EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32005O0004

Richtsnoer van de Europese Centrale Bank van 15 februari 2005 tot wijziging van Richtsnoer ECB/2003/2 inzake bepaalde statistische rapportagevereisten van de Europese Centrale Bank en de rapportageprocedures voor statistische informatie van de nationale centrale banken met betrekking tot monetaire en bancaire statistieken (ECB/2005/4)

OJ L 109, 29.4.2005, p. 6–80 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
Special edition in Bulgarian: Chapter 10 Volume 007 P. 8 - 82
Special edition in Romanian: Chapter 10 Volume 007 P. 8 - 82

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 02/09/2007; stilzwijgende opheffing door 32007O0009

ELI: http://data.europa.eu/eli/guideline/2005/326/oj

29.4.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 109/6


RICHTSNOER VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 15 februari 2005

tot wijziging van Richtsnoer ECB/2003/2 inzake bepaalde statistische rapportagevereisten van de Europese Centrale Bank en de rapportageprocedures voor statistische informatie van de nationale centrale banken met betrekking tot monetaire en bancaire statistieken

(ECB/2005/4)

(2005/326/EG)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gelet op de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, inzonderheid op artikel 5.1, artikel 12.1 en artikel 14.3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Als gevolg van een herziening van Richtsnoer ECB/2003/2 van de Europese Centrale Bank van 6 februari 2003 inzake bepaalde statistische rapportagevereisten van de Europese Centrale Bank en de rapportageprocedures voor statistische informatie van de nationale centrale banken met betrekking tot monetaire en bancaire statistieken (2003/652/EG) (1) zijn bepaalde wijzigingen noodzakelijk gebleken.

(2)

Sommige wijzigingen van het regelgevende gedeelte en van de bijlagen I en II zijn vereist vanwege het schrappen van bijlage III, die de leveringsschema’s bevatte voor verschillende typen statistieken. Bijlage III wordt geschrapt omdat de Europese Centrale Bank (ECB) in de toekomst elk jaar voor eind september deze schema’s betreffende de gegevenstransmissie in het daaropvolgende jaar aan de nationale centrale banken (NCB’s) zal mededelen.

(3)

Bijlage V dient te worden gewijzigd om het rapportagekader voor kredietinstellingen in overeenstemming te brengen met het rapportagekader voor NCB’s en het voor overige monetaire financiële instellingen gebruikte kader.

(4)

Om verwarring te voorkomen dient in bijlage VI de term „structurele statistische indicatoren” te worden vervangen door „structurele financiële indicatoren”. Een dergelijke verwarring zou kunnen ontstaan omdat Eurostat een reeks structurele indicatoren samenstelt die ook in de ECB-database worden opgeslagen.

(5)

Bijlage VII dient te worden gewijzigd zodat de post „Door de centrale overheid aangehouden eurobankbiljetten en munten” een pro-memoriepost van hoge prioriteit wordt. Dit is nuttig voor het verbeteren van de berekening van monetaire aggregaten.

(6)

Bijlage IX dient te worden gewijzigd om een vereiste op te nemen voor het rapporteren van de pro-memorieposten van monetaire en bancaire statistieken die noodzakelijk zijn voor de driemaandelijkse samenstelling van financiële rekeningen van de monetaire unie.

(7)

Bijlage X dient te worden gewijzigd vanwege een wijziging van Verordening (EG) nr. 2423/2001 van de Europese Centrale Bank van 22 november 2001 met betrekking tot de geconsolideerde balans van de sector monetaire financiële instellingen (ECB/2001/13) (2) wat betreft de waarderingsregels die gebruikt moeten worden bij de waardering van bepaalde financiële instrumenten. Bovendien dient tabel 5 te worden gewijzigd om aanpassingen van driemaandelijkse pro-memorieposten op te nemen.

(8)

Bijlage XIII dient te worden gewijzigd teneinde de nieuwe aanpassingen van driemaandelijkse pro-memorieposten die nu vereist zijn op grond van bijlage X, mee te nemen.

(9)

Bijlage XVI dient te worden gewijzigd zodat het leveringsschema voor de op grond van deze bijlage te rapporteren gegevens overeenkomt met het schema voor statistieken betreffende de reservebasis.

(10)

Bijlage XVIII dient te worden gewijzigd om een nieuw vereiste voor het verschaffen van transactiegegevens en gegevens betreffende verkoop en inkoop van door beleggingsfondsen uitgegeven participaties/aandelen op te nemen. Daarnaast dient ook een vereiste te worden opgenomen voor nieuwe tijdreeksen die zullen worden gebruikt bij de samenstelling van financiële rekeningen van de monetaire unie.

(11)

Bijlage XIX dient te worden gewijzigd om een formule op te nemen voor het waarderen van obligaties met nulcoupon.

(12)

Naar aanleiding van de herziening zijn nog enkele verdere wijzigingen vereist, onder andere vanwege de toetreding van de nieuwe lidstaten op 1 mei 2004 en het aflopen van bepaalde overgangsregelingen en vrijstellingen betreffende rapportage.

(13)

Overeenkomstig artikel 12.1 en artikel 14.3 van de statuten, vormen richtsnoeren van de ECB een integrerend onderdeel van de communautaire wetgeving,

HEEFT HET VOLGENDE RICHTSNOER VASTGESTELD:

Artikel 1

Richtsnoer ECB/2003/2 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 2, lid 1, wordt als volgt vervangen:

„1.   Conform Verordening ECB/2001/13 stellen de NCB's twee geaggregeerde balansen samen van de subsectoren „Centrale bank” en „Overige MFI's” van hun respectieve lidstaat en rapporteren deze. Met name de statistische informatie die vereist is betreffende de balans van de centrale bank, wordt nader bepaald in de concordantietabellen voor monetaire en bancaire statistieken zoals neergelegd in bijlage I. Ter fine van de statistische rapportage leidt de ECB uit haar eigen balans gegevens af die aansluiten bij de gegevens die door de NCB's uit hun eigen balans worden afgeleid. De NCB's, als samenstellers van hun eigen balans, volgen de in bijlage II neergelegde procedure bij de reguliere bewaking van de consistentie tussen de voor statistische doeleinden opgestelde geaggregeerde balans per maandultimo van het Eurosysteem en de weekstaat van het Eurosysteem, alsook bij hun reguliere verslaglegging aan de ECB betreffende de resultaten van de consistentiebewaking. De ECB, als samensteller van haar eigen balans, volgt dezelfde procedure. Deze statistische informatie wordt gerapporteerd volgens het jaarlijkse schema dat door de ECB wordt vastgesteld en elk jaar voor eind september aan de NCB's wordt meegedeeld.”

.

2)

Artikel 7, lid 1, wordt als volgt vervangen:

„1.   Voor de regelmatige samenstelling van MFI-rentestatistieken door de ECB, rapporteren NCB's statistische informatie conform bijlage XX. Deze statistische informatie wordt gerapporteerd volgens het jaarlijkse schema dat door de ECB wordt vastgesteld en elk jaar voor eind september aan de NCB's wordt meegedeeld.”

.

3)

De bijlagen I, II, V, VII, X, XV, XVI, XIX en XX worden gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij dit richtsnoer.

4)

Bijlage III wordt geschrapt.

5)

Bijlage VI wordt vervangen door de tekst in bijlage II bij dit richtsnoer.

6)

Bijlage IX wordt vervangen door de tekst in bijlage III bij dit richtsnoer.

7)

Bijlage XIII wordt vervangen door de tekst in bijlage IV bij dit richtsnoer.

8)

Bijlage XVIII (met uitzondering van i) de tabel getiteld „Aan de ECB door te geven reeksen betreffende overige financiële intermediairs m.u.v. beleggingsfondsen (Sleutelindicatoren/Pro-memorieposten)” in appendix 1 daarvan, en ii) appendix 2 daarvan) wordt vervangen door de tekst in bijlage V bij dit richtsnoer.

Artikel 2

Dit richtsnoer treedt in werking op 17 februari 2005.

Artikel 3

Dit richtsnoer is gericht tot de NCB's van de lidstaten die de gemeenschappelijke munteenheid hebben aangenomen conform het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

Gedaan te Frankfurt am Main, 15 februari 2005.

Namens de Raad van bestuur van de ECB

De President van de ECB

Jean-Claude TRICHET


(1)  PB L 241 van 26.9.2003, blz. 1. Richtsnoer gewijzigd bij Richtsnoer ECB/2004/1 (PB L 83 van 20.3.2004, blz. 29).

(2)  PB L 333 van 17.12.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2181/2004 (ECB/2004/21) (PB L 371 van 18.12.2004, blz. 42).


BIJLAGE I

De bijlagen I, II, V, VII, X, XV, XVI, XIX en XX bij Richtsnoer ECB/2003/2 worden als volgt gewijzigd:

1.

In bijlage I wordt de eerste paragraaf als volgt vervangen:

„Bij het reguliere toezicht op de consistentie tussen de voor statistische doeleinden samengestelde geaggregeerde balans van het Eurosysteem per de laatste dag van de maand en de dagelijkse financiële overzichten voor administratieve doeleinden en liquiditeitenbeheer gebruiken de nationale centrale banken (NCB's) en de Europese Centrale Bank (ECB), als samenstellers van hun eigen statistische balansgegevens, de volgende concordantietabellen. Deze statistische gegevens dienen te worden gerapporteerd volgens het jaarlijkse schema dat door de ECB wordt vastgesteld en elk jaar voor eind september aan de NCB's wordt meegedeeld.”

.

2.

Bijlage II wordt als volgt gewijzigd:

a)

De paragrafen 1 tot en met 6 worden als volgt vervangen:

„1.

Deze bijlage beschrijft de procedure die samenstellers van de balans van de Europese Centrale Bank (ECB) en van nationale centrale banken (NCB's) dienen te volgen om de consistentie te bewaken tussen de voor statistische doeleinden opgestelde geaggregeerde balans van het Eurosysteem per de laatste dag van de maand en de weekstaat van het Eurosysteem. De administratieve gegevens en de overeenkomstige statistische posten worden met elkaar vergeleken.

2.

Er is een lijst van consistentiecontroles opgesteld (zie appendix 1). Eventuele afwijkingen tussen de twee reeksen gegevens moeten worden verklaard. Appendix 2 geeft uitleg over deze controles. De in de vergelijking gebruikte statistische aggregaten zijn opgenomen in appendix 3, waarin een verband gelegd wordt tussen deze aggregaten en de elementaire balansgegevens (1). Wat betreft de beschrijving van de financieel-administratieve gegevens, geeft Richtsnoer ECB/2002/10 van de Europese Centrale Bank van 5 december 2002 betreffende het juridische kader ten behoeve van de financiële administratie en verslaglegging in het Europees Stelsel van centrale banken (2003/131/EG) (2) volledige achtergrondinformatie over de structuur en inhoud van de weekstaten, alsook betreffende de erin gehanteerde conventies inzake de financiële administratie.

3.

Samenstellers wordt verzocht deze controles maandelijks uit te voeren, om consistentie te verzekeren tussen de elementaire gegevens van de NCB's van elk land en de ECB-balans. Er wordt van uitgegaan dat een precies verband tussen de twee reeksen gegevens alleen mogelijk is wanneer de sluitingsdatum van de financieel- administratieve weekstaten overeenkomt met de referentiedatum van de statistische rapporten (d.w.z. einde van de maand). In de overige verslagperioden zullen deze controles een goede, maar geen perfecte consistentie verzekeren tussen de financieel- administratieve en statistische gegevens. In verslagperioden waarin de twee data niet samenvallen, mogen NCB's de statistische gegevens vergelijken met de „dagbalans” die op de laatste werkdag van de maand wordt opgesteld.

4.

Samenstellers wordt verzocht de ECB (afdeling Monetaire statistieken en statistieken betreffende financiële instellingen en Markten) van de resultaten van deze controles in kennis te stellen. De kennisgeving dient vóór of samen met de statistische gegevens te worden gedaan, d.w.z. uiterlijk op de vijftiende werkdag na de referentiedatum. Indien de controles afwijkingen aan het licht brengen, wordt de samenstellers verzocht de bovengenoemde afdeling een toelichting te sturen, met daarin ten minste een beschrijving van de betreffende controles, de aard van de afwijkingen, het mogelijke effect op historische gegevensreeksen en de verwachte toekomstige trend van de afwijking in toekomstige rapporten.

5.

Om de rapportagelast voor de NCB's tot een minimum te beperken, wordt aanbevolen om standaard slechts eens per jaar een toelichting te verstrekken. In de tussenliggende maanden kunnen NCB's volstaan met een vereenvoudigde versie van de toelichting waarin ze de structurele verschillen tussen de weekstaat en het statistische verslag eenvoudig markeren. Als richtlijn dienen de toelichtingen te worden opgesteld volgens de hier bijgevoegde modelformulieren. Het eerste modelformulier (appendix 4) geeft het volledige resultaat van consistentiecontroles. Het tweede modelformulier (appendix 5) geeft het resultaat van de controles in vereenvoudigde vorm.

6.

Het is belangrijk dat alle NCB's (en het directoraat Interne financiën van de ECB) op dezelfde tijd van het jaar volledige toelichtingen versturen. In dat geval kan de afdeling Monetaire statistieken en statistieken betreffende financiële instellingen en markten van de ECB eens per jaar een gedetailleerd verslag opstellen waarin de geconstateerde afwijkingen worden beschreven. In het hiernavolgende tijdschema staat aangegeven welk modelformulier voor de verschillende verslagperioden van het jaar 2005 wordt aanbevolen. Met name dient het eerstvolgende uitvoerige modelformulier in oktober 2005 te worden ingezonden met verwijzing naar de gegevens van eind september 2005.

Verslagperiode

Laatste weekstaat van de maand

Data van weekstaten en van statistische rapporten vallen samen

Soort formulier

Januari 2005

28 januari 2005

Nee

Vereenvoudigd

Februari 2005

25 februari 2005

Nee

Vereenvoudigd

Maart 2005

25 maart 2005

Nee

Vereenvoudigd

April 2005

29 april 2005

Ja

Vereenvoudigd

Mei 2005

27 mei 2005

Nee

Vereenvoudigd

Juni 2005

24 juni 2005

Nee

Vereenvoudigd

Juli 2005

29 juli 2005

Ja

Vereenvoudigd

Augustus 2005

26 augustus 2005

Nee

Vereenvoudigd

September 2005

30 september 2005

Ja

Uitgebreid

Oktober 2005

28 oktober 2005

Nee

Vereenvoudigd

November 2005

25 november 2005

Nee

Vereenvoudigd

December 2005

30 december 2005

Ja

Vereenvoudigd”

(1)  Een volledige beschrijving van de elementaire balansgegevens kan worden gevonden in deel III van bijlage I bij Verordening ECB/2001/13."

(2)  PB L 58 van 3.3.2003, blz. 1.”"

b)

In de tabel in appendix 1 worden de opschriften „Post van tabel 2.1 van het Maandbericht” en „Post van tabel 1.1 van het Maandbericht” respectievelijk vervangen door de opschriften „Statistische post” en „Financieel administratieve post”.

c)

In de tabel in appendix 3 wordt het opschrift „ECB Maandbericht – posten van tabel 2.1” vervangen door het opschrift „Statistische posten – geaggregeerde balans van het Eurosysteem”.

3.

Bijlage V wordt als volgt gewijzigd:

a)

De paragrafen 1 tot en met 11 worden als volgt vervangen:

„1.

Afzonderlijke balansgegevens betreffende de Europese Centrale Bank (ECB)/nationale centrale banken (NCB's) en overige monetaire financiële instellingen (MFI's) worden momenteel gerapporteerd volgens de tabellen 1 tot en met 4 van Verordening ECB/2001/13. Deze gegevens zijn echter niet voldoende om een macro-prudentiële analyse uit te voeren voor die landen waarvan de populatie van informatieplichtigen van overige MFI's uit zowel kredietinstellingen als geldmarktfondsen bestaat en de invloed van de laatste belangrijk is (3). In dergelijke gevallen is een afzonderlijk rapportagekader voor alleen kredietinstellingen nodig om een macro-prudentiële analyse van het bankwezen van de Europese Unie te kunnen uitvoeren en de macro-prudentiële indicatoren met betrekking tot de deelgroep van kredietinstellingen te berekenen.

Rapportagekader

2.

Om de macro-prudentiële indicatoren te berekenen, rapporteren de NCB's die aan de noodzakelijke criteria voldoen, wat de tabellen 1, 2 en 4 van Verordening ECB/2001/13 betreft, alleen afzonderlijke gegevens met betrekking tot kredietinstellingen. Gegevens waarom verzocht wordt op grond van tabel 4 worden gerapporteerd vanaf de referentiemaand maart 2005. Wat tabel 3 betreft worden geen gegevens verlangd (dus van betreffende kredietinstellingen worden geen extra statistische gegevens verlangd). Gegevens betreffende kredietinstellingen worden op kwartaalbasis gerapporteerd, zowel wat standen betreft als, waar van toepassing, met betrekking tot stroomaanpassingen.

3.

De gegevens worden op kwartaalbasis gerapporteerd, binnen 28 werkdagen na het einde van de referentieperiode.

4.

Op verzoek van de gebruikers van de gegevens, rapporteren de NCB's, als pro-memorieposten, ook depositoverplichtingen. Deze worden gerapporteerd volgens de uitsplitsing: kredietinstellingen (behalve centrale banken)/overige MFI's/niet-MFI's. Indien deze informatie niet beschikbaar is, houden de gebruikers zoals overeengekomen vast aan het begrip „deposito's van MFI's”, zoals dat uit tabel 1 kan worden afgeleid (d.w.z. zonder verder onderscheid binnen de MFI-sector).

5.

Macro-prudentiële vereisten bestaan uit gegevens van standen en stromen, waarbij de laatste als transactiewaarden worden geregistreerd. Dit houdt in dat zogenaamde aanpassingsgegevens nodig zijn. Momenteel zijn deze gegevens alleen beschikbaar voor de in de tabellen 1 en 2 opgenomen gegevens over standen en niet voor tabel 4. In dit verband is nog onderzoek gaande naar de noodzaak om aanpassingsgegevens voor tabel 4 te verstrekken. Ondertussen kunnen gebruikers zich alleen verlaten op verschillen in voor wisselkoerswijzigingen aangepaste standen (die door de ECB worden berekend).

Dekking

6.

In beginsel dienen de aanvullende gegevens die met betrekking tot de balans van kredietinstellingen worden gerapporteerd, 100 % van de in deze sector ingedeelde instellingen te bestrijken. In die gevallen waarin de feitelijke dekking van de rapportage minder dan 100 % is vanwege de toepassing van het „cutting-off-the-tail”-beginsel, wordt NCB's verzocht de verstrekte gegevens te extrapoleren om 100 % dekking te verzekeren. Dit verbetert de vergelijkbaarheid van de indicatoren tussen de lidstaten en verzekert consistentie met de balansgegevens van de MFI-sector, die ook geëxtrapoleerd worden.

Rapportageverplichting

7.

De balansgegevens van afzonderlijke kredietinstellingen worden, volgens de rapportagekaders in de appendices 1 en 2, gerapporteerd door NCB's in die landen waar de populatie van informatieplichtigen van overige MFI's bestaat uit zowel kredietinstellingen als geldmarktfondsen en de invloed van de geldmarktfondsen statistisch significant wordt geacht. De invloed van geldmarktfondsen wordt statistisch significant geacht indien tegelijkertijd aan de twee volgende criteria wordt voldaan:

criterium 1: Het verschil tussen het balanstotaal van de MFI-sector en het balanstotaal van de deelgroep van kredietinstellingen bedraagt blijvend meer dan 5 miljard EUR

en

criterium 2: MFI's met uitzondering van kredietinstellingen (d.w.z. geldmarktfondsen) hebben een effect op meer dan één post aan beide zijden van de balans van de MFI-sector (4).

(3)  Zie hierna voor meer informatie over het belang van de invloed van geldmarktfondsen op de gegevens van overige MFI's. Een bijkomend aspect is dat in sommige landen een klein aantal andere instellingen wordt ingedeeld als MFI's; deze instellingen zijn kwantitatief echter niet belangrijk."

(4)  Aan dit criterium is bijvoorbeeld voldaan wanneer de balans van de sector geldmarktfondsen doorwerkt op één passiefpost („aandelen/participaties in geldmarktfondsen”) en op twee of meer actiefposten (bijv. „effecten met uitzondering van in euro luidende aandelen uitgegeven door de nationale overheid” en „in euro luidende effecten met uitzondering van aandelen uitgegeven door binnenlandse MFI's”). Aan dit criterium is eveneens voldaan wanneer de balans van geldmarktfondsen doorwerkt op twee passiefposten (bijv. „aandelen/participaties in geldmarktfondsen” en „in euro luidende deposito's geplaatst door binnenlandse MFI's”) en op één actiefpost (bijv. „in euro luidende effecten met uitzondering van aandelen uitgegeven door de nationale overheid”). Aan dit criterium wordt echter niet voldaan wanneer de balans van geldmarktfondsen slechts op één passiefpost en op één actiefpost doorwerkt.”"

b)

Appendix 1 wordt als volgt vervangen:

„PROCEDURES VOOR DE TRANSMISSIE VAN GEGEVENS VAN DE NCB's NAAR DE ECB

Rapportagekader voor kredietinstellingen

1.

Het in appendix 2 uiteengezette rapportagekader is alleen van toepassing op kredietinstellingen, terwijl de tabellen 1 tot en met 4 van Verordening ECB/2001/13 balansgegevens omvatten van de gehele MFI-sector.

2.

De codes die gebruikt worden voor de posten in het rapportagekader, behoren tot de sleutelgroep balansposten, waarvan de dimensies en eigenschappen in bijlage XIII zijn opgenomen. Merk op dat:

dimensie nr. 1 (frequentie) altijd „Q” (kwartaalbasis) is, aangezien balansgegevens voor kredietinstellingen alleen op kwartaalbasis gerapporteerd dienen te worden,

dimensie nr. 4 (uitsplitsing van de referentiesector op de balans) „R” (aan minimumreserveverplichtingen onderworpen kredietinstellingen) is voor alle posten.

3.

Het rapportagekader bestaat uit zeven tabellen: tabel 1_Kredietinstellingen (standen), tabel 2_Kredietinstellingen (standen), tabel 4_Kredietinstellingen (standen), tabel 1_Kredietinstellingen-herindelingen, tabel 1_Kredietinstellingen-herwaarderingen, tabel 2_Kredietinstellingen-herindelingen en tabel 2_Kredietinstellingen-herwaarderingen.

4.

Tabel 1_Kredietinstellingen (standen) correspondeert met de maandelijkse tabel 1 van Verordening ECB/2001/13, met uitzondering van de post „Aandelen/participaties in geldmarktfondsen” aan de passiefzijde van de balans.

5.

Tabel 2_Kredietinstellingen (standen) correspondeert met de overeenkomstige driemaandelijkse tabel 2 van Verordening ECB/2001/13.

6.

Tabel 4_Kredietinstellingen (standen) correspondeert met de overeenkomstige driemaandelijkse tabel 4 van Verordening ECB/2001/13.

7.

De overige vier tabellen betreffende aanpassingsgegevens worden gerapporteerd volgens de in bijlage X vastgestelde methode.”

.

c)

Tabel 4 „Kredietinstellingen (standen)” in appendix 2 „Standen” wordt vervangen door de volgende tabel:

„TABEL 4

Kredietinstellingen (standen)

Balansposten

Alle valuta's gecombineerd

Euro

Valuta's van overige EU-lidstaten

Overige valuta’s (omvat valuta’s van overige EU-lidstaten behalve DKK, SEK, GBP)

CZK

DKK

EEK

CYP

LVL

LTL

HUF

MTL

PLN

SIT

SKK

SEK

GBP

Totaal (5)

USD

JPY

CHF

Resterende valuta's gecombineerd (5)

PASSIVA

Deposito's

A.   Binnenland

van MFI’s

Tabel 1

Tabel 1

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

van niet-MFI’s

Tabel 1

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

B.   Overige deelnemende lidstaten

van MFI’s

Tabel 1

Tabel 1

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

van niet-MFI’s

Tabel 1

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

C.   Rest van de wereld

tot één jaar

Tabel 1

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

langer dan één jaar

Tabel 1

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

van banken

Tabel 2

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

van niet-banken

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Uitgegeven schuldbewijzen

Tabel 1

Tabel 1

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Kapitaal en reserves

Tabel 1

 

Overige passiva

Tabel 1

 

ACTIVA

Leningen

A.   Binnenland

aan MFI’s

Tabel 1

 

aan niet-MFI’s

Tabel 1

Tabel 1

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

B.   Overige deelnemende lidstaten

aan MFI’s

Tabel 1

 

aan niet-MFI’s

Tabel 1

Tabel 1

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

C.   Rest van de wereld

tot één jaar

Tabel 1

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

langer dan één jaar

Tabel 1

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

aan banken

Tabel 2

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

aan niet-banken

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Effecten met uitzondering van aandelen

A.   Binnenland

uitgegeven door MFI’s

Tabel 1

Tabel 1

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

uitgegeven door niet-MFI’s

Tabel 1

Tabel 1

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

B.   Overige deelnemende lidstaten

uitgegeven door MFI’s

Tabel 1

Tabel 1

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

uitgegeven door niet-MFI’s

Tabel 1

Tabel 1

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

C.   Rest van de wereld

uitgegeven door banken

Tabel 2

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

uitgegeven door niet-banken

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Aandelen/participaties in geldmarktfondsen

A.

Binnenland

Tabel 1

 

B.

Overige deelnemende lidstaten

Tabel 1

 

C.

Rest van de wereld

Tabel 1

 

Overige activa

Tabel 1

 

4.

Bijlage VII wordt als volgt gewijzigd:

a)

De volgende inleiding wordt ingevoegd na de titel van hoofdstuk 2:

„De definities van monetaire aggregaten van het eurogebied zijn gebaseerd op een geharmoniseerde definitie van gelduitgevende en geldaanhoudende sectoren, alsook op geharmoniseerde categorieën van MFI-passiva. De geldaanhoudende sector omvat alle niet-MFI ingezetenen in het eurogebied, met uitzondering van de sector centrale overheid. Ten behoeve van de samenstelling van monetaire aggregaten wordt de post „Door de centrale overheid aangehouden eurobankbiljetten en munten” daarom gerapporteerd als een pro-memoriepost van hoge prioriteit. De ECB zal ramingen accepteren die gebruikmaken van beschikbare gegevens (bijv. jaar- en/of kwartaalgegevens van financiële rekeningen van de monetaire unie). De genoemde post moet op maandbasis worden gerapporteerd en met dezelfde tijdigheid als de maandelijkse verplichte MFI-balansstatistieken overeenkomstig Verordening ECB/2001/13.”

.

b)

Paragraaf 2.2 wordt als volgt vervangen:

„2.2.   Bezit aan door MFI's van het eurogebied uitgegeven instrumenten in handen van de centrale overheid

Schuldbewijzen en aandelen in geldmarktfondsen uitgegeven door MFI's van het eurogebied en aangehouden door de centrale overheid.”

.

5.

Bijlage X wordt als volgt gewijzigd:

a)

Voetnoot 4 wordt als volgt vervangen:

„(4)

Voor het eerst door de ECB gepubliceerd in december 1999.”

.

b)

Paragraaf 10.1 wordt als volgt vervangen:

„10.1.

De transactiewaarde van deposito's/leningen (Verordening ECB/2001/13, bijlage I, deel 2, tabel A, posten 2 en 9) vertegenwoordigt het bedrag dat een MFI ontvangt (als een deposito) of verstrekt (als een lening), met uitzondering van vergoedingen etc. (6). De transactiewaarde omvat niet de opgebouwde rente die uitstaat (op leningen) of verschuldigd is (op deposito's), maar nog niet is ontvangen of betaald. In plaats daarvan wordt opgebouwde rente op leningen/deposito's opgenomen onder „Overige activa” of „overige passiva”, al naar gelang van toepassing (7).

(6)  Niettemin wordt erkend dat met transacties verband houdende afschrijvingen niet altijd worden gerapporteerd, hetgeen een afwijking inhoudt van dit beginsel, dat is geaccepteerd in Verordening ECB/2001/13 en de bijbehorende leidraad."

(7)  De regels betreffende de statistische waardering van leningen en deposito’s zijn opgenomen in bijlage I, deel 1, sectie III, paragrafen 15 en 16 (maandelijkse gegevens) en bijlage I, deel 1, sectie IV, paragraaf 10 (driemaandelijkse gegevens), bij Verordening ECB/2001/13.”"

.

c)

De paragrafen 26 en 27 worden geschrapt.

d)

Paragraaf 51.1 wordt als volgt vervangen:

„51.1.

De eerste stap bestaat uit het vaststellen van de saldi luidend in elk van de belangrijkste vreemde valuta's (USD, JPY en CHF) en in valuta's van niet-deelnemende EU-lidstaten (8). Aangezien afzonderlijke uitsplitsingen naar valuta alleen op kwartaalbasis beschikbaar zijn (op het einde van het kwartaal), wordt de maandultimo uitsplitsing berekend met behulp van verhoudingen die afgeleid worden uit beschikbare gegevens van het voorafgaande kwartaaleinde.

