarde van het onderpand dat voor de transactie wordt gebruikt gelijk moet zijn aan het verstrekte krediet plus de waarde van de initiële marge.

Instrument met variabele rente: Een financieel instrument waarbij de couponrente periodiek wordt aangepast aan een referentie-index op grond van wijzigingen in de marktrente op de korte of middellange termijn. Instrumenten met variabele rente hebben hetzij een vooraf vastgestelde hetzij een achteraf vastgestelde couponrente.

Instrument met inverse variabele rente: Een gestructureerd type effecten waarbij de aan de houder betaalde rentevoet omgekeerd varieert met de mutaties in een bepaalde referentierente.

International Securities Identification Number (ISIN): Een internationale code die wordt toegekend aan op de financiele markten uitgegeven effecten.

Interlinking-mechanisme: Binnen TARGET voorziet het Interlinking-mechanisme in gemeenschappelijke procedures en een infrastructuur door middel waarvan betalingsopdrachten van het ene nationale RTBV-systeem kunnen worden doorgegeven aan het andere.

Koppeling tussen effectenafwikkelsystemen: Een koppeling bestaat uit alle procedures en regelingen tussen twee van dergelijke systemen voor de onderlinge girale overdracht van effecten.

Krediet gedurende de dag: Krediet dat wordt verleend voor een periode korter dan één werkdag. Het kan door centrale banken worden verleend met het doel vereveningsverschillen te ondervangen, en wel in de volgende vormen: i) als een voorschot tegen onderpand of ii) als een lening op onderpand of bij een wederinkoopovereenkomst.

Kredietinstelling: In dit document betekent de term kredietinstelling een instelling als gedefinieerd in Artikel 1, lid 1 van Richtlijn 2000/12/EG van het Europese Parlement en de Raad d.d. 20 maart 2000 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen zoals geamendeerd bij Richtlijn 2000/28/EG van het Europese Parlement en de Raad d.d. 18 september 2000. Op grond daarvan is een kredietinstelling: i) een onderneming waarvan de werkzaamheden bestaan in het van het publiek in ontvangst nemen van deposito's of van andere terugbetaalbare gelden en het verlenen van kredieten voor eigen rekening en ii) een onderneming, of enige andere rechtspersoon niet begrepen onder i) die betaalmiddelen in de vorm van elektronisch geld uitgeeft. „Elektronisch geld” is gedefinieerd als een monetaire waarde vertegenwoordigd door een vordering op de uitgevende instelling, welke a) is opgeslagen op een elektronische drager; b) is uitgegeven in ruil voor ontvangen geld dat ten minste dezelfde waarde vertegenwoordigt als de uitgegeven monetaire waarde; en c) als betaalmiddel wordt aanvaard door andere ondernemingen dan de uitgever.

Langerlopende herfinancieringstransactie: Een op regelmatige basis door het Eurosysteem uitgevoerde open-markttransactie in de vorm van een transactie met wederinkoop. Langerlopende herfinancieringstransacties worden uitgevoerd door middel van maandelijkse standaardtenders en hebben doorgaans een looptijd van drie maanden.

Levering tegen betaling: Een mechanisme bij een afwikkelingssysteem (bijvoorbeeld voor effecten) dat waarborgt dat de onherroepelijke overdracht van een activum slechts geschiedt na de onherroepelijke overdracht van een ander activum.

Lidstaat: Met lidstaat wordt in dit document een lidstaat van de Europese Unie bedoeld die overeenkomstig het Verdrag is overgegaan op de gemeenschappelijke munt.

Lijst 1: Een lijst van verhandelbare activa die aan bepaalde, door de ECB vastgestelde en voor het gehele eurogebied geldende beleenbaarheidscriteria voldoen.

Lijst 2: Een lijst van verhandelbare en niet-verhandelbare activa waarvoor door de nationale centrale banken, behoudens goedkeuring door de ECB, beleenbaarheidscriteria worden vastgesteld.

Looptijdsegment: een klasse schuldbewijzen binnen een naar liquiditeit geordende categorie activa op lijst 1 dan wel lijst 2, waarvan de resterende looptijd zich tussen bepaalde grenzen bevindt, bijvoorbeeld het looptijdsegment van drie tot vijf jaar.

Margestorting: Een procedure in verband met de toepassing van variatiemarges waarbij de centrale bank bij een tegenpartij aanvullende activa (of liquiditeiten) opvraagt wanneer de periodiek gemeten waarde van het onderpand beneden een bepaald niveau daalt. Omgekeerd kan de tegenpartij de centrale bank vragen het surplus aan activa (of liquiditeiten) te retourneren als de waarde van het onderpand na herwaardering het door de tegenpartij verschuldigde bedrag plus de variatiemarge overschrijdt.

Margestortingspunt: Een tevoren vastgesteld waardeniveau van de beleenbare activa ten opzichte van het uitstaande krediet waarbij een margestorting wordt gevraagd.

Marginaal swap-punt: Het opgegeven swap-punt waarbij het totale in een tender beschikbare bedrag wordt uitgeput.

Marginale beleningsfaciliteit: Een permanente faciliteit van het Eurosysteem die door tegenpartijen kan worden benut om bij een nationale centrale bank op onderpand van beleenbare activa krediet tot de volgende ochtend te verkrijgen tegen een tevoren vastgestelde rentevoet.

Marginale rentevoet: De rentevoet waarbij het totaal beschikbare bedrag bij een tender wordt uitgeput.

Maximale inschrijving: De hoogste inschrijving van een afzonderlijke tegenpartij die bij een tender nog aanvaardbaar is. Het Eurosysteem kan grenzen stellen aan de hoogte van inschrijvingen om buitensporige inschrijvingen door afzonderlijke tegenpartijen te voorkomen.

Maximale inschrijvingsrente: De maximale rente waartegen tegenpartijen mogen inschrijven op variabele-rentetenders. Inschrijvingen tegen een hogere rente worden door de ECB terzijde gelegd.

Middelingsbepaling: Een bepaling waarbij het tegenpartijen wordt toegestaan aan hun reserveverplichtingen te voldoen op basis van hun gemiddelde aangehouden reserves gedurende de aanhoudingsperiode. Doordat ze instellingen ertoe stimuleert de effecten van tijdelijke fluctuaties in liquiditeitsverhoudingen te egaliseren, draagt de middelingsbepaling bij tot stabilisering van de geldmarktrente. Het stelsel van reserveverplichtingen van het Eurosysteem kent een middelingsbepaling.

Minimaal toewijzingsbedrag: Het laagste bedrag dat bij een tender aan afzonderlijke tegenpartijen kan worden toegewezen. Het Eurosysteem kan besluiten bij een tender aan elke tegenpartij een minimaal bedrag toe te wijzen.

Minimaal toewijzingspercentage: De ondergrens, uitgedrukt als een percentage van de inschrijvingen, van de toewijzingen tegen de marginale rentevoet bij een tendertransactie. Het Eurosysteem kan besluiten bij tendertransacties een minimaal toewijzingspercentage te hanteren.

Minimale inschrijvingsrente: De minimale rente waartegen tegenpartijen mogen inschrijven op variabele-rentetenders.

Monetaire financiële instelling (MFI): Met deze term worden financiële instellingen aangeduid die tezamen de geldscheppende sector van het eurogebied vormen. Hieronder vallen centrale banken, kredietinstellingen zoals bedoeld in de wetgeving van de EU en alle andere financiële instellingen die ingezetenen zijn van het eurogebied, er hun bedrijf van maken deposito's en/of nauwe substituten van deposito's aan te trekken van (rechts)personen uitgezonderd andere MFI's en die voor eigen rekening (althans in economische zin) krediet verstrekken en/of beleggen in effecten.

Nationale centrale bank: Refereert in dit document aan de centrale bank van een lidstaat van de Europese Unie die overeenkomstig het Verdrag is overgegaan op de gemeenschappelijke munt.

Nauwe banden: Deze bestaan in alle gevallen waarin de tegenpartij met een emittent van schuldinstrumenten verbonden is doordat: i) de tegenpartij een belang van 20 % of meer in het kapitaal van de emittent heeft, of één of meer ondernemingen waarin de tegenpartij een meerderheidsbelang heeft dan wel de tegenpartij te zamen met één of meer ondernemingen waarin de tegenpartij een meerderheidsbelang heeft, een belang van 20 % of meer in het kapitaal van de emittent hebben; of ii) de emittent een belang van 20 % of meer in de tegenpartij heeft, of een of meer ondernemingen waarin de emittent een meerderheidsbelang heeft dan wel de emittent te zamen met één of meer ondernemingen waarin de emittent een meerderheidsbelang heeft, een belang van 20 % of meer in de tegenpartij hebben; of iii) een derde partij zowel een meerderheidsbelang in de tegenpartij als een meerderheidsbelang in de emittent heeft, rechtstreeks dan wel onrechtstreeks via één of meer ondernemingen waarin die derde partij een meerderheidsbelang heeft.

Nederlands veilingsysteem: Zie toewijzing op basis van een enkelvoudige rentevoet.

Nulcouponobligatie: Een obligatie waarop slechts eenmaal een betaling wordt verricht. In het huidige document omvat de term nulcouponobligaties tevens op discontobasis uitgegeven effecten en effecten waarbij op de vervaldatum één enkele couponbetaling plaatsvindt. Een strip is een bijzonder type nulcouponobligatie.

Onderpanddepot: Een systeem voor het onderpandbeheer bij centrale banken waarbij de tegenpartijen een depot aan activa ter beschikking stellen om te dienen als onderpand voor hun transacties met de centrale bank. Hierbij worden activa niet aan afzonderlijke krediettransacties toegewezen.

Open-markttransactie: Een transactie in de financiële markt op initiatief van de centrale bank. De open-markttransacties van het Eurosysteem zijn naar doel, frequentie en procedure te verdelen in vier categorieën: basis-herfinancieringstransacties, langerlopende herfinancieringstransacties, „fine-tuning”-transacties en structurele transacties. Beschouwt men het type transactie, dan vormen transacties met wederinkoop het belangrijkste open-marktinstrument van het Eurosysteem; deze transacties kunnen voor alle vier soorten operaties worden gebruikt. Daarnaast is de uitgifte van schuldbewijzen en rechtstreekse aan- of verkopen van waardepapieren beschikbaar voor structurele transacties, terwijl de uitgifte van schuldbewijzen en rechtstreekse aan- of verkopen van waardepapieren, deviezenswaps en het aantrekken van termijndeposito's, zich bij uitstek lenen voor het uitvoeren van „fine-tuning”-transacties.

Permanente faciliteit: Een door de centrale bank geboden faciliteit waarvan tegenpartijen op eigen initiatief gebruik kunnen maken. Het Eurosysteem zal twee permanente faciliteiten met een looptijd tot de volgende ochtend bieden, te weten de marginale beleningsfaciliteit en de depositofaciliteit.