(8)  Aanpassingen voor in de overige valuta's luidende saldi worden niet gemaakt. Gegevens betreffende USD, JPY en CHF zijn vanaf december 1998 volgens tabel 5 van Verordening (EG) nr. 2819/98 van de Europese Centrale Bank van 1 december 1998 met betrekking tot de geconsolideerde balans van de sector monetaire financiële instellingen (ECB/1998/16) (PB L 356 van 30.12.1998, blz. 7), gerapporteerd en vanaf september 1997 op vrijwillige basis door NCB's met behulp van andere nationale bronnen. Gegevens betreffende GBP zijn vanaf augustus 2001 op vrijwillige basis door NCB's aan de ECB gerapporteerd, waar mogelijk met inbegrip van historische gegevens, met eenzelfde structuur als de rapportage van overige valuta's in tabel 4 van Verordening ECB/2001/13 en vanaf januari 2003 als onderdeel van tabel 4 van Verordening ECB/2001/13. De ECB berekent eveneens de vreemde valuta-aanpassing voor de overige valuta's van niet-deelnemende EU-lidstaten.”"

.

e)

Paragraaf 51.3 wordt als volgt vervangen:

„51.3.

Ook wordt aangenomen dat het aandeel van andere valuta's dan de euro (USD, JPY, CHF en de valuta's van niet-deelnemende EU-lidstaten) op de MFI-balans klein is. Voorts zijn alleen gedetailleerde gegevens uitgesplitst naar valuta beschikbaar betreffende de beperkte uitsplitsing van bijlage I, deel 2, tabel 4, van Verordening ECB/2001/13. Om deze moeilijkheid te overwinnen, worden dezelfde valutaverhoudingen, zoals berekend betreffende de posten in deze tabel, toegepast op de meer gedetailleerde uitsplitsingen in bijlage I, deel 2, tabel 1.”

.

f)

Paragraaf 55 wordt als volgt vervangen:

„55.

Informatieplichtigen moeten voldoen aan een rapportagevereiste dat gevormd wordt door de „minimumvereisten” vastgesteld in bijlage I, deel 2, tabel 1A, van Verordening ECB/2001/13, ofschoon het NCB's is toegestaan extra gegevens te verzamelen die niet vallen onder de „minimumvereisten”. In ieder geval stellen NCB's een volledige set van volgens tabel 5, kolom E, naar de ECB te sturen gegevens samen. In dit proces moeten NCB's wellicht de aanpassingen betreffende sommige van de niet door de MFI's gerapporteerde uitsplitsingen berekenen en/of schatten, omdat deze niet worden beschouwd als „minimumvereisten”. De tegenpost van de aanpassing voor de afschrijving/afwaardering is een van de posten „Kapitaal en reserves”/„Overige passiva”, volgens nationale boekhoudkundige praktijken.”

.

g)

Paragraaf 62 wordt als volgt vervangen:

„62.

Aan de passiefzijde van de balans mogen ook herwaarderingen betreffende uitgegeven schuldbewijzen worden gerapporteerd. Dit betekent echter geen wijziging in MFI-rapportageverplichtingen, aangezien prijsherwaardering van uitgegeven schuldbewijzen buiten de in Verordening ECB/2001/13 uiteengezette „minimumvereisten” blijft.”

.

h)

Sectie 4.5 „Overgangsperiode voor de herwaarderingsaanpassing” wordt geschrapt.

i)

De volgende sectie 5.3 wordt toegevoegd:

„5.3.   Pro-memorieposten

87.

Voor de samenstelling van de financiële rekeningen van de monetaire unie van het eurogebied worden ook stromen betreffende driemaandelijkse pro-memorieposten berekend. Om een toename van de rapportagelast te vermijden zijn deze pro-memorieposten geïntegreerd in het bestaande statistische kader voor de regelmatige samenstelling van monetaire en bancaire statistieken. Betreffende deze pro-memorieposten worden daarom herindelings- en herwaarderingsaanpassingen berekend. Deze gegevens worden gerapporteerd zoals uiteengezet in tabel 5a.”

.

j)

In appendix 1 wordt de volgende paragraaf 16a ingevoegd:

„Overgangsperiode betreffende de herwaarderingsaanpassing

16a.

In Verordening ECB/2001/13 is bepaald dat, gedurende een overgangsperiode van twaalf maanden, de rapportage van gegevens aan de ECB op grond van de vereisten inzake afschrijvingen/afwaarderingen van leningen en prijsherwaarderingen van effecten met een extra maand mag worden uitgesteld vanaf het einde van de vijftiende werkdag volgend op het einde van de maand waarop de gegevens betrekking hebben. De NCB's die gebruikmaakten van de overgangsbepaling, bleven echter gegevens versturen betreffende de reeksen maandelijkse herwaarderingsaanpassingen die voorheen werden bestreken door Richtsnoer ECB/2002/5, met dezelfde tijdigheid als voor de corresponderende standenreeksen. Ze hadden de keuze tussen het verschaffen van voorlopige of geraamde gegevens die vervolgens in de volgende maandelijkse gegevenstransmissie werden herzien.”

.

k)

De volgende tabel 5a wordt ingevoegd:

„TABEL 5A

Gedetailleerde specificatie van de driemaandelijkse stroomgegevens voor de samenstelling van de pro-memorieposten van de financiële rekeningen van de monetaire unie

ECB V = Gegevens volgens ECB Verordening

ECB R = Gegevens volgens ECB Richtsnoer

NCB = Aanvullende gegevens verstrekt door NCB’s

ECB = Door de ECB berekende gegevens

ECB V-code (zie tabel 2)

Balans aan het eind van de maand van- rapportage

Balans aan het eind van de vorige maand

Herindelingen en overige aanpassingen (±)

Wisselkoersaanpassing (±)

Herwaarderingsaanpassing (±)

Stromen (±)

A

B

C

D

E

F = [A – B] – C – D – E

PASSIVA

14.   Overige passiva

Voorzieningen pensioenverzekering

D. -

Niet toe te rekenen

- -

ECB R

ECB R

ECB R

ECB

ECB R

ECB

ACTIVA

3.   Effecten m.u.v. van aandelen (alle valuta’s)

tot en met één jaar

A. -   

Binnenland — niet-MFI’s

---

Centrale overheid

- -

ECB R

ECB R

ECB R

ECB

ECB R

ECB

B. -   

Overige deelnemende lidstaten — niet-MFI’s

---

Centrale overheid

- -

ECB R

ECB R

ECB R

ECB

ECB R

ECB

C. -

Rest van de wereld

- -

ECB R

ECB R

ECB R

ECB

ECB R

ECB

langer dan één jaar

A. -   

Binnenland — niet-MFI’s

---

Centrale overheid

- -

ECB R

ECB R

ECB R

ECB

ECB R

ECB

B. -   

Overige deelnemende lidstaten — niet-MFI’s

---

Centrale overheid

- -

ECB R

ECB R

ECB R

ECB

ECB R

ECB

C. -

Rest van de wereld

- -

ECB R

ECB R

ECB R

ECB

ECB R

ECB

3e.   Effecten m.u.v. van aandelen (Euro)

tot en met één jaar

A. -   

Binnenland — niet-MFI’s

---

Centrale overheid

- -

ECB R

ECB R

ECB R

ECB

ECB R

ECB

B. -   

Overige deelnemende lidstaten — niet-MFI’s

---

Centrale overheid

- -

ECB R

ECB R

ECB R

ECB

ECB R

ECB

C. -

Rest van de wereld

- -

ECB R

ECB R

ECB R

ECB

ECB R

ECB

langer dan één jaar

A. -   

Binnenland — niet-MFI’s

---

Centrale overheid

- -

ECB R

ECB R

ECB R

ECB

ECB R

ECB

B. -   

Overige deelnemende lidstaten — niet-MFI’s

---

Centrale overheid

- -

ECB R

ECB R

ECB R

ECB

ECB R

ECB

C. -

Rest van de wereld

- -

ECB R

ECB R

ECB R

ECB

ECB R

ECB

5.   Aandelen en overige deelnemingen

Beursgenoteerde aandelen

A. -

Binnenland

- -

ECB R

ECB R

ECB R

ECB

ECB R

ECB

B. -

Overige deelnemende lidstaten

- -

ECB R

ECB R

ECB R

ECB

ECB R

ECB

C. -

Rest van de wereld

- -

ECB R

ECB R

ECB R

ECB

ECB R

ECB

Aandelen in beleggingsfondsen (geen geldmarktfondsen)

A. -

Binnenland

- -

ECB R

ECB R

ECB R

ECB

ECB R

ECB

B. -

Overige deelnemende lidstaten

- -

ECB R

ECB R

ECB R

ECB

ECB R

ECB

C. -

Rest van de wereld

- -

ECB R

ECB R

ECB R

ECB

ECB R

ECB

7.   Overige activa

Vooruitbetaalde premies en voorzieningen voor openstaande aanspraken

D. -

Niet toe te rekenen

- -

ECB R

ECB R

ECB R

ECB

ECB R

ECB”

6.

Bijlage XV wordt als volgt gewijzigd:

a)

De paragraaf „Reguliere rapportage van de gegevens” wordt als volgt vervangen:

„De statistieken betreffende de reservebasis omvatten zes tijdreeksen voor de kredietinstellingen, die betrekking hebben op de standen per de laatste dag van de maand, die maandelijks uiterlijk op de werkdag van de NCB voorafgaande aan de aanhoudingsperiode via het gegevensuitwisselingsysteem van het ESCB aan de ECB moeten worden doorgegeven. Kredietinstellingen die bij de zogenoemde „cutting-off-the-tail”-procedure zijn betrokken (d.w.z. die zijn vrijgesteld van volledige maandelijkse rapportage) rapporteren op kwartaalbasis een beperkte uitsplitsing aan de NCB's. Voor deze kredietinstellingen worden vereenvoudigde statistieken betreffende de reservebasis gebruikt voor de drie reserveperioden en de NCB's nemen gegevens voor deze kredietinstellingen op overeenkomstig hun tijdschema voor rapportage (9).

(9)  De NCB's gebruiken de kwartaalgegevens betreffende de reservebasis van deze kredietinstellingen voor de maandelijkse aan de ECB te rapporteren cijfers in de drie opeenvolgende gegevenstransmissies die worden uitgevoerd nadat de gegevens beschikbaar zijn gekomen.”"

.

b)

De paragraaf „Herzieningsbeleid” wordt als volgt vervangen:

„Herzieningen door de rapporterende instellingen van de reservebasis/reserveverplichtingen die plaatsvinden nadat de aanhoudingsperiode is begonnen (late herzieningen), mogen geen aanleiding geven tot herzieningen in de statistieken betreffende de reservebasis en de reserveverplichtingen.”

.

7.

In bijlage XVI wordt de paragraaf „Reguliere rapportage van de gegevens” als volgt vervangen:

„De drie tijdreeksen voor de kredietinstellingen, die betrekking hebben op de standen per de laatste dag van de maand, worden maandelijks uiterlijk op de werkdag van de NCB voorafgaande aan het begin van de aanhoudingsperiode aan de ECB doorgegeven.

De reeksen worden ook ingediend indien de ermee verband houdende balansposten in de lidstaat niet van toepassing zijn, teneinde een consistente verwerking van de posten in het kader van de geconsolideerde balans mogelijk te maken (10).

(10)  De correcte rapportage van niet van toepassing zijnde balansposten wordt in bijlage XIII uiteengezet.”"

.

8.

Bijlage XIX wordt als volgt gewijzigd:

a)

De eerste alinea van paragraaf 2 „Begrippenkader en gegevensverzameling” wordt als volgt vervangen:

„Schema 1 geeft een samenvatting van het begrippenkader waarbinnen NCB's statistieken betreffende effectenemissies doorgeven aan de ECB. Het belangrijkste onderscheid is gebaseerd op het ingezetenschap van de emittent (11). NCB's rapporteren alle emissies. De twaalf NCB's van het Eurosysteem rapporteren tezamen alle emissies door ingezetenen van het eurogebied. De Bank voor Internationale Betalingen (BIB) rapporteert emissies door de „Rest van de wereld” (hierna aangeduid als „RW”), d.w.z. door alle niet tot het eurogebied behorende ingezetenen, waarbij emissies door ingezetenen van elk van de niet-deelnemende lidstaten worden onderscheiden van de overige RW-landen (12).

(11)  Gedefinieerd in paragraaf 3."

(12)  Voor de volledigheid en duidelijkheid wordt, waar nodig, de rapportage door de BIB in dit richtsnoer opgenomen. Dit richtsnoer is echter niet tot de BIB gericht.”"

.

b)

Schema 1 wordt als volgt vervangen:

„Schema 1: Samenvatting van het begrippenkader

Effectenemissies

 

Door ingezetenen van het eurogebied

(elke NCB rapporteert over haar binnenlandse ingezetenen)

Door RW-ingezetenen

(BIB/NCB)

BE

DE

GR

ES

FR

IE

IT

LU

NL

AT

PT

FI

Niet-deelnemende lidstaten

Overige landen

In euro/nationale denominaties

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Blok A

Blok B

 

 

 

 

 

 

In overige valuta's

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Blok D

niet vereist”

Blok C

 

 

 

 

c)

De eerste alinea van paragraaf 6.2 „Rapportageverplichtingen” wordt als volgt vervangen:

„Voor historische gegevens van vóór 1 januari 1999 verwijst „euro/nationale denominaties” naar de ECU en naar de nationale valuta's van de deelnemende lidstaten. Vanaf 1 januari 1999 verwijst het naar de euro en de nationale denominaties ervan. „Overige valuta's” verwijst naar alle overige valuta's, met inbegrip van de nationale valuta's van de niet-deelnemende lidstaten.”

.

d)

Paragraaf 10.1 wordt als volgt vervangen:

„10.1.   Koerswaardering

Standen en stromen van beursgenoteerde aandelen worden gerapporteerd tegen hun marktwaarde, standen en stromen van effecten m.u.v. aandelen tegen hun nominale waarde. Wat betreft de registratie van standen en stromen van effecten m.u.v. aandelen tegen nominale waarde wordt een uitzondering gemaakt voor obligaties die met groot disagio worden uitgegeven („deep-discounted”) en obligaties met nulcoupon, waarvoor de emissies worden geregistreerd tegen het effectief betaalde bedrag, d.w.z. de disagiokoers op het ogenblik van aankoop en de aflossingen op de vervaldag tegen nominale waarde. Het uitstaande bedrag van „deep-discounted”-obligaties en obligaties met nulcoupon is het effectief betaalde bedrag plus de lopende rente, zoals hierna aangegeven. Voortijdige aflossingen worden geregistreerd tegen de waarde van het effectief betaalde bedrag plus de lopende rente op het ogenblik van aflossing.

Formula

waarbij

A

=

het effectief betaalde bedrag plus de lopende rente,

E

=

de effectieve waarde (het ten tijde van de emissie betaalde bedrag),

P

=

de nominale waarde (terugbetaald aan het einde van de looptijd),

T

=

de looptijd vanaf de uitgiftedatum (in dagen),

t

=

de tijd die verstreken is vanaf de uitgiftedatum (in dagen).

Bepaalde verschillen in de koerswaarderingsprocedure die in verschillende landen wordt gehanteerd, zijn aanvaardbaar. Elk rapporterend land specificeert in de nationale toelichting in detail de waarderingsprocedure die werd toegepast voor 1. kortlopende schuldbewijzen; 2. langlopende schuldbewijzen; 3. obligaties met disagio, en 4. beursgenoteerde aandelen. Indien de waardering voor standen en stromen verschilt, wordt dit eveneens toegelicht.

Koerswaardering volgens het ESR 95, waarbij vereist wordt dat voor schuldbewijzen en aandelen stromen worden geregistreerd tegen de transactiewaarde en dat standen worden geregistreerd tegen de marktwaarde, geldt niet in deze context.

De bestaande waarderingsregels van de BIB zijn nominale waarden voor schuldbewijzen en uitgiftekoersen voor beursgenoteerde aandelen. Voor „deep-discounted”-obligaties en obligaties met nulcoupon wordt de lopende rente waar mogelijk berekend door de rapporterende NCB.”

.

e)

Het tweede punt van de tweede alinea van paragraaf 10.2 „Rapportagevaluta en wisselkoerswaardering” wordt als volgt vervangen:

„Bruto emissies en aflossingen dienen in euro/nationale denominaties te worden omgezet met behulp van de middenkoers zoals die geldt ten tijde van de betaling. Indien het niet mogelijk is de exacte wisselkoers te bepalen die van toepassing is op de omrekening, mag een wisselkoers worden gebruikt die zo dicht mogelijk bij de middenkoers ligt op het tijdstip van betaling.”

.

f)

Paragraaf 13.1.2 wordt als volgt vervangen:

„13.1.2.   Dimensie nr. 2: Referentiegebied (REF_AREA; lengte: twee tekens)

Deze dimensie vertegenwoordigt het land van ingezetenschap van de uitgiftesector (13). De met dit begrip geassocieerde codelijst is CL_AREA_EE. Slechts een deel van de waarden wordt gebruikt om het referentiegebied voor de sleutelgroep voor effectenemissies aan te geven, aangezien de uitgevende landen de EU-lidstaten en de „Rest van de wereld” zijn.

(13)  Voor NCB's is het land van ingezetenschap van de uitgevende sector het land waarin de NCB gevestigd is.”"

.

g)

Paragraaf 13.1.7 wordt als volgt vervangen:

„13.1.7.   Dimensie nr. 7: Transactievaluta (CURRENCY_TRANS; lengte: drie tekens)

Deze dimensie beschrijft de valuta waarin de effecten worden uitgegeven en is gekoppeld aan de codelijst CL_CURRENCY. Voor de sleutelgroep voor effectenemissies wordt slechts een deel van de waarden uit de codelijst gebruikt. Effecten die zijn uitgegeven in euro of in de nationale denominaties daarvan, worden gerapporteerd met valutadimensie EUR (14), terwijl effecten die zijn uitgegeven in andere valuta's dan de euro, worden gerapporteerd met de code Z06. In de codelijst zijn al extra waarden (bijv. DKK, SEK, GBP) opgenomen omdat ze nodig kunnen zijn voor de gegevenstransmissie door de niet-deelnemende lidstaten.

(14)  Dit is consistent met balansstatistieken.”"

.

h)

Paragraaf 13.1.9 wordt als volgt vervangen:

„13.1.9.   Dimensie nr. 9: Reekssuffix in effectencontext (SEC_SUFFIX; lengte: één teken)

Deze dimensie is speciaal ontworpen om te voldoen aan de vereisten van de sleutelgroep voor effectenemissies volgens de „kortetermijnaanpak”. Het schept mogelijkheden voor nieuwe ontwikkelingen of uitbreidingen die in de toekomst wellicht noodzakelijk zijn voor de statistieken betreffende effectenemissies. De twee waarden (P) „percentage” en (Z) „niet gespecificeerd” worden momenteel voor deze sleutelgroep gebruikt, die gekoppeld is aan de codelijst CL_SEC_SUFFIX.”

.

i)

In appendix 1 wordt paragraaf 13 als volgt vervangen:

13.   Geraamde dekking per instrument uitgegeven door binnenlandse ingezetenen: NCB's geven nationale ramingen van de dekking van effecten voor iedere categorie emissies door binnenlandse ingezetenen, d.w.z. emissies van kortlopende effecten, langlopende effecten, en beursgenoteerde aandelen, in de lokale valuta, in overige euro/nationale denominaties inclusief de ECU, en in overige valuta's. De ramingen voor de „dekking in %” geven voor iedere instrumentcategorie het aandeel aan van de effecten als percentage van de totale emissie (bestaande uit zowel binnenlandse als internationale emissies) dat volgens de rapportageregels idealiter in de overeenkomstige rubrieken zou moeten worden gerapporteerd. In het veld „Commentaar” kan een korte beschrijving worden opgenomen. NCB's vermelden ook eventuele wijzigingen in de dekking als gevolg van de monetaire unie.

 

Dekking in %

Commentaar

Emissies in euro/nationale denominaties

Lokale denominatie

KE

 

 

LE

 

 

BA

 

 

Overige euro/nationale denominaties, m.u.v. de lokale valuta inclusief ECU

KE

 

 

LE

 

 

In overige valuta's

KE

 

 

LE

 

 

KE

=

kortlopende effecten m.u.v. aandelen.

LE

=

langlopende effecten m.u.v. aandelen.

BA

=

beursgenoteerde aandelen.”

9.

Bijlage XX wordt als volgt gewijzigd:

a)

In paragraaf 4.1 wordt dimensie nr. 2 als volgt vervangen:

„Dimensie nr. 2: Referentiegebied (REF_AREA; lengte: twee tekens)

Deze dimensie vertegenwoordigt het land van ingezetenschap van de rapporterende instelling. De corresponderende codelijst CL_AREA_EE bevat de standaard ISO-landenlijst. De in de ECB_MIR1-sleutelgroep gebruikte subset van codewaarden correspondeert met de lidstaten van het eurogebied.”

.

b)

In paragraaf 4.2.2 „Eigenschappen op tijdreeksniveau”, „Verplicht”, wordt de eerste alinea als volgt vervangen:

„COLLECTION (codelijst: CL_COLLECTION): Deze eigenschap specificeert wanneer waarnemingen worden verzameld (bijv. begin, midden of einde van de periode) of geeft aan of de gegevens maandgemiddelden zijn of waarnemingen per de laatste dag van de maand. Tenzij NCB’s iets anders aangeven, stelt de ECB de eigenschap „verzameling” standaard in op „E” (= einde van periode) voor MFI-rentevoeten op uitstaande bedragen en op „A” (= gemiddelde van waarnemingen voor de hele periode) voor MFI-rentevoeten op nieuwe contracten. Voor de omzet aan uitstaande bedragen is de standaardwaarde voor de eigenschap „verzameling” eveneens „E” (= einde van periode), terwijl de omzetten aan nieuwe contracten worden aangegeven met „S” (= som van waarnemingen over de hele periode).”

.

c)

Paragraaf 4.2.3 wordt als volgt vervangen:

„4.2.3.   Eigenschappen op waarnemingsniveau

Verplicht

OBS_STATUS (15) (codelijst: CL_OBS_STATUS): NCB's rapporteren een waarde voor de waarnemingsstatus die aan iedere uitgewisselde waarneming wordt toegevoegd. Deze eigenschap is verplicht en moet bij iedere gegevenstransmissie voor iedere individuele waarneming worden verschaft. Wanneer NCB's de waarde van deze eigenschap herzien, wordt zowel de waarde van de waarneming (ook als die niet gewijzigd is) als de vlag voor de status van de nieuwe waarneming opnieuw gerapporteerd.

De lijst hierna specificeert de verwachte waarden (volgens de overeengekomen hiërarchie) voor deze eigenschappen ten behoeve van de MFI-rentestatistieken:

„A”

=

normale waarde,

„B”

=

breukwaarde,

„M”

=

gegevens bestaan niet (voor niet van toepassing zijnde gegevens, bijv. wanneer een instrumentcategorie niet van toepassing is op nationaal niveau) (16),

„P”

=

voorlopige waarde (17),

„E”

=

geraamde waarde.

Voorwaardelijk

OBS_CONF (15) (codelijst: CL_OBS_CONF): Om een onderscheid te maken tussen de vertrouwelijkheidstatus van een of meer specifieke waarnemingen, kan een NCB de eigenschap „vertrouwelijkheid waarneming” gebruiken. De eventuele waarde van deze eigenschap kan door de verzender van de informatie bij de gegevenstransmissie worden gewijzigd. Wanneer deze eigenschap niet is ingesteld, wordt geen vertrouwelijkheidsbeperking (OBS_CONF = „F” (vrij)) aangenomen.

OBS_PRE_BREAK (15) (niet gecodeerd): Deze eigenschap heeft de waarde van vóór de breuk, hetgeen net als de waarneming een numeriek veld is. Ze wordt verschaft wanneer er een reeksbreuk optreedt (en de waarnemingsstatus wordt op „B”. ingesteld).

OBS_COM (niet gecodeerd): Deze eigenschap kan worden gebruikt om commentaar (maximaal 350 tekens) te geven op waarnemingsniveau (bijv. om de raming of aanname te beschrijven die voor een specifieke waarneming vanwege gebrek aan gegevens is gemaakt, om de reden uit te leggen voor een mogelijke abnormale waarneming of om bijzonderheden te verschaffen betreffende een wijziging in de gerapporteerde tijdreeks).

(15)  De vier objecten waarde waarneming plus OBS_STATUS, OBS_CONF en OBS_PRE_BREAK worden als één eenheid behandeld. Dit betekent dat NCB's verplicht zijn alle aanvullende informatie voor een waaarneming te versturen. (Wanneer eigenschappen niet worden gerapporteerd, worden de eerdere waarden ervan overschreven door standaardwaarden.)"

(16)  Wanneer vanwege lokale marktpraktijken of het juridische kader een tijdreeks (of een deel daarvan) niet van toepassing is (het onderliggende verschijnsel bestaat niet), wordt een ontbrekende waarde gerapporteerd („-”) met waarnemingsstatus „M”. Een ontbrekende waarneming dient nooit als „nul” te worden gerapporteerd, aangezien nul een normale numerieke waarde is die een precieze rentevoet of omzet ter grootte van nul aangeeft."

(17)  Deze waarnemingen krijgen in een later stadium definitieve waarden (waarnemingsstatus „A”). De nieuwe herziene waarden vervangen de vorige voorlopige waarnemingen.”"

(15)  De vier objecten waarde waarneming plus OBS_STATUS, OBS_CONF en OBS_PRE_BREAK worden als één eenheid behandeld. Dit betekent dat NCB's verplicht zijn alle aanvullende informatie voor een waaarneming te versturen. (Wanneer eigenschappen niet worden gerapporteerd, worden de eerdere waarden ervan overschreven door standaardwaarden.)"

(15)  De vier objecten waarde waarneming plus OBS_STATUS, OBS_CONF en OBS_PRE_BREAK worden als één eenheid behandeld. Dit betekent dat NCB's verplicht zijn alle aanvullende informatie voor een waaarneming te versturen. (Wanneer eigenschappen niet worden gerapporteerd, worden de eerdere waarden ervan overschreven door standaardwaarden.)"


(5)  Valuta's van overige EU-lidstaten (met uitzondering van DKK, SEK en GBP) zijn in deze kolom opgenomen.”


BIJLAGE II

„BIJLAGE VI

STRUCTURELE FINANCIËLE INDICATOREN

RAPPORTAGEKADER EN INSTRUCTIES VOOR SAMENSTELLING

Inleiding

1.

Ten behoeve van een reguliere analyse van de bankstructuur in de Europese Unie (EU) heeft het Comité voor Bankentoezicht gegevens nodig om een aantal structurele indicatoren samen te stellen. De lijst van structurele indicatoren bevat 29 reeksen. Twaalf van deze reeksen kunnen worden samengesteld op basis van gegevens die de Europese Centrale Bank (ECB) reeds tot haar beschikking heeft. Verder kan een veertiental indicatoren worden samengesteld uit aanvullende gegevens die van nationale centrale banken (NCB's) worden verzameld, terwijl de overige drie indicatoren worden samengesteld door de Werkgroep inzake bancaire ontwikkelingen met behulp van andere niet-geharmoniseerde bronnen.

2.

Deze bijlage geeft een rapportagekader en instructies voor de 14 indicatoren die worden samengesteld met behulp van gegevens van NCB's. Deze gegevensverzameling wordt gebaseerd op informatie die al binnen het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB) beschikbaar is.

3.

De volledige lijst van indicatoren wordt hierna uiteengezet. De vet gedrukte indicatoren worden met behulp van aanvullende, door NCB's verstrekte gegevens samengesteld.

TABEL 1

Structurele indicatoren uitgesplitst naar categorie gegevensbron

Nr.

Gegevensbron

Aantal indicatoren

Beschrijving

1

ECB en SDC Platinum™ (aangeduid met *)

12

1.

Aantal kredietinstellingen (KI's)

4.

Aantal binnenlandse fusies en overnames waarbij KI's betrokken zijn *

7.

Totaal aan activa van KI's

8.

Totaal aan leningen van KI's aan niet-KI's

9.

Totaal aan deposito's bij KI's van niet-KI's

11.

Bruto uitgiften van langlopende schuldbewijzen door niet-financiële vennootschappen

12.

Bruto uitgiften van kortlopende schuldbewijzen door niet-financiële vennootschappen

13.

Marktwaarde van beursgenoteerde aandelen

14.

Totaal aan activa van handelaren in waardepapieren en derivaten

16.

Totaal aan activa in beheer bij beleggingsfondsen

22.

Aantal fusies en overnames tussen KI's in land uit Europese Economische Ruimte (EER) *

27.

Aantal fusies en overnames tussen KI's in derde landen *

2

NCB's: MBS-gebied en Eurostat/Financiële rekeningen van de Monetaire Unie (aangeduid met **)

14

2.

Aantal lokale eenheden („bijkantoren”) van KI's **

3.

Aantal werknemers van KI's **

5.

Aandeel van de vijf grootste KI's in het totaal aan activa (CR5)

6.

Herfindahl-index voor totaal aan activa van KI's

15.

Totale investeringen van verzekeringsinstellingen **

17.

Totaal aan activa in beheer bij pensioenfondsen

18.

Aantal bijkantoren van KI's uit EER-landen

19.

Totaal aan activa van bijkantoren van KI's uit EER-landen

20.

Aantal dochterondernemingen van KI's uit EER-landen

21.

Totaal aan activa van dochterondernemingen van KI's uit EER-landen

23.

Aantal bijkantoren van KI's uit derde landen

24.

Totaal aan activa van bijkantoren van KI's uit derde landen

25.

Aantal dochterondernemingen van KI's uit derde landen

26.

Totaal aan activa van dochterondernemingen van KI's uit derde landen

3

Gebruikers/Comité betalings- en verrekeningssystemen (niet-geharmoniseerde gegevens)

3

28.

Aantal „virtuele” banken

29.

Totaal aan activa van „virtuele” banken

30.

Totaal aantal geldautomaten

Sectie 1: Rapportagekader

4.

Het rapportagekader dat gebruikt dient te worden voor het doorgeven van deze gegevens, is toegevoegd als appendix 1. Gegevens voor het berekenen van structurele indicatoren betreffende kredietinstellingen worden op jaarbasis vereist. Gegevens worden elk jaar vóór eind maart gerapporteerd en hebben betrekking op het voorgaande jaar. Verwacht wordt dat aan deze eis betreffende tijdigheid kan worden voldaan voor alle indicatoren met uitzondering van indicator nr. 3 „Aantal werknemers van KI's”, waarvoor, indien mogelijk, elk jaar vóór eind mei gegevens betreffende het voorgaande jaar dienen te worden verstrekt.

5.

De statistische vereisten bestaan uit standengegevens, absolute getallen of ratio's, al naargelang aangegeven. Naast standen dienen, indien beschikbaar, ook gegevens over stroomaanpassingen te worden gerapporteerd. In het geval van balansgegevens hebben stroomaanpassingen betrekking op koersherwaarderingen, wisselkoersherwaarderingen, afschrijvingen, afwaarderingen en herindelingen. Om het rapportagekader te vereenvoudigen, dienen stroomaanpassingen als een totaal te worden gerapporteerd, zonder verdere uitsplitsingen naar soort aanpassing. Indien geen stroomaanpassingen beschikbaar zijn, baseren de gebruikers zich alleen op verschillen in standen gecorrigeerd voor wisselkoerswijzigingen (die door de ECB worden berekend). In het geval van absolute getallen of ratio's zijn geen stroomaanpassingen van toepassing.

6.

In beginsel dienen de verzamelde gegevens 100 % van de instellingen te bestrijken die als kredietinstellingen zijn gedefinieerd (zie sectie I.2 van deel 1 van bijlage I bij Verordening ECB/2001/13). In die gevallen waarin de feitelijke dekking van de rapportage minder dan 100 % is vanwege de toepassing van het „cutting-off-the-tail”-beginsel, wordt NCB's verzocht de verstrekte gegevens te extrapoleren om een dekking van 100 % te verzekeren. Dit garandeert dat de indicatoren tussen de lidstaten vergelijkbaar zijn en consistent zijn met de MFI-balansgegevens die conform bijlage XIV worden geëxtrapoleerd.

7.

Na ontvangst van de gegevens voert de ECB eenvoudige consistentiecontroles uit. Bijvoorbeeld, indien indicator nr. 18 nul is, moet indicator nr. 19 ook nul zijn. Hetzelfde geldt voor de indicatoren nrs. 20 en 21, 23 en 24 en 25 en 26. Daarnaast kunnen ook kruiscontroles worden uitgevoerd tussen de indicatoren nr. 18 en 23 en de lijst van MFI's. Appendix 2 bevat de instructies voor transmissie.

Sectie 2: Instructies voor samenstelling

8.

NCB's verstrekken gegevens over 14 indicatoren (tweede groep in tabel 1) conform de hierna uiteengezette conceptuele en methodologische regels. Het algemene doel is te verzekeren dat zoveel mogelijk wordt vastgehouden aan de statistische beginselen die zijn toegepast bij de samenstelling van de MBS-gegevens (die worden gebruikt voor de meeste indicatoren van de eerste groep in tabel 1). Gegevens dienen bijvoorbeeld te worden geaggregeerd, niet geconsolideerd; het beginsel van ingezetenschap dient de zogenaamde „gastlandbenadering” te volgen; balansgegevens dienen op brutobasis te worden gerapporteerd; etc.

9.

De door NCB's te verstrekken gegevens worden hierna beschreven. De NCB's dienen een eventuele afwijking van de hierna beschreven definities en regels aan de ECB te rapporteren teneinde toezicht te houden op nationale praktijken. Informatie over mogelijke afwijkingen dienen te worden gerapporteerd in de laatste kolom van het rapportagekader.

10.

Indicator nr. 2: Aantal lokale eenheden („bijkantoren”) van KI's. Deze indicator betreft het aantal bijkantoren per het einde van de referentieperiode. Bijkantoor is gedefinieerd in Verordening ECB/2001/13: „Bijkantoren zijn juridisch onzelfstandige (geen rechtspersoonlijkheid bezittende) entiteiten die volledig eigendom zijn van de moederonderneming” (1). Voor deze indicator dienen alleen bijkantoren van kredietinstellingen te worden meegenomen. De kantoren van institutionele eenheden die zelf geen kredietinstellingen zijn, dienen niet te worden meegenomen, ook niet als ze tot dezelfde groep behoren als een kredietinstelling. Dit is noodzakelijk om te vermijden dat vertekeningen optreden in de vergelijking tussen deze indicator en, bijvoorbeeld, indicator nr. 7 betreffende het totaal aan activa van kredietinstellingen.

11.

Om redenen van consistentie dienen alle NCB's de ECB-definitie van bijkantoor te gebruiken.

12.

Indicator nr. 3: Aantal werknemers van KI's. Deze indicator geeft het gemiddelde aantal personeelsleden aan dat in het referentiejaar in dienst is. De voor deze indicator gebruikte definitie lijkt veel op de door Eurostat gebruikte definitie (2). In de gegevens voor deze indicator dient echter alleen personeel in dienst van kredietinstellingen te worden meegenomen. Werknemers van financiële instellingen die zelf geen kredietinstellingen zijn, dienen niet te worden opgenomen, ook al behoren deze instellingen tot hetzelfde concern.

13.

Indicator nr. 5: Aandeel van de vijf grootste KI's in het totaal aan activa (CR5). Deze indicator heeft betrekking op de concentratie van het bankwezen. Gebruikers hebben een voorkeur kenbaar gemaakt voor het gebruik van een geconsolideerde „groepsbenadering” voor de berekening van deze indicator, waarbij twee of meer instellingen die tot dezelfde groep behoren, als één enkele instelling worden beschouwd. Een dergelijke benadering kan thans om twee redenen niet worden toegepast voor MBS-gegevens. In de eerste plaats zijn MBS-gegevens niet geconsolideerd (3), zodat het niet mogelijk zou zijn de balansen van andere instellingen van de groep mee te nemen, noch om activa en passiva binnen de groep te salderen. In de tweede plaats zou informatie over eigendom in ieder geval niet beschikbaar kunnen zijn en van toezichthoudende bronnen moeten worden verkregen.

14.

Om deze redenen dienen NCB's een niet-geconsolideerde „geaggregeerde” benadering te volgen bij het berekenen van indicator nr. 5; zij dienen namelijk 1. de balanstotalen van rapporterende kredietinstellingen te ordenen; 2. de som van de vijf hoogste balanstotalen te berekenen en de som van alle balanstotalen, en 3. de twee getallen te delen. De aan de ECB te rapporteren gegevens dienen te worden uitgedrukt als percentages (bijv. een waarde van 72,4296 % dient te worden gerapporteerd als 72,4296 en niet als 0,7243). Ofschoon de samenstelling van de vijf grootste banken in de loop der tijd kan veranderen, dienen NCB's alleen het aandeel van de vijf grootste kredietinstellingen op een specifiek tijdstip te verstrekken (eind december van het referentiejaar).

15.

Indicator nr. 6: Herfindahl-index voor totaal aan activa van KI's. Net als de vorige indicator heeft deze indicator betrekking op de concentratie van het bankwezen. NCB's dienen zoveel mogelijk een „geaggregeerde” benadering te volgen. Een volledig nauwkeurige berekening van deze indicator is alleen mogelijk indien de individuele balans van elke kredietinstelling beschikbaar zou zijn. Echter zou, aangezien in het MBS-kader groepen kredietinstellingen in uitzonderlijke gevallen op een geconsolideerde basis mogen rapporteren, niet alle noodzakelijke statistische informatie beschikbaar kunnen zijn (dit zou het geval kunnen zijn voor de Rabobank in Nederland). In dit geval dient de geaggregeerde balans van elke in de groep opgenomen kredietinstelling te worden meegenomen in de berekening van de Herfindahl-index, wellicht met behulp van de financieel administratieve informatie in de jaarrekeningen van deze instellingen. Bovendien is het mogelijk dat niet alle kredietinstellingen in de „staart” gegevens per het einde van het jaar rapporteren. In dit geval dienen gegevens te worden geëxtrapoleerd.

16.

De Herfindhal-index wordt verkregen door de kwadraten van de marktaandelen van alle kredietinstellingen in het bankwezen te sommeren en dient aan de ECB te worden gerapporteerd volgens de volgende formule:

Formula

waarbij:

n = totale aantal KI's in het land,

Xi = totaal aan activa van KIi,

Formula = totaal aan activa van alle KI's van het land.

17.

Indicator nr. 15: Totale investeringen van verzekeringsinstellingen. Voor de samenstelling van deze indicator (4) wordt een verzekeringsinstelling gedefinieerd als een onderneming die een officiële vergunning heeft gekregen conform artikel 6 van Eerste Richtlijn 73/239/EEG van de Raad van 24 juli 1973 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en de uitoefening daarvan (5) of artikel 6 van Eerste Richtlijn 79/267/EEG van de Raad van 5 maart 1979 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot het directe levensverzekeringsbedrijf, en de uitoefening daarvan (6). Het herverzekeringsbedrijf is hierbij niet inbegrepen. De informatie heeft betrekking op het totaal aan vorderingen van deze ondernemingen, hetgeen wordt verkregen door de niet-financiële activa (zoals vaste activa) af te trekken van het geaggregeerde balanstotaal. Indien nodig, dienen de getallen te worden geëxtrapoleerd om een dekking van 100 % te verzekeren. Indien geen afzonderlijke informatie betreffende verzekeringsinstellingen beschikbaar is, kan deze indicator worden gecombineerd met indicator nr. 17 „Totaal aan activa in beheer bij pensioenfondsen” om één enkele indicator te vormen. NCB's dienen de reeks te markeren indien „gecombineerde” registratie wordt toegepast.

18.

Indicator nr. 17: Totaal aan activa in beheer bij pensioenfondsen. Deze informatie heeft betrekking op de geaggregeerde balanstotalen van de zogenaamde „autonome pensioenfondsen”, d.w.z. afzonderlijke institutionele eenheden die voornamelijk functioneren als pensioenfondsen; het zijn geen verzekeringsinstellingen (7). Indien geen afzonderlijke informatie betreffende pensioenfondsen beschikbaar is, kan deze indicator worden gecombineerd met indicator nr. 15 en één enkele indicator worden gevormd. In dit geval dient met betrekking tot indicator 17 nihil te worden ingevuld.

19.

Indicator nr. 18: Aantal bijkantoren van KI's uit EER-landen. Deze indicator heeft betrekking op het aantal bijkantoren van kredietinstellingen, ingezeten in overige EER-landen, d.w.z. zonder binnenlandse bijkantoren. Indien een kredietinstelling meer dan één bijkantoor heeft in een bepaald land, wordt het als één geteld. Aangezien gegevens die verzameld worden voor de lijst van MFI's, pas vanaf januari 1999 aan de ECB ter beschikking zijn gesteld, dienen NCB's de ontbrekende gegevens per het einde van de jaren 1997 en 1998 te verschaffen. NCB's dienen te garanderen dat gegevens vanaf eind 1999 consistent zijn met gegevens die gerapporteerd worden in het kader van de lijst van MFI's.

20.

Indicator nr. 19: Totaal aan activa van bijkantoren van KI's uit EER-landen. Deze indicator heeft betrekking op het geaggregeerde balanstotaal van de in indicator nr. 18 meegenomen bijkantoren.

21.

Indicator nr. 20: Aantal dochterondernemingen van KI's uit EER-landen. Deze indicator heeft betrekking op het aantal dochterondernemingen waarover een kredietinstelling zeggenschap heeft in overige EER-landen, d.w.z. zonder binnenlandse dochterondernemingen. De ECB-definitie van dochterondernemingen kan worden gevonden in Verordening ECB/2001/13: „Dochterondernemingen zijn afzonderlijke rechtspersoonlijkheid bezittende entiteiten waarin een andere entiteit een meerderheidsbelang of een belang van 100 % heeft …”. Niet alle dochterondernemingen dienen te worden meegenomen, alleen die welke zelf kredietinstellingen zijn.

22.

Indicator nr. 21: Totaal aan activa van dochterondernemingen van KI's uit EER-landen. Deze indicator heeft betrekking op het geaggregeerde balanstotaal van de in indicator nr. 20 meegenomen dochterondernemingen.

23.

Indicator nr. 23: Aantal bijkantoren van KI's uit derde landen. Deze indicator heeft betrekking op het aantal ingezeten bijkantoren van kredietinstellingen in derde landen. Derde landen zijn landen die niet behoren tot de EER. Indien een bank meer dan één bijkantoor heeft in een bepaald land, wordt het als één geteld. Ook hier dienen NCB's te garanderen dat gegevens consistent zijn met gegevens die gerapporteerd worden in het kader van de lijst van MFI's.

24.

Indicator nr. 24: Totaal aan activa van bijkantoren van KI's uit derde landen. Deze indicator heeft betrekking op het geaggregeerde balanstotaal van de in indicator nr. 23 meegenomen bijkantoren.

25.

Indicator nr. 25: Aantal dochterondernemingen van KI's uit derde landen. Deze indicator heeft betrekking op het aantal op het nationale grondgebied gevestigde dochterondernemingen waarover de zeggenschap wordt uitgeoefend door in derde landen ingezeten kredietinstellingen.

26.

Indicator nr. 26: Totaal aan activa van dochterondernemingen van KI's uit derde landen. Deze indicator heeft betrekking op het geaggregeerde balanstotaal van de in indicator nr. 25 meegenomen dochterondernemingen.

Appendix 1

Rapportagekader voor de 14 structurele financiële indicatoren die worden samengesteld met behulp van door NCB's verschafte gegevens

Land: …

Referentiejaar: …

Indicator

Stand

Stroomaanpassingen

Afwijkingen van definities

2.

Aantal lokale eenheden („bijkantoren”) van KI's

 

n.v.t.

 

3.

Aantal werknemers van KI's

 

n.v.t.

 

5.

Aandeel van de vijf grootste KI's in het totaal aan activa (CR5)

 

n.v.t.

 

6.

Herfindahl-index voor totaal aan activa van KI's

 

n.v.t.

 

15.

Totale investeringen van verzekeringsinstellingen

 

 

 

17.

Totaal aan activa in beheer bij pensioenfondsen.

 

 

 

18.

Aantal bijkantoren van KI's uit EER-landen

 

n.v.t.

 

19.

Totaal aan activa van bijkantoren van KI's uit EER-landen

 

 

 

20.

Aantal dochterondernemingen van KI's uit EER-landen

 

n.v.t.

 

21.

Totaal aan activa van dochterondernemingen van KI's uit EER-landen

 

 

 

23.

Aantal bijkantoren van KI's uit derde landen

 

n.v.t.

 

24.

Totaal aan activa van bijkantoren van KI's uit derde landen

 

 

 

25.

Aantal dochterondernemingen van KI's uit derde landen

 

n.v.t.

 

26.

Totaal aan activa van dochterondernemingen van KI's uit derde landen

 

 

 

Appendix 2

Elektronische transmissie van bancaire structurele financiële indicatoren — sleutelgroep ID: ECB_SSI1

De sleutelgroep van de structurele financiële indicatoren heeft betrekking op de structurele indicatoren van de sectoren kredietinstellingen (KI's), verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen van de lidstaten van de Europese Unie (EU). De sleutelgroep is zo ontworpen dat zo nauw mogelijk wordt aangesloten bij de codelijsten en waarden van de sleutelgroep gedefinieerd voor balanspoststatistieken.

Sectie 1: Dimensies

De tabel hierna beschrijft de in de ECB_SSI1-sleutelgroep gebruikte dimensies. Voor deze statistieken zijn acht dimensies gespecificeerd die essentieel zijn om de tijdreeksen te identificeren.

TABEL 1

Dimensies die gebruikt worden in de ECB_SSI1-sleutelgroep

Positie in reekscode

Concept (mnemotechnisch)

Conceptnaam

Waarde formaat

Codelijst (mnemotechnisch)

Naam codelijst

1

FREQ

Frequentie

AN1

CL_FREQ

Frequentie (BIB, ECB)

2

REF_AREA

Referentiegebied

AN2

CL_AREA_EE

Gebied (Eurostat betalingsbalans), ECB)

3

REF_SECTOR

ESR 95-uitsplitsing van referentiesector

AN4

CL_ESA95_SECTOR

ESR 95-uitsplitsing van referentiesector (ECB)

4

SSI_INDICATOR

„Naam” van structurele financiële indicator

AN3

CL_SSI_INDICATOR

Codelijst van structurele financiële indicator (ECB)

5

DATA_TYPE

Gegevenstype

AN1

CL_DATA_TYPE

Type monetaire en bancaire gegevens, stroom en positie (ECB, BIB)

6

COUNT_AREA

Tegenpartijgebied

AN2

CL_AREA_EE

Gebied (Eurostat betalingsbalans, ECB)

7

CURRENCY_TRANS

Transactievaluta

AN3

CL_CURRENCY

Valuta (ECB, BIB, Eurostat betalingsbalans)

8

SERIES_DENOM

Denominatie van de reeks of speciale berekening

AN1

CL_SERIES_DENOM

Denominatie van de reeks of speciale berekening (ECB)

De acht statistische dimensies krijgen hun waarde uit een corresponderende codelijst. Bijvoorbeeld, volgens de bovenstaande tabel, komt de waarde van de dimensie REF_AREA (referentiegebied) uit de codelijst CL_AREA_EE. Hierna volgt een beschrijving van de dimensies van de ECB_SSI1-sleutelgroep, in dezelfde volgorde als ze in de reekscode voorkomen.

Dimensie nr. 1: Frequentie (FREQ; lengte: één teken)

Deze dimensie heeft betrekking op de frequentie van de gerapporteerde tijdreeks. De in de ECB_SSI1-sleutelgroep gebruikte codewaarde is „A” voor jaarlijkse gegevens en wordt ontleend aan de codelijst CL_FREQ.

Dimensie nr. 2: Referentiegebied (REF_AREA; lengte: twee tekens)

Deze dimensie vertegenwoordigt het land van ingezetenschap van de rapporterende instelling. De corresponderende codelijst CL_AREA_EE bevat de standaard ISO-landenlijst en enkele extra codewaarden zoals beschreven in paragraaf 6 (dimensie nr. 6: Tegenpartijgebied). De in de ECB_SSI1-sleutelgroep gebruikte subset van waarden correspondeert met de EU-lidstaten.

Dimensie nr. 3: ESR 95-uitsplitsing van referentiesector (REF_SECTOR; lengte: vier tekens)

Deze dimensie geeft de referentiesector van de structurele indicatoren aan en is gekoppeld aan de codelijst CL_ESA95_SECTOR. Op dit ogenblik wordt een deelgroep van vier waarden gebruikt: kredietinstellingen (zoals gedefinieerd in de communautaire wetgeving) („122C”), verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen („1250”), en verzekeringsinstellingen („1251”) en pensioenfondsen („1252”) afzonderlijk.

Dimensie nr. 4: „Naam” van structurele financiële indicator (SSI_INDICATOR; lengte: drie tekens)

Deze dimensie vertegenwoordigt de lijst van indicatoren en is gekoppeld aan de codelijst CL_SSI_INDICATOR. De aan de verschillende indicatoren toegewezen waarden worden geïdentificeerd door een voorvoegsel. De waarde „H” wordt gebruikt voor de Herfindhal-index, de waarde „N” voor alle indicatoren die worden weergegeven door absolute getallen, de waarde „S” voor de indicatoren weergegeven door een aandeel en ten slotte de waarde „T” voor totaal aan activa.

Dimensie nr. 5: Gegevenstype (DATA_TYPE; lengte: één teken)

De dimensie wordt beschreven door de codelijst CL_DATA_TYPE en geeft het soort gegevens aan dat moet worden gerapporteerd: bruto standen („1”), herindelingen en overige aanpassingen („5”), overige herwaarderingsaanpassingen („7”) en niet-gespecificeerd („X”). De waarde „X”, niet-gespecificeerd, wordt gebruikt om ratio's en indexreeksen te rapporteren, terwijl de waarde „1”, standen, wordt gebruikt om absolute aantallen en standenreeksen te rapporteren (bijv. aantal werknemers; totaal aan activa).

Aanpassingsgegevens zijn alleen van toepassing met betrekking tot balanspostreeksen; ze zijn niet van toepassing en worden niet gerapporteerd voor absolute aantallen, ratio's en indices.

Herindelingen en overige aanpassingen omvatten veranderingen in de activa en passiva op de balans van de rapporterende sector die het gevolg zijn van 1. wijzigingen in de populatie van informatieplichtigen; 2. bedrijfsherstructurering; 3. de herindeling van activa en passiva, en 4. het corrigeren van rapportagefouten die, om technische redenen, niet uit de standengegevens voor de betreffende volledige periode kunnen worden verwijderd. Met name dienen herindelingen voor het jaar 2001 de veranderingen te bestrijken die het gevolg zijn van de toetreding van Griekenland tot het eurogebied.

Overige herwaarderingsaanpassingen omvatten onder meer mutaties in de koers van uitgegeven, verkochte of aangehouden effecten en veranderingen ten gevolge van de verwijdering van de balans van afgeschreven/afgeboekte leningen.

Dimensie nr. 6: Tegenpartijgebied (COUNT_AREA; lengte: twee tekens)

Deze dimensie vertegenwoordigt het gebied van ingezetenschap van de tegenpartij van de structurele indicator. De aan dit concept gekoppelde codelijst is CL_AREA_EE, die de standaard ISO-landenlijst bevat en enkele aanvullende waarden (e.g. „U6” — „Binnenland: hetzelfde land als dat van de rapporterende kredietinstellingen”). Voor de ECB_SSI1-sleutelgroep wordt de volgende subset van waarden gebruikt: binnenland (thuisland of referentiegebied) („U6”), overige landen van de Europese Economische Ruimte (alle landen behalve het referentiegebied) („A0”) en buiten de Europese Economische Ruimte („A7”) in het geval van rapporteurs uit zowel het eurogebied als niet-eurogebied.

Dimensie nr. 7: Transactievaluta (CURRENCY_TRANS; lengte: drie tekens)

Deze dimensie beschrijft de valuta waarin de structurele indicatoren luiden, en is gekoppeld aan de codelijst CL_CURRENCY. In de ECB_SSI1-sleutelgroep worden alleen de waarden „Z01” voor „alle valuta’s gecombineerd” en „Z0Z” voor „niet van toepassing” gebruikt.

Dimensie nr. 8: Denominatie van de reeks of speciale berekening (SERIES_DENOM; lengte: één teken)

Deze dimensie specificeert, of de gerapporteerde reeks wordt uitgedrukt in de nationale of in de gemeenschappelijke valuta (euro). Dit concept is alleen van toepassing op balanspostreeksen (bijv. totaal aan activa). Slechts drie waarden uit de codelijst CL_SERIES_DENOM worden gebruikt in de ECB_SSI1-sleutelgroep — „N” nationale valuta, „E” euro en „Z” niet van toepassing). Niet-deelnemende lidstaten en Griekenland (voor de periode tot en met het jaar 2000) gebruiken de code „N”, terwijl de code „E” wordt gebruikt door de lidstaten van het eurogebied (met inbegrip van Griekenland vanaf 2001).

De volledige lijst van aan de ECB door te geven reekscodes wordt gerapporteerd in appendix 3.

Sectie 2: De eigenschappen

Naast de acht dimensies die de reekscode definiëren, is ook een stel eigenschappen gedefinieerd (8 14). Deze worden toegevoegd op verschillende niveaus van de uitgewisselde informatie.

TABEL 2

Sleutelgroep van structurele financiële indicatoren (ECB_SSI1): gecodeerde en niet-gecodeerde eigenschappen

Toekenningsniveau

Statistisch concept

Waarde formaat

Codelijst

Eigenschappen op verwant niveau

(uitgewisseld met behulp van de FNS-groep)

Verwant

TITLE_COMPL

Titelcomplement

AN..1050

Niet gecodeerd

 

Verwant

UNIT

Eenheid

AN..12

CL_UNIT

Eenheid (BIB, ECB, Eurostat-BB)

Verwant

UNIT_MULT

Vermenigvuldigingsfactor

AN..2

CL_UNIT_MULT

Vermenigvuldigingsfactor (BIB, ECB, Eurostat-BB)

Verwant

DECIMALS

Decimalen

N1

CL_DECIMALS

Decimalen (BIB, ECB)

Verwant

TITLE

Titel

AN..70

Niet gecodeerd

 

Verwant

NAT_TITLE

Titel in nationale taal

AN..350

Niet gecodeerd

 

Verwant

COMPILATION

Compilatie

AN..1050

Niet gecodeerd

 

Verwant

COVERAGE

Dekking

AN..350

Niet gecodeerd

 

Eigenschappen op tijdreeksniveau

(uitgewisseld met behulp van de FNS-groep)

Tijdreeks

COLLECTION

Verzamelindicator

AN1

CL_COLLECTION

Verzamelindicator (BIB, ECB)

Tijdreeks

AVAILABILITY

Beschikbaarheid

AN1

CL_AVAILABILITY

Beschikbaarheid organisatie (BIB, ECB)

Tijdreeks

DOM_SER_IDS

ID's binnenlandse reeksen

AN..70

Niet gecodeerd

 

Tijdreeks

BREAKS

Breuken

AN..350

Niet gecodeerd

 

Eigenschappen op waarnemingsniveau

(uitgewisseld samen met de gegevens in het ARR-hoofdsegment)

Waarneming

OBS_STATUS

Waarnemingsstatus

AN1

CL_OBS_STATUS

Waarnemingsstatus (BIB, ECB, Eurostat-BB)

Waarneming

OBS_CONF

Vertrouwelijkheid waarneming

AN1

CL_OBS_CONF

Vertrouwelijkheid waarneming (Eurostat-BB, ECB)

Waarneming

OBS_PRE_BREAK

Waarde waarneming voor breuk

AN..15

Niet gecodeerd

 

Waarneming

OBS_COM

Commentaar waarneming

AN..350

Niet gecodeerd

 

Daarnaast wordt elke eigenschap gekarakteriseerd door enkele technische kenmerken, die in de tabel hierna zijn opgenomen.

TABEL 3

Rapportage van NCB's aan de ECB: Gemeenschappelijke kenmerken van de eigenschappen van de ECB_SSI1-sleutelgroep

 

Status

Eerste waarde ingesteld door … (10)

Kan gewijzigd worden door NCB's

TITLE_COMPL

Ve

ECB

Nee

UNIT

Ve

ECB

Nee

UNIT_MULT

Ve

ECB

Nee

DECIMALS

Ve

ECB

Nee

TITLE

Vo

ECB

Nee

NAT_TITLE

Vo

NCB

Ja

COMPILATION

Vo

NCB

Ja (9)

COVERAGE

Vo

NCB

Ja (9)

COLLECTION

Ve

ECB

Nee

AVAILABILITY

Ve

ECB/NCB

Ja

DOM_SER_IDS

Vo

NCB

Ja

BREAKS

Vo

NCB

Ja

OBS_STATUS

Ve

NCB

Ja

OBS_CONF

Vo

NCB

Ja

OBS_PRE_BREAK

Vo

NCB

Ja

OBS_COM

Vo

NCB/ECB

Ja

 

Ve: Verplicht,

Vo: Voorwaardelijk

 

 

Hierna volgt een beschrijving van elke eigenschap met inbegrip van de referentiecodelijst (aangegeven in hoofdletters als CL_****) indien van toepassing.

Sectie 2.1: Eigenschappen op verwant niveau

Verplicht

TITLE_COMPL (niet gecodeerd): Deze eigenschap wordt ingesteld, opgeslagen en verspreid door de ECB (in het Engels, maximaal 1 050 tekens). Indien een NCB een wijziging wil aanbrengen, kan na overleg met de ECB een herziening worden doorgevoerd. Deze herziening wordt echter doorgevoerd door de ECB.