Rechtstreekse aan- of verkoop van waardepapier: Een transactie waarbij de centrale bank activa rechtstreeks op de markt aan- of verkoopt (contant en op termijn).

Repo: Een liquiditeitsverschaffende transactie met wederinkoop op basis van een repo-overeenkomst.

Repo-overeenkomst: Een overeenkomst waarbij een activum wordt verkocht terwijl de verkoper tegelijkertijd het recht verwerft en de verplichting op zich neemt datzelfde activum tegen een vastgestelde prijs op een toekomstige datum of op aanvraag terug te kopen. Een repo-overeenkomst is vergelijkbaar met het opnemen van krediet op onderpand, behalve dat de eigendom van de effecten (tijdelijk) overgaat op de koper. Bij transacties met wederinkoop maakt het Eurosysteem gebruik van repo-overeenkomsten met een vaste looptijd.

Reservebasis: De som van de balansposten die de basis vormen voor de berekening van de reserveverplichtingen van een instelling.

Reserveratio: Het door de centrale bank vastgestelde percentage voor elke categorie posten die deel uitmaken van de reservebasis. De ratio's worden gebruikt voor het berekenen van reserveverplichtingen.

Reserverekening: Een rekening bij de nationale centrale bank waarop de reserves van een tegenpartij worden aangehouden. De vereveningsrekeningen die tegenpartijen bij centrale banken aanhouden kunnen worden gebruikt als reserverekeningen.

Reserveverplichtingen: De verplichting minimumreserves aan te houden bij de centrale bank. Binnen het stelsel van reserveverplichtingen van het Eurosysteem wordt de reserveverplichting van een kredietinstelling berekend door de reserveratio voor elke categorie in de reservebasis opgenomen posten te vermenigvuldigen met het bedrag van die posten in de balans van de instelling. Daarnaast is het instellingen toegestaan een vaste aftrek op hun reserveverplichtingen toe te passen.

Resterende looptijd: de tijd die resteert tot de vervaldatum van een schuldbewijs.

RTBV-systeem („real-time” bruto-vereveningssysteem): Een vereveningssysteem waarbij verwerking en verevening per individuele opdracht (zonder saldering) en continu plaatsvinden. Zie ook TARGET.

Snelle tender: Een door het Eurosysteem hoofdzakelijk voor „fine-tuning”-transacties gebruikte tenderprocedure als het wenselijk wordt geacht de liquiditeitsverhoudingen in de markt snel te beïnvloeden. Snelle tenders worden uitgevoerd in een tijdsbestek van 90 minuten en worden aangegaan met een beperkt aantal tegenpartijen.

Solvabiliteitsrisico: Het risico van verliezen als gevolg van het faillissement van een emittent van financiële activa of als gevolg van het faillissement van de tegenpartij.

Standaardtender: Een tenderprocedure die door het Eurosysteem bij op regelmatige basis uitgevoerde open-markttransacties zal worden gebruikt. Standaardtenders worden uitgevoerd in een tijdsbestek van 24 uur. Alle tegenpartijen die aan de algemene voorwaarden voldoen mogen inschrijven op standaardtenders.

Strip (Separate trading of interest and principal): een nulcouponobligatie die wordt gecreëerd om de aanspraken op bepaalde inkomensstromen en op de hoofdsom van hetzelfde instrument afzonderlijk te kunnen verhandelen.

Structurele transactie: Een door het Eurosysteem uitgevoerde open-markttransactie die er hoofdzakelijk toe strekt de structurele liquiditeitspositie van het financiële stelsel ten opzichte van het Eurosysteem te beïnvloeden.

Surpluspercentage: Een risicobeperkende maatregel toegepast op bij transacties met wederinkoop gebruikte activa, waarbij de centrale bank de waarde van de beleenbare activa berekent als de marktwaarde minus een bepaald percentage. Het Eurosysteem stelt de surpluspercentages vast naargelang van de kenmerken van de betrokken activa, zoals de resterende looptijd.

Swap-punt: bij een deviezenswap het verschil tussen de wisselkoers ten tijde van de termijntransactie en de wisselkoers ten tijde van de contante transactie.

TARGET (Trans-European Automated Real-time Gross settlement Express Transfer): Het „real-time” bruto-vereveningssysteem voor de euro. Het is een decentraal beheerd systeem bestaande uit 15 nationale RTBV-systemen, het betalingssysteem van de ECB en het interlinking-systeem.

Tegenpartij: De andere partij bij een financiële transactie (b.v. bij een transactie met de centrale bank).

Tenderprocedure: Een procedure waarbij de centrale bank liquiditeiten aan de markt verstrekt of onttrekt op basis van door tegenpartijen ingediende inschrijvingen. De meest concurrerende inschrijvingen worden het eerst toegewezen, totdat het totale door de centrale bank te verstrekken of onttrekken bedrag is bereikt.

Terugkoopdatum: De datum waarop de koper verplicht is activa aan de verkoper terug te verkopen als onderdeel van een transactie krachtens een repo-overeenkomst.

Terugkoopprijs: De prijs waartegen de koper verplicht is activa aan de verkoper terug te verkopen als onderdeel van een transactie krachtens een repo-overeenkomst. De terugkoopprijs is gelijk aan de som van de aankoopprijs en het prijsverschil dat overeenkomt met de rente over de verstrekte liquiditeiten gedurende de looptijd van de transactie.

Toewijzing op basis van een enkelvoudige rentevoet (Nederlandse veiling): Een toewijzingssysteem waarbij de rentevoet (of de koers of het swap-punt) waarop wordt toegewezen voor alle toegewezen inschrijvingen gelijk is aan de marginale rentevoet.

Toewijzing op basis van een meervoudige rentevoet (Amerikaanse veiling): Een toewijzingssysteem waarbij de rentevoet (of de koers of het swap-punt) waarop wordt toegewezen gelijk is aan de in elke afzonderlijke inschrijving opgegeven rentevoet.

Transactie met wederinkoop: Een transactie waarbij de nationale centrale bank activa koopt of verkoopt krachtens een repo-overeenkomst, of krediet verleent tegen onderpand.

Transactiedatum (T): De datum waarop een transactieovereenkomst (d.w.z. een overeenkomst inzake een financiële transactie tussen twee tegenpartijen) wordt afgesloten. De transactiedatum kan samenvallen met de valutadatum (verevening op dezelfde dag) of een bepaald aantal werkdagen vóór de valutadatum liggen (de valutadatum wordt aangegeven als T + het aantal dagen tot de afwikkeling).

Uniforme onderpandlijst: Een herziening van de beleenbaarheidscriteria in het onderpandkader van het Eurosysteem, met de bedoeling het huidige stelsel met twee lijsten van beleenbare activa op termijn te vervangen door één lijst. De uniforme onderpandlijst wordt stapsgewijs ingevoerd. De eerste fase op weg naar invoering van de uniforme onderpandlijst gaat in per mei 2005.

Valutadatum: De datum waarop de bij een kredietverleningstransactie gebruikte activa worden gewaardeerd.

Valutarisico: Het risico van verliezen als gevolg van wisselkoerswijzigingen. Het Eurosysteem zal bij zijn monetaire-beleidstransacties valutarisico lopen voorzover in vreemde valuta luidende activa via lijst 2 beleenbaar worden verklaard.

Variabele-rentetender: Een tenderprocedure waarbij de tegenpartijen in hun inschrijving zowel het bedrag opgeven waarvoor zij de transactie met de centrale bank wensen aan te gaan als de rentevoet.

Variatiemarge („marking to market”): Het Eurosysteem verlangt dat een bepaald percentage van de marktwaarde van het onderpand dat door een tegenpartij wordt gebruikt voor transacties met wederinkoop gedurende de looptijd van de transactie wordt aangehouden. Bijgevolg zal de nationale centrale bank wanneer de periodiek gemeten marktwaarde van het onderpand beneden een bepaald niveau daalt, de tegenpartij zal verplichten activa of contant geld bij te storten (margestorting). Omgekeerd geldt dat de tegenpartij, wanneer de waarde van het onderpand na herwaardering boven een bepaalde waarde uitkomt, het overschot aan onderpand of contanten mag lichten. Zie ook paragraaf 6.4.

Vaste aftrek: Een vast bedrag dat een instelling mag aftrekken bij de berekening van de reserveverplichtingen in het kader van het stelsel van reserveverplichtingen van het Eurosysteem.

Vaste-rentetender: Een tenderprocedure waarbij de rentevoet tevoren door de centrale bank wordt vastgesteld en deelnemende tegenpartijen inschrijven voor het bedrag waarvoor zij, tegen die vaste rentevoet, de transactie wensen aan te gaan.

Vastrentend instrument: Een financieel instrument waarbij de couponrente voor de totale looptijd van het instrument vast is.

Verdrag: Het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (EG-Verdrag). Het omvat het oorspronkelijke EEG-Verdrag (Verdragen van Rome) en alle latere wijzigingen en uitbreidingen daarvan.

Vereveningsdatum: De datum waarop een transactie wordt verevend. De vereveningsdatum kan samenvallen met de transactiedatum (verevening op dezelfde dag) of een aantal dagen na de transactiedatum liggen (de vereveningsdatum wordt aangegeven als T + het aantal dagen tot de verevening).

Vereveningsinstelling: Een instelling die het vereveningsproces (d.w.z. de bepaling van vereveningsposities, het controleren van betalingen enz.) beheert ten behoeve van girale systemen of andere processen waarbij verevening noodzakelijk is.

Vereveningsrekening: Een door een rechtstreekse deelnemer aan een nationaal „real-time” brutovereveningssysteem bij de centrale bank aangehouden rekening voor het verwerken van betalingen.

Vervaldatum: De datum waarop een monetaire-beleidstransactie afloopt. Bij een repo of een swap is de vervaldatum gelijk aan de datum van wederinkoop.

Volumetender: Zie vaste-rentetender.

Vooraf vastgestelde couponrente: Een couponrente op een instrument met variabele rente die wordt vastgesteld op basis van de waarde van de referentie-index op een bepaalde datum of bepaalde data vóór de aanvang van de looptijd.

Waarderingsdatum: De datum waarop de aan krediettransacties ten grondslag liggende activa worden gewaardeerd.

Werkdag van een nationale centrale bank: Elke dag waarop de nationale centrale bank van een bepaalde lidstaat is geopend voor het verrichten van monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem. In sommige lidstaten kunnen bijkantoren van de nationale centrale bank op werkdagen van de nationale centrale bank gesloten zijn, wegens lokale of regionale feestdagen. In dat geval moet de desbetreffende nationale centrale bank tegenpartijen tevoren informeren over de regelingen terzake van transacties waarbij deze bijkantoren zijn betrokken.

Werkdag van het Eurosysteem: Elke dag waarop de ECB en tenminste één nationale centrale bank zijn geopend voor het verrichten van monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem.

Werkelijk aantal dagen/360: De dagtellingsconventie voor het berekenen van rente op een krediet, waarbij de rente wordt berekend over de werkelijke looptijd van het krediet in kalenderdagen en het jaar wordt gesteld op 360 dagen. Deze conventie zal bij de monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem worden toegepast.