EENHEID (codelijst: CL_UNIT): Deze eigenschap geeft de maateenheid van de gerapporteerde gegevens aan. Deelnemende lidstaten rapporteren de gegevens in euro voor de posten waarvoor dat van toepassing is en de ECB stelt deze eigenschap in op „EUR” (DENOM = „EUR”). In het geval van niet-deelnemende lidstaten is de waarde van deze eigenschap gelijk aan de desbetreffende nationale munteenheid. Voor de reeksen die gerapporteerd worden als absolute waarden, en voor de index stelt de ECB deze eigenschap in op de waarde „UNITS” en voor de als percentages gerapporteerde reeksen op de waarde „PC”.

UNIT_MULT (codelijst: CL_UNIT_MULT): Deze eigenschap geeft aan of de reeks wordt uitgedrukt in miljoenen (UNIT_MULT = „6”), miljarden (UNIT_MULT = „9”), etc. NCB's rapporteren de gegevens die betrekking hebben op de balanspostreeksen van kredietinstellingen, in miljoenen en de ECB stelt de waarde in op 6 (UNIT_MULT = „6”). Voor de reeksen die gerapporteerd worden als absolute aantallen, als percentages, of als indices, stelt de ECB de waarde in op 0 (UNIT_MULT = „0”).

DECIMALS (codelijst: CL_DECIMALS): Deze eigenschap geeft het aantal decimalen aan voor de waarden van de waarnemingen. NCB's rapporteren de balanspostreeksen en de reeksen die absolute aantallen weergeven, zonder decimalen en de ECB stelt de waarde van de eigenschap voor deze reeksen in op 0 (dus DECIMALS = „0”). NCB's rapporteren de indexreeksen en de reeksen die percentages weergeven, in vier decimalen en de ECB stelt de waarde van de eigenschap voor deze reeksen in op 4 (dus DECIMALS = „4”).

Voorwaardelijk

TITLE (niet gecodeerd): De titel van de reeks mag maximaal 70 tekens hebben. Gezien de beperkte ruimte, wordt in plaats daarvan de eigenschap „titelcomplement” gebruikt als de verplichte eigenschap. De eigenschap „titel” zou in de toekomst kunnen worden gebruikt voor het maken van korte titels.

NAT_TITLE (niet gecodeerd): NCB's kunnen deze eigenschap gebruiken om een precieze beschrijving en andere aanvullende of onderscheidende specificaties te geven in de nationale taal. Ofschoon het gebruik van hoofdletters en kleine letters geen problemen geeft, moet de uitwisseling van tekens met accenten en uitgebreide alfanumerieke symbolen nog getest worden voordat regelmatig gebruik mogelijk is.

COMPILATION (niet gecodeerd): Deze eigenschap wordt gebruikt voor gedetailleerde tekstuitleg over de compilatiemethoden, weging, statistische procedures, type index etc.:

gegevensbronnen/systeem van gegevensverzameling;

compilatieprocedures (met inbegrip van beschrijving van gemaakte ramingen/aannames);

afwijkingen van de rapportage-instructies van de ECB (geografische/sectorale indeling/waarderingsmethoden);

informatie betreffende het nationale juridisch kader (en links naar het regelgevende kader van de EU) voor intermediairs m.u.v. van kredietinstellingen.

COVERAGE (niet gecodeerd): Deze eigenschap beschrijft de populatie van informatieplichtigen, en de dekking ervan, voor de verschillende categorieën intermediairs. Het dient het type intermediair te beschrijven voor de verschillende indicatoren. Indien bekend is dat de dekking niet volledig is, wordt een raming van de marktaandelen gegeven. Voorts dient te worden aangegeven of de getallen zijn geëxtrapoleerd.

Sectie 2.2: Eigenschappen op tijdreeksniveau

Verplicht

COLLECTION (codelijst: CL_COLLECTION): Deze eigenschap specificeert wanneer waarnemingen worden verzameld (bijv. begin, midden of einde van periode) of geeft aan of gegevens gemiddelden, hoogste of laagste waarden zijn in een bepaalde periode, etc. De ECB stelt de SSI-reeksen in op „einde-van-periode” (COLLECTION = „E”).

AVAILABILITY (codelijst: CL_AVAILABILITY): Deze eigenschap geeft de instellingen aan waaraan de gegevens beschikbaar kunnen worden gesteld. Wanneer specifieke waarnemingen een speciale behandeling vereisen, kan de eigenschap „vertrouwelijkheid waarneming” worden gebruikt (zie hierna).

Voorwaardelijk

DOM_SER_IDS (niet gecodeerd): Deze eigenschap maakt het mogelijk te verwijzen naar de code die gebruikt wordt in nationale databases om de corresponderende reeksen te identificeren (formules die nationale referentiecodes gebruiken, kunnen ook worden gespecificeerd).

BREAKS (niet gecodeerd): Deze eigenschap geeft een beschrijving van breuken en belangrijke wijzigingen die in de loop der tijd optreden in het verzamelen, het rapportagebereik en de samenstelling van de reeksen. In het geval van reeksbreuken is het gewenst om aan te geven in hoeverre oude en nieuwe gegevens als vergelijkbaar kunnen worden beschouwd (tot 350 tekens).

Sectie 2.3: Eigenschappen op waarnemingsniveau

Verplicht

OBS_STATUS (codelijst: CL_OBS_STATUS): NCB's rapporteren een waarde voor de waarnemingsstatus die aan iedere uitgewisselde waarneming wordt toegevoegd. Deze eigenschap is verplicht en moet met iedere gegevenstransmissie voor iedere individuele waarneming worden verschaft. Wanneer NCB's de waarde van deze eigenschap herzien, wordt zowel de waarde van de waarneming (ook als die niet gewijzigd is) als de vlag voor de status van de nieuwe waarneming opnieuw gerapporteerd.

De lijst hierna specificeert de verwachte waarden (volgens de overeengekomen hiërarchie) voor deze eigenschappen ten behoeve van deze statistieken:

„A”

=

normale waarde,

„B”

=

breukwaarde,

„M”

=

gegevens bestaan niet (voor niet van toepassing zijnde gegevens) (11),

„L”

=

gegevens bestaan, maar worden niet verzameld (12),

„E”

=

geraamde waarde,

„P”

=

voorlopige waarde (deze eigenschap kan met name bij elke gegevenstransmissie worden gebruikt en heeft betrekking op de laatste waarneming) (13).

Indien twee waarden van toepassing zijn op een waarneming, wordt de belangrijkste gerapporteerd. Indien een waarneming bijvoorbeeld zowel een voorlopige waarde heeft als het resultaat is van een raming, krijgt „raming” prioriteit en wordt de waarde „E” gebruikt.

Voorwaardelijk

OBS_CONF (codelijst: CL_OBS_CONF): Om een onderscheid te maken tussen de vertrouwelijkheidsstatus van één of meer specifieke waarnemingen, kan een NCB de eigenschap „vertrouwelijkheid waarneming” gebruiken. De eventuele waarde van deze eigenschap kan door de verzender van de informatie bij de gegevenstransmissie worden gewijzigd.

OBS_PRE_BREAK (niet gecodeerd): Deze eigenschap heeft de waarde van vóór de breuk, hetgeen net als de waarneming een numeriek veld is. Het wordt verschaft wanneer een reeksbreuk optreedt.

OBS_COM (niet gecodeerd): Deze eigenschap kan worden gebruikt om commentaar te geven op waarnemingsniveau (bijv. om de raming of aanname te beschrijven die voor een specifieke waarneming vanwege gebrek aan gegevens is gemaakt, om de reden uit te leggen voor een mogelijke abnormale waarneming of om bijzonderheden te geven betreffende een wijziging in de gerapporteerde tijdreeks).

Stroomaanpassingsgegevens moeten, indien beschikbaar, worden gerapporteerd met betrekking tot de indicatoren nrs. 17, 19, 21, 24 en 26. Stroomaanpassingen hebben betrekking op koersherwaarderingen, afschrijvingen, afboekingen en herindelingen.

Sectie 3: Herzieningsbeleid

NCB's moeten de gerapporteerde gegevens wellicht herzien. De volgende algemene beginselen zijn van toepassing:

bij alle reguliere jaarlijkse gegevenstransmissies kunnen, behalve met betrekking tot het laatste jaar, zowel „gewone” (d.w.z. herzieningen van de gegevens van het voorafgaande jaar) als „historische” herzieningen worden gestuurd;

in uitzonderlijke gevallen kunnen historische gegevens die de kwaliteit van de gegevens significant verbeteren, gedurende het jaar worden geaccepteerd;

in het geval van belangrijke herzieningen moet een toelichting aan de ECB worden verschaft.

Appendix 3

TABEL 1

Standengegevens

Reekscodes voor structurele financiële indicatoren

Indicatoren

1. Binnenland

2. Overige EER-landen

3. Buiten de EER

KI's

Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen

KI's

KI's

Totaal

Verzekeringsinstellingen

Pensioenfondsen

Aantal werknemers van KI's

S1

 

Aantal bijkantoren van KI's

S2

 

S3

S4

Aantal dochterondernemingen van KI's

 

S5

S6

Herfindahl-index voor totale activa van KI's (CR5)

S7

 

Aandeel van de vijf grootste KI's in totale activa

S8

 

Totale activa (8 14)

 

S9*

S10

S11

 

Totale activa van bijkantoren

 

S12

S13

Totale activa van dochterondernemingen

 

S14

S15


TABEL 2

Aanpassingsgegevens

Reekscodes voor structurele financiële indicatoren

Indicatoren

1. Binnenland

2. Overige EER-landen

3. Buiten de EER

KI's

Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen

KI's

KI's

Totaal

Verzekeringsinstellingen

Pensioenfondsen

Herindelingen en overige aanpassingen

Totale activa

 

S16

S17

S18

 

Totale activa van bijkantoren

 

S19

S20

Totale activa van dochterondernemingen

 

S21

S22

Overige herwaarderingsaanpassingen

Totale activa

 

S23

S24

S25

 

Totale activa van bijkantoren

 

S26

S27

Totale activa van dochterondernemingen

 

S28

S29

Voor landen die de euro nog niet hebben aangenomen (pre-ins) en Griekenland vóór 2001, wordt in plaats van „E” de code „N” gebruikt voor de „denominatievaluta” in de laatste dimensie van de reekscode.”


(1)  Deze variabele wordt ook door Eurostat verzameld, maar met een lange vertraging. Eurostat gebruikt de volgende definitie van lokale eenheid: „Een onderneming of deel daarvan (bijv. een werkplaats, fabriek, opslagplaats, kantoor, mijn of depot) gelegen op een geografisch geïdentificeerde plaats. Op of vanuit deze plaats worden economische activiteiten ontplooid waarvoor — behoudens bepaalde uitzonderingen — één of meer personen werken (ook al is het in deeltijd) voor één en dezelfde onderneming.” Cf. Eurostat, Methodological manual for statistics on credit institutions (Methodologische handleiding voor statistieken betreffende kredietinstellingen), versie 1.8, december 2001, blz. 11 en 23. Deze handleiding is op verzoek verkrijgbaar bij Eurostat, maar alleen in het Engels.

(2)  Deze indicator wordt ook door Eurostat verzameld, die de volgende definitie gebruikt: „Het aantal werkzame personen wordt gedefinieerd als het totale aantal personen dat in de waargenomen eenheid werkt (inclusief meewerkende eigenaren, regelmatig in de eenheid meewerkende partners en niet-betaalde meewerkende gezinsleden), alsmede personen die buiten de eenheid werken, maar er wel toe behoren en erdoor worden betaald (bijv. vertegenwoordigers, bezorgers, reparatie- en onderhoudsteams). Hieronder vallen ook personen die gedurende een korte periode afwezig zijn (wegens ziekte, betaalde vakantie, speciaal verlof enz.) en stakers, maar niet degenen die voor onbepaalde tijd afwezig zijn. Wel inbegrepen zijn deeltijdwerkers die krachtens de wetgeving van het betrokken land als zodanig worden beschouwd en op de loonlijst staan, alsmede seizoenarbeiders, leerlingen en thuiswerkers op de loonlijst. Tot de werkzame personen behoren geen arbeidskrachten die door andere ondernemingen aan de eenheid zijn uitgeleend, personen die voor andere ondernemingen reparatie- en onderhoudswerk in de waargenomen eenheid verrichten en dienstplichtigen. Onder niet-betaalde medewerkende gezinsleden worden verstaan personen die in het huishouden van de eigenaar van de eenheid wonen en die regelmatig werk voor de eenheid verrichten zonder dat ze een arbeidscontract hebben of een vast bedrag krijgen voor het werk dat ze verrichten. Hieronder vallen alleen personen die niet als hoofdberoep in een andere eenheid werken en daar op de loonlijst staan. Opmerking: Om de vergelijkbaarheid van de gegevens te controleren, moet worden aangegeven of deze rubriek ook vrijwilligers omvat. [Verordening (EG) nr. 2700/98 van de Commissie van 17 december 1998 betreffende de definities van kenmerken voor de structurele bedrijfsstatistieken, code 16110]. Opmerking: De toerekening op ondernemingsniveau moet worden verzekerd door middel van een verdeelsleutel in het geval van concerns (directeuren moeten worden meegenomen; agenten die niet in dienst zijn niet). Het aantal personen in dienst wordt gemeten als een jaarlijks gemiddelde.” Cf. Eurostat, Methodological manual for statistics on credit institutions(Methodologische handleiding voor statistieken betreffende kredietinstellingen), versie 1.8, december 2001, blz. 34.

(3)  Op grond van Verordening ECB/2001/13 is echter één uitzondering toegestaan, voor de rapportage van geconsolideerde balansen voor groepen kredietinstellingen (bijv. de Rabobank in Nederland).

(4)  De corresponderende sector van het ESR 95 voor deze indicator is S.125a. Het ESR 95 is het Europees Systeem van Rekeningen 1995, opgenomen in bijlage A bij Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad van 25 juni 1996 inzake het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap (PB L 310 van 30.11.1996, blz. 1).

(5)  PB L 228 van 16.8.1973, blz. 3. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.

(6)  PB L 63 van 13.3.1979, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.

(7)  De corresponderende sector van het ESR 95 voor deze indicator is S.125b.

(8)  Eigenschappen zijn statistische begrippen die aanvullende gecodeerde informatie (bijv. de eenheid) en niet-gecodeerde informatie (bijv. de compilatiemethode) verschaffen over de uitgewisselde gegevens. De eigenschappen waarvan alle partners de waarden kennen, zijn „verplicht”. De eigenschappen die alleen worden gedefinieerd indien ze bij de rapporterende instelling bekend zijn (bijv. ID's van binnenlandse reeksen) of indien ze relevant zijn (bijv. compilatie, reeksbreuken), zijn „voorwaardelijk”. De waarden van eigenschappen hoeven slechts te worden uitgewisseld wanneer ze voor de eerste keer worden ingesteld of telkens wanneer ze gewijzigd worden. Alleen de waarnemingsstatus, die aan elke waarneming wordt gekoppeld, wordt altijd mee uitgewisseld.

(9)  Wijzigingen dienen ook per fax/e-mail aan de verantwoordelijke werkeenheid bij de ECB te worden doorgegeven.

(10)  De ECB verwijst naar het directoraat Statistieken van de ECB.

(11)  Wanneer vanwege lokale marktpraktijken of het juridische kader een tijdreeks (of een deel daarvan) niet van toepassing is (het onderliggende verschijnsel bestaat niet), wordt een ontbrekende waarde gerapporteerd („-”) met waarnemingsstatus „M”.

(12)  Wanneer vanwege lokale statistische omstandigheden gegevens voor een tijdreeks niet worden verzameld op bepaalde datums of voor de totale lengte van de tijdreeks (het onderliggende economische verschijnsel bestaat, maar er is geen statistisch toezicht op), wordt een ontbrekende waarde gerapporteerd („-”) met waarnemingsstatus „L” in iedere periode.

(13)  Deze waarnemingen krijgen in een later stadium definitieve waarden (waarnemingsstatus „A”). De nieuwe herziene waarden vervangen de vorige voorlopige waarnemingen.

(14)  Voor landen die de euro nog niet hebben aangenomen (pre-ins) en Griekenland vóór 2001, wordt in plaats van „E” de code „N” gebruikt voor de „denominatievaluta” in de laatste dimensie van de reekscode.


BIJLAGE III

„BIJLAGE IX

TE VERSTREKKEN PRO-MEMORIEPOSTEN

Rapportagekader

1.

De in deze bijlage gespecificeerde pro-memorieposten behoren tot de sleutelgroep balansposten, die is beschreven in bijlage XIII. De reeksen moeten op maandbasis (posten van de paragrafen I en II) of op kwartaalbasis (posten van paragraaf III) worden gerapporteerd en met dezelfde tijdigheid als de verplichte maandelijkse en driemaandelijkse balansstatistieken van monetaire financiële instellingen (MFI's) overeenkomstig Verordening ECB/2001/13.

I.   Pro-memorieposten voor de samenstelling en beoordeling van de monetaire aggregaten en tegenposten

2.

Ten behoeve van de samenstelling van de monetaire aggregaten en de financiële rekeningen van de monetaire unie van het eurogebied rapporteren de nationale centrale banken (NCB's) statistische gegevens betreffende aanvullende uitsplitsingen van „geld in omloop” en „uitgegeven schuldbewijzen” en „overige activa/passiva”. Deze pro-memorieposten van hoge prioriteit worden in de tabellen A en B weergegeven als vetomrande cellen en hierna gedefinieerd. De overige pro-memorieposten zijn nodig om een meer gedetailleerde analyse mogelijk te maken van de MFI-balansstatistieken.

3.   Geld in omloop, waarvan eurobankbiljetten, bankbiljetten in nationale denominaties, munten, in euro luidende munten en munten in nationale denominaties (M1 tot en met M5)

Eurobankbiljetten (M1) zijn uitgegeven eurobankbiljetten opgenomen in de post „Geld in omloop”.

Bankbiljetten in nationale denominaties (M2) zijn door NCB's vóór 1 januari 2002 uitgegeven bankbiljetten in de vroegere valuta's die nog niet bij de NCB zijn ingewisseld. Worden gerapporteerd vanaf januari 2002, ten minste gedurende 2002.

De post „Munten” (M3) heeft betrekking op het bedrag aan munten in euro, uitgegeven door nationale autoriteiten (NCB's/centrale overheid) en gerapporteerd als onderdeel van de post „Geld in omloop” op de balans van de NCB.

In euro luidende munten (M4) zijn door nationale autoriteiten (NCB's/centrale overheid) uitgegeven munten, luidende in euro.

Munten in nationale denominaties (M5) zijn door nationale autoriteiten (NCB's/centrale overheid) vóór 1 januari 2002 uitgegeven munten, luidende in de vroegere valuta's, die nog niet bij de NCB's zijn ingewisseld.

4.   Houders van verhandelbare effecten uitgegeven door de Europese Centrale Bank (ECB)/NCB's (M6 tot en met M8)

Door de ECB/NCB's uitgegeven schuldbewijzen uitgesplitst naar ingezetenschap van de houder, in de volgende drie categorieën: binnenland/overige deelnemende lidstaten/rest van de wereld.

5.   Lopende rente op deposito's (M9, M38)

Te betalen rente op deposito's opgenomen naarmate die gevormd wordt (d.w.z. op basis van periodieke toerekening) en niet wanneer de rente feitelijk wordt ontvangen (d.w.z. op kasbasis).

6.   Lopende rente op leningen (M38, M42)

Te ontvangen rente op leningen opgenomen naarmate die gevormd wordt (d.w.z. op basis van periodieke toerekening) en niet wanneer de rente feitelijk wordt ontvangen (d.w.z. op kasbasis).

TABEL A

Gegevens van de ECB/NCB's (standen) (1)

 

Binnenland

Overige deelnemende lidstaten

Rest van de wereld

Niet toe te rekenen

PASSIVA

8   Geld in omloop

Waarvan bankbiljetten:

 

Eurobankbiljetten

 

M1

Bankbiljetten in nationale denominaties

 

M2

Waarvan munten:

 

M3

In euro luidende munten  (2)

 

M4

Munten in nationale denominaties  (3)

 

M5

11   Uitgegeven schuldbewijzen

Tot één jaar

M6

M7

M8

 

14   Overige passiva

Waarvan lopende rente op deposito's

 

M9

Waarvan overlopende posten

 

M10

Waarvan posten op tussenrekeningen

 

M11

Waarvan financiële derivaten

 

M12

Waarvan verplichtingen binnen het Eurosysteem, voortvloeiend uit de toewijzing van eurobankbiljetten

M13

 

ACTIVA

7   Overige activa

Waarvan lopende rente op leningen

 

M14

Waarvan overlopende posten

 

M15

Waarvan posten op tussenrekeningen

 

M16

Waarvan financiële derivaten

 

M17

Waarvan vorderingen binnen het Eurosysteem, voortvloeiend uit de toewijzing van eurobankbiljetten

M18

 


TABEL B

Gegevens van overige MFI's (standen) (4)

 

Binnenland

Overige deelnemende lidstaten

Rest van de wereld

Niet toe te rekenen

PASSIVA

11   Uitgegeven schuldbewijzen

Tot één jaar

M19

M20

M21

 

Euro

M22↑

M23↑

M24↑

 

Vreemde valuta's

M25↑

M26↑

M27↑

 

Langer dan één en tot twee jaar

M28

M29

M30

 

Euro

M31↑

M32↑

M33↑

 

Vreemde valuta's

M34↑

M35↑

M36↑

 

13   Kapitaal en reserves

Waarvan voorzieningen

 

M37

14   Overige passiva

Waarvan lopende rente op deposito's

 

M38

Waarvan overlopende posten

 

M39

Waarvan posten op tussenrekeningen

 

M40

Waarvan financiële derivaten

 

M41

ACTIVA

7   Overige activa

Waarvan lopende rente op leningen

 

M42

Waarvan overlopende posten

 

M43

Waarvan posten op tussenrekeningen

 

M44

Waarvan financiële derivaten

 

M45

7.   Overige activa/passiva, waarvan verplichtingen (post M13)/vorderingen (post M18) binnen het Eurosysteem voortvloeiend uit de toewijzing van eurobankbiljetten

Nettoposities ten opzichte van het Eurosysteem afkomstig van 1. de verspreiding van door de ECB uitgegeven eurobankbiljetten (8 % van de totale uitgiften), en 2. toepassing van het kapitaalverdelingsmechanisme. De netto krediet- of debetpositie van de individuele NCB en de ECB wordt afhankelijk van het teken aan de actiefzijde of aan de passiefzijde van de balans toegewezen, d.w.z. een positieve nettopositie ten opzichte van het Eurosysteem wordt gerapporteerd aan de actiefzijde, een negatieve nettopositie aan de passiefzijde.

8.   Houders van verhandelbare effecten uitgegeven door overige MFI's, uitgesplitst naar looptijd (posten M19 tot en met M21 en M28 tot en met M30) en voorts naar valuta (posten M22 tot en met M27 en M31 tot en met M36)

Door MFI's uitgegeven schuldbewijzen en geldmarktpapier, uitgesplitst naar ingezetenschap van de houder, in de volgende drie categorieën: binnenland/overige deelnemende lidstaten/rest van de wereld. Gegevens betreffende schuldbewijzen en geldmarktpapier worden uitgesplitst naar looptijd (tot één jaar, langer dan één jaar en tot twee jaar) en verdere bijzonderheden naar valuta (euro, vreemde valuta's).

II.   Pro-memorieposten om de gewichten voor MFI-rentestatistieken af te leiden

9.

Ten behoeve van de regelmatige productie van MFI-rentestatistieken (5), zijn gewichten nodig om uit de nationale MFI-rentestatistieken MFI-rentestatistieken voor het eurogebied samen te stellen. Om de rapportagelast voor de NCB's te verminderen, is besloten de reeds door NCB's in de context van balanspoststatistieken gerapporteerde statistische informatie als primaire bron te gebruiken voor het afleiden van de gewichten voor MFI-rentestatistieken betreffende uitstaande bedragen alsook geselecteerde MFI-rentestatistieken betreffende nieuwe contracten.

10.

Op basis van de beschikbaarheid van gegevens volgens Verordening ECB/2001/13 kunnen de gewichten voor de betreffende depositocategorieën die betrekking hebben op nieuwe contracten en uitstaande bedragen, gemakkelijk uit de MFI-balansstatistieken worden verkregen. Voor de instrumentcategorieën leningen vormen de verplichte balanspostgegevens wat uitstaande bedragen (6) betreft echter geen precieze afspiegeling.

11.

Voor deze categorieën leeninstrumenten bestrijken de (verplichte) balanspostreeksen alle transactievaluta's, terwijl MFI-rentestatistieken alleen leningen luidende in euro in aanmerking nemen. Balanspostreeksen die alleen betrekking hebben op de euro als transactievaluta, zijn volgens Verordening ECB/2001/13 beschikbaar met de vereiste sectoruitsplitsing, maar zonder onderscheid naar looptijd, noch naar soort lening (binnen de sector huishoudens).

12.

Voor deze categorieën leningen wordt weging daarom gebaseerd op de balanspostreeksen betreffende leningen in alle valuta's. De reeksen worden echter gecorrigeerd voor het aandeel van de euro in de totale transactievaluta's.

13.

Op grond van bilaterale contacten is een aantal NCB's (tot op heden: België, Spanje, Frankrijk, Ierland, Italië, Luxemburg, Oostenrijk, Portugal, Finland en Nederland voor leningen aan niet-financiële vennootschappen) echter ook in staat de vereiste uitsplitsingen te verschaffen voor leningen luidende in euro. Hiervoor zijn de volgende pro-memorieposten vastgesteld:

TABEL C

Gegevens van overige MFI's (standen)

In euro luidende leningen verstrekt door overige MFI's aan aangegeven subcategorieën van „overige ingezetenen”

ACTIVA

Niet-financiële vennootschappen (S.11)

Huishoudens etc. (S.14 + S.15)

Consumptief krediet

Leningen voor huisaankoop

Overige (restpost)

A.   Binnenland

Leningen

 

waarvan Euro

 

Tot één jaar

M46

M47

M48

M49

Langer dan één en tot vijf jaar

M50

M51

M52

M53

Langer dan vijf jaar

M54

M55

M56

M57

B.   Overige deelnemende lidstaten

Leningen

 

waarvan Euro

 

Tot één jaar

M58

M59

M60

M61

Langer dan één en tot vijf jaar

M62

M63

M64

M65

Langer dan vijf jaar

M66

M67

M68

M69

III.   Pro-memorieposten voor de samenstelling van financiële rekeningen van de monetaire unie

14.

Pro-memorieposten van monetaire en bancaire statistieken (MBS) zijn noodzakelijk voor de regelmatige driemaandelijkse samenstelling van financiële rekeningen van de monetaire unie. Ten behoeve van financiële rekeningen moeten met de op grond van bestaande MBS-rapportageverplichtingen verschafte gegevens extra uitsplitsingen naar instrument en ingezetenschap worden verschaft.

15.

Ten behoeve van financiële rekeningen zijn gegevens betreffende standen en transacties vereist. Teneinde de eisen voor financiële rekeningen te integreren in het MBS-kader zijn stroomaanpassingen vereist, d.w.z. herindelingen, herwaarderingen en wisselkoersaanpassingen, betreffende de extra reeksen van financiële rekeningen.

16.

In termen van waarderingsregels moeten op grond van deze paragraaf vereiste extra gegevens worden gerapporteerd volgens dezelfde waarderings- en bedrijfseconomische regels als voor de overeenkomstig Verordening ECB/2001/13 gerapporteerde gegevens. Ten slotte zijn in de context van MBS nieuwe identificatiecodes ontworpen en zijn geëigende rapportageregels (bijv. wat tijdigheid betreft) en controles gedefinieerd met betrekking tot andere bestaande gegevens. Hiervoor zijn de volgende pro-memorieposten vastgesteld:

TABEL D

Kwartaalgegevens: Gegevens van NCB's/ECB/Overige MFI's (standen)

 

Binnenland

Overige deelnemende lidstaten

Rest van de wereld

Niet toe te rekenen

Totaal

Waarvan:

centrale overheid

Totaal

Waarvan:

centrale overheid

14   Overige passiva

Voorzieningen pensioenverzekering

 

M70

ACTIVA

3   Effecten m.u.v. aandelen

Tot één jaar

 

M71

 

M72

M73

 

Waarvan: euro

 

M74

 

M75

M76

 

Langer dan één jaar

 

M77

 

M78

M79

 

Waarvan: euro

 

M80

 

M81

M82

 

5   Aandelen en overige deelnemingen

Beursgenoteerde aandelen

M83

 

M84

 

M85

 

Participaties in beleggingsfondsen (niet geldmarktfondsen)

M86

 

M87

 

M88

 

7   Overige activa

Vooruitbetaalde verzekeringspremies en voorzieningen voor openstaande aanspraken

 

M89

17.   Voorzieningen pensioenverzekering (M70)

Schulden van MFI's bij huishoudens in de vorm van technische voorzieningen die zijn gevormd om werknemers van pensioen te voorzien. Dit heeft typisch betrekking op werknemerspensioenfondsen die niet zijn ondergebracht bij een onafhankelijke instelling.