BIJLAGE 3

Keuze van tegenpartijen bij deviezeninterventies en bij deviezenswaps voor monetaire-beleidsdoeleinden

Bij de keuze van tegenpartijen bij deviezeninterventies en deviezenswaps voor monetairebeleidsdoeleinden wordt een uniforme benadering gevolgd, ongeacht de voor de externe transacties van het Eurosysteem gekozen organisatorische opzet. Het selectiebeleid wijkt niet wezenlijk af van de bestaande marktusance, aangezien het is gebaseerd op de harmonisatie van de thans bij de nationale centrale banken toegepaste, meest geëigende procedures. De keuze van tegenpartijen bij de deviezentransacties van het Eurosysteem zal primair worden gebaseerd op twee categorieën criteria.

De eerste categorie bestaat uit prudentiële criteria. Eén daarvan is de kredietwaardigheid, die wordt beoordeeld aan de hand van een samenstel van verschillende methoden (b.v. door gebruik te maken van commercieel gepubliceerde kredietwaardigheidscijfers en een interne analyse van vermogensverhoudingen en andere kengetallen); een tweede criterium bestaat erin dat het Eurosysteem eist dat potentiële tegenpartijen zijn onderworpen aan toezicht door een erkende toezichthouder; een derde criterium is dat alle tegenpartijen van het Eurosysteem bij deviezentransacties hoge ethische normen in acht nemen en over een goede reputatie beschikken.

Als aan de prudentiële criteria is voldaan, wordt de tweede categorie criteria toegepast, die is gebaseerd op overwegingen van doelmatigheid. Een eerste doelmatigheidscriterium heeft betrekking op concurrerend prijsgedrag en op het vermogen van de tegenpartij om, zelfs onder turbulente marktomstandigheden, grote transacties te kunnen verrichten. De kwaliteit en de reikwijdte van door tegenpartijen verstrekte informatie maakt eveneens deel uit van de doelmatigheidscriteria.

De groep potentiële tegenpartijen is voldoende groot en divers om de noodzakelijke flexibiliteit te waarborgen bij de uitvoering van interventies. Dit zal het Eurosysteem in staat stellen uit verschillende interventiekanalen te kiezen. Ten einde op doelmatige wijze in verschillende geografische locaties en tijdzones te kunnen interveniëren, kan het Eurosysteem transacties afsluiten met tegenpartijen in alle financiële centra. In de praktijk zal een aanzienlijk deel van de tegenpartijen echter in het eurogebied zijn gevestigd. Voor deviezenswaps ten behoeve van het monetaire beleid komt hetzelfde scala aan in het Eurogebied gevestigde tegenpartijen in aanmerking als voor deviezeninterventies.

Bij deviezenswaps ten behoeve van het monetaire beleid kunnen de nationale centrale banken limietsystemen hanteren teneinde kredietrisico's ten opzichte van afzonderlijke tegenpartijen te beheersen.

BIJLAGE 4

Rapportagekader voor monetaire en bancaire statistieken van de Europese Centrale Bank (104)

1.   Inleiding

Verordening (EG) nr. 2533/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot het verzamelen van statistische gegevens door de Europese Centrale Bank (105) definieert de rapportageplichtige natuurlijke personen en rechtspersonen (de zogeheten referentie-rapportagepopulatie), de geheimhoudingsvoorschriften en de bepalingen ingesteld om nakoming van de verplichtingen conform artikel 5.4 van de Statuten van het Europees Stelsel van Centrale Banken en van de Europese Centrale Bank (de Statuten) af te dwingen. Voorts stelt de Verordening de ECB in staat haar regelgevende bevoegdheden uit te oefenen ten aanzien van:

het vaststellen van de daadwerkelijke rapportagepopulatie;

het vaststellen van statistische rapportageverplichtingen en het opleggen daarvan aan de daadwerkelijke rapportagepopulatie van de deelnemende lidstaten en

het bepalen van de voorwaarden waaronder de ECB en de nationale centrale banken het recht kunnen uitoefenen statistische gegevens te controleren of de verplichte verzameling van statistische gegevens uit te voeren.

2.   Algemeen

Verordening (EG) nr. 2423/2001 van de Europese Centrale Bank van 22 november 2001 met betrekking tot de geconsolideerde balans van de sector monetaire financiële instellingen (ECB/2001/13) (106) stelt de ECB en, conform artikel 5.2 van de Statuten, de nationale centrale banken — die waar mogelijk het werk zullen verrichten — in staat de statistische gegevens te verzamelen die zijn vereist voor het vervullen van de taken van het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB), met name de taak het monetaire beleid van de Gemeenschap te bepalen en ten uitvoer te leggen conform artikel 105, lid 2, eerste streepje van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (het Verdrag). De conform Verordening ECB/2001/13 verzamelde statistische gegevens worden gebruikt voor het opstellen van de geconsolideerde balans van de sector monetaire financiële instellingen (MFI's), die primair beoogt de ECB een statistisch totaaloverzicht te verschaffen van de monetaire ontwikkelingen met betrekking tot de totale financiële activa en passiva van de MFI's gevestigd in de deelnemende lidstaten, die als één economisch gebied worden gezien.

Om statistische redenen liggen aan de rapportage-eisen van de ECB in het kader van de geconsolideerde balans van de MFI-sector in hoofdzaak drie overwegingen ten grondslag.

Ten eerste moet de ECB kunnen beschikken over vergelijkbare, betrouwbare en actuele statistische gegevens, die onder vergelijkbare condities in het gehele eurogebied zijn verzameld. Deze gegevens worden, conform artikel 5.1 en artikel 5.2 van de Statuten, decentraal verzameld door de nationale centrale banken, waar nodig tegelijk met andere statistische gegevens voor Communautaire of nationale doeleinden; een voldoende mate van harmonisatie en standaardisering van de rapportage is echter vereist, gezien de behoefte aan een betrouwbare statistische basis voor het bepalen en uitvoeren van het gemeenschappelijke monetaire beleid.

Ten tweede moet in de bij Verordening ECB/2001/13 vastgelegde rapportageverplichtingen worden voldaan aan de beginselen van doorzichtigheid en rechtszekerheid. De reden daarvoor ligt in het feit dat genoemde Verordening in haar geheel bindend is en van rechtstreekse toepassing in het gehele eurogebied. De Verordening legt rechtstreekse verplichtingen op aan natuurlijke personen en rechtspersonen aan wie de ECB sancties kan opleggen als niet aan de rapportagevereisten van de ECB wordt voldaan (zie artikel 7 van Verordening (EG) nr. 2533/98 van de Raad). De rapportageverplichtingen zijn derhalve duidelijk kenbaar en waar de ECB de haar verleende discretionaire bevoegdheden uitoefent bij de controle van statistische gegevens of het afdwingen van statistische rapportages, handelt zij daarbij volgens vaststaande principes.

Ten derde moet de ECB de rapportagelast zo gering mogelijk houden (zie artikel 3, lid a, van Verordening (EG) nr. 2533/98 van de Raad). Derhalve zullen de door de nationale centrale banken conform Verordening ECB/2001/13 verzamelde statistische gegevens ook worden gebruikt voor het berekenen van de reservebasis conform Verordening (EG) nr. 1745/2003 van de Europese Centrale Bank van 12 september 2003 inzake de toepassing van reserveverplichtingen (ECB/2003/9) (107).

De artikelen van Verordening ECB/2001/13 beperken zich tot het vaststellen in algemene termen van de daadwerkelijke rapportagepopulatie, van de rapportageverplichtingen en van de principes volgens welke de ECB en de nationale centrale banken normaliter gebruik maken van hun bevoegdheid om de statistische gegevens te controleren of de rapportages af te dwingen. In Bijlagen 1 tot en met 4 bij Verordening ECB/2001/13 wordt in bijzonderheden uiteengezet welke statistische gegevens gerapporteerd moeten worden om aan de statistische rapportageverplichtingen van de ECB te voldoen en aan welke minimumvereisten moet worden voldaan.

3.   Daadwerkelijke rapportagepopulatie; lijst van MFI's voor statistische doeleinden

MFI's zijn ingezeten kredietinstellingen zoals gedefinieerd in Communautaire wetgeving, en alle andere ingezeten financiële instellingen die er hun bedrijf van maken deposito's en/of nauwe substituten van deposito's aan te trekken van andere instellingen dan MFI's, en voor eigen rekening (althans in economische zin) krediet te verstrekken en/of te beleggen in effecten. De ECB houdt een lijst bij van instellingen die aan deze definitie voldoen, ingedeeld volgens de classificatiebeginselen die in Bijlage 1 bij Verordening ECB/2001/13 worden uiteengezet. De bevoegdheid deze Lijst van MFI's voor statistische doeleinden op te stellen en bij te houden berust bij de Directie van de ECB. De populatie van MFI's die gevestigd zijn in het eurogebied maakt de werkelijke rapportagepopulatie uit.

De nationale centrale banken zijn bevoegd vrijstelling te verlenen aan kleine MFI's mits de MFI's die wel bijdragen aan de opstelling van de maandelijkse geconsolideerde balans tenminste 95 % uitmaken van de totale MFI-balans in elke deelnemende lidstaat. Deze ontheffingen stellen de nationale centrale banken in staat de methode van „cutting off the tail” toe te passen.

4.   Statistische rapportageverplichtingen

Voor de opstelling van de geconsolideerde balans moet de werkelijke rapportagepopulatie maandelijks statistische balansgegevens rapporteren. Voorts is nadere informatie vereist op kwartaalbasis. De te rapporteren statistische gegevens zijn nader uiteengezet in Bijlage 1 bij Verordening ECB/2001/13.

De desbetreffende statistische gegevens worden verzameld door de nationale centrale banken, die de te volgen rapportageprocedures vaststellen. Verordening ECB/2001/13 verhindert de nationale centrale banken niet de voor de statistische vereisten van de ECB benodigde gegevens bij de daadwerkelijke rapportagepopulatie te verzamelen binnen een breder statistisch rapportagekader, dat door de nationale centrale banken onder hun eigen verantwoordelijkheid is vastgesteld conform Communautaire of nationale wetgeving of de geldende usance en dat voor andere statistische doeleinden dient. Dit laat echter onverlet dat moet worden voldaan aan de in Verordening ECB/2001/13 vastgelegde statistische vereisten. In specifieke gevallen kan de ECB ter voldoening aan haar eisen gebruik maken van de aldus verzamelde statistische gegevens.

Een door een nationale centrale bank zoals boven omschreven verleende vrijstelling heeft tot gevolg dat de desbetreffende kleine MFI's aan verminderde rapportageverplichtingen onderworpen zijn (die onder meer inhouden dat slechts op kwartaalbasis moet worden gerapporteerd) in het kader van de minimumreserves zoals uiteengezet in Bijlage 2 bij Verordening ECB/2001/13. De eisen ter zake van kleine MFI's die geen kredietinstelling zijn worden uiteengezet in Bijlage 3 bij genoemde Verordening. MFI's die zijn vrijgesteld kunnen er echter voor kiezen toch aan de volledige rapportageverplichtingen te voldoen.