18.   Effecten m.u.v. aandelen

Niet in Verordening ECB/2001/13 opgenomen uitsplitsingen naar sector en looptijd worden vereist. Hiertoe behoren aangehouden effecten m.u.v. aandelen met een looptijd tot één jaar uitgegeven door de centrale overheid (binnenland M71, M74, overige deelnemende lidstaten M72, M75) en de rest van de wereld (M73, M76), en effecten m.u.v. aandelen met een looptijd langer dan één jaar uitgegeven door de centrale overheid (binnenland M77, M80, overige deelnemende lidstaten M78, M81) en de rest van de wereld (M79, M82).

19.   Aandelen en overige deelnemingen

Aparte informatie, met een indeling naar ingezetenschap, betreffende beursgenoteerde aandelen en aandelen in beleggingsfondsen m.u.v. aandelen in geldmarktfondsen. Beursgenoteerde aandelen (M83 tot en met M85) zijn aandelen waarvan de koersen op een erkende effectenbeurs of een secundaire markt staan genoteerd. Participaties in beleggingsfondsen (M86 tot en met M88) zijn aandelen uitgegeven in het kader van een georganiseerde financiële regeling waarbij gelden van beleggers worden samengevoegd met als doel financiële of niet-financiële activa te verwerven, m.u.v. van fondsen opgenomen in de MFI-sector.

20.   Vooruitbetaalde verzekeringspremies en voorzieningen voor openstaande aanspraken (M89)

Deze post geeft het gedeelte van door MFI's betaalde bruto premies weer dat aan de volgende verslagperiode moet worden toegerekend, plus vorderingen door MFI's die nog niet zijn voldaan.”


(1)  Afhankelijk van bilaterale overeenstemming tussen de ECB en de NCB kunnen stroomgegevens worden geleverd.

(2)  Te rapporteren indien beschikbaar.

(3)  Te rapporteren indien beschikbaar.

De vetomrande cellen zijn de posten met hoge prioriteit.

(4)  Afhankelijk van bilaterale overeenstemming tussen de ECB en de NCB kunnen stroomgegevens worden geleverd.

De vetomrande cellen zijn de posten met hoge prioriteit.

Afhankelijk van overeenstemming tussen de ECB en de NCB, zouden met een pijl (↑) aangeduide vetomrande cellen door de NCB niet hoeven te worden gerapporteerd indien de ECB alternatieve bronnen gebruikt.

(5)  Volgens Verordening ECB/2001/18.

(6)  Zie Verordening ECB/2001/18, bijlage II, appendix 1: indicatoren 6 t/m 14.


BIJLAGE IV

„BIJLAGE XIII

RAPPORTAGENORMEN VOOR DE ELEKTRONISCHE UITWISSELING VAN STATISTISCHE GEGEVENS

ECB-BALANSPOSTSTATISTIEKEN

SLEUTELGROEP ID: ECB_BSI1

MFI-balansstatistieken voor de samenstelling van de geconsolideerde balans

1.   De sleutelgroep ECB_BSI1 en corresponderende codelijsten

De sleutelgroep balansposten heeft betrekking op geharmoniseerde balansstatistieken van het eurogebied gerapporteerd aan de Europese Centrale Bank (ECB) door de sector monetaire financiële instellingen (MFI's). Gegevens van individuele MFI's (met uitzondering van nationale centrale banken (NCB's)) betreffende balansposten worden door NCB's op nationaal niveau verzameld en samengevoegd. De NCB's en de ECB berekenen ook hun eigen balanspoststatistieken. De balanspoststatistieken van NCB's/de ECB en die van overige MFI's worden afzonderlijk op brutobasis door de NCB's aan de ECB gerapporteerd die op haar beurt eerst voor elk land de geaggregeerde balans van de MFI-sector samenstelt en vervolgens de geconsolideerde balans van de MFI-sector van het eurogebied (1) en de van belang zijnde monetaire aggregaten van het eurogebied (2).

De geconsolideerde maandelijkse gegevens betreffende de balans van de MFI-sector worden door de ECB gebruikt om de monetaire aggregaten en tegenposten van het eurogebied samen te stellen. Verdere uitsplitsingen van hoofdbalansposten worden op kwartaalbasis gerapporteerd als extra informatie ter ondersteuning van de monetaire analyse.

De dimensies en eigenschappen die geïdentificeerd worden voor de sleutelgroep balansposten worden hierna in detail beschreven.

Voor balanspoststatistieken worden elf dimensies gespecificeerd die essentieel zijn om de tijdreeksen te identificeren (3):

TABEL 1

Sleutelgroep balansposten (ECB_BSI1): Reeksdimensies

Positie in reeks-code

Concept (mnemotechnisch)

Conceptnaam

Waarde formaat

Codelijst (mnemotechnisch)

Naam codelijst

 

Dimensies

1

FREQ

Frequentie

AN1

CL_FREQ

Frequentie (BIB, ECB)

2

REF_AREA

Referentiegebied

AN2

CL_AREA_EE

Gebied (Eurostat BB, ECB)

3

AANPASSING

Aanpassingsindicator

AN1

CL_ADJUSTMENT

Aanpassingsindicator (BIB, ECB)

4

BS_REP_SECTOR

Uitsplitsing rapporterende sector van balans

AN1

CL_BS_REP_SECTOR

Uitsplitsing rapporterende sector van balans (ECB)

5

BS_ITEM

Balanspost

AN3

CL_BS_ITEM

Balanspost (ECB)

6

MATURITY_ORIG

Oorspronkelijke looptijd

AN1

CL_MATURITY_ORIG

Oorspronkelijke looptijd (ECB)

7

DATA_TYPE

Gegevenstype

AN1

CL_DATA_TYPE

Type monetaire en bancaire gegevens, stroom en positie (ECB, BIB)

8

COUNT_AREA

Tegenpartijgebied

AN2

CL_AREA_EE

Gebied (Eurostat BB, ECB)

9

BS_COUNT_SECTOR

Tegenpartijsector van de balans

AN4

CL_BS_COUNT_SECTOR

Tegenpartijsector van de balans (ECB, BIB)

10

CURRENCY_TRANS

Transactievaluta

AN3

CL_CURRENCY

Valuta (ECB, BIB, Eurostat BB)

11

BS_SUFFIX

Balanssuffix

AN..3

CL_BS_SUFFIX

Denominatie van de reeks of speciale berekening (ECB)

Deze dimensies zijn statistische concepten die hun waarde krijgen uit codelijsten. In sommige zeldzame gevallen kan de beschrijving van de gecodeerde waarden in de codelijsten niet precies corresponderen met de overeengekomen formulering van Verordening ECB/2001/13. Dit is het geval wanneer een codelijst, of een deelgroep van de waarden ervan, een al bestaande internationaal overeengekomen lijst is (bijvoorbeeld, het ingezetenschap van de tegenpartij).

Met dezelfde sleutelgroep kan een aanvullende reeks gegevens, die nodig is voor de samenstelling van de monetaire aggregaten van het eurogebied, worden weergegeven: de activa van de centrale overheid en (nauwe substituten van) depositoverplichtingen, geïntroduceerd in bijlage VII.

2.   Dimensies

Hierna volgt een beschrijving van de dimensies van de sleutelgroep balansposten, in dezelfde volgorde als ze in de reekscode voorkomen. Ook wordt informatie gegeven over de lengte (waarde formaat, die het aantal karakters aangeeft) van elke dimensie en de referentiecodelijst (aangeduid in hoofdletters als CL_****). Bijvoorbeeld, volgens tabel 1, krijgt de dimensie REF_AREA (referentiegebied) haar waarde uit de codelijst CL_AREA_EE.

2.1.   Dimensie nr. 1: Frequentie (FREQ; lengte: één teken)

Deze dimensie geeft de frequentie van de gerapporteerde reeks aan. De gebruikte codelijst is CL_FREQ. De in de sleutelgroep balansposten gebruikte codewaarden zijn „M” voor maandelijkse gegevens en „Q” voor driemaandelijkse gegevens en zijn een deelgroep van de in deze codelijst gespecificeerde waarden.

2.2.   Dimensie nr. 2: Referentiegebied (REF_AREA; lengte: twee tekens)

Deze dimensie vertegenwoordigt het land van ingezetenschap van de rapporterende instellingen (MFI's). De corresponderende codelijst CL_AREA_EE bevat de standaard ISO-landenlijst en enkele extra codewaarden zoals beschreven in paragraaf 2.8 (dimensie nr. 8: Tegenpartijgebied). Slechts een deelgroep van de waarden ervan wordt gebruikt om het referentiegebied in de sleutelgroep balansposten te definiëren.

2.3.   Dimensie nr. 3: Aanpassingsindicator (ADJUSTMENT; lengte: één teken)

Deze dimensie geeft aan of een seizoenscorrectie en/of een werkdagcorrectie is toegepast. De corresponderende codelijst is CL_ADJUSTMENT. De thans gebruikte codewaarden in de sleutelgroep balansposten zijn „N” voor „noch voor seizoen, noch voor werkdag gecorrigeerd” en „Y” voor „werkdag en seizoen gecorrigeerd”.

2.4.   Dimensie nr. 4: Uitsplitsing balansposten naar rapporterende sector (BS_REP_SECTOR; lengte: één teken)

Deze dimensie geeft de rapporterende sector aan en is gekoppeld aan de codelijst CL_BS_REP_SECTOR. In deze codelijst worden MFI's verdeeld in „NCB's/ECB” („N”) en „overige MFI's (kredietinstellingen, geldmarktfondsen en overige instellingen)” („A”), met het oog op de afzonderlijke balansen die de ECB consolideert.

Met het oog op het verzoek om gegevens betreffende depositoverplichtingen en activa van de centrale overheid, wordt de codewaarde „G” voor „centrale overheid” gebruikt.

In deze codelijst worden ook andere codewaarden opgenomen voor de berekening en verspreiding door de ECB van reeksen van monetaire aggregaten van het eurogebied.

2.5.   Dimensie nr. 5: Balanspost (BS_ITEM; lengte: drie tekens)

Deze dimensie vertegenwoordigt de balansposten van de MFI-balans zoals gedefinieerd in Verordening ECB/2001/13, en krijgt haar waarden uit de codelijst CL_BS_ITEM. Dit is de kerndimensie van de sleutelgroep balansposten. Codewaarden van activa en passiva worden geïdentificeerd door het prefix „A” of „L” en, ook in dit geval, worden de waarden waar mogelijk georganiseerd en gecodeerd volgens een hiërarchische relatie tussen de posten. Bijkomende balansposten die specifiek zijn voor NCB's (en de ECB) worden geïdentificeerd door de letter „C”, na het prefix „A” voor activa en na het prefix „L” voor passiva.

2.6.   Dimensie nr. 6: Oorspronkelijke looptijd (MATURITY_ORIG; lengte: één teken)

Deze dimensie vertegenwoordigt de oorspronkelijke looptijd van de balanspost op de MFI-balans en is gekoppeld aan de codelijst CL_MATURITY_ORIG.

2.7.   Dimensie nr. 7: Gegevenstype (DATA_TYPE; lengte: één teken)

Deze dimensie wordt beschreven door de codelijst CL_DATA_TYPE en geeft het soort gegevens aan dat moet worden gerapporteerd: „uitstaande bedragen aan het eind van de periode (standen)” („1”), „herindelingen en overige aanpassingen” („5”), „wisselkoerswijzigingen” („6”) (4) en „overige aanpassingen” („7”) (overige herwaarderingen en afschrijvingen/afwaarderingen van leningen). Andere codewaarden zijn gedefinieerd om stromen te kunnen afleiden van de standen en de van toepassing zijnde aanpassingen en om de index te berekenen van fictieve standen die gebruikt worden voor de afleiding van jaarlijkse groeicijfers. De ECB gebruikt deze extra codewaarden voor de verspreiding van de aggregaten van het eurogebied.

2.8.   Dimensie nr. 8: Tegenpartijgebied (COUNT_AREA; lengte: twee tekens)

Deze dimensie vertegenwoordigt het gebied van ingezetenschap van de tegenpartij van de MFI-balanspost. De aan dit concept gekoppelde codelijst is CL_AREA_EE, die de standaard ISO-landenlijst bevat, alsook aanvullende codewaarden die specifiek gebruikt worden voor het eurogebied (bijvoorbeeld, U6 — „binnenland” —gebruikt wanneer het tegenpartijgebied hetzelfde land is als dat van de rapporterende MFI). Voor de balanspoststatistieken wordt een deelgroep van codewaarden gebruikt: de codes voor de lidstaten van de Europese Unie (EU) plus enkele extra gebiedscodes.

2.9.   Dimensie nr. 9: Tegenpartijsector van de balans (BS_COUNT_SECTOR; lengte: vier tekens)

Deze dimensie geeft de sectoruitsplitsing weer van de tegenpartij van de balanspost en is gekoppeld aan de codelijst CL_BS_COUNT_SECTOR. Deze codelijst volgt nauwgezet het vereiste voor de sectoruitsplitsing van balansposten zoals in de eerste plaats uiteengezet in Verordening ECB/1998/16 met betrekking tot de geconsolideerde balans van de sector monetaire financiële instellingen en vervolgens in Verordening ECB/2001/13. De waarden worden georganiseerd en gecodeerd volgens de hiërarchische structuur van de sectoren met als doel gebruikersgerichtheid en gemakkelijke administratie van de gegevens.

Voor de tabellen 2 en 4 van bijlage 1 bij Verordening ECB/2001/13 correspondeert de splitsing in „banken”/„niet-banken”, wanneer toegepast op tegenpartijen ingezeten in niet-deelnemende lidstaten, met de uitsplitsing in „MFI's”/„niet-MFI's”, zoals gespecificeerd in de genoemde verordening. In tabel 3 wordt in plaats daarvan de splitsing „MFI's”/„niet-MFI's” gebruikt om tegenpartijen te classificeren die ingezeten zijn in niet-deelnemende lidstaten.

2.10.   Dimensie nr. 10: Transactievaluta (CURRENCY_TRANS; lengte: drie tekens)

Deze dimensie beschrijft de valuta waarin de MFI-balansposten luiden, en is gekoppeld aan de codelijst CL_CURRENCY. Voor de MFI-balansposten wordt een deelgroep van codewaarden gebruikt.

2.11.   Dimensie nr. 11: Denominatievaluta van de reeks (BS_SUFFIX; lengte: maximaal drie tekens)

Deze dimensie specificeert of de gerapporteerde reeks wordt uitgedrukt in de nationale of in de gemeenschappelijke valuta (euro). Zij heeft twee waarden („N”, nationaal, en „E”, euro), die worden weergegeven door de codelijst CL_BS_SUFFIX. Deze dimensie is van cruciaal belang om de reeksen te onderscheiden die hetzelfde economische verschijnsel weergeven, maar in de verschillende stadia van de Economische en Monetaire Unie (EMU) worden gerapporteerd. Bijvoorbeeld, voor de EU-landen die geen lid zijn van de EMU, worden gegevens gerapporteerd in de nationale valuta. Vanaf het moment dat zij lid worden van de EMU, zullen dezelfde balanspostreeksen worden uitgedrukt en gerapporteerd in euro.

3.   De eigenschappen

Naast de elf dimensies die de reekscode definiëren, is ook een stel eigenschappen gedefinieerd (5). Deze worden toegevoegd op verschillende niveaus van de uitgewisselde informatie. Tabel 2 geeft de lijst van gecodeerde en niet-gecodeerde eigenschappen voor de sleutelgroep voor balanspoststatistieken, samen met het toekenningsniveau ervan, het formaat en de codelijsten waaraan de waarden van de gecodeerde eigenschappen worden ontleend.

Voorts wordt elk van deze eigenschappen gekarakteriseerd door bepaalde technische kenmerken, die in tabel 3 zijn opgenomen.

TABEL 2

Gecodeerde en niet-gecodeerde eigenschappen gedefinieerd voor de sleutelgroep ECB_BSI1

Toekenningsniveau

Statistisch concept

formaat

Codelijst

Eigenschappen op verwant niveau

(uitgewisseld met behulp van de FNS-groep)

Verwant

TITLE

Titel

AN..70

Niet gecodeerd

 

Verwant

UNIT

Eenheid

AN..12

CL_UNIT

Eenheid (BIB, ECB, Eurostat-BB)

Verwant

UNIT_MULT

Vermenigvuldigingsfactor

AN..2

CL_UNIT_MULT

Vermenigvuldigingsfactor (BIB, ECB, Eurostat-BB)

Verwant

DECIMALS

Decimalen

AN1

CL_DECIMALS

Decimalen (BIB, ECB)

Verwant

TITLE_COMPL

Titelcomplement

AN..1050

Niet gecodeerd

 

Verwant

NAT_TITLE

Titel in nationale taal

AN..350

Niet gecodeerd

 

Verwant

COMPILATION

Compilatie

AN..1050

Niet gecodeerd

 

Eigenschappen op tijdreeksniveau

(uitgewisseld met behulp van de FNS-groep)

Tijdreeks

COLLECTION

Verzamelindicator

AN1

CL_COLLECTION

Verzamelindicator (BIB, ECB)

Tijdreeks

AVAILABILITY

Beschikbaarheid

AN1

CL_AVAILABILITY

Beschikbaarheid organisatie (BIB, ECB)

Tijdreeks

DOM_SER_IDS

ID's binnenlandse reeksen

AN..70

Niet gecodeerd

 

Tijdreeks

UNIT_INDEX_BASE

Basiswaarde van de index

AN..35

Niet gecodeerd

 

Tijdreeks

BREAKS

Breuken

AN..350

Niet gecodeerd

 

Eigenschappen op waarnemingsniveau

(uitgewisseld samen met de gegevens in het ARR-hoofdsegment m.u.v. OBS_COM dat uitgewisseld wordt binnen de FNS-groep)

Waarneming

OBS_STATUS

Waarnemingsstatus

AN1

CL_OBS_STATUS

Waarnemingsstatus (BIB, ECB, Eurostat-BB)

Waarneming

OBS_CONF

Vertrouwelijkheid waarneming

AN1

CL_OBS_CONF

Vertrouwelijkheid waarneming (Eurostat-BB, ECB)

Waarneming

OBS_PRE_BREAK

Waarde waarneming voor breuk

AN..15

Niet gecodeerd

 

Waarneming

OBS_COM

Commentaar waarneming

AN..350

Niet gecodeerd

 


Tabel 3

Gemeenschappelijke kenmerken van de eigenschappen voor de ECB_BSI1-sleutelgroep: Rapportage van EU-NCB's aan de ECB

 

Status

Eerste waarde ingesteld door … (7)

Kan gewijzigd worden door NCB's

TITLE_COMPL

Ve

ECB

Nee

UNIT

Ve

ECB

Nee

UNIT_MULT

Ve

ECB

Nee

DECIMALS

Ve

ECB

Nee

TITLE

Vo

ECB

Nee

NAT_TITLE

Vo

NCB

Ja

COMPILATION

Vo

NCB

Ja (6)

COLLECTION

Ve

ECB

Nee

AVAILABILITY

Ve

ECB/NCB

Ja

DOM_SER_IDS (8)

Vo

NCB

Ja

UNIT_INDEX_BASE

Vo

ECB

Nee

BREAKS

Vo

NCB

Ja

OBS_STATUS

Ve

NCB

Ja

OBS_CONF

Vo

NCB

Ja

OBS_PRE_BREAK

Vo

NCB

Ja

OBS_COM

Vo

NCB

Ja

 

Ve: Verplicht,

Vo: Voorwaardelijk

 

 

De paragrafen 3.1, 3.2 en 3.3 geven een beschrijving van elke eigenschap, waarbij waar van toepassing de referentiecodelijst (aangeduid in hoofdletters als CL_****) wordt opgenomen.

3.1.   Eigenschappen op verwant niveau

Verplicht

TITLE_COMPL (niet gecodeerd): De eigenschap titelcomplement wordt ingesteld, opgeslagen en verspreid door de ECB (in het Engels, maximaal 1 050 tekens). Indien een NCB een wijziging wil aanbrengen, kan die na consultatie met de ECB worden doorgevoerd. De herziening wordt doorgevoerd door de ECB.

UNIT (codelijst: CL_UNIT): Deze eigenschap geeft de meeteenheid van de gerapporteerde gegevens aan. Lidstaten van het eurogebied rapporteren de gegevens in euro en de ECB stelt deze eigenschap in op euro (UNIT = „EUR”). Voor niet-deelnemende lidstaten is de waarde van deze eigenschap gelijk aan de corresponderende nationale munteenheid.

UNIT_MULT (codelijst: CL_UNIT_MULT): De vermenigvuldigingsfactor geeft aan of de reeks wordt uitgedrukt in miljoenen (UNIT_MULT = „6”), miljarden (UNIT_MULT = „9”), etc. NCB's rapporteren gegevens in miljoenen en de ECB stelt de waarde in op 6 (UNIT_MULT = „6”).

DECIMALS (codelijst: CL_DECIMALS): Deze eigenschap geeft het aantal decimalen aan voor de waarden van de waarnemingen. NCB's rapporteren de gegevens zonder decimalen, zoals aangegeven in Verordening ECB/2001/13 (dus DECIMALS = „0”). De ECB stelt de toepasselijke waarden van deze eigenschap in.

Voorwaardelijk

TITLE (niet gecodeerd): De titel van de reeks mag maximaal 70 tekens hebben. Gezien de beperkte ruimte, wordt in plaats daarvan de eigenschap titelcomplement gebruikt als de verplichte eigenschap. De eigenschap titel zou in de toekomst kunnen worden gebruikt om korte titels te maken, op te slaan en te verspreiden door de ECB.

NAT_TITLE (niet-gecodeerd): NCB's kunnen deze eigenschap gebruiken om een precieze beschrijving en andere aanvullende of onderscheidende specificaties te geven in de nationale taal (tekst van maximaal 350 tekens). De NCB's kunnen dit te allen tijde instellen en wijzigen. Het gebruik van hoofdletters en kleine letters geeft geen problemen, maar de NCB's wordt verzocht zich te beperken tot de Latijn-1-tekenset.

COMPILATION (niet gecodeerd): Deze eigenschap wordt gebruikt om uitleg te geven over de toegepaste compilatiemethoden, met name indien die afwijken van de regels en normen van de ECB (maximaal 1 050 tekens).

3.2.   Eigenschappen op tijdreeksniveau

Verplicht

COLLECTION (codelijst: CL_COLLECTION): Deze eigenschap specificeert wanneer waarnemingen worden verzameld (bijv. begin, midden of einde van de periode) of geeft aan of de gegevens periodegemiddelden zijn of waarnemingen op het einde van de periode. De ECB stelt de eigenschap voor balanspoststatistieken in op „E”„einde van periode” (COLLECTION = „E”) voor reeksen van standen en op „S”„gesommeerd over de periode” (COLLECTION = „S”) voor reeksen van aanpassingen en stromen.

AVAILABILITY (codelijst: CL_AVAILABILITY): Deze eigenschap geeft de instellingen aan waaraan de gegevens beschikbaar kunnen worden gesteld. Wanneer specifieke waarnemingen een speciale behandeling vereisen, kan de eigenschap „vertrouwelijkheid waarneming” worden gebruikt (zie hierna).

Voorwaardelijk

DOM_SER_IDS (niet gecodeerd): Deze eigenschap maakt het mogelijk te verwijzen naar de code die gebruikt wordt in nationale databases om de corresponderende reeksen te identificeren (formules die nationale referentiecodes gebruiken, kunnen ook worden gespecificeerd). De eigenschap kan te allen tijde door een rapporterende NCB worden ingesteld en gewijzigd (maximaal 70 tekens).

UNIT_INDEX_BASE (niet gecodeerd): Deze eigenschap geeft de basisreferentie en de basiswaarde aan voor indexen. De waarde wordt alleen gebruikt voor de reeks van de index van fictieve standen die door de ECB wordt afgeleid en aan het ESCB wordt verspreid. Hiertoe werd deze aanvankelijk door de ECB ingesteld op „Index Dec98=100” en gewijzigd in „Index Dec01=100” ter gelegenheid van de verspreiding van de gegevens van oktober 2002 door de ECB.

BREAKS (niet gecodeerd): Deze eigenschap geeft een beschrijving van breuken en belangrijke wijzigingen die in de loop der tijd optreden in het verzamelen, de rapportagepopulatie en de samenstelling van de reeksen. In het geval van reeksbreuken is het gewenst om aan te geven in hoeverre oude en nieuwe gegevens als vergelijkbaar kunnen worden beschouwd (tot 350 tekens).

3.3.   Eigenschappen op waarnemingsniveau (9)

Verplicht

OBS_STATUS (codelijst: CL_OBS_STATUS): NCB's rapporteren een waarde voor de waarnemingsstatus die aan iedere uitgewisselde waarneming wordt toegevoegd. Deze eigenschap is verplicht en moet met iedere gegevenstransmissie voor iedere individuele waarneming worden verschaft. Wanneer NCB's de waarde van deze eigenschap herzien, wordt zowel de waarde van de waarneming (ook als die niet gewijzigd is) als de vlag voor de status van de nieuwe waarneming gerapporteerd.

De lijst hierna specificeert de verwachte waarden (volgens de overeengekomen hiërarchie) voor deze eigenschappen ten behoeve van de balanspoststatistieken:

„A”

=

normale waarde (standaardwaarde voor niet-ontbrekende waarnemingen),

„M”

=

ontbrekende waarde, gegevens bestaan niet (voor niet van toepassing zijnde gegevens) (10),

„L”

=

ontbrekende waarde, gegevens bestaan, maar werden niet verzameld (11),

„E”

=

geraamde waarde (12),

„P”

=

voorlopige waarde (deze waarde kan bij elke gegevenstransmissie worden gebruikt en heeft betrekking op de laatste beschikbare waarneming, indien die als voorlopig wordt beschouwd).

In normale omstandigheden dienen numerieke waarden te worden gerapporteerd met daaraan toegevoegd de waarnemingsstatus „A” (normale waarde). In andere gevallen wordt een van „A” verschillende waarde gegeven volgens de boven aangegeven lijst (13).

Indien twee waarden van toepassing zijn op een waarneming, wordt de belangrijkste gerapporteerd.

Indien een waarneming bijvoorbeeld zowel het resultaat is van een raming, als een voorlopige waarde heeft, krijgt raming prioriteit en wordt de waarde „E” gebruikt.

Voorwaardelijk

OBS_CONF (codelijst: CL_OBS_CONF): Om een onderscheid te maken tussen de vertrouwelijkheidstatus van één of meer specifieke waarnemingen, kan een NCB de eigenschap „vertrouwelijkheid waarneming” gebruiken. De eventuele waarde van deze eigenschap kan door de verzender van de informatie bij de gegevenstransmissie worden gewijzigd. Wanneer deze eigenschap niet wordt ingesteld, wordt geen vertrouwelijkheidsbeperking (OBS_CONF = F, vrij) aangenomen.

OBS_PRE_BREAK (niet gecodeerd): Deze eigenschap heeft de waarde van de waarneming vóór de breuk, hetgeen net als de waarneming een numeriek veld is. In het algemeen wordt ze verschaft wanneer een reeksbreuk optreedt. Voor de sleutelgroep balansposten is deze eigenschap niet vereist omdat deze informatie al beschikbaar is uit de herindelingsreeks. De eigenschap is toegevoegd aan de lijst van eigenschappen omdat zij deel uitmaakt van de gemeenschappelijke deelgroep van eigenschappen voor alle sleutelgroepen.

OBS_COM (niet gecodeerd): De eigenschap “commentaar waarneming” kan worden gebruikt om commentaar te geven op waarnemingsniveau (bijv. om de raming te beschrijven die voor een specifieke waarneming vanwege gebrek aan gegevens is gemaakt, om de reden uit te leggen voor een mogelijke abnormale waarneming of om bijzonderheden te geven betreffende een wijziging in de gerapporteerde tijdreeks). Deze eigenschap kan te allen tijde door een rapporterende NCB worden ingesteld of herzien (maximaal 350 tekens).

4.   Ontbrekende waarden en voorlopige waarden

Ontbrekende waarden („-”) worden gerapporteerd wanneer het niet mogelijk is een numerieke waarde te rapporteren (bijv. vanwege vakantie, niet-bestaande gegevens of omdat gegevens niet verzameld werden). Het is ook mogelijk een onderscheid te maken tussen waarden die ontbreken omdat geen statistische gegevens over het verschijnsel worden verzameld, en waarden die ontbreken omdat het verschijnsel niet bestaat.

Wanneer vanwege lokale statistische omstandigheden gegevens voor een tijdreeks niet worden verzameld op bepaalde data of niet voor de totale lengte van de tijdreeks (het onderliggende economische verschijnsel bestaat wel, maar wordt statistisch niet waargenomen), wordt een ontbrekende waarde gerapporteerd („-”) met waarnemingsstatus „L” in iedere periode.