5.   Gebruik van statistische gegevens conform de ECB-Verordening inzake reserveverplichtingen

Om de rapportagelast zo gering mogelijk te houden en om bij het verzamelen van statistische gegevens dubbel werk te voorkomen, wordt de statistische informatie met betrekking tot de balansrapportage door MFI's conform Verordening ECB/2001/13 ook gebruikt voor het berekenen van de reservebasis conform Verordening ECB/2003/9.

Voor statistische doeleinden moeten de rapporterende instellingen de gegevens aan hun nationale centrale bank rapporteren conform het in Tabel 1 weergegeven kader, dat is opgenomen in Bijlage 1 bij Verordening ECB/2001/13. De in deze tabel met een asterisk „*” gemerkte posities worden door de rapporterende instellingen gebruikt om hun reservebasis te berekenen (zie Kader 14 in Hoofdstuk 7 van deze publicatie).

Om een juiste berekening te kunnen maken van de reservebasis waarop een positieve reserveratio wordt toegepast, is een gedetailleerde uitsplitsing nodig van deposito's met een vaste looptijd van meer dan twee jaar, van deposito's met een opzegtermijn van meer dan twee jaar en van repoverplichtingen van kredietinstellingen ten opzichte van (zowel in het binnenland als elders in het eurogebied gevestigde) MFI's, reserveplichtige kredietinstellingen, de ECB en de nationale centrale banken, ten opzichte van de centrale overheid en ten opzichte van de rest van de wereld.

TABEL 1

Op maandbasis te verstrekken gegevens

BALANSPOSTEN

A. Binnenland

B. Overige deelnemende lidstaten

C. Rest van de wereld

D. Niet toe te rekenen

MFI's (110)

 

Niet-MFI's

MFI's (110)

 

Niet-MFI's

waarvan: reserveplichtige kredietinst., ECB en NCB's

Overheid

Overige ingezetenen

waarvan: reserveplichtige kredietinst., ECB en NCB's

Overheid

Overige ingezetenen

Centrale overheid

Overige overheid

Totaal

Overige financiële intermediairs/dienstverleners (S.123+S.124)

Verzekeraars en pensioenfondsen (S.125)

Niet-financiële ondernemingen (S.11)

Huishoudens (S.14+S.15)

Centrale overheid

Overige overheid

Totaal

Overige financiële intermediairs/dienstverleners (S.123+S.124)

Verzekeraars en pensioenfondsen (S.125)

Niet-financiële ondernemingen (S.11)

Huishoudens (S.14+S.15)

(a)

(b)

(c)

(d)

(e)

(f)

(g)

(h)

(i)

(j)

(k)

(l)

(m)

(n)

(o)

(p)

(q)

(r)

(s)

(t)

PASSIVA

8 Geldomloop

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

9 Deposito's (alle valuta's)

*

*

*

 

 

 

 

 

 

*

*

*

 

 

 

 

 

 

*

 

t/m 1 jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

> 1 jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

9e Euro

*

*

 

 

 

 

 

 

 

*

*

 

 

 

 

 

 

 

 

 

9.1e Onmiddellijk opvraagbaar

 

 

 

*

*

 

 

 

 

 

 

 

*

*

 

 

 

 

 

 

9.2e Met vaste looptijd

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

t/m 1 jaar

 

 

 

*

*

 

 

 

 

 

 

 

*

*

 

 

 

 

 

 

> 1 jaar t/m 2 jaar

 

 

 

*

*

 

 

 

 

 

 

 

*

*

 

 

 

 

 

 

> 2 jaar (108)

*

*

*

*

*

 

 

 

 

*

*

*

*

*

 

 

 

 

*

 

9.3e Met opzegtermijn

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

t/m 3 maanden (109)

 

 

 

*

*

 

 

 

 

 

 

 

*

*

 

 

 

 

 

 

> 3 maanden

 

 

 

*

*

 

 

 

 

 

 

 

*

*

 

 

 

 

 

 

w.v.: > 2 jaar (111)

*

*

*

*

*

 

*

*

*

*

*

 

 

 

 

*

 

9.4e Repo's

*

*

*

*

*

 

 

 

 

*

*

*

*

*

 

 

 

 

*

 

9x Overige valuta's

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

9.1x Onmiddellijk opvraagbaar

 

 

 

*

*

 

 

 

 

 

 

 

*

*

 

 

 

 

 

 

9.2x Met vaste looptijd

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

t/m 1 jaar

 

 

 

*

*

 

 

 

 

 

 

 

*

*

 

 

 

 

 

 

> 1 jaar t/m 2 jaar

 

 

 

*

*

 

 

 

 

 

 

 

*

*

 

 

 

 

 

 

> 2 jaar (108)

*

*

*

*

*

 

 

 

 

*

*

*

*

*

 

 

 

 

*

 

9.3x Met opzegtermijn

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

t/m 3 maanden (109)

 

 

 

*

*

 

 

 

 

 

 

 

*

*

 

 

 

 

 

 

> 3 maanden

 

 

 

*

*

 

 

 

 

 

 

 

*

*

 

 

 

 

 

 

w.v.: > 2 jaar (111)

*

*

*

*

*

 

*

*

*

*

*

 

 

 

 

*

 

9.4x Repo's

*

*

*

*

*

 

 

 

 

*

*

*

*

*

 

 

 

 

*

 

10 Aandelen/participaties in geldmarktfondsen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

11 Uitgegeven schuldbewijzen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

11e Euro

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

t/m 1 jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

*

> 1 jaar t/m 2 jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

*

> 2 jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

*

11x Overige valuta's

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

t/m 1 jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

*

> 1 jaar t/m 2 jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

*

> 2 jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

*

12 Kapitaal en reserves

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

13 Overige passiva

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


BALANSPOSTEN

A. Binnenland

B. Overige deelnemende lidstaten

C. Rest van de wereld

D. Niet toe te rekenen

MFI's

Niet-MFI's

MFI's

Niet-MFI's

Overheid

Overige ingezetenen

Overheid

Overige ingezetenen

Totaal

Overige financiële intermediairs/dienstverleners (S.123+S.124)

Verzekeraars en pensioenfondsen (S.125)

Niet-financiële ondernemingen (S.11)

Huishoudens + Instellingen zonder winstoogmerk t.b.v. huishoudens (S.14+S.15)

Totaal

Overige financiële intermediairs/dienstverleners (S.123+S.124)

Verzekeraars en pensioenfondsen (S.125)

Niet-financiële ondernemingen (S.11)

Huishoudens + Instellingen zonder winstoogmerk t.b.v. huishoudens (S.14+S.15)

Consumptief krediet

Woninghypotheken

Overige

Consumptief krediet

Woninghypotheken

Overige

(a)

(b)

(c)

(d)

(e)

(f)

(g)

(h)

(i)

(j)

(k)

(l)

(m)

(n)

(o)

(p)

(q)

(r)

(s)

(t)

ACTIVA

1 Kasmiddelen (alle valuta's)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1e w.v.: euro

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2 Leningen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

t/m 1 jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

> 1 jaar t/m 5 jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

> 5 jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2e w.v.: euro

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3 Effecten m.u.v. aandelen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3e Euro

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

t/m 1 jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

> 1 jaar t/m 2 jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

> 2 jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3x Niet-MU-valuta's

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

t/m 1 jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

> 1 jaar t/m 2 jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

> 2 jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

4 Aandelen/participaties in geldmarktfondsen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

5 Aandelen en deelnemingen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

6 Vaste activa

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

7 Overige activa

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


 

Reservebasis (met uitzondering van verhandelbare instrumenten), berekend als de som van de volgende kolommen in Tabel 1 (passiva): (a)-(b)+(c)+(d)+(e)+(j)-(k)+(l)+(m)+(n)+(s)

PASSIVA (euro en andere valuta's te zamen)

TOTAAL DEPOSITO'S

9.1e + 9.1x

9.2e + 9.2x

9.3e + 9.3x

9.4e + 9.4x

 

waarvan:

9.2e + 9.2x met vaste looptijd

van meer dan 2 jaar

 

waarvan:

9.3e + 9.3x met opzegtermijn

van meer dan 2 jaar

Vrijwillige rapportage

waarvan:

9.4e + 9.4x repo's

 

Voorts mogen, afhankelijk van de nationale stelsels voor de verzameling van de gegevens en met handhaving van de definities en rubriceringen voor de balans van de MFI-sector zoals uiteengezet in Verordening ECB/2001/13, reserveplichtige kredietinstellingen de voor het berekenen van de reservebasis benodigde gegevens, met uitzondering van die met betrekking tot verhandelbare instrumenten, desgewenst volgens bovenstaande tabel rapporteren mits een en ander geen vetgedrukte posities uit Tabel 1 aantast.

Bijlage 2 bij Verordening ECB/2001/13 bevat specifieke bepalingen en overgangsbepalingen ten aanzien van de reserveverplichtingen bij fusies waarbij kredietinstellingen zijn betrokken.

Bijlage 2 bij Verordening ECB/2001/13 bevat met name een rapportageschema voor kredietinstellingen in de „staart”. Deze kredietinstellingen moeten ten minste de kwartaalgegevens rapporteren die nodig zijn voor het berekenen van de reservebasis conform de onderstaande Tabel 1a. Deze instellingen moeten ervoor zorgen dat de rapportage conform Tabel 1a geheel overeenstemt met de in Tabel 1 toegepaste definities en rubriceringen. De reservebasis van de instellingen in de „staart” voor drie reserveaanhoudingsperioden wordt gebaseerd op de door de nationale centrale banken verzamelde kwartaalultimogegevens.

Deze bijlage bevat ook bepalingen ten aanzien van rapportage op geconsolideerde basis. Met toestemming van de ECB mag een reserveplichtige kredietinstelling voor een concern van reserveplichtige kredietinstellingen binnen een bepaald nationaal grondgebied op geconsolideerde basis rapporteren, mits alle betrokken instellingen afstand hebben gedaan van de mogelijkheid om een vaste bedrag op de reserveverplichting in mindering te brengen. Deze vaste aftrek mag echter wel voor het concern als geheel worden toegepast. Alle betrokken instellingen worden afzonderlijk opgenomen in de lijst van monetaire financiële instellingen (MFI's) van de ECB.

TABEL 1A

Door kleine kredietinstellingen op kwartaalbasis te verschaffen gegevens voor het berekenen van de reserveverplichtingen

 

Reservebasis berekend als de som van de volgende kolommen in Tabel 1 (passiva): (a)-(b)+(c)+(d)+(e)+(j)-(k)+(l)+(m)+(n)+(s)

DEPOSITOVERPLICHTINGEN (euro en andere valuta's te zamen)

9 TOTAAL DEPOSITO'S

9.1e + 9.1x

9.2e + 9.2x

9.3e + 9.3x

9.4e + 9.4x

 

waarvan:

9.2e + 9.2x met vaste looptijd

van meer dan 2 jaar

 

waarvan:

9.3e + 9.3x met opzegtermijn

van meer dan 2 jaar

Vrijwillige rapportage

waarvan:

9.4e + 9.4x repo's

 

 

Uitstaande emissies, kolom (t) in Tabel 1 (passiva)

VERHANDELBARE INSTRUMENTEN (euro en andere valuta's te zamen)

11 UITGEGEVEN SCHULDBEWIJZEN

11e + 11x met vaste looptijd

t/m 2 jaar

 

11 UITGEGEVEN SCHULDBEWIJZEN

11e + 11x met vaste looptijd

meer dan 2 jaar

 

Daarnaast bevat deze bijlage bepalingen ten aanzien van fusies tussen kredietinstellingen. In deze bijlage hebben de termen „fusie”, „fuserende instellingen” en „overnemende instelling” de betekenis als vastgesteld in Verordening ECB/2003/9. Voor de aanhoudingsperiode gedurende welke een fusie plaatsvindt, wordt de reserveverplichting van de overnemende instelling berekend, en moet daaraan worden voldaan, conform artikel 13 van genoemde Verordening. Voor de opeenvolgende reserve-aanhoudingsperioden, worden de reserveverplichtingen van de overnemende instelling in voorkomende gevallen volgens speciale regels berekend op basis van een reservebasis en van statistische gegevens (zie de tabel in Bijlage 2 bij ECB/2001/13). Voor het overige zijn de normale regels voor de rapportage van statistische gegevens en de berekening van de reserveverplichting, zoals vervat in artikel 3 van Verordening ECB/2003/9, van toepassing. Bovendien kan de desbetreffende nationale centrale bank de overnemende instelling machtigen de vereiste statistische gegevens te rapporteren via tijdelijke procedures. Deze afwijking van de normale rapportageprocedure moet zo kort mogelijk duren en mag in geen geval een periode van zes maanden, gerekend vanaf de datum van de fusie, overschrijden. Een en ander laat onverlet dat de overnemende instelling de eigen rapportageverplichtingen conform Verordening ECB/2001/13 moet vervullen en in voorkomende gevallen ook die van de fuserende instellingen. De overnemende instelling moet, zodra het fusievoornemen openbaar wordt en ruim voordat de fusie plaatsvindt, de desbetreffende nationale centrale bank in kennis stellen van de wijze waarop zal worden voldaan aan de statistische rapportageverplichtingen met betrekking tot de vaststelling van de reserveverplichting.

6.   Controle en verplichte verzameling

De ECB zelf en de nationale centrale banken maken normaliter gebruik van de bevoegdheid om statistische gegeven te controleren en de indiening daarvan af te dwingen wanneer niet voldaan wordt aan de minimumeisen ter zake van indiening, juistheid, conformiteit met de indelingscriteria alsmede herzieningen. Deze minimumeisen zijn uiteengezet in Bijlage 4 bij Verordening ECB/2001/13.

7.   Niet-deelnemende lidstaten

Aangezien aan een verordening krachtens artikel 34.1 van de Statuten geen rechten of plichten kunnen worden ontleend door lidstaten met een derogatie (artikel 43.1 van de Statuten) en door Denemarken (artikel 2 van protocol nr. 26 met betrekking tot enkele bepalingen inzake Denemarken) en een dergelijke verordening niet van toepassing is op het Verenigd Koninkrijk (artikel 8 van het protocol betreffende enkele bepalingen met betrekking tot het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland), is Verordening ECB/2001/13 slechts van toepassing op de deelnemende lidstaten.

Artikel 5 van de Statuten, met betrekking tot de bevoegdheid van de ECB en van de nationale centrale banken op het terrein van statistieken, en Verordening (EG) nr. 2533/98 van de Raad zijn echter in alle lidstaten van toepassing. Tezamen met artikel 10 (ex artikel 5) van het Verdrag vloeit hieruit ook de verplichting voor niet-deelnemende lidstaten voort om op nationaal niveau alle maatregelen uit te werken en ten uitvoer te leggen die zij passend achten voor het verzamelen van de ter vervulling van de statistische rapportagevereisten van de ECB benodigde statistische gegevens, evenals een verplichting tijdig op statistisch terrein voorbereidingen te treffen om deelnemende lidstaten te worden. Deze verplichting is uitdrukkelijk vermeld in artikel 4 en overweging 17 van Verordening (EG) nr. 2533/98 van de Raad. Omwille van de transparantie wordt deze speciale verplichting herhaald in de overwegingen van Verordening ECB/2001/13.

BIJLAGE 5

De Websites van het Eurosysteem

Centrale bank

Website

Europese Centrale Bank

www.ecb.int

Nationale Bank van België/Banque Nationale de Belgique

www.nbb.be of www.bnb.be

Deutsche Bundesbank

www.bundesbank.de

Bank van Griekenland

www.bankofgreece.gr

Banco de España

www.bde.es

Banque de France

www.banque-france.fr

Central Bank and Financial Services Authority of Ireland

www.centralbank.ie

Banca d'Italia

www.bancaditalia.it

Banque centrale du Luxembourg

www.bcl.lu

De Nederlandsche Bank

www.dnb.nl

Oesterreichische Nationalbank

www.oenb.at

Banco de Portugal

www.bportugal.pt

Suomen Pankki — Finlands Bank

www.bof.fi

BIJLAGE 6

Procedures en sancties ingeval een tegenpartij niet aan verplichtingen voldoet

1.   Financiële sancties

Als een tegenpartij niet voldoet aan de regels voor tenders (112), de regels voor bilaterale transacties (113), de regels inzake beleenbaarheid (114), of de einde-dagprocedures en toegangsvoorwaarden voor de marginale beleningsfaciliteit (115), worden door het Eurosysteem als volgt sancties opgelegd:

a)

Bij overtreding van de regels met betrekking tot tendertransacties, bilaterale transacties en het gebruik van beleenbare activa, wordt voor de eerste en de tweede overtreding binnen een periode van 12 maanden voor elke overtreding een financiële sanctie opgelegd. De op te leggen financiële sancties worden berekend op basis van de marginale beleningsrente plus 2,5 procentpunt;

Bij overtreding van de regels met betrekking tot tendertransacties en bilaterale transacties worden de financiële sancties berekend op basis van het bedrag aan onderpand of liquiditeiten dat door de tegenpartij niet kon worden voldaan, vermenigvuldigd met de coëfficiënt 7/360;

Bij overtreding van de regels inzake beleenbaarheid worden de financiële sancties berekend op basis van het bedrag aan niet-beleenbare activa (dan wel activa die de tegenpartij niet mag gebruiken) die door de tegenpartij (1) aan een nationale centrale bank of aan de ECB zijn verschaft, of (2) niet zijn teruggetrokken binnen 20 werkdagen nadat zij hun beleenbaarheid hebben verloren, vermenigvuldigd met de coëfficiënt 1/360.

b)

De eerste keer dat de regels met betrekking tot einde-dagprocedures of voor toegang tot de marginale beleningsfaciliteit worden overtreden, worden de op te leggen financiële sancties berekend tegen 5 procentpunt. Bij elke volgende overtreding binnen een periode van 12 maanden wordt de boeterente verhoogd met 2,5 procentpunt, berekend op basis van het bedrag waartoe ten onrechte toegang is verkregen tot de marginale beleningsfaciliteit.

2.   Niet-financiële sancties

Bij overtreding van de regels met betrekking tot tendertransacties en bilaterale transacties, en bij overtreding van de regels inzake beleenbaarheid schorst het Eurosysteem tegenpartijen als volgt:

2.1.   Schorsing na overtreding van de regels met betrekking tot tendertransacties en bilaterale transacties

Bij een derde overtreding van dezelfde aard binnen een periode van 12 maanden, schorst het Eurosysteem de desbetreffende tegenpartij gedurende een bepaalde periode van deelname aan de volgende open-markttransactie(s) van dezelfde soort en uitgevoerd met gebruikmaking van dezelfde procedures; een dergelijke schorsing wordt opgelegd naast de financiële sanctie conform paragraaf 1. De duur van de schorsing wordt als volgt bepaald:

a)

als het bedrag aan niet-geleverd(e) onderpand of liquiditeiten minder is dan 40 % van de totale hoeveelheid onderpand of liquiditeiten die bij de derde overtreding had moeten worden geleverd, volgt een schorsing van één maand;

b)

als het bedrag aan niet-geleverd(e) onderpand of liquiditeiten tussen de 40 % en 80 % bedraagt van de totale hoeveelheid onderpand of liquiditeiten die bij de derde overtreding had moeten worden geleverd, volgt een schorsing van twee maanden; en

c)

als het bedrag aan niet-geleverd(e) onderpand of liquiditeiten tussen de 80 % en 100 % bedraagt van de totale hoeveelheid onderpand of liquiditeiten die bij de derde overtreding had moeten worden geleverd, volgt een schorsing van drie maanden.

Deze financiële sancties en schorsingen gelden ook, onverminderd het gestelde onder 2.3, voor elke volgende overtreding gedurende een periode van 12 maanden.

2.2.   Schorsing na overtreding van de regels met betrekking tot beleenbare activa

Als zich binnen een periode van 12 maanden een derde overtreding voordoet, schorst het Eurosysteem de desbetreffende tegenpartij van deelname aan de volgende open-markttransactie; een dergelijke schorsing wordt opgelegd naast de financiële sanctie conform paragraaf 1.

Deze financiële sancties en schorsingen gelden ook, onverminderd het gestelde onder 2.3, voor elke volgende overtreding gedurende een periode van 12 maanden.

2.3.   Schorsing, in uitzonderlijke gevallen, van deelname aan alle monetaire-beleidstransacties gedurende een bepaalde periode

In uitzonderlijke gevallen kan, gezien de ernst van de overtreding(en) en met inachtneming van de daarmee gemoeide bedragen, de frequentie of de duur van de overtreding(en), worden overwogen, naast een conform paragraaf 1 berekende financiële sanctie, de desbetreffende tegenpartij gedurende een periode van drie maanden te schorsen van deelname aan alle monetaire-beleidstransacties.

2.4.   In andere lidstaten gevestigde instellingen

Het Eurosysteem kan ook besluiten dat de jegens de in overtreding zijnde tegenpartij te nemen schorsingsmaatregel tevens van toepassing is op in andere lidstaten gevestigde bijkantoren van dezelfde instelling.


(1)  De Raad van Bestuur van de ECB is overeengekomen de term „Eurosysteem” te gebruiken als aanduiding van de onderdelen van het ESCB die zijn basistaken vervullen, te weten de Europese Centrale Bank en de nationale centrale banken van de lidstaten die overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap op de gemeenschappelijke munt zijn overgegaan.