Wanneer vanwege lokale marktpraktijken of het juridische/economische kader een tijdreeks (of een deel daarvan) niet van toepassing is (het onderliggende verschijnsel bestaat niet), wordt een ontbrekende waarde gerapporteerd („-”) met waarnemingsstatus „M”.

Een ontbrekende waarneming dient nooit als „nul” te worden gerapporteerd, aangezien nul een normale numerieke waarde is die een precieze transactie ter grootte van nul aangeeft.

Indien NCB's niet in staat zijn de precieze reden aan te geven voor een ontbrekende waarde of indien zij niet de hele reeks waarden in de codelijst CL_OBS_STATUS kunnen gebruiken (zodat zij niet in de positie zijn om te kiezen tussen „L” of „M” als waarde voor deze eigenschap), dient de waarde „M” te worden gebruikt (14).

Voorlopige waarden kunnen bij elke gegevenstransmissie worden gerapporteerd, maar alleen met betrekking tot de laatste beschikbare waarneming (waarnemingsstatus = „P”). Deze waarnemingen kunnen in een later stadium definitieve waarden krijgen (waarnemingsstatus = „A”). De nieuwe herziene waarden overschrijven dan de eerdere voorlopige waarnemingen en van de herziening wordt geen aantekening opgeslagen in de ECB-database.

5.   Statistische vereisten

Op grond van Verordening ECB/2001/13 rapporteren de NCB's maandelijks statistische gegevens aan de ECB betreffende de balans van de afzonderlijk geïdentificeerde sectoren overige MFI's en NCB's, ten behoeve van de regelmatige samenstelling van de geconsolideerde balans van de MFI-sector. Deze vereisten hebben betrekking op standen per de laatste dag van de maand en op maandelijkse aanpassingsgegevens van stromen. Verdere bijzonderheden betreffende bepaalde posten van de balans van overige MFI's en NCB's worden op kwartaalbasis gerapporteerd in termen van standengegevens.

Dit richtsnoer geeft voorts enkele aanvullende gegevensvereisten ten behoeve van de regelmatige samenstelling van monetaire aggregaten van het eurogebied.

De ECB onderhoudt en verspreidt aan de NCB's tabellen met lijsten van uit te wisselen tijdreeksen van balansposten onder verwijzing naar de in Verordening ECB/2001/13 uiteengezette vereisten, en overeenkomstig dit richtsnoer. De volgende reeksen worden door de NCB's aan de ECB gerapporteerd.

5.1.   Gegevens van standen

a)

Tabel 1: Maandelijkse reeksen van overige MFI's en NCB's/ECB

Zoals beschreven in Verordening ECB/2001/13, tabel 1 van bijlage 1 van deel 2, wordt aan de ECB een serie maandelijkse tijdreeksen gerapporteerd betreffende de balans van de MFI-sector, afzonderlijk voor balansen van NCB's/ECB en van overige MFI's.

b)

Tabellen 2, 3 en 4: Driemaandelijkse reeksen van overige MFI's en NCB's/ECB

De tabellen 2, 3 en 4 van Verordening ECB/2001/13 geven een serie regelmatig op kwartaalbasis aan de ECB te rapporteren tijdreeksen, die een meer gedetailleerde uitsplitsing betreffen voor sommige posten van de maandelijkse balans van de sectoren overige MFI's en NCB's/ECB. Met name tabel 2 heeft betrekking op de uitsplitsing naar sector van deposito's, leningen, effecten met uitzondering van aandelen, en aandelen en overige deelnemingen die niet op grond van tabel 1 worden gerapporteerd. Tabel 3 geeft de uitsplitsing naar EU-lidstaat van het totaal aan deposito's, leningen, effecten met uitzondering van aandelen, aandelen/participaties in geldmarktfondsen, en aandelen en overige deelnemingen. En ten slotte heeft tabel 4 betrekking op de uitsplitsing van het totaal aan deposito's, uitgegeven schuldbewijzen, leningen en effecten met uitzondering van aandelen, naar de valuta's van de overige EU-lidstaten en enkele niet-EU-landen.

c)

Centrale overheid (nauwe substituten voor) depositoverplichtingen en bezit aan kasmiddelen en effecten — Maandelijkse reeksen

Ten behoeve van de afleiding van monetaire aggregaten van het eurogebied, rapporteren de NCB's maandelijks ook aanvullende statistische gegevens betreffende de monetaire verplichtingen en het bezit aan kasmiddelen en effecten van de centrale overheid aan de ECB, zoals gesteld in bijlage VII. Indien het verschijnsel niet bestaat of niet significant is, is op de-minimisgronden geen rapportage vereist. In dit geval dienen de NCB's de ECB vooraf te informeren en, vóór de eerste gegevenstransmissie, de lijst toe te sturen van de van toepassing zijnde reeksen die regelmatig zullen worden gerapporteerd.

d)

Pro-memorieposten — Overige MFI's en NCB's/ECB

In bijlage IX is een serie maandelijkse tijdreeksen voor de sectoren overige MFI's en NCB's/ECB bepaald die noodzakelijk zijn om toezicht te houden op de ontwikkelingen van enkele aanvullende uitsplitsingen van de belangrijkste balanspostreeksen van MFI's. Deze reeksen worden aan de ECB gerapporteerd als pro-memorieposten en worden naar hun prioriteitsniveau ingedeeld in twee blokken: pro-memorieposten van „hoge prioriteit” en pro-memorieposten van „lage prioriteit”. Indien het verschijnsel niet bestaat of geen gegevens beschikbaar zijn, is geen rapportage vereist. In dit geval dienen de NCB's de ECB vooraf te informeren en, vóór de eerste gegevenstransmissie, de lijst toe te sturen van de van toepassing zijnde reeksen die regelmatig zullen worden gerapporteerd.

e)

Pro-memorieposten om gewichten af te leiden voor MFI-rentetarieven — Maandelijkse reeksen van overige MFI's

Ten behoeve van de regelmatige productie van MFI-rentestatistieken (15) zijn gewichten nodig om uit de nationale MFI-rentestatistieken MFI-rentestatistieken voor het eurogebied samen te stellen. Voor dit doel zijn in bijlage IX toepasselijke pro-memorieposten vastgesteld voor die NCB's die in staat zijn de verlangde uitsplitsingen te verschaffen. Met ingang van de referentieperiode januari 2003, zullen deze reeksen (van standen) met dezelfde tijdigheid worden gerapporteerd als de corresponderende geaggregeerde reeksen opgenomen in tabel 1 van Verordening ECB/2001/13.

5.2.   Aanpassingsgegevens

Zoals gesteld in Verordening ECB/2001/13, zijn aanvullende statistische gegevens vereist om stroomstatistieken af te leiden, en met name rapporteren de NCB's maandelijks gegevens aan de ECB betreffende afschrijvingen/afwaarderingen van leningen en betreffende koersherwaarderingen van effecten. Dit richtsnoer zet voorts extra gegevensvereisten uiteen voor door de NCB's aan de ECB te rapporteren maandelijkse en driemaandelijkse reeksen van herindelingsaanpassingen en reeksen van herwaarderingsaanpassingen.

a)

Maandelijkse reeksen van overige MFI's en NCB's/ECB

Zoals beschreven in tabel 1A van bijlage 1 van deel 2 van Verordening ECB/2001/13, wordt aan de ECB een serie maandelijkse reeksen van herwaarderingsaanpassingen gerapporteerd betreffende de balans van de MFI-sector, afzonderlijk voor balansgegevens van NCB's/ECB en van overige MFI's. Met name worden de in tabel 1A met „minimum” aangeduide reeksen ook op maandbasis voor controledoeleinden aan de ECB gerapporteerd, naast de reguliere rapportage van de corresponderende uitgesplitste reeksen.

Daarnaast wordt ook een serie maandelijkse herindelingsreeksen gerapporteerd voor alle tijdreeksen opgenomen in tabel 1 van Verordening ECB/2001/13, overeenkomstig bijlage X.

Op basis van de door de NCB's gerapporteerde standengegevens, berekent de ECB de „wisselkoerscorrectie” en de stroomreeksen van de financiële transacties voor de MFI-balansposten (16).

b)

Driemaandelijkse reeksen van overige MFI's en NCB's/ECB

Op basis van de in dit richtsnoer uiteengezette vereisten en aansluitend op de door Verordening ECB/2001/13 ingevoerde wijzigingen in de vereisten voor driemaandelijkse standengegevens is een serie driemaandelijkse aanpassingsreeksen bepaald. Aanpassingsgegevens worden derhalve verzocht voor de in tabel 2 van de verordening opgenomen driemaandelijkse reeksen, zoals beschreven in bijlage X.

c)

Depositoverplichtingen van de centrale overheid en bezit aan kasmiddelen en effecten — Maandelijkse reeksen

Om stroomstatistieken samen te stellen worden ook aanpassingsgegevens verschaft betreffende de monetaire verplichtingen en het bezit aan kasmiddelen en effecten van de centrale overheid overeenkomstig de vereisten die zijn vastgesteld voor MFI-balansstatistieken, zoals gesteld in bijlage X. Ofschoon behalve transacties waarschijnlijk geen andere veranderingen plaatsvinden, dienen aanpassingsgegevens altijd te worden gerapporteerd wanneer de corresponderende reeksen van standen van toepassing zijn, en worden zij opgenomen in de reguliere gegevenstransmissie aan de ECB.

d)

Pro-memorieposten — Maandelijkse en driemaandelijkse reeksen van overige MFI's en NCB's/ECB

De NCB's/ECB rapporteren aan de ECB een serie maandelijkse en driemaandelijkse aanpassingsreeksen van pro-memorieposten met verwijzing naar die reeksen van standen van overige MFI's en NCB's/ECB die gedefinieerd zijn als pro-memorieposten van „hoge prioriteit”. Zij zijn in detail beschreven in bijlage X. Aanpassingsgegevens dienen altijd te worden gerapporteerd wanneer corresponderende standengegevens van toepassing en/of beschikbaar zijn en wanneer ze worden opgenomen in de reguliere gegevenstransmissie aan de ECB.

6.   Rapportage van gegevens

Alle statistische rapportages bevatten de gegevens zoals gespecificeerd in de betreffende tabellen opgenomen in Verordening ECB/2001/13, of in dit richtsnoer ongeacht of het onderliggende verschijnsel daadwerkelijk bestaat, met uitzondering van reeksen pro-memorieposten. Dit betekent dat, indien een tijdreeks niet van toepassing is, deze toch wordt gerapporteerd (in alle gegevensoverdrachten) met de waarde („-”) voor ontbrekende gegevens, zoals beschreven in paragraaf 4. Bijvoorbeeld, in de rapportage van „chartale geldomloop” voor „overige MFI's” moeten numerieke waarden worden verstrekt of „-”, al naar gelang van toepassing. De enige uitzondering is indien een hele sector ontbreekt, in welk geval geen gegevens voor deze sector hoeven te worden verschaft (bijv. reeksen betreffende centrale overheid).

6.1.   Uiterste inzendtermijnen

Uiterlijk aan het einde van de vijftiende werkdag volgend op het einde van de maand waarop de gegevens betrekking hebben, rapporteren de NCB's de maandelijkse balansgegevens betreffende standen en aanpassingen van de sectoren overige MFI's en NCB's/ECB, afzonderlijk vastgesteld, aan de ECB. Kwartaalstatistieken worden door de NCB's uiterlijk aan het einde van de 28e werkdag volgend op het einde van de maand waarop ze betrekking hebben, bij de ECB ingediend.

6.2.   Specifieke kwesties betreffende gegevensrapportage

Van driemaandelijkse naar maandelijkse rapportage

Een van de door Verordening ECB/2001/13 ingevoerde wijzigingen betreft de rapportage op maandbasis van sommige balanspostreeksen die voorheen conform Verordening ECB/1998/16 op kwartaalbasis werden gerapporteerd. In tabel 4 worden enkele aanvullende instructies gegeven voor de reeksen waarvoor een wijziging is opgetreden in de rapportagefrequentie.

Historische gegevens en herzieningen voor perioden voorafgaande aan januari 2003 dienen altijd te worden gerapporteerd in de vorm van maandelijkse reeksen. De herzieningen betreffende de driemaandelijkse reeksen dienen als maandelijkse gegevens te worden toegezonden met verwijzing naar de laatste maand van het kwartaal waarop ze betrekking hebben, met behulp van de reekscodes voor maandelijkse reeksen. Historische gegevens van vóór januari 2003 worden op vrijwillige basis gerapporteerd wanneer ze beschikbaar zijn, en waar nodig met behulp van de eigenschappen waarnemingsstatus en commentaar waarneming gemarkeerd (17). Historische resultaten die het resultaat zijn van ramingen, kunnen als ramingen en op de juiste manier gemarkeerd worden verzonden. In dit geval dient met de eerste gegevenstransmissie ook een beschrijving te worden verschaft van de ramingsmethoden.

Tabel 4

Balansposten — wijziging in frequentie: implementatie voor standengegevens

Nieuwe maandelijkse reeksen

Frequentie

Geldigheid

Rapportage (18)

Tot

Vanaf

Voorheen gerapporteerd op kwartaalbasis

Q

Gegevens van december 2002

 

Herzieningen: Gerapporteerd met behulp van de reekscodes van maandreeksen met verwijzing naar de laatste maand van het kwartaal waarop de gegevens betrekking hebben.

M

 

Vanaf de gegevens van januari 2003

Historische gegevens: Rapportage van maandgegevens afhankelijk van beschikbaarheid.

6.3.   Waarderingsregels

Overeenkomstig de minimumnormen voor de statistische rapportageverplichtingen van de ECB, zoals neergelegd in bijlage IV bij Verordening ECB/2001/13, zijn twee algemene controlegebieden aangegeven.

De eerste controle betreft lineaire relaties, waaraan het mathematische resultaat moet voldoen en bij elke transmissie moet blijven voldoen. Bijgevolg moet aan alle lineaire beperkingen tussen de balansposten worden voldaan (balansen moeten in evenwicht zijn, subtotalen moeten optellen tot totalen en dienen de waarde van de totale reeks niet te overschrijden). Wanneer de gegevens niet voldoen aan een of meer opgelegde vergelijkingen, zal NCB's worden gevraagd een controle uit te voeren en hun gegevens te herzien. De ECB onderhoudt en verspreidt tabellen aan de NCB's met de vergelijkingen die gebruikt worden voor de controle van de lineariteit.

Het tweede controlegebied richt zich op kwaliteitscontroles, die ertoe kunnen leiden dat onderzoek door NCB's is vereist. Met name kunnen voor elke balanspost de absolute en de procentuele (19)veranderingen in tussentijdse waarden uitschieters of breuken in de tijdreeksen aan het licht brengen, aangezien zij regelmatig door de ECB worden gecontroleerd. De rapportage van nulwaarden, negatieve waarden en ontbrekende waarden wordt ook regelmatig gecontroleerd. NCB's kan worden gevraagd schriftelijk uitleg te geven over de bevindingen van de kwaliteitscontroles.

De twee controles worden door de ECB uitgevoerd als onderdeel van de reguliere procedures voor de ontvangst van gegevens.

7.   Herzieningsbeleid

Het is mogelijk dat NCB's de gegevens betreffende de voorgaande referentiemaand moeten herzien (gewone herzieningen). Daarnaast kunnen ook herzieningen voorkomen die het gevolg zijn van bijvoorbeeld fouten, herindelingen, verbeterde rapportageprocedures etc. en betrekking hebben op gegevens van vóór de voorgaande referentiemaand (bijzondere herzieningen) (20).

De „Money and Banking Statistics Compilation Guide” (21) stelt de beginselen vast waaraan het herzieningsbeleid dient te voldoen. Met name:

a)

dienen NCB's de gegevens van de periode voorafgaande aan de voorgaande referentiemaand niet systematisch te herzien. Mochten dergelijke herzieningen echter toch plaatsvinden, dan worden ze aangeduid als bijzondere herzieningen en verlangt de ECB uitleg;

b)

moet in het algemeen van belangrijke herzieningen die niet het gevolg zijn van extrapolatie of van kleine routinematige herzieningen, aan de ECB uitleg worden verschaft via een toelichting;

c)

moeten NCB's bij het doorgeven van herziene gegevens rekening houden met de vastgestelde uiterste inzendtermijnen van de reguliere rapportage om niet in conflict te komen met de reguliere productieperiode. Bijzondere herzieningen dienen uitsluitend buiten de reguliere productiecyclus om te worden doorgegeven;

d)

zullen bijzondere herzieningen in het algemeen alleen worden geaccepteerd indien ze vergezeld gaan van een bevredigende verklaring.

Naast het bovenstaande wordt aanbevolen bijzondere herzieningen van de maandelijkse gegevens tegelijk met de kwartaalrapportage door te geven met het oog op de noodzaak om een goed evenwicht te verzekeren tussen de kwaliteit van monetaire statistieken en de stabiliteit ervan en om de consistentie te vergroten tussen de maandelijkse en de driemaandelijkse rapportages.

Opgemerkt moet worden dat, wanneer bijzondere en gewone herzieningen en updates in hetzelfde gegevensbestand worden gerapporteerd, alle gegevens tegelijkertijd worden verwerkt. Indien bijzondere herzieningen daarentegen apart worden gerapporteerd gedurende de productieperiode nadat updates en gewone herzieningen zijn doorgegeven, kan de ECB besluiten het verwerken en opslaan van deze gegevens uit te stellen tot na de productieperiode. In feite, ofschoon de ECB technisch in staat is gegevensbestanden (met bijzondere/gewone herzieningen en/of updates) te verwerken zodra deze bij haar binnenkomen, kunnen bijzondere herzieningen die gedurende de productieperiode binnenkomen, de reguliere gegevensverwerking belemmeren en op die manier het hele productieproces van aggregaten van het eurogebied vertragen. Echter, indien binnenkomende bijzondere herzieningen de significantie van de gegevens op het niveau van het eurogebied zouden kunnen verbeteren, of belangrijke fouten zouden kunnen herstellen, kunnen deze herzieningen ook tijdens de productieperiode worden geaccepteerd.

8.   Terugzenden van informatie aan nationale centrale banken

De ECB onderhoudt en verspreidt tabellen aan de NCB's die de statistische reeksen beschrijven die aan de NCB's zullen worden teruggestuurd.”


(1)  De eigen balanspoststatistieken van de ECB zijn ook een element in het consolidatieproces.

(2)  Het directoraat Interne financiën van de ECB rapporteert zijn eigen balans eveneens aan het directoraat Statistieken van de ECB met inachtneming van deze instructies.

(3)  De namen van de tijdreeksen (reekscodes) worden gevormd door de concrete dimensiewaarden achter elkaar te plaatsen.

(4)  De rapportage van wisselkoerscorrecties geldt alleen voor de ECB.

(5)  Eigenschappen zijn statistische begrippen die gebruikers aanvullende gecodeerde informatie (bijv. de eenheid) en niet-gecodeerde informatie (bijv. de compilatiemethode) verschaffen over de uitgewisselde gegevens. Eigenschappen die een waarde moeten krijgen, opdat de corresponderende waarnemingen waarop ze betrekking hebben, zinvol kunnen worden geacht, zijn „verplicht”. De eigenschappen die alleen een waarde krijgen indien ze bij de rapporterende instelling bekend zijn (bijv. ID's van binnenlandse reeksen) of indien ze relevant zijn (bijv. breuken) zijn „voorwaardelijk” en mogen lege waarden aannemen. De waarden van eigenschappen hoeven slechts te worden uitgewisseld wanneer ze voor de eerste keer worden ingesteld of wanneer ze worden gewijzigd. Alleen de waarnemingsstatus, die aan elke waarneming wordt gekoppeld, wordt altijd mee uitgewisseld.

(6)  Wijzigingen dienen per fax/e-mail te worden doorgegeven aan de afdeling Statistische informatiesystemen van de ECB, alsook aan de verantwoordelijke werkeenheid van de ECB.

(7)  DeECB verwijst hier naar het directoraat Statistieken van de ECB.

(8)  De ECB beveelt aan dat de NCB's deze waarden verstrekken om een meer transparante communicatie te verzekeren.

(9)  Indien de NCB een eigenschap wenst te herzien, moet (moeten) tegelijkertijd de respectieve waarneming (of waarnemingen) opnieuw worden doorgegeven. Indien eigenschappen van waarnemingen worden herzien, worden de bestaande waarden vervangen door de standaardwaarden tenzij de NCB de betreffende waarde van de eigenschap verstrekt.

(10)  De waarnemingsstatus „M” wordt altijd samen met de waarde „-” voor de waarneming toegezonden. Zie paragraaf 4 voor verdere informatie.

(11)  De waarnemingsstatus „L” wordt altijd samen met de waarde „-” voor de waarneming toegezonden. Zie paragraaf 4 voor verdere informatie.

(12)  De waarnemingsstatus „E” dient te worden gebruikt voor alle waarnemingen of perioden van gegevens die het resultaat zijn van ramingen en niet als normale waarden kunnen worden beschouwd.

(13)  Indien bij de transmissie van een herziening (van een eigenschap of van de waarde van een waarneming) de waarnemingsstatus niet samen met de waarde van de waarneming wordt doorgegeven, zal worden aangenomen dat de waarde „A” van toepassing is op niet-ontbrekende waarnemingen en de waarde „M” op ontbrekende waarnemingen.

(14)  Indien een NCB om technische redenen de codewaarde „L” niet kan gebruiken, moet zij de betreffende lijst reeksen schriftelijk aan de ECB meedelen.

(15)  Volgens Verordening ECB/2001/18.

(16)  In het geval van de ECB-balans worden de reeksen van wisselkoerscorrecties door het directoraat Interne financiën van de ECB verschaft overeenkomstig bijlage X.

(17)  Waarden die het resultaat zijn van een raming, dienen met de waarde „E” voor de eigenschap waarnemingsstatus (OBS_STATUS) te worden verstuurd en met als waarnemingscommentaar (OBS_COM) een beschrijving van de bijzonderheden van de ramingsprocedure.

(18)  Herzieningen: herzieningen van gegevens voorafgaande aan januari 2003 die voorheen op kwartaalbasis werden gerapporteerd. Historische gegevens: maandelijkse gegevens voor de periode voorafgaande aan januari 2003 waarvoor geen specifieke eis wordt gesteld in Verordening ECB/2001/13.

(19)  Niet toe te passen op posten die nul aanduiden. Hiervoor geldt het verschil.

(20)  Gedefinieerd als herzieningen van waarden die betrekking hebben op een periode vóór de maand voorafgaande aan de actuele referentiemaand.

(21)  Europees Monetair Instituut, „Money and Banking Statistics Compilation Guide — Guidance provided to NCBs for the compilation of money and banking statistics for submission to the ECB”, april 1998.


BIJLAGE V

"BIJLAGE XVIII

STATISTIEKEN BETREFFENDE OVERIGE FINANCIËLE INTERMEDIAIRS M.U.V. VERZEKERINGSINSTELLINGEN EN PENSIOENFONDSEN

RAPPORTAGE-INSTRUCTIES VOOR DE SAMENSTELLING VAN STATISTIEKEN OP GROND VAN EEN KORTETERMIJNAANPAK

1.   Doelstelling

Het vereiste om statistische gegevens te verstrekken betreffende overige financiële intermediairs met uitzondering van verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen (hierna aangeduid als „OFI's”) is tweeledig. In de eerste plaats is het belangrijk om gegevens betreffende OFI’s te verzamelen om toezicht te houden op hun rol in financiële intermediatie buiten de sector van monetaire financiële instellingen (MFI's). De activiteiten die door OFI's worden ontplooid, zijn vergelijkbaar met en vormen een aanvulling op de activiteiten van MFI's en, met name gezien het feit dat de voor de statistische doeleinden van de Europese Centrale Bank (ECB) benodigde balansgegevens van OFI's die volledig of gedeeltelijk eigendom zijn van MFI's, niet worden opgenomen op de balans van de MFI's, is het noodzakelijk statistische gegevens met betrekking tot OFI's te verzamelen om het statistische beeld van het eurogebied aan te vullen. In de tweede plaats dient de ECB toezicht te houden op OFI's om te verzekeren dat de lijst van MFI's bijgewerkt, nauwkeurig, zo homogeen mogelijk en voor statistische doeleinden voldoende stabiel blijft. Zoals wordt gesteld in Verordening ECB/2001/13, zou financiële innovatie de eigenschappen van financiële instrumenten kunnen beïnvloeden en OFI's ertoe kunnen brengen zich op andere activiteiten te concentreren.

Deze bijlage beoogt een leidraad te verschaffen voor het invullen van de rapportageformulieren voor de transmissie van gegevens betreffende OFI's aan de ECB.

2.   Samenstelling van aggregaten van het eurogebied en te verstrekken statistische gegevens

2.1.   Samenstelling van aggregaten van het eurogebied

Gegevens met betrekking tot OFI's worden doorgegeven in het kader van een kortetermijnaanpak, d.w.z. op basis van de informatie die thans op nationaal niveau beschikbaar is. Hieruit volgt dat de te verstrekken statistische gegevens wellicht niet altijd volledig beschikbaar zijn overeenkomstig de hierna gegeven definities en specificaties. In gevallen waarin de gerapporteerde gegevens afwijken van de definities in deze bijlage, wordt nationale centrale banken (NCB's) verzocht een toelichting te verstrekken aan de ECB (1). Overeenkomstig deze aanpak en op basis van het hierna geschetste begrippenkader dienen NCB's actuele gegevens te verschaffen voorzover thans beschikbaar. Indien actuele gegevens niet beschikbaar zijn of niet kunnen worden verwerkt, dienen nationale ramingen te worden verstrekt. Betreffende bepaalde specifieke uitsplitsingen waarvoor geen nationale ramingen kunnen worden verschaft, kan de ECB als noodoplossing van geval tot geval ramingen/aannames maken.

Met het oog op de extra last die de berekening van nationale ramingen voor NCB's met zich zou brengen, dienen de inspanningen vooral gericht te zijn op een beperkt aantal statistische sleutelgegevens. De kortetermijnaanpak beoogt de inspanningen dan ook te concentreren op één specifieke subcategorie van OFI's (zie paragraaf 3.2, onder a)): beleggingsfondsen. Geen specifieke extra inspanning wordt vereist om gegevens te verstrekken met betrekking tot handelaren in effecten en derivaten, financiële ondernemingen die zich bezighouden met het verstrekken van leningen (hierna aangeduid als „FOL's”), of overige OFI's (restpost), indien op nationaal niveau geen actuele gegevens worden verzameld.

2.2.   Te verstrekken statistische gegevens

Twee typen indicatoren dienen te worden verstrekt: sleutelindicatoren en aanvullende informatie

Sleutelindicatoren die voor de samenstelling van aggregaten van het eurogebied moeten worden doorgegeven. Alle deelnemende lidstaten dienen deze gedetailleerde gegevens door te geven wanneer actuele gegevens beschikbaar zijn. Wanneer geen actuele gegevens beschikbaar zijn voor de vereiste uitsplitsingen of voor de overeengekomen frequentie, tijdigheid of tijdschaal, dienen zo mogelijk ramingen te worden verstrekt.

Aanvullende informatie die in de vorm van „pro-memorieposten” dient te worden doorgegeven. Deze gegevens dienen te worden doorgegeven door landen die momenteel verdere details beschikbaar hebben. Z verwijzen naar uitsplitsingen waar gebruikers om hebben gevraagd en waarvoor het aanvankelijk niet haalbaar werd geacht een aggregaat van het eurogebied samen te stellen.

3.   Begrippenkader

3.1.   Populatie van informatieplichtigen

Het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen (hierna aangeduid als het „ESR 95” (2)) definieert OFI's (S.123) als „niet-monetaire financiële instellingen en quasi-vennootschappen (m.u.v. verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen) met als hoofdfunctie financiële intermediatie door het aangaan van verplichtingen, anders dan in chartaal geld, deposito's en/of daarmee vergelijkbare financiële titels bij andere institutionele eenheden dan MFI's”.

De scheidslijn met MFI's wordt bepaald door het ontbreken van passiva in de vorm van door niet-MFI's aangehouden deposito's, terwijl de scheidslijn met pensioenfondsen en verzekeringsinstellingen wordt bepaald door het ontbreken van passiva in de vorm van verzekeringstechnische reserves.

De populatie van informatieplichtigen voor de kortetermijnaanpak omvat alle soorten OFI's die ingezeten zijn in de deelnemende lidstaten. Voor de term „ingezeten” geldt de definitie in Verordening (EG) nr. 2533/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot het verzamelen van statistische gegevens door de Europese Centrale Bank (3). De populatie van informatieplichtigen omvat derhalve:

instellingen die in het gebied van een land gevestigd zijn, met inbegrip van dochterondernemingen van moedermaatschappijen die buiten dat gebied zijn gevestigd,

en

ingezeten bijkantoren van instellingen die hun hoofdkantoor buiten dat gebied hebben.