(2)  Opgemerkt wordt dat de nationale centrale banken van lidstaten die niet overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap zijn overgegaan op de gemeenschappelijke munt hun bevoegdheden op het monetaire vlak krachtens nationale wetgeving behouden en derhalve niet betrokken zijn bij de uitvoering van het gemeenschappelijke monetaire beleid.

(3)  In dit document heeft de term „nationale centrale banken” betrekking op de nationale centrale banken van de lidstaten die overeenkomstig het Verdrag op de gemeenschappelijke munt zijn overgegaan.

(4)  In dit document heeft de term „lidstaat” betrekking op een lidstaat die overeenkomstig het Verdrag op de gemeenschappelijke munt is overgegaan.

(5)  De verschillende procedures voor het uitvoeren van open-markttransacties door het Eurosysteem, d.w.z. standaardtenders, snelle tenders en bilaterale transacties, worden beschreven in Hoofdstuk 5. Standaardtenders worden uitgevoerd binnen een tijdsbestek van 24 uur, gerekend vanaf de aankondiging van de tender tot en met certificering van het toewijzingsresultaat. Alle tegenpartijen die aan de algemene, in paragraaf 2.1 vermelde algemene criteria voldoen, kunnen deelnemen aan standaardtenders. Snelle tenders worden uitgevoerd binnen een tijdsbestek van 90 minuten. Het Eurosysteem kan een beperkt aantal tegenpartijen selecteren voor deelname aan snelle tenders. De term bilaterale transacties heeft betrekking op die gevallen waarin het Eurosysteem een transactie aangaat met één tegenpartij of enkele tegenpartijen zonder gebruik te maken van tenderprocedures. Bilaterale transacties omvatten tevens transacties die via effectenbeurzen of marktagenten worden uitgevoerd.

(6)  Zie paragraaf 6.6.1 en 6.6.2.

(7)  Voor rechtstreekse aan- en verkopen van waardepapier gelden geen a priori beperkingen ten aanzien van het scala aan tegenpartijen.

(8)  Het geharmoniseerde toezicht op kredietinstellingen is gebaseerd op (de gewijzigde) Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad d.d. 20 maart 2000 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (PB L 126 van 26.5.2000, blz. 1).

(9)  PB L 318 van 27.11.1998, blz. 4.

(10)  PB L 264 van 12.10.1999, blz. 21.

(11)  PB L 318 van 27.11.1998, blz. 1.

(12)  PB L 250 van 2.10.2003, blz. 10.

(13)  De basis- en de langerlopende herfinancieringstransacties worden uitgevoerd conform het vooraf bekendgemaakte tenderrooster van het Eurosysteem te vinden op de website van de ECB (www.ecb.int, zie ook paragraaf 5.1.2) en op de websites van het Eurosysteem (zie Bijlage 5).

(14)  In incidentele gevallen kan de looptijd van de basis- en de langerlopende herfinancieringstransacties wisselen, afhankelijk van onder meer officiële feestdagen in de lidstaten.

(15)  Zie voetnoot 13.

(16)  Zie voetnoot 14.

(17)  Termijndeposito's worden aangehouden op rekeningen bij de nationale centrale banken, ook wanneer de transacties centraal door de ECB worden uitgevoerd.

(18)  In sommige lidstaten is het mogelijk dat de nationale centrale bank (of sommige bijkantoren) op bepaalde werkdagen van het ESCB niet open is voor het verrichten van monetaire-beleidstransacties, als gevolg van nationale of regionale feestdagen. In zo'n geval moet de desbetreffende nationale centrale bank tegenpartijen tevoren informeren omtrent de toe te passen regeling voor een beroep op de marginale beleningsfaciliteit gedurende deze dagen.

(19)  De dagen waarop TARGET is gesloten worden aangekondigd op de website van de ECB (www.ecb.int) en de websites van het Eurosysteem (zie Bijlage 5).

(20)  In dit document heeft de term „werkdag van het Eurosysteem” betrekking op elke dag waarop de ECB en tenminste één nationale centrale bank zijn geopend voor het verrichten van monetairebeleidstransacties van het Eurosysteem.

(21)  Er kunnen zich tussen de eurolanden operationele verschillen voordoen als gevolg van verschillen in rekeningstructuren tussen nationale centrale banken.

(22)  Als gevolg van verschillen in rekeningstructuren tussen de diverse nationale centrale banken kan de ECB toestaan dat nationale centrale banken toegangsvoorwaarden hanteren die enigszins afwijken van de hier vermelde voorwaarden. De nationale centrale banken zullen omtrent dergelijke afwijkingen informatie verstrekken.

(23)  In sommige lidstaten is het mogelijk dat de nationale centrale bank (of sommige bijkantoren) op bepaalde werkdagen van het Eurosysteem niet open is voor het verrichten van monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem, als gevolg van nationale of regionale feestdagen. In dat geval moet de desbetreffende nationale centrale bank tegenpartijen tevoren informeren omtrent de toe te passen regeling voor toegang tot de depositofaciliteit gedurende deze dagen.

(24)  De dagen waarop TARGET is gesloten worden aangekondigd op de website van de ECB (www.ecb.int) en de websites van het Eurosysteem (zie Bijlage 5).

(25)  Bij een vaste deviezenswaptender stelt de ECB het swappunt voor de transactie vast en geven tegenpartijen het vaste bedrag aan vreemde valuta op dat zij tegen die koers willen verkopen (en terugkopen) of kopen (en weer verkopen).

(26)  Bij een variabele deviezenswaptender doen de tegenpartijen opgave van het vaste bedrag aan vreemde valuta waarvoor en het swappunt waarop zij de transactie wensen aan te gaan.

(27)  Het rooster voor de tendertransacties van het Eurosysteem is te vinden op de website van de ECB (www.ecb.int) en de websites van het Eurosysteem (zie Bijlage 5).

(28)  In verband met de eindejaarsperiode wordt de transactie van december normaliter een week vervroegd en wel tot de voorafgaande woensdag.

(29)  In dit document heeft de term „werkdag van een nationale centrale bank” betrekking op elke dag waarop de nationale centrale bank van een bepaalde lidstaat is geopend voor het verrichten van monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem. In sommige lidstaten kunnen bijkantoren van de nationale centrale bank op werkdagen van de nationale centrale bank gesloten zijn, wegens lokale of regionale feestdagen. In dat geval moet de desbetreffende nationale centrale bank tegenpartijen tevoren informeren over de regelingen terzake van transacties waarbij deze bijkantoren zijn betrokken.

(30)  Bij een vaste-deviezenswap moet het vaste bedrag aan vreemde valuta worden opgegeven waarvoor de tegenpartij de transactie met het Eurosysteem wenst aan te gaan.

(31)  Ten aanzien van de uitgifte van ECB-schuldbewijzen, kan de ECB besluiten dat inschrijvingen moeten luiden in de vorm van een koers in plaats van een rentevoet. In dat geval worden de koersen uitgedrukt als percentage van het nominale bedrag.

(32)  Bij een variabele-deviezenswaptender moet het vaste bedrag aan vreemde valuta worden opgegeven waarvoor de tegenpartij de transactie met het Eurosysteem wenst aan te gaan, alsmede het swappuntcijfer.

(33)  Of in liquide middelen te kunnen voldoen bij liquiditeitsverkrappende transacties.

(34)  Opgegeven swappunten worden in oplopende volgorde gerangschikt met inachtneming van het teken, dat afhangt van het teken van het renteverschil tussen de vreemde valuta en de euro. Indien gedurende de looptijd van de swap de rentevoet op de vreemde valuta hoger is dan de overeenkomstige rentevoet op de euro, is het opgegeven swappunt positief (en doet de euro agio ten opzichte van de vreemde valuta). Omgekeerd is, wanneer de rentevoet op de vreemde valuta lager is dan de overeenkomstige rentevoet op de euro, het opgegeven swappunt negatief (en doet de euro disagio ten opzichte van de vreemde valuta).

(35)  De Raad van Bestuur van de ECB kan besluiten of onder uitzonderlijke omstandigheden bilaterale transacties voor „fine-tuning”-doeleinden ook door de ECB zelf kunnen worden uitgevoerd.

(36)  De normen ten aanzien van effecten-afwikkelsystemen in het eurogebied en een geactualiseerde lijst van de goedgekeurde koppelingen tussen deze systemen zijn te vinden op de website van de ECB (www.ecb.int).

(37)  In de Tabel is T de transactiedag. De aanduiding van de verrekeningsdatum is gebaseerd op werkdagen van het Eurosysteem.

(38)  Als de normale verrekeningsdatum voor de basis- of de langerlopende herfinancieringstransacties samenvalt met een officiële vrije dag, kan de ECB besluiten een andere verrekeningsdatum toe te passen, met inbegrip van verrekening op dezelfde dag. De verrekeningsdata voor de basis- en de langerlopende herfinancieringstransacties worden tevoren vastgelegd in het tenderrooster van het Eurosysteem (zie paragraaf 5.1.2).

(39)  Op de laatste werkdag van het Eurosysteem in een reserve-aanhoudingsperiode is de sluitingstijd voor verzoeken om toegang tot de depositofaciliteit 30 minuten later.

(40)  Liquiditeitsverkrappende rechtstreekse aan- of verkopen van waardepapier en open-markttransacties met wederinkoop worden ook gebaseerd op beleenbare activa. Voor de bij liquiditeitsverkrappende open-markttransacties met wederinkoop gebruikte beleenbare activa zijn de criteria dezelfde als die voor activa gebruikt bij liquiditeitsverruimende open-markttransacties met wederinkoop. Bij liquiditeitsverkrappende transacties worden echter geen initiële marges of surpluspercentages gehanteerd.

(41)  Deze lijst, die dagelijks wordt geactualiseerd, is te vinden op de website van de ECB (www.ecb.int).

(42)  Schuldbewijzen die rechten op de hoofdsom en/of rente verlenen welke achtergesteld zijn aan rechten van houders van andere schuldbewijzen van dezelfde emittent (dan wel, binnen een gestructureerde emissie, zijn achtergesteld aan andere traches van dezelfde emissie) zijn van lijst 1 uitgesloten.

(43)  Garanten dienen gevestigd te zijn in de EER. Een garantie geldt als aanvaardbaar indien de garant de verplichtingen van de emittent aangaande de betaling van hoofdsom, rente en alle andere krachtens het schuldbewijs verschuldigde bedragen onvoorwaardelijk en onherroepelijk heeft gegarandeerd tegenover de houders van de schuldbewijzen tot het moment waarop deze volledig zijn afgelost. De garantie dient op eerste aanvraag opeisbaar te zijn (ongeacht de onderliggende schuldverplichting). Garanties gegeven door belastingheffende overheidsinstanties dienen op eerste aanvraag opeisbaar te zijn dan wel op andere wijze te voorzien in prompte en stipte betaling indien de garant in gebreke blijft. De verplichtingen van de garant krachtens de garantie dienen van ten minste gelijk kwaliteits(rating-)niveau (pari passu) te zijn ten opzichte van alle overige ongedekte verplichtingen van de garant. De garantie dient onderworpen te zijn aan het recht van een lidstaat van de EU en rechtsgeldig, bindend en afdwingbaar te zijn tegenover de garant. Voordat het door de garantie ondersteunde activum als beleenbaar kan worden beschouwd dient een rechtsgeldige en voor het Eurosysteem naar vorm en inhoud aanvaardbare bevestiging inzake de rechtsgeldigheid, bindende kracht en afdwingbaarheid van de garantie te zijn afgegeven. Indien de garant is gevestigd in een andere jurisdictie dan die waaraan de garantie onderworpen is, dient de rechtsgeldige bevestiging tevens te bevestigen dat de garantie rechtgeldig en afdwingbaar is krachtens de wet waarbij de vestiging van de garant is geregeld. De rechtsgeldige bevestiging dient ter goedkeuring te worden voorgelegd aan de nationale centrale bank die het desbetreffende, door een garant ondersteunde activum wil aanmelden voor opname op de lijst van beleenbare activa. Normaliter zal dit de nationale centrale bank zijn van het land waar het activum genoteerd of verhandeld wordt. Geschiedt dit laatste in meer dan één land, dan moeten alle inlichtingen dienaangaande worden ingewonnen bij de „beleenbare-activalijn” van de Europese Centrale Bank (eligible-assets.hotline@ecb.int). Een zodanige rechtsgeldige bevestiging behoeft niet te worden afgegeven voor garanties die betrekking hebben op schuldbewijzen met een individuele kredietbeoordeling (rating) of voor garanties gegeven door belastingheffende overheidsinstanties. De afdwingbaarheidseis is onderworpen aan alle wetgeving betreffende betalingsonmacht of faillissement, algemene beginselen van billijkheid en andere soortgelijke wetten en beginselen voorzover deze van toepassing zijn op de garant en de rechten van crediteuren jegens de garant in algemene zin regarderen.

(44)  Door kredietinstellingen uitgegeven schuldbewijzen die volledig voldoen aan de criteria gesteld in artikel 22, lid 4, van Richtlijn 85/611/EEG van de Raad van 20 december 1985 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's), PB L 375 van 31.12.1985, blz. 3, zoals gewijzigd bij Richtlijn 88/220/EEG van de Raad van 22 maart 1988, PB L 100 van 19.4.1988, blz. 31 vv., Richtlijn 2001/107/EG van 21 januari 2002, PB L 41 van 13.2.2002, blz. 20, en Richtlijn 2001/108/EG van 21 januari 2002, PB L 41 van 13.2.2002, blz. 35 worden opgenomen op lijst 1.

(45)  De beschrijving van de standaards voor het gebruik van toegelaten effecten-afwikkelsystemen in het eurogebied en een courante lijst van goedgekeurde koppelingen tussen deze systemen is te vinden op de internetsite van de ECB (www.ecb.int).

(46)  Als zodanig of in de nationale uitdrukkingen van de euro.

(47)  Het vereiste dat de emitterende entiteit moet zijn gevestigd in de EER of in een land buiten de EER dat behoort tot de G-10 geldt niet voor internationale en supranationale instellingen.

(48)  De landen die niet tot de EER maar wel tot de G-10 behoren zijn: de Verenigde Staten van Amerika, Canada, Japan en Zwitserland.

(49)  PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1.

(50)  Door kredietinstellingen uitgegeven schuldbewijzen die niet volledig voldoen aan de in artikel 22, lid 4, van de gewijzigde Richtlijn 85/611/EEG gestelde criteria worden slechts op lijst 1 opgenomen als zij zijn genoteerd op een gereguleerde markt zoals gedefinieerd in Richtlijn 2004/39/EG van het Europese Parlement en de Raad d.d. 21 april 2004 inzake markten voor financiële instrumenten tot wijziging van Richtlijn 85/611/EEG en 93/6/EEG alsmede Richtlijn 2000/12/EG van het Europese Parlement en de Raad, en tot intrekking van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad, PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1.

(51)  De begrippen „veiligheid”, „transparantie” en „toegankelijkheid” worden door het Eurosysteem uitsluitend gedefinieerd in het kader van het functioneren van het eigen onderpandbeheer. Het selectieproces is niet bedoeld om de diverse markten op hun kwaliteit als markt te toetsen. De begrippen dienen als volgt te worden uitgelegd: Veiligheid wordt opgevat in de zin van zekerheid met betrekking tot transacties, en meer in het bijzonder zekerheid aangaande de geldigheid en afdwingbaarheid van transacties. Transparantie wordt opgevat in de zin van onbelemmerde toegang tot informatie over de op de markt geldende procedurele en operationele regelingen; de financiële kenmerken van de activa; de koersbepaling; de relevante koersen en aantallen (noteringen, rentevoeten, handelsvolumes, uitstaande bedragen enz.). Toegankelijkheid wordt opgevat als de mate waarin het Eurosysteem kan deelnemen in en toetreden tot een markt; een markt is toegankelijk met betrekking tot onderpandbeheer wanneer haar procedurele en operationele regelgeving het Eurosysteem in staat stelt tijdig de informatie te verkrijgen en de transacties te verrichten die voor dat doel noodzakelijk zijn.

Het Eurosysteem is voornemens ieder jaar de lijst van niet-gereguleerde markten opnieuw te toetsen en de lijst van erkende niet-gereguleerde markten te publiceren op de website van de ECB (www.ecb.int).

(52)  Een tegenpartij die gebruikmaakt van activa welke, op grond van identiteit tussen tegenpartij en uitgever/garant, of omdat er sprake is van nauwe banden, niet of niet langer mogen worden gebruikt als onderpand op een uitstaand krediet, is verplicht de betrokken nationale centrale bank hiervan onverwijld in kennis te stellen. Aan deze activa zal op de eerstvolgende waarderingsdatum de waarde nihil worden toegekend waarbij eventueel een margestorting zal worden gevraagd (zie Bijlage 6). Tevens dient de tegenpartij het activum zo spoedig mogelijk terug te trekken.

(53)  Nauwe banden bestaan in alle gevallen waarin de tegenpartij met een emittent van schuldinstrumenten verbonden is doordat:

i)

de tegenpartij een belang van 20 % of meer in het kapitaal van de emittent heeft, of één of meer ondernemingen waarin de tegenpartij een meerderheidsbelang heeft dan wel de tegenpartij te zamen met één of meer ondernemingen waarin de tegenpartij een meerderheidsbelang heeft, een belang van 20 % of meer in het kapitaal van de emittent hebben; of

ii)

de emittent een belang van 20 % of meer in de tegenpartij heeft, of een of meer ondernemingen waarin de emittent een meerderheidsbelang heeft dan wel de emittent te zamen met één of meer ondernemingen waarin de emittent een meerderheidsbelang heeft, een belang van 20 % of meer in de tegenpartij hebben; of

iii)

een derde partij zowel een meerderheidsbelang in de tegenpartij als een meerderheidsbelang in de emittent heeft, rechtstreeks dan wel onrechtstreeks via één of meer ondernemingen waarin die derde partij een meerderheidsbelang heeft.

(54)  Deze bepaling is niet van toepassing op i) nauwe banden tussen de tegenpartij en de overheden van landen van de EER (met inbegrip van gevallen waarin deze overheid een garant van de emittent is); ii) handelswissels waarvoor behalve de tegenpartij nog ten minste één andere entiteit (banken uitgezonderd) aansprakelijk is; iii) schuldbewijzen die volledig voldoen aan de criteria gesteld in artikel 22, lid 4, van de gewijzigde Richtlijn 85/611/EEG; en iv) gevallen waarin schuldbewijzen de bescherming genieten van bijzondere juridische waarborgen, te vergelijken met de genoemde onder iii).

(55)  Als de nationale centrale banken het gebruik zouden toestaan van activa met een looptijd korter dan die van de monetaire-beleidstransacties waarbij ze als onderpand worden benut, zouden tegenpartijen dergelijke activa op of vóór de vervaldatum moeten vervangen.

(56)  Deze lijsten, die dagelijks worden geactualiseerd, worden gepubliceerd op de website van de ECB (www.ecb.int). Met betrekking tot niet-verhandelbare, op lijst 2 opgenomen activa en schuldbewijzen met een beperkte liquiditeit en bijzondere kenmerken kunnen nationale centrale banken besluiten geen informatie te verstrekken omtrent afzonderlijke emissies, emittenten/debiteuren of garanten bij de bekendmaking van hun nationale lijst 2; in dat geval dienen zij andere informatie te verschaffen om tegenpartijen in het gehele eurogebied in staat te stellen op eenvoudige wijze te bepalen of een activum beleenbaar is.

(57)  De schuldbewijzen dienen a) een onherroepelijk vastgestelde hoofdsom te vertegenwoordigen en b) een coupon te hebben die niet kan resulteren in een negatieve cashflow. Bovendien moet de coupon voldoen aan één van de volgende voorwaarden: i) het is een nulcoupon; ii) het is een coupon met vaste waarde; of iii) het is een coupon met een variabele waarde die is gekoppeld aan een referentierente. Ook mag de coupon zijn gekoppeld aan de rating van de emittent. Hiernaast zijn ook inflatie-geïndexeerde obligaties beleenbaar. Deze condities moeten gelden totdat de schuldverplichting wordt ingelost.

(58)  Schuldbewijzen die rechten op de hoofdsom en/of rente verlenen welke achtergesteld zijn aan rechten van houders van andere schuldbewijzen van dezelfde emittent (dan wel, binnen een gestructureerde emissie, zijn achtergesteld aan andere tranches van dezelfde emissie) zijn van lijst 1 uitgesloten.

(59)  Door kredietinstellingen uitgegeven schuldbewijzen die volledig voldoen aan de criteria gesteld in artikel 22, lid 4, van de gewijzigde Richtlijn 85/611/EEG worden opgenomen op lijst 1. Door kredietinstellingen uitgegeven schuldbewijzen die niet volledig voldoen aan deze criteria worden opgenomen op lijst 1. Schuldbewijzen uitgegeven door kredietinstellingen die niet volledig aan genoemde criteria voldoen worden alleen dan op lijst 1 opgenomen als zij genoteerd zijn op een gereguleerde markt zoals gedefinieerd in Richtlijn 2004/39/EG.

(60)  Schuldbewijzen uitgegeven door kredietinstellingen die niet volledig voldoen aan de criteria gesteld in artikel 22, lid 4, van de gewijzigde Richtlijn 85/611/EEG komen doorgaans niet in aanmerking voor opneming op lijst 2. De ECB kan nationale centrale banken echter machtigen dergelijke activa onder bepaalde voorwaarden en beperkingen op hun lijst 2 op te nemen.

(61)  Het vereiste dat de uitgevende entiteit moet zijn gevestigd in de EER of in een G-10-land buiten de EER is niet van toepassing op internationale en supranationale instellingen.

(62)  Zodat volledige vestiging en/of realisatie zijn onderworpen aan het recht van een lidstaat van het eurogebied.