3.2.   Indeling van subcategorieën van OFI's

Gezien de heterogene aard van de door OFI's ondernomen activiteiten en vanwege verschillen in de beschikbaarheid van gegevens per soort OFI, zijn vier subcategorieën van OFI's geïdentificeerd waarvoor gegevens afzonderlijk dienen te worden doorgegeven: 1. beleggingsfondsen (m.u.v. geldmarktfondsen), 2. handelaren in effecten en derivaten, 3. FOL's en 4. overige OFI's. Verschillen in de vereiste statistische details worden in deze bijlage uiteengezet.

De categorieën/groeperingen waarvoor gegevens dienen te worden verstrekt, worden beneden opgesomd en gedefinieerd:

a)

Beleggingsfondsen, met uitzondering van geldmarktfondsen

Beleggingsfondsen zijn georganiseerde financiële regelingen waarbij gelden van beleggers worden samengevoegd met als doel financiële of niet-financiële activa te verwerven. Als OFI's ingedeelde beleggingsfondsen omvatten alle soorten beleggingsfondsen met uitzondering van in de MFI-sector opgenomen fondsen. Zij kunnen verschillende juridische constructies hebben (in contractuele of corporatieve vorm, of voor gemene rekening („unit trust”)) en kunnen open-end of closed-end zijn. Voorts kunnen ze worden opgericht als een individueel fonds of als een paraplufonds (fonds met verschillende compartimenten dat verschillende subfondsen omvat).

Gegevens met betrekking tot beleggingsfondsen dienen te worden verschaft voor:

totaal aan beleggingsfondsen: Te verstrekken gegevens voor het totaal aan beleggingsfondsen dienen alle soorten beleggingsfondsen te bestrijken die in het land actief zijn. Sleutelindicatoren dienen te worden verschaft, alsook een aantal pro-memorieposten;

beleggingsfondsen naar soort: De in te dienen gegevens dienen te worden uitgesplitst naar het soort beleggingsfonds:

Beleggingsfondsen uitgesplitst naar soort belegging

Gegevens voor beleggingsfondsen naar soort belegging moeten afzonderlijk worden gerapporteerd voor 1. aandelenfondsen, 2. obligatiefondsen, 3. gemengde fondsen, 4. onroerendgoedfondsen en 5. overige fondsen.

In beginsel moeten beleggingsfondsen naar soort belegging worden ingedeeld naar het soort activa waarin de beleggingsportefeuille voornamelijk wordt belegd. Indien de beleggingsportefeuille voornamelijk bestaat uit aandelen en overige deelnemingen, dient een fonds te worden ingedeeld in de categorie „aandelenfondsen”; indien in schuldbewijzen wordt belegd, in de categorie „obligatiefondsen”, en indien in onroerend goed wordt belegd, in de categorie „onroerendgoedfondsen”. Fondsen die zowel in aandelen als in obligaties beleggen zonder dat het beleid in overheersende mate op een van de twee soorten instrumenten is gericht, dienen te worden opgenomen in de categorie „gemengde fondsen” (4). Indien geen indeling in de bovengenoemde categorieën mogelijk is, dienen de fondsen te worden opgenomen in de restcategorie „overige fondsen”.

Met betrekking tot het „fondsenfonds” (beleggingsfondsen die hoofdzakelijk beleggen in aandelen van beleggingsfondsen) wordt als leidraad gehanteerd dat zij ingedeeld worden in de categorie van de beleggingsfondsen waarin zij hoofdzakelijk beleggen. Indien deze indeling niet mogelijk wordt geacht, dient het fondsenfonds te worden ingedeeld in de restcategorie „overige fondsen”.

De criteria voor het indelen van beleggingsfondsen naar soort worden ontleend aan de openbare prospectus, het fondsreglement, oprichtingsdocumenten, vastgestelde statuten of huishoudelijke reglementen, inschrijvingsdocumenten of beleggingscontracten, verkoopdocumenten, of andere gelijksoortige verklaringen.

In een later stadium kan ook worden overwogen gegevens te verzamelen met betrekking tot het aantal beleggingsfondsen uitgesplitst naar soort belegging.

Beleggingsfondsen uitgesplitst naar type belegger

Gegevens voor beleggingsfondsen uitgesplitst naar type belegger moeten worden gerapporteerd voor 1. algemene publieksfondsen, waarvan de participaties/aandelen aan het publiek worden verkocht, en 2. fondsen voor speciale beleggers, waarvan de participaties/aandelen voor bepaalde typen beleggers worden gereserveerd. Gegevens voor deze fondsen dienen alleen als pro-memorieposten te worden gerapporteerd.

b)

Handelaren in effecten en derivaten

Als OFI's ingedeelde handelaren in effecten en derivaten zijn financiële ondernemingen met als hoofdfunctie de volgende activiteiten van financiële intermediatie:

het op eigen rekening verhandelen van effecten, door die effecten voor rekening en risico van de intermediair aan te kopen en te verkopen uitsluitend met als doel voordeel te halen uit de marge tussen de aankoop- en verkoopprijs,

het voor eigen rekening verhandelen, via een financiële intermediair die vergunning heeft om op de aandelenmarkt werkzaam te zijn, of op andere georganiseerde markten.

Met betrekking tot handelaren in effecten en derivaten dienen sleutelindicatoren te worden verschaft. Details betreffende de te verschaffen uitsplitsingen worden in deze bijlage toegelicht.

c)

Financiële ondernemingen die zich bezighouden met het verstrekken van leningen

Deze als OFI's ingedeelde financiële ondernemingen zijn voornamelijk gespecialiseerd in het financieren van vermogensobjecten voor huishoudens en niet-financiële ondernemingen. Ondernemingen die gespecialiseerd zijn in financiële lease (5), factoring, hypothecaire leningen en consumptieve kredietverlening worden in deze groepering opgenomen. Deze financiële ondernemingen kunnen opereren in de juridische vorm van een bouwvereniging, gemeentelijke kredietinstelling, lege financiële instellingen speciaal opgericht voor de securitisatie van activa, etc.

Met betrekking tot FOL's dienen sleutelindicatoren te worden verschaft. Specifieke details betreffende de te verschaffen uitsplitsingen worden in deze bijlage gegeven.

d)

Overige categorieën OFI's

In deze restcategorie worden overige soorten financiële ondernemingen opgenomen die zich niet specialiseren op een van de activiteitengebieden van de andere drie OFI-categorieën. Ondernemingen zoals financiële houdstermaatschappijen, venture-capital-maatschappijen of ontwikkelingskapitaal-maatschappijen worden in deze categorie opgenomen. Van NCB's wordt vereist dat zij in de te verstrekken toelichting de soorten instellingen specificeren die in deze categorie worden ingedeeld.

Van deze subcategorie van OFI's wordt alleen het totaal aan activa vereist als een pro-memoriepost.

4.   Statistische rapportageverplichtingen

4.1.   Balansposten

De samenstelling van statistische sleutelindicatoren voor de OFI-sector vereist een uitsplitsing in specifieke financiële instrumenten. Voorzover mogelijk worden de uitsplitsingen naar instrument, geografisch gebied en sector uitgevoerd volgens het voor de MFI-sector gedefinieerde rapportagekader. In de praktijk is de uitsplitsing echter minder gedetailleerd dan de uitsplitsing die vereist is voor MFI-balansstatistieken.

Voorts, gezien de heterogene aard van de activiteiten van als OFI's ingedeelde financiële ondernemingen en vanwege de verschillen in de huidige beschikbaarheid van gegevens per OFI-subcategorie, variëren de vereiste balansuitsplitsingen afhankelijk van het type OFI-subcategorie.

Uitsplitsing naar instrument en looptijd: De tabel hierna geeft een overzicht van de vereiste uitsplitsing naar instrument per type ofi-subcategorie. deze uitsplitsingen naar instrument worden in de paragrafen hierna gespecificeerd. In beginsel moeten de uitsplitsingen naar instrument worden verstrekt als sleutelindicatoren voor alle ofi-subcategorieën (m.u.v. van „beleggingsfondsen naar type belegger” en „overige ofi's”).

Overzicht van de uitsplitsing naar instrument en looptijd

INSTRUMENT- EN LOOPTIJDCATEGORIEËN

ACTIVA

PASSIVA

1.

Deposito's (gerapporteerd door A en B)

2.

Leningen (gerapporteerd door C)

3.

Effecten m.u.v. aandelen (gerapporteerd door A, B en C)

 

tot één jaar (gerapporteerd door A)

 

langer dan 1 jaar (gerapporteerd door A)

4.

Aandelen en overige deelnemingen (6) (gerapporteerd door A, B en C)

5.

Participaties/aandelen in beleggingsfondsen(gerapporteerd door A en B)

6.

Vaste activa (gerapporteerd door A)

7.

Financiële derivaten (gerapporteerd door A en B)

8.

Overige activa (gerapporteerd door A, B en C)

1.

Deposito's en opgenomen leningen (gerapporteerd door A, B en C)

2.

Uitgegeven schuldbewijzen (gerapporteerd door B en C)

3.

Kapitaal en reserves (gerapporteerd door B en C)

4.

Deelnemingen/aandelen in beleggingsfondsen (gerapporteerd door A)

5.

Financiële derivaten (gerapporteerd door A en B)

6.

Overige passiva (gerapporteerd door A, B en C)

Totaal activa = Totaal passiva (gerapporteerd door alle categorieën)

Extra vereisten voor de samenstelling van financiële rekeningen van de monetaire unie: De tabel hierna geeft een overzicht van de vereiste extra uitsplitsing naar instrument. Deze uitsplitsingen naar instrument worden in de paragrafen hierna gespecificeerd. In beginsel hoeven de extra uitsplitsingen naar instrument alleen te worden verstrekt als pro-memorieposten voor de subcategorie „totaal aan beleggingsfondsen”.

Extra vereisten voor de samenstelling van financiële rekeningen van de monetaire unie

INSTRUMENT- EN LOOPTIJDCATEGORIEËN

ACTIVA

PASSIVA

1.

Beursgenoteerde aandelen

2.

Aandelen in geldmarktfondsen

3.

Leningen

 

tot één jaar

 

langer dan één jaar

 

ACTIVA

0.

Totaal acitiva/passiva: Het totaal aan activa dient te worden gerapporteerd voor alle OFI-subcategorieën. Het totaal aan activa dient gelijk te zijn aan de som van alle afzonderlijke aan de actiefzijde van de balans geïdentificeerde posten en dient ook gelijk te zijn aan het totaal aan passiva.

1.

Deposito’s: De post „deposito's” wordt afzonderlijk vereist voor alle soorten beleggingsfondsen die afzonderlijk rapporteren, en voor handelaren in effecten en derivaten. In het geval van FOL's dient deze post te worden ingedeeld bij „overige activa”.

De twee voornaamste subcategorieën van deze post (7) zijn:

girale deposito's: Deposito's (in nationale of vreemde valuta) die onmiddellijk en zonder enige significante beperking of boete kunnen worden omgezet in chartaal geld of per cheque, bankopdracht, debitering en dergelijke overdraagbaar zijn. (ESR 95, paragrafen 5.42-5.44);

overige deposito's: Alle aangehouden deposito’s met uitzondering van girale deposito's. Overige deposito's kunnen niet te allen tijde worden gebruikt voor het verrichten van betalingen en zijn niet zonder enige significante beperking of boete om te zetten in chartaal geld of girale deposito's. Deze subcategorie omvat termijndeposito's, spaardeposito's etc. (ESR 95, paragrafen 5.45-5.49).

Chartaal geld dient ook in deze post te worden opgenomen. Chartaal geld omvat bankbiljetten en munten in omloop die algemeen worden gebruikt voor het verrichten van betalingen. Deze post wordt niet verwacht belangrijk te zijn.

Waarderingsregels: overeenkomstig het ESR 95 dienen deposito's te worden gerapporteerd tegen nominale waarde, exclusief lopende rente.

2.

Leningen: Gegevens met betrekking tot „leningen” moeten alleen afzonderlijk worden gerapporteerd voor de subcategorie FOL's. Voor de subcategorieën beleggingsfondsen en handelaren in effecten en derivaten dienen leningen te worden ingedeeld bij „overige activa”. Echter, behalve voor het samenstellen van financiële rekeningen van de monetaire unie dienen leningen (met looptijden tot één jaar en langer dan één jaar) ook afzonderlijk te worden opgenomen als een pro-memoriepost voor de subcategorie „totaal aan beleggingsfondsen”.

Leningen zijn door rapporterende OFI's bij geldnemers uitgezette gelden die niet zijn belichaamd in verhandelbare documenten of zijn belichaamd in één enkel document (zelfs indien dit verhandelbaar is geworden). Deze post bestaat uit:

leningen verstrekt aan huishoudens in de vorm van consumptief krediet (leningen voor persoonlijk gebruik ten behoeve van de consumptie van goederen en diensten), leningen voor de aankoop van een huis (krediet verleend voor investering in woningen, met inbegrip van woningbouw en woningverbetering) en overige leningen (zakelijke kredietverlening, schuldconsolidatie, scholing enz.),

financiële leases ten behoeve van derden,

dubieuze vorderingen die nog niet zijn afgelost of afgeschreven,

aangehouden niet-verhandelbare effecten,

achtergestelde schuld in de vorm van leningen.

Waarderingsregels: Overeenkomstig de behandeling van door MFI's afgesloten leningen dienen door OFI's afgesloten leningen in beginsel te worden geboekt met inbegrip van alle ermee samenhangende, algemene en specifieke voorzieningen, totdat de leningen door de rapporterende instelling worden afgeschreven, op welk punt de leningen van de balans worden verwijderd.

Overeenkomstig het algemene principe van de periodetoerekening van opbrengsten en kosten, dient op leningen verdiende rente op de balans te worden opgenomen naarmate die gevormd wordt (d.w.z. op basis van periodieke toerekening) en niet wanneer de rente feitelijk wordt ontvangen (d.w.z. op kasbasis). Lopende rente op leningen dient te worden opgenomen op brutobasis in de categorie „overige activa”. Lopende rente moet niet worden inbegrepen in de lening waarop zij betrekking heeft, welke lening dient te worden gewaardeerd op het nominale bedrag dat op de rapportagedatum uitstaat.

3.

Effecten m.u.v. aandelen: Deze post wordt afzonderlijk vereist voor alle subcategorieën van OFI's, behalve voor overige OFI's.

De post heeft betrekking op aangehouden effecten met uitzondering van aandelen en overige deelnemingen die gewoonlijk verhandelbaar zijn en op secundaire markten worden verhandeld of op de markt kunnen worden verrekend en die de houder geen eigendomsrechten verlenen met betrekking tot de emitterende instelling. Hiertoe behoren aangehouden effecten die de houder een onvoorwaardelijk recht geven op een vast of contractueel bepaald inkomen in de vorm van couponbetalingen en/of een vast bedrag op een bepaalde datum (of data), dan wel vanaf een bij de emissie vastgestelde datum. Hiertoe behoren tevens verhandelbare leningen die zijn omgezet in een groot aantal identieke documenten en die op georganiseerde markten worden verhandeld.

Waarderingsregels: Overeenkomstig het ESR 95 dient de marktwaarde van effecten m.u.v. aandelen te worden gerapporteerd.

Een uitsplitsing naar looptijd (oorspronkelijke looptijd) „tot één jaar” en „langer dan één jaar” van „effecten m.u.v. aandelen” is vereist voor de OFI-subcategorie „beleggingsfondsen” (totaal aan beleggingsfondsen en beleggingsfondsen uitgesplitst naar soort belegging).

4.

Aandelen en overige deelnemingen (exclusief participaties in beleggingsfondsen): Deze post wordt afzonderlijk vereist voor alle OFI-subcategorieën, behalve voor overige OFI's.

De post heeft betrekking op aangehouden effecten die eigendomsrechten vertegenwoordigen in vennootschappen of quasi-vennootschappen. Deze financiële activa geven de houder in het algemeen recht op een aandeel in de winst van de vennootschappen of quasi-vennootschappen, alsook in hun nettovermogen in geval van liquidatie. De drie voornaamste subcategorieën van deze categorie zijn:

beursgenoteerde aandelen, exclusief participaties in beleggingsfondsen: aandelen waarvan de koersen op een erkende effectenbeurs of een secundaire markt staan genoteerd (ESR 95, paragrafen 5.88-5.93). Gegevens betreffende beursgenoteerde aandelen dienen afzonderlijk te worden verstrekt voor de subcategorie „totaal aan beleggingsfondsen”;

niet-beursgenoteerde aandelen, exclusief participaties in beleggingsfondsen: aandelen die niet op de beurs genoteerd staan (ESR 95, paragrafen 5.88-5.93);

overige deelnemingen: alle transacties in overige deelnemingen die niet bestreken worden door beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde aandelen (ESR 95, paragrafen 5.94 en 5.95).

Waarderingsregels: Overeenkomstig het ESR 95 dient de marktwaarde van aandelen en overige deelnemingen te worden gerapporteerd.

5.

Aandelen/participaties in beleggingsfondsen: Aangehouden aandelen/participaties in beleggingsfondsen dienen alleen als een afzonderlijke post te worden gerapporteerd voor de subcategorieën beleggingsfondsen (totaal aan beleggingsfondsen en alle soorten beleggingsfondsen) en handelaren in effecten en derivaten. Voor de subcategorie FOL's dienen aandelen/participaties in beleggingsfondsen te worden ingedeeld bij „overige activa”.

Aandelen/participaties in beleggingsfondsen zijn aandelen/deelnemingen uitgegeven door een bepaald soort financiële instelling die uitsluitend tot doel heeft de aangetrokken middelen te beleggen op de geld- of kapitaalmarkt en/of in vastgoed. Aandelen/participaties in beleggingsfondsen zijn uitsluitend passiva van MFI's (alleen geldmarktfondsen) en van als OFI's ingedeelde beleggingsfondsen.

Aandelen/participaties in beleggingsfondsen geven de houders rechten op het geïnvesteerde kapitaal en op de opbrengsten die voortvloeien uit dergelijke beleggingen, maar geven gewoonlijk geen zeggenschap over de collectieve belegging (zoals stemrechten of deelneming aan het beheer).

Waarderingsregels: Overeenkomstig het ESR 95 dient de marktwaarde van aandelen/participaties in beleggingsfondsen te worden gerapporteerd.

Daarnaast worden voor de subcategorie „totaal aan beleggingsfondsen” aangehouden aandelen in geldmarktfondsen gerapporteerd.

6.

Vaste activa: Deze post bestaat uit:

materiële vaste activa voor beleggingsdoeleinden (beleggingen in huizen, overige gebouwen en bouwwerken, niet-woongebouwen). Dit gedeelte wordt opgenomen als bezit aan „vastgoed”,

niet-financiële activa, materieel of immaterieel, bestemd voor herhaald gebruik van langer dan één jaar door rapporterende OFI's. Inbegrepen zijn bij de OFI's in gebruik zijnde grond en gebouwen, almede inventaris, programmatuur en andere infrastructurele voorzieningen.

„Vaste activa” worden afzonderlijk opgenomen voor totaal aan beleggingsfondsen en ook voor beleggingsfondsen uitgesplitst naar soort belegging en type belegger. In het geval van naar belegging uitgesplitste beleggingsfondsen dienen vaste activa alleen afzonderlijk te worden opgenomen voor onroerendgoedfondsen, gemengde fondsen en overige fondsen, omdat verwacht wordt dat deze drie soorten fondsen vastgoed aanhouden voor beleggingsdoeleinden. Alle overige categorieën van naar belegging uitgesplitste fondsen hebben ook vaste activa, maar het bedrag is waarschijnlijk gering, aangezien het hoofdzakelijk vaste activa voor eigen gebruik zullen zijn (bij de OFI in gebruik zijnde gebouwen, inventaris, programmatuur en andere infrastructurele voorzieningen). Indien vaste activa niet als een aparte post hoeven te worden gerapporteerd, worden ze ingedeeld bij „overige activa”.

7.

Financiële derivaten: Gegevens betreffende „financiële derivaten” dienen alleen te worden gerapporteerd als een afzonderlijke post voor de subcategorieën beleggingsfondsen (totaal aan beleggingsfondsen en alle soorten beleggingsfondsen) en handelaren in effecten en derivaten. In het geval van FOL's dient deze post te worden ingedeeld bij „overige activa”.

Deze post bestaat uit alle transacties in financiële derivaten, d.w.z. financiële activa die gebaseerd zijn op of afgeleid zijn van een andere onderliggende „waarde”. De onderliggende „waarde” is gewoonlijk een andere vordering, maar kan ook een goed zijn of een index (ESR 95, paragraaf 5.65).

De rapportage van „financiële derivaten” in het OFI-rapportagekader dient in beginsel in overeenstemming te zijn met de aanbevolen behandeling in het MFI-rapportagekader. In deze context stellen de „Guidance Notes to the Regulation ECB/2001/13 on the MFI balance sheet statistics” (8) dat, overeenkomstig bestaande internationale statistische normen, financiële afgeleide instrumenten die een marktwaarde hebben, in beginsel op de balans geregistreerd moeten worden. Derivaten hebben een marktwaarde wanneer ze op gereguleerde markten (beurzen) verhandeld worden of indien ze regelmatig op „over-the-counter”-markten (OTC-markten) kunnen worden gecompenseerd.

De volgende financiële derivaten dienen onder deze post te worden gerapporteerd:

opties, op de beurs verhandelbaar en OTC,

warrants,

futures, maar uitsluitend indien deze een marktwaarde hebben omdat ze verhandelbaar zijn of kunnen worden gecompenseerd,

swaps, maar uitsluitend indien deze een marktwaarde hebben omdat ze verhandelbaar zijn of kunnen worden gecompenseerd.

Financiële derivaten die op de balans moeten worden geregistreerd, dienen tegen hun marktwaarde te worden opgenomen, waaronder de geldende marktprijs wordt verstaan of een nauw equivalent daarvan (waarde in het economische verkeer).

Derivaten dienen op brutobasis op de balans te worden geregistreerd. Individuele derivatencontracten met een positieve brutomarktwaarde dienen aan de actiefzijde van de balans te worden opgenomen en contracten met een negatieve brutomarktwaarde aan de passiefzijde. Bruto toekomstige verplichtingen die voortvloeien uit derivatencontracten, dienen niet als balansposten te worden opgenomen. Erkend wordt dat financiële derivaten volgens verschillende waarderingsmethoden op een nettobasis kunnen worden geregistreerd. In het geval dat alleen nettoposities beschikbaar zijn, of posities worden geregistreerd tegen een andere waarde dan de marktwaarde, dienen in plaats daarvan deze posities te worden gerapporteerd.

Uitsplitsingen (naar sector, valuta etc.) worden niet gevraagd.

8.

Overige activa: Deze post wordt afzonderlijk vereist voor alle OFI-subcategorieën, behalve voor overige OFI's.

Deze post omvat activa die elders niet zijn opgenomen, zoals:

te ontvangen lopende rente op leningen en lopende huur op gebouwen,

te ontvangen dividenden,

te ontvangen bedragen uit anderen hoofde dan het kernbedrijf van de OFI,

bruto te ontvangen bedragen uit hoofde van posten op tussenrekeningen,

bruto te ontvangen bedragen uit hoofde van overlopende posten,

overige niet afzonderlijk opgenomen activa, bijvoorbeeld vaste activa, leningen, deposito's (afhankelijk van de OFI-subcategorie).

De bovenstaande lijst is niet uitputtend en varieert afhankelijk van de rapporterende categorie (zie laatste punt). De balans die per type OFI-subcategorie wordt vereist, varieert in feite al naar gelang van de activiteit die door de OFI-subcategorie wordt ondernomen. Alleen de hoofdposten van de balans worden afzonderlijk opgenomen. Alle bedragen die niet bij een van deze hoofdposten van de balans kunnen worden ingedeeld, dienen bij „overige activa” te worden opgenomen, bijvoorbeeld, aangezien beleggingsfondsen naar verwachting geen leningen uitgeven, wordt de post „leningen” niet apart op de balans opgenomen. In het geval dat beleggingsfondsen echter wel leningen uitgeven, dient dit bedrag te worden opgenomen bij „overige activa”.

Van NCB's wordt vereist dat zij in de toelichting bijzonderheden geven betreffende de verschillende componenten van „overige activa”.

PASSIVA

0.

Totaal activa/passiva: Het totaal aan passiva dient gelijk te zijn aan de som van alle posten die afzonderlijk aan de passiefzijde van de balans zijn opgenomen en dient ook gelijk te zijn aan het totaal aan activa (zie ook „actiefposten — totaal activa/passiva”).

9.

Deposito's en opgenomen leningen: Deze post moet afzonderlijk worden opgenomen voor beleggingsfondsen, handelaren in effecten en derivaten, en FOL’s.

Deze post bestaat uit:

deposito's: girale deposito's en overige deposito's (zie actiefzijde) die bij OFI's zijn geplaatst. Deze deposito's worden in het algemeen door MFI’s geplaatst;

leningen: aan de rapporterende OFI's verstrekte leningen die niet zijn belichaamd in documenten of zijn belichaamd in één enkel document (zelfs indien dit verhandelbaar is geworden).

10.

Uitgegeven schuldbewijzen: Deze post moet afzonderlijk worden gerapporteerd voor handelaren in effecten en derivaten en voor FOL's. In het geval van beleggingsfondsen moet deze post worden ingedeeld bij „overige passiva” en wordt verwacht onbelangrijk te zijn.

De post heeft betrekking op effecten niet zijnde aandelen die instrumenten vormen die doorgaans verhandelbaar zijn en op secundaire markten worden verhandeld of op de markt kunnen worden verrekend en die de houder geen eigendomsrechten verlenen met betrekking tot de emitterende instelling. In sommige landen kunnen OFI's verhandelbare instrumenten uitgeven die veel lijken op door MFI's uitgegeven schuldbewijzen. In dit rapportagekader zouden alle dergelijke instrumenten ingedeeld worden als schuldbewijzen.

11.

Kapitaal en reserves: Deze post moet afzonderlijk worden gerapporteerd voor handelaren in effecten en derivaten en voor FOL's. In het geval van beleggingsfondsen moet deze post worden ingedeeld bij „overige passiva”.

De post omvat de bedragen die voortvloeien uit de uitgifte van aandelen in het vermogen door de rapporterende OFI's aan aandeelhouders en anderen met eigendomsrechten die voor de houder eigendomsrechten in de OFI vertegenwoordigen en in het algemeen recht geven op een aandeel in de winst en een aandeel in het eigen vermogen bij liquidatie. Hiertoe behoren eveneens gelden uit hoofde van niet-uitgekeerde winst en door rapporterende OFI's gereserveerde gelden voor betalingen en verplichtingen in de toekomst. Kapitaal en reserves omvatten de volgende elementen:

eigen vermogen,

niet-uitgekeerde winsten of gelden,

specifieke voorzieningen met betrekking tot leningen, effecten en andere activa,

exploitatiewinst/-verlies.

12.

Uitgegeven aandelen/participaties in beleggingsfondsen: Deze post moet alleen afzonderlijk worden gerapporteerd voor de subcategorie „beleggingsfondsen”, aangezien alleen beleggingsfondsen aandelen/participaties in beleggingsfondsen uitgeven.

De post heeft betrekking op aandelen of participaties die uitgegeven worden door beleggingsfondsen m.u.v. geldmarktfondsen.

13.

Financiële derivaten: (Zie „actiefposten — financiële derivaten”)

14.

Overige passiva: Deze post wordt afzonderlijk vereist voor alle OFI-subcategorieën, behalve voor overige OFI's. Deze post is vergelijkbaar met de post „overige passiva” van MFI's, behalve dat financiële derivaten zijn uitgesloten.

De post omvat passiva die elders niet zijn opgenomen, zoals:

bruto te betalen bedragen uit hoofde van tussenrekeningen;

bruto te betalen bedragen uit hoofde van overlopende posten;

te betalen lopende rente op deposito's;

te betalen dividenden;

te betalen bedragen uit anderen hoofde dan het kernbedrijf van de OFI;

voorzieningen die verplichtingen ten opzichte van derden vertegenwoordigen;

margestortingen uit hoofde van derivatencontracten die liquide onderpand tegenover het kredietrisico vormen, maar eigendom blijven van de deposant en aan de deposant worden terugbetaald bij afloop van het contract;

nettoposities uit hoofde van effectenuitleen zonder liquide onderpand;

netto te betalen bedragen uit hoofde van toekomstige afrekeningen van effectentransacties.

De bovenstaande lijst is niet uitputtend en varieert afhankelijk van de rapporterende categorie. De balans die per type OFI-subcategorie wordt vereist, varieert in feite al naar gelang van de activiteit die door de OFI-subcategorie wordt ondernomen. Alleen de hoofdposten van de balans worden afzonderlijk opgenomen. Alle bedragen die niet bij een van deze hoofdposten aan de passiefzijde kunnen worden ingedeeld, dienen bij „overige passiva” te worden ingedeeld, bijvoorbeeld aangezien beleggingsfondsen naar verwachting geen schuldbewijzen uitgeven, wordt de post „schuldbewijzen” niet apart opgenomen aan de passiefzijde. In het geval dat beleggingsfondsen echter wel schuldbewijzen hebben uitgegeven, dient dit bedrag te worden opgenomen bij „overige passiva”.

Van NCB's wordt vereist dat zij in de toelichting bijzonderheden verstrekken over de componenten van „overige passiva”.