(63)  Als zodanig of in de nationale uitdrukkingen van de euro.

(64)  Garanten moeten gevestigd zijn in het eurogebied. Voor de overige voorwaarden zie voetnoot 40.

(65)  Als zodanig of in de nationale uitdrukkingen van de euro.

(66)  Zie voetnoot 49.

(67)  Zie voetnoot 50.

(68)  Zie voetnoot 51.

(69)  Zie voetnoot 52.

(70)  Als gevolg van operationele verschillen tussen lidstaten met betrekking tot de procedures voor de levering door tegenpartijen van beleenbare activa aan de nationale centrale banken (in de vorm van een aan de nationale centrale bank verpand onderpanddepot of als repo's op basis van voor elke transactie afzonderlijk gespecificeerde activa), kunnen zich geringe verschillen voordoen met betrekking tot het tijdstip van waardering en andere operationele kenmerken van het risico-beheersingskader.

(71)  In het algemeen wordt de liquiditeitscategorie bepaald door de classificatie van de emittent. Effecten op onderpand van activa („assetbacked securities”) worden echter altijd ingedeeld in categorie IV, ongeacht de classificatie van de emittent, terwijl schuldbewijzen van het type Jumbo-Pandbrief worden opgenomen in categorie II, in tegenstelling tot de overige door kredietinstellingen uitgegeven schuldbewijzen, die zijn opgenomen in categorie III.

(72)  Effecten op onderpand van activa („asset-backed securities”) vallen onder categorie IV, ongeacht de emittent.

(73)  Schuldbewijzen die door de ECB of door de nationale centrale banken zijn uitgegeven voordat het desbetreffende land overging op de euro zijn opgenomen in categorie I.

(74)  De klasse Jumbo-Pfandbrief omvat uitsluitend schuldbewijzen met een geëmitteerde som van ten minste EUR 500 miljoen waarvoor door ten minste twee market makers regelmatig bied- en laatkoersen worden genoteerd.

(75)  In liquiditeitscategorie II worden uitsluitend schuldbewijzen opgenomen waarvan de emittent door de ECB is aangemerkt als Agency. Effecten uitgegeven door overige agency's vallen onder categorie III.

(76)  De surpluspercentages voor effecten met vaste couponrente gelden eveneens voor schuldbewijzen waarvan de couponrente is gekoppeld aan de kredietbeoordeling („rating”) van de emittent of aan inflatie-geïndexeerde obligaties.

(77)  De couponrente geldt als variabel indien de coupon is gekoppeld aan een referentierente en de periode tussen twee couponvaststellingen niet langer is dan één jaar. Coupons met een vaststellingsperiode langer dan een jaar worden behandeld als vastrentende instrumenten, waarbij de resterende looptijd van het instrument geldt als de voor het surpluspercentage relevante resterende looptijd.

(78)  Een schuldbewijs dat bij een krediettransactie van het Eurosysteem wordt gebruikt op het moment dat het van lijst 1 wordt uitgesloten, moet zo spoedig mogelijk worden vervangen.

(79)  Gememoreerd wordt dat, hoewel door kredietinstellingen uitgegeven schuldbewijzen die niet geheel voldoen aan de in artikel 22, lid 4, van de gewijzigde Richtlijn 85/611/EEG van de Raad gewoonlijk niet op lijst 2 mogen worden opgenomen, de ECB nationale centrale banken kan machtigen dergelijke activa onder bepaalde voorwaarden en beperkingen op hun lijst 2 op te nemen. Voor dergelijke instrumenten wordt een toeslag van 10 % op het surpluspercentage toegepast.

(80)  Voor sommige activa op lijst 2 met periodiek vastgestelde rente, waarbij de rentebepaling geschiedt op ondubbelzinnige, duidelijke wijze conform marktnormen en behoudens goedkeuring door de ECB, geldt als relevante looptijd de tijdsduur tot de eerstvolgende rentebepaling.

(81)  Nationale centrale banken kunnen besluiten schuldbewijzen met een inkomensstroom (b.v. een couponbetaling) in de periode tot de vervaldatum van de monetaire-beleidstransactie, niet te aanvaarden als onderpand bij transacties met wederinkoop (zie paragrafen 6.2 en 6.3).

(82)  Voor meer gegevens wordt verwezen naar de „Correspondent Central Banking Model brochure” op de website van de ECB (www.ecb.int).

(83)  Beleenbare activa kunnen worden benut via een rekening van een centrale bank bij een effecten-afwikkelsysteem in een ander land dan dat van de desbetreffende centrale bank als het Eurosysteem het gebruik van een dergelijke rekening heeft goedgekeurd. Per augustus 2000 heeft de Central Bank of Ireland toestemming een dergelijke rekening bij Euroclear te openen. Deze rekening kan worden gebruikt voor alle bij Euroclear aangehouden beleenbare activa, met inbegrip van beleenbare activa die via goedgekeurde koppelingen aan Euroclear zijn overgedragen.

(84)  Zie de „Correspondent Central Banking Model brochure” voor nadere toelichting.

(85)  De geactualiseerde lijst van goedgekeurde koppelingen is te vinden op de website van de ECB (www.ecb.int).

(86)  Zie „Standards for the use of EU securities settlement systems in ESCB credit operations”, Europees Monetair Instituut, januari 1998, op de website van de ECB (www.ecb.int).

(87)  Aan de tekst van dit hoofdstuk kunnen geen rechten worden ontleend.

(88)  PB L 318 van 27.11.1998, blz. 1.

(89)  PB L 250 van 2.10.2003, blz. 10.

(90)  De lijsten zijn beschikbaar op de website van de ECB (www.ecb.int).

(91)  Het rapportagekader voor de monetaire en bancaire statistieken van de ECB wordt beschreven in Bijlage 4.

(92)  Zie Verordening ECB/2003/9. Nadere informatie omtrent de standaardaftrek is te vinden op de website van de ECB (www.ecb.int) en op de websites van het Eurosysteem (zie Bijlage 5).

(93)  Met betrekking tot instellingen die, conform de bepalingen van het rapportagekader voor de monetaire en bancaire statistieken van de ECB statistische gegevens op geconsolideerde basis mogen rapporteren (zie Bijlage 4) zal slechts één aftrek aan het concern als geheel worden toegekend, tenzij deze instellingen zodanig gedetailleerde gegevens over de reservebasis en de aangehouden reserves verstrekken dat het Eurosysteem de juistheid en de kwaliteit van de gegevens kan controleren en de reserveverplichting voor elke afzonderlijke instelling binnen het concern kan vaststellen.

(94)  Het rooster wordt normaliter bekendgemaakt in een persbericht van de ECB opgenomen op de website van de ECB (www.ecb.int). Bovendien wordt het rooster gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie en op de websites van het Eurosysteem (zie Bijlage 5).

(95)  Als een instelling geen hoofdkantoor heeft in een lidstaat van vestiging, moet deze instelling een eerste bijkantoor aanwijzen, dat er dan verantwoordelijk voor is dat aan de totale reserveverplichtingen van alle vestigingen van de instelling in de desbetreffende lidstaat wordt voldaan.

(96)  PB L 264 van 12.10.1999, blz. 21.

(97)  Deze criteria zijn gepubliceerd als de „Kennisgeving van de Europese Centrale Bank betreffende het opleggen van sancties voor niet-naleving van de verplichting tot het aanhouden van minimumreserves”, in PB C 39 van 11.2.2000, blz. 3.

(98)  In dit voorbeeld wordt ervan uitgegaan dat bij de bepaling van de vraag of een margestorting is vereist, lopende rente op de verstrekte liquiditeiten in aanmerking wordt genomen en dat een margestortingspunt van 1 % van de verstrekte liquiditeiten wordt toegepast.

(99)  De koersen bij een specifieke afrekendatum komen overeen met de meest representatieve koers op de werkdag voorafgaand aan die afrekendatum.

(100)  Nationale centrale banken kunnen margestortingen in liquiditeiten in plaats van effecten verrichten.

(101)  Indien de nationale centrale bank een margestorting aan de tegenpartij had moeten verrichten, zou die betaling in bepaalde gevallen gesaldeerd mogen worden met de margestorting door de tegenpartij in verband met de eerste transactie. Er zou dan dus slechts één margeverrekening plaatsvinden.

(102)  In een systeem met onderpanddepot is het onderste margestortingspunt de onderste drempel voor een margestorting. In de praktijk vragen de meeste nationale centrale banken aanvullend onderpand zodra de — voor surpluspercentages gecorrigeerde — marktwaarde van het onderpanddepot beneden het totale te dekken bedrag daalt.

(103)  In een systeem met onderpanddepot is het begrip „bovenste margestortingspunt” niet relevant, aangezien de tegenpartij voortdurend zal streven naar een overschot aan onderpand teneinde het aantal operationele transacties zoveel mogelijk te beperken.

(104)  De inhoud van deze bijlage is louter informatief; er kunnen geen rechten aan worden ontleend.

(105)  PB L 318 van 27.11.1998, blz. 8.

(106)  PB L 333 van 17.12.2001, blz. 1. Deze Verordening vervangt Verordening (EG) nr. 2819/98 van de Europese Centrale Bank van 1 december 1998 (ECB/1998/16).

(107)  PB L 250 van 2.10.2003, blz. 10.

(108)  Met inbegrip van deposito's waarvan de voorwaarden door de overheid worden vastgesteld.

(109)  Met inbegrip van niet-overdraagbare, onmiddellijk opvraagbare spaardeposito's.

(110)  Kredietinstellingen mogen posities rapporteren ten opzichte van „MFI's met uitzondering van reserveplichtige kredietinstellingen, ECB en NCB's” in plaats van ten opzichte van „MFI's” en „reserveplichtige kredietinstellingen, ECB en NCB's”, mits dit niet ten koste gaat van de mate van detaillering en dit geen vetgedrukte posities betreft.

(111)  De rapportage van deze post is tot nader order vrijwillig.

(112)  Dit is het geval als een tegenpartij niet in staat is voldoende beleenbare activa over te dragen tegenover het toegewezen bedrag aan liquiditeit bij een liquiditeitsverruimende transactie of als een tegenpartij niet in staat is voldoende liquiditeiten over te dragen tegenover het bij een liquiditeitsverkrappende transactie toegewezen bedrag.

(113)  Dit is het geval als een tegenpartij niet in staat is voldoende beleenbare activa of voldoende liquiditeiten over te dragen tegenover het bij een bilaterale transactie overeengekomen bedrag.

(114)  Dit is het geval als een tegenpartij activa gebruikt die niet meer beleenbaar zijn (dan wel door haar niet mogen worden gebruikt) of die tijdens de looptijd van een transactie hun beleenbaarheid verliezen.

(115)  Dit is het geval als een tegenpartij aan het einde van de dag een negatief saldo heeft op de vereveningsrekening en niet voldoet aan de toegangsvoorwaarden voor de marginale beleningsfaciliteit.


Top