BOEKHOUDKUNDIGE REGELS

De boekhoudkundige regels die door OFI's worden toegepast bij het opstellen van hun rekeningen, dienen in beginsel te voldoen aan de nationale implementatie van Richtlijn 86/635/EEG van de Raad van 8 december 1986 betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van banken en andere financiële instellingen (9) en van toepassing zijnde internationale normen. Onverminderd de heersende boekhoudkundige praktijken in de lidstaten moeten alle activa en passiva voor statistische doeleinden op een brutobasis worden gerapporteerd. Specifieke richtlijnen met betrekking tot de waarderingsmethoden worden bij de desbetreffende categorieën gegeven.

UITSPLITSING NAAR GEOGRAFISCH GEBIED, SECTOR EN DOEL

Voor sommige subcategorieën van OFI's en voor een beperkt aantal balansposten vereist de ECB, net zoals voor de MFI-balansposten, een uitsplitsing naar geografisch gebied en sector.

Uitsplitsing naar geografisch gebied en sector

ACTIVA

PASSIVA

A.

Binnenlandse ingezetenen

 

MFI's

 

Niet-MFI's

 

waarvan niet-financiële ondernemingen (S.11) (10)

 

waarvan huishoudens etc. (S.14)

B.

Ingezetenen van de overige deelnemende lidstaten

 

MFI's

 

Niet-MFI's

 

waarvan niet-financiële ondernemingen (S.11)

 

waarvan huishoudens etc. (S.14)

C.

Ingezetenen van de rest van de wereld

A.

Binnenlandse ingezetenen

 

MFI's

 

Niet-MFI's

B.

Ingezetenen van de overige deelnemende lidstaten

 

MFI's

 

Niet-MFI's

C.

Ingezetenen van de rest van de wereld

Geografische uitsplitsingen

De samenstelling van OFI-statistieken voor het eurogebied vereist dat de in de deelnemende lidstaten gevestigde tegenpartijen worden vastgesteld, uitgesplitst in binnenland en overige deelnemende lidstaten. De volledige geografische uitsplitsing die vereist wordt, is dus „binnenland/overige deelnemende lidstaten/rest van de wereld”. In het geval van niet-deelnemende lidstaten is de uitsplitsing „binnenland/deelnemende lidstaten/rest van de wereld”.

De vereiste geografische uitsplitsing heeft betrekking op de volgende balansposten:

Totaal aan beleggingsfondsen/beleggingsfondsen naar beleggingsbeleid: Met name, voor „effecten m.u.v. aandelen”, „aandelen en overige deelnemingen”, „aandelen/participaties in beleggingsfondsen” (actiefzijde) en „aandelen uitgegeven door beleggingsfondsen” (passiefzijde). In het geval van de actiefzijde moet de informatie worden verschaft als een sleutelindicator; in het geval van de passiefzijde als een pro-memoriepost.

FOL's: Voor de post „leningen” dient een geografische uitsplitsing te worden verstrekt in binnenland/overige deelnemende lidstaten (als een sleutelindicator).

Uitsplitsingen naar sector (11)

De belangrijkste vereiste uitsplitsing naar sector is „MFI/niet-MFI”. De definitie van MFI is bekend, terwijl „niet-MFI” de sectoren „overheid” (12) en „overige ingezeten sectoren” (13) omvat.

De vereiste uitsplitsing naar sector is gelijk voor de binnenlandse gegevens en de gegevens van overige deelnemende lidstaten. Voor de gegevens van de rest van de wereld is geen uitsplitsing naar sector vereist.

De uitsplitsing naar sector is vereist voor een beperkt aantal posten:

Zij dient als een „pro-memoriepost” te worden doorgegeven voor de subsector „beleggingsfondsen” (voor totaal aan beleggingsfondsen en voor beleggingsfondsen naar soort belegging) en alleen voor die posten waarvoor een geografische uitsplitsing is vereist.

Voor de subsector „financiële ondernemingen die zich bezighouden met het verstrekken van leningen”, dient zij als „sleutelindicator” te worden doorgegeven met betrekking tot de post „leningen”. Alleen voor deze OFI-subcategorie en post is echter ook een verdere identificatie van aan „niet-financiële ondernemingen en huishoudens” verstrekte „leningen” vereist.

Uitsplitsing naar doel

Deze uitsplitsing is alleen vereist voor gegevens die betrekking hebben op FOL's. Zij heeft betrekking op de balanspost „Leningen” en met name op „leningen” aan huishoudens waarvoor het doel van de lening dient te worden vastgesteld (uitgesplitst in consumptief krediet, kredietverlening voor de aankoop van een huis en overige kredietverlening (restpost)). Deze uitsplitsing is vereist als een sleutelindicator.

4.2.   Aanpassingsgegevens

Aanpassingsgegevens dienen alleen te worden gerapporteerd in het geval van belangrijke breuken in standen. Aanpassingsgegevens die het gevolg zijn van herindelingen in verband met de invoering van het ESR 95-kader, dienen bijvoorbeeld te worden verstrekt. Gegevens dienen op vrijwillige basis te worden verschaft voorzover zij beschikbaar zijn.

4.3.   Transactiegegevens

In het kader van de kortetermijnaanpak van OFI-statistieken moeten gegevens betreffende financiële transacties en de verkoop en inkoop van participaties/aandelen uitgegeven door beleggingsfondsen, worden verschaft als „pro-memorieposten” voor de subsector „beleggingsfondsen” (voor totaal aan beleggingsfondsen en voor beleggingsfondsen naar soort belegging).

Uitsplitsing naar instrument en looptijd: De tabel hierna geeft een overzicht van de vereiste uitsplitsing van transactiegegevens naar instrument en looptijd.

Overzicht van de uitsplitsing van transactiegegevens naar instrument en looptijd

INSTRUMENT- EN LOOPTIJDCATEGORIEËN

ACTIVA

PASSIVA

1.

Deposito’s

2.

Effecten m.u.v. aandelen

 

tot één jaar

 

langer dan één jaar

3.

Aandelen en overige deelnemingen (14)

4.

Participaties/aandelen in beleggingsfondsen

5.

Vaste active (15)

6.

Overige activa (met inbegrip van leningen en financiële derivaten) (16)

1.

Deposito’s en opgenomen leningen

2.

Deelnemingen/aandelen in beleggingsfondsen

3.

Overige passiva (met inbegrip van schuldbewijzen, kapitaal en reserves, financiële derivaten)

Totaal activa = Totaal passiva (gerapporteerd door alle categorieën)

Verkoop en inkoop van aandelen/participaties in beleggingsfondsen: De tabel hierna geeft een overzicht van de vereiste uitsplitsing naar instrument van gegevens betreffende verkoop en inkoop van aandelen/participaties in beleggingsfondsen.

Verkoop en inkoop van aandelen/participaties in beleggingsfondsen

INSTRUMENTCATEGORIEËN

ACTIVA

PASSIVA

 

1.

Aandelen/participaties in beleggingsfondsen — verkoop van nieuwe aandelen

2.

Aandelen/participaties in beleggingsfondsen — inkoop van aandelen

Extra vereisten voor de samenstelling van financiële rekeningen van de monetaire unie: De tabel hierna geeft een overzicht van de vereiste extra uitsplitsing van transactiegegevens naar instrument en looptijd.

Extra vereisten voor de samenstelling van financiële rekeningen van de monetaire unie

INSTRUMENT- EN LOOPTIJDCATEGORIEËN

ACTIVA

PASSIVA

1.

Beursgenoteerde aandelen

2.

Aandelen in geldmarktfondsen

3.

Leningen

 

tot één jaar

 

langer dan één jaar

 

4.4.   Rapportagefrequentie, tijdigheid en tijdschaal

De rapportagefrequentie aan de ECB is per kwartaal.

OFI-statistieken worden aan de ECB doorgegeven uiterlijk op de laatste kalenderdag van de derde maand na het einde van de referentieperiode, of op de eraan voorafgaande werkdag van de NCB, indien de laatste kalenderdag van de maand geen NCB-werkdag (17) is. Op voorhand wordt aan de NCB's een rapportagekalender met de exacte transmissiedata toegezonden. Historische gegevens moeten aan de ECB worden doorgegeven vanaf de eerste beschikbare referentieperiode, ten minste te beginnen met de gegevens voor de referentieperiode van het vierde kwartaal van 1998.

5.   Elektronische transmissie van OFI-statistieken — sleutelgroep ID: OFI

De OFI-sleutelgroep heeft betrekking op OFI-balansstatistieken voor het eurogebied. De groep is zo ontworpen dat zo nauw mogelijk wordt aangesloten bij de voor balansstatistieken reeds gedefinieerde sleutelgroepcodelijsten en -waarden.

5.1.   Dimensies

De tabel hierna beschrijft de dimensies die gebruikt worden in de OFI-sleutelgroep. Voor de OFI-statistieken zijn elf dimensies gespecificeerd die essentieel zijn om de tijdreeksen te identificeren.

Positie in reeks-code

Concept (mnemotechnisch)

Conceptnaam

Waarde formaat

Codelijst (mnemotechnisch)

Naam codelijst

Dimensies

1

FREQ

Frequentie

AN1

CL_FREQ

Frequentie (BIB, ECB)

2

REF_AREA

Referentiegebied

AN2

CL_AREA_EE

Gebied (Eurostat-betalingsbalans, ECB)

3

ADJUSTMENT

Aanpassingsindicator

AN1

CL_ADJUSTMENT

Aanpassingsindicator (BIB, ECB)

4

OFI_REP_SECTOR

Uitsplitsing naar OFI-referentiesector

AN2

CL_OFI_REP_SECTOR

Uitsplitsing naar OFI-referentiesector (ECB)

5

OFI_ITEM

OFI-balanspost

AN3

CL_OFI_ITEM

OFI-balanspost (ECB)

6

MATURITY_ORIG

Oorspronkelijke looptijd

AN1

CL_MATURITY_ORIG

Oorspronkelijke looptijd (ECB)

7

DATA_TYPE

Gegevenstype

AN1

CL_DATA_TYPE

Type monetaire en bancaire gegevens, stroom en positie (ECB, BIB)

8

COUNT_AREA

Tegenpartijgebied

AN2

CL_AREA_EE

Gebied (Eurostat-betalingsbalans, ECB)

9

BS_COUNT_SECTOR

Tegenpartijsector van de balans

AN4

CL_BS_COUNT_SECTOR

Tegenpartijsector van de balans (ECB, BIB)

10

CURRENCY_TRANS

Transactievaluta

AN3

CL_CURRENCY

Valuta (BIB, ECB, Eurostat-betalingsbalans)

11

SERIES_DENOM

Denominatie van de reeks of speciale berekening

AN1

CL_SERIES_DENOM

Denominatie van reeks of speciale berekening (ECB)

De elf statistische dimensies krijgen hun waarde uit een corresponderende codelijst. Bijvoorbeeld, volgens de bovenstaande tabel, komt de waarde van de dimensie REF_AREA (referentiegebied) uit de codelijst CL_AREA_EE. De dimensies van de OFI-sleutelgroep worden hierna beschreven, waarbij de volgorde wordt aangehouden waarin ze in de reekscode voorkomen.

Dimensie nr. 1: Frequentie (FREQ; lengte: één teken)

Deze dimensie heeft betrekking op de frequentie van de gerapporteerde tijdreeks. De waarde die gebruikt wordt in de OFI-sleutelgroep, is „Q” voor driemaandelijkse gegevens en is een deelgroep van de waarden die gespecificeerd zijn in de codelijst CL_FREQ. Wanneer nationale gegevens alleen beschikbaar zijn met een lagere frequentie (d.w.z. halfjaarlijks of jaarlijks), maken NCB's ramingen van de kwartaalgegevens. Wanneer kwartaalramingen niet haalbaar zijn, worden de gegevens niettemin als driemaandelijkse tijdreeksen verschaft (d.w.z. jaarlijkse gegevens worden verschaft als jjjjQ4 en halfjaarlijkse gegevens als jjjjQ2 en jjjjQ4, waarbij de resterende kwartalen hetzij niet gerapporteerd worden, hetzij gerapporteerd worden als ontbrekend met waarnemingsstatus „L” (18)).

Dimensie nr. 2: Referentiegebied (REF_AREA; lengte: twee tekens)

Deze dimensie vertegenwoordigt het land van ingezetenschap van de rapporterende instelling. De corresponderende codelijst CL_AREA_EE bevat de standaard ISO-landenlijst en enkele extra waarden (zie ook dimensie nr. 8: Tegenpartijgebied). De deelgroep van waarden die gebruikt worden in de OFI-sleutelgroep, correspondeert met de lidstaten van de EU.

Dimensie nr. 3: Aanpassingsindicator (ADJUSTMENT; lengte: één teken)

Deze dimensie geeft aan of een seizoens- en/of een werkdagcorrectie is toegepast. De corresponderende codelijst is CL_ADJUSTMENT. In de OFI-sleutelgroep wordt de waarde „N” gebruikt, voor reeksen die noch voor seizoen, noch voor werkdag zijn gecorrigeerd.

Dimensie nr. 4: Uitsplitsing naar OFI-referentiesector (OFI_REP_SECTOR; lengte: twee tekens)

Deze dimensie geeft aan welk soort OFI rapporteert en is gekoppeld aan de codelijst CL_OFI_REP_SECTOR. De volgende elf waarden zijn gedefinieerd: totaal aan beleggingsfondsen („10”); beleggingsfondsen uitgesplitst naar soort belegging: aandelenfondsen („11”), obligatiefondsen („12”), gemengde fondsen („13”), onroerendgoedfondsen („14”) en overige fondsen („15”); beleggingsfondsen uitgesplitst naar type belegger: algemene publieksfondsen („1G”) en fondsen voor speciale beleggers („1S”); handelaren in effecten en derivaten („20”); FOL's („30”) en overige categorieën OFI's („40”).

Dimensie nr. 5: OFI-balanspost (OFI_ITEM; lengte: drie tekens)

Deze dimensie vertegenwoordigt de balanspost van de OFI-balans en is gekoppeld aan de codelijst CL_OFI_ITEM. Waarden voor activa en passiva worden aangegeven met het prefix „A” of „L” en worden waar mogelijk georganiseerd en gecodeerd op grond van een hiërarchisch verband tussen de posten. Omdat OFI's zich, afhankelijk van het type, richten op verschillende financiële activiteiten, zijn niet alle balansposten op alle typen van toepassing. Met name aan de actiefzijde zijn twee verschillende posten gedefinieerd voor „overige activa”:

de post „overige activa (inclusief leningen)” („A8A”) die van toepassing is op alle categorieën OFI's behalve FOL’s,

en

de post „overige activa (inclusief deposito's, kasmiddelen, participaties in beleggingsfondsen, vaste activa en financiële derivaten)” („A8B”) die van toepassing is op FOL's.

Aan de passiefzijde zijn drie verschillende posten gedefinieerd voor „overige passiva”:

de post „overige passiva (exclusief schuldbewijzen, kapitaal & reserves en financiële derivaten)” („L6A”) die van toepassing is op handelaren in effecten en derivaten,

de post „overige passiva (inclusief financiële derivaten)”(„L6B”) die van toepassing is op FOL's,

en

de post „overige passiva (inclusief schuldbewijzen en kapitaal & reserves)” („L6C”) die van toepassing is op de beleggingsfondscategorieën.

Dimensie nr. 6: Oorspronkelijke looptijd (MATURITY_ORIG; lengte: één teken)

Deze dimensie vertegenwoordigt de oorspronkelijke looptijd van de balanspost en is gekoppeld aan de codelijst CL_MATURITY_ORIG. De looptijduitsplitsing „tot één jaar” („F”) en „langer dan één jaar” („K”) is van toepassing op de post „effecten m.u.v. aandelen” voor de beleggingsfondscategorieën. Ofschoon de uitsplitsing naar looptijd in deze context niet is vereist, is de oorspronkelijke looptijd conceptueel ook van toepassing op de actiefposten „leningen” en „deposito's” en op de passiefposten „deposito's en opgenomen leningen” en „uitgegeven schuldbewijzen”. In deze gevallen wordt daarom de waarde „A” gebruikt voor „totale looptijd”. Alle overige posten hebben de waarde „X” voor „niet van toepassing”.

Dimensie nr. 7: Gegevenstype (DATA_TYPE; lengte: één teken)

Deze dimensie wordt beschreven door de codelijst CL_DATA_TYPE en geeft het soort gegevens aan dat moet worden gerapporteerd: „brutostanden” („1”), „verkopen” („2”), „inkopen” („3”), „financiële transacties” („4”), en „herindelingen en overige aanpassingen” („5”). De categorie „herindelingen en overige aanpassingen” omvat wijzigingen in de activa en passiva op de balans van de rapporterende OFI-sector die het gevolg zijn van 1. wijzigingen in de populatie van informatieplichtigen; 2. bedrijfsreorganisatie; 3. de herindeling van activa en passiva, en 4. de correctie van rapportagefouten die om technische redenen niet kunnen worden verwijderd uit de standengegevens voor de betreffende volledige periode.

Dimensie nr. 8: Tegenpartijgebied (COUNT_AREA; lengte: twee tekens)

Deze dimensie vertegenwoordigt het gebied van ingezetenschap van de tegenpartij van de OFI-balans. De aan dit concept gekoppelde codelijst is CL_AREA_EE, die de standaard ISO-landenlijst bevat en enkele aanvullende waarden (bijv. „U6” — „Binnenland: hetzelfde land als dat van de rapporterende OFI”). Voor de OFI-sleutelgroep wordt een deelgroep van waarden gebruikt: „binnenland (gebied van herkomst of referentiegebied)” („U6”); „overige deelnemende lidstaten (alle landen behalve het referentiegebied)” („U5”); „rest van de wereld” („U4”) en „wereld (alle eenheden)” („A1”). Wanneer een land een deelnemende lidstaat wordt, worden historische gegevens betreffende de periode vóór toetreding verschaft met behulp van de volgende codes voor het tegenpartijgebied: „Monetaire Unie” („U2”) en „alle gebieden m.u.v. de deelnemende lidstaten en het referentie-/herkomstgebied” („U8”) (19).

Dimensie nr. 9: Tegenpartijsector van de balans (BS_COUNT_SECTOR; lengte: vier tekens)

Deze dimensie vertegenwoordigt de sectoruitsplitsing van de OFI-balanspost en is gekoppeld aan de codelijst CL_BS_COUNT_SECTOR. Vijf tegenpartijsectoren zijn vereist: „MFI's” („1000”); „niet-MFI's” („2000”); „overige ingezeten sectoren — waaronder niet-financiële ondernemingen” („2240”); „overige ingezeten sectoren — waaronder huishoudens” („2251”) en „de ongespecificeerde sector” („0000”).

Dimensie nr. 10: Transactievaluta (CURRENCY_TRANS; lengte: drie tekens)

Deze dimensie beschrijft de valuta waarin de OFI-balansposten luiden, en is gekoppeld aan de codelijst CL_CURRENCY. Alleen de waarde „Z01” wordt gebruikt voor „alle valuta’s gecombineerd”.

Dimensie nr. 11: Denominatie van de reeks of speciale berekening (SERIES_DENOM; lengte: één teken)

Deze dimensie specificeert, of de gerapporteerde reeks wordt uitgedrukt in de nationale of in de gemeenschappelijke munteenheid (euro). Zij heeft twee waarden („N”: nationale valuta en „E”: euro), die worden vertegenwoordigd door de codelijst CL_SERIES_DENOM. De code „E” wordt gebruikt door de deelnemende lidstaten, terwijl de code „N” door nieuwe deelnemende lidstaten wordt gebruikt bij het verschaffen van historische gegevens uit de periode vóór de toetreding (20).

5.2.   Eigenschappen

Naast de elf dimensies die de reekscode definiëren, is ook een stel eigenschappen gedefinieerd (21). Deze worden toegevoegd op verschillende niveaus van de uitgewisselde informatie:

Sleutelgroep van balansposten (ECB_OFI): gecodeerde en niet-gecodeerde eigenschappen

Toekenningsniveau

Statistisch concept

Waarde formaat

Codelijst

Eigenschappen op verwant niveau

(uitgewisseld met behulp van de FNS-groep)

Verwant (Sibling)

TITLE_COMPL

Titelcomplement

AN..1050

Niet gecodeerd

 

Verwant

UNIT

Eenheid

AN..12

CL_UNIT

Eenheid (BIB, ECB, Eurostat-betalingsbalans)

Verwant

UNIT_MULT

Vermenigvuldigingsfactor

AN..2

CL_UNIT_MULT

Vermenigvuldigingsfactor (BIB, ECB, Eurostat-betalingsbalans)

Verwant

DECIMALS

Decimalen

N1

CL_DECIMALS

Decimalen (BIB, ECB)

Verwant

TITLE

Titel

AN..70

Niet gecodeerd

 

Verwant

NAT_TITLE

Titel in nationale taal

AN..350

Niet gecodeerd

 

Verwant

COMPILATION

Compilatie

AN..1050

Niet gecodeerd

 

Verwant

COVERAGE

Dekking

AN..350

Niet gecodeerd

 

Eigenschappen op tijdreeksniveau

(uitgewisseld met behulp van de FNS-groep)

Tijdreeks

COLLECTION

Verzamelindicator

AN1

CL_COLLECTION

Verzamelindicator (BIB, ECB)

Tijdreeks

AVAILABILITY

Beschikbaarheid

AN1

CL_AVAILABILITY

Beschikbaarheid organisatie (BIB, ECB)

Tijdreeks

DOM_SER_IDS

ID's binnenlandse reeksen

AN..70

Niet gecodeerd

 

Tijdreeks

BREAKS

Breuken

AN..350

Niet gecodeerd

 

Eigenschappen op waarnemingsniveau

(uitgewisseld samen met de gegevens in het ARR-hoofdsegment)

Waarneming

OBS_STATUS

Waarnemingsstatus

AN1

CL_OBS_STATUS

Vermenigvuldigingsfactor (BIB, ECB, Eurostat-betalingsbalans)

Waarneming

OBS_CONF

Vertrouwelijkheid waarneming

AN1

CL_OBS_CONF

Vertrouwelijkheid waarneming (Eurostat-betalingsbalans, ECB)

Waarneming

OBS_PRE_BREAK

Waarde waarneming voor breuk

AN..15

-

 

Waarneming

OBS_COM

Commentaar waarneming

AN..350

Niet gecodeerd

 

Elk van deze eigenschappen wordt gekarakteriseerd door enkele technische eigenschappen die in de tabel hierna staan opgesomd.

Rapportage van NCB’s van het eurogebied aan de ECB

Gemeenschappelijke kenmerken van eigenschappen van de ECB_OFI sleutelgroep

 

Status

Eerste waarde ingesteld door … (23)

Kan gewijzigd worden door NCB's

TITLE_COMPL

Ve

ECB

Nee

UNIT

Ve

ECB

Nee

UNIT_MULT

Ve

ECB

Nee

DECIMALS

Ve

ECB

Nee

TITLE

Vo

ECB

Nee

NAT_TITLE

Vo

NCB

Ja

COMPILATION

Vo

NCB

Ja (22)

COVERAGE

Vo

NCB

Ja (22)

COLLECTION

Ve

ECB

Nee

AVAILABILITY

Ve

ECB/NCB

Ja

DOM_SER_IDS

Vo

NCB

Ja

BREAKS

Vo

NCB

Ja

OBS_STATUS

Ve

NCB

Ja

OBS_CONF

Vo

NCB

Ja

OBS_PRE_BREAK

Vo

NCB

Ja

OBS_COM

Vo

NCB/ECB

Ja

 

Ve: Verplicht,

Vo: Voorwaardelijk

 

 

Hierna volgt een beschrijving van elke eigenschap met inbegrip van de referentiecodelijst (aangegeven in hoofdletters als CL_****) indien van toepassing.

5.2.1.   Eigenschappen op verwant (sibling) niveau

Verplicht

TITLE_COMPL (niet gecodeerd): Het titelcomplement wordt ingesteld, opgeslagen en verspreid door de ECB (in het Engels met een maximumlengte van 350 tekens). Indien een NCB een wijziging wil aanbrengen, kan na consultatie met de ECB een herziening worden doorgevoerd. Deze herziening zal echter worden uitgevoerd door de ECB.

UNIT (codelijst: CL_UNIT): Deze eigenschap geeft de meeteenheid aan van de gerapporteerde gegevens. Deelnemende lidstaten rapporteren de gegevens in euro en de ECB stelt deze eigenschap in op „EUR” (DENOM = „EUR”). In het geval dat een land een deelnemende lidstaat wordt, stelt de ECB de waarde van deze eigenschap in op de corresponderende nationale valuta voor historische gegevens die betrekking hebben op de periode vóór de toetreding (24).

UNIT_MULT (codelijst: CL_UNIT_MULT): Deze eigenschap geeft aan of de reeks wordt uitgedrukt in miljoenen (UNIT_MULT = 6), miljarden (UNIT_MULT = 9) etc. NCB's rapporteren de gegevens in miljoenen en de ECB stelt de waarde van de eigenschap in op 6 (UNIT_MULT = 6).

DECIMALS (codelijst: CL_DECIMALS): Deze eigenschap geeft het aantal decimalen aan voor de waarden van de waarnemingen. NCB's rapporteren de gegevens in drie decimalen en de ECB stelt de waarde van de eigenschap in op 3 voor alle reeksen (dus DECIMALS = 3).

Voorwaardelijk

TITLE (niet gecodeerd): De titel van de reeks mag uit maximaal 70 tekens bestaan. Gezien de beperkte ruimte, wordt in plaats daarvan het titelcomplement als de verplichte eigenschap gebruikt. De eigenschap titel zou kunnen worden gebruikt om korte titels te maken.

NAT_TITLE (niet gecodeerd): NCB's kunnen deze eigenschap gebruiken om een precieze beschrijving en andere aanvullende specificaties te geven in de nationale taal. Het gebruik van hoofdletters en kleine letters geeft geen problemen, maar de uitwisseling van tekens met accenten en uitgebreide alfanumerieke symbolen moet nog getest worden voordat regelmatig gebruik mogelijk is.

COMPILATION (niet gecodeerd): Deze eigenschap wordt gebruikt om gedetailleerde tekstuitleg te geven over de toegepaste compilatiemethoden en omvat informatie zoals:

gegevensbronnen/systeem van gegevensverzameling;

compilatieprocedures (met inbegrip van een beschrijving van gemaakte ramingen/aannames);

juridisch kader: informatie betreffende het nationale juridische kader en de verbanden met EU-richtlijnen voor elke soort OFI;

afwijkingen van de rapportage-instructies van de ECB (indeling naar instrument/looptijd/geografisch gebied/sector en waarderingsmethode);

criteria voor het indelen van beleggingsfondsen naar soort.

Een gedetailleerde beschrijving van de bij deze eigenschap op te nemen informatie wordt gegeven in appendix 2 (punten 1 tot en met 5).

COVERAGE (niet gecodeerd): Deze eigenschap beschrijft de dekking van de populatie van informatieplichtigen en dient te worden aangegeven bij de reeks totaal activa/passiva. Zij dient het soort OFI's te beschrijven dat in de hoofdcategorieën wordt bestreken. Indien bekend is dat de dekking niet volledig is, wordt een raming van het marktaandeel gegeven. Voorts dient te worden aangegeven of de getallen zijn geëxtrapoleerd. In appendix 2 (punt 6) worden verdere bijzonderheden verschaft met betrekking tot de informatie die onder deze eigenschap moet worden opgenomen.

5.2.2.   Eigenschappen op tijdreeksniveau

Verplicht

COLLECTION (codelijst: CL_COLLECTION): Deze eigenschap specificeert wanneer waarnemingen worden verzameld (bijv. begin, midden of einde van de periode), of geeft aan of de gegevens de gemiddelde, hoogste of laagste waarden in een bepaalde periode zijn, etc. De ECB stelt de OFI-reeksen in op „einde van periode” (COLLECTION = „E”).

AVAILABILITY (codelijst: CL_AVAILABILITY): Deze eigenschap geeft de instellingen aan waaraan de gegevens beschikbaar kunnen worden gesteld. Wanneer voor specifieke waarnemingen een speciale behandeling nodig is, kan de eigenschap „vertrouwelijkheid waarneming” worden gebruikt (zie hierna).

Voorwaardelijk

DOM_SER_IDS (niet gecodeerd): Deze eigenschap maakt het mogelijk te verwijzen naar de code die gebruikt wordt in nationale databases om de corresponderende reeks te identificeren (ook kunnen formules worden gespecificeerd die gebruikmaken van nationale referentiecodes).

BREAKS (niet gecodeerd): Deze eigenschap geeft een beschrijving van breuken en belangrijke wijzigingen die in de loop der tijd optreden in het verzamelen, het rapportagebereik en de samenstelling van de reeks. In het geval van reeksbreuken is het gewenst aan te geven in hoeverre oude en nieuwe gegevens als vergelijkbaar kunnen worden beschouwd (tot 350 tekens).

5.2.3.   Eigenschappen op waarnemingsniveau

Verplicht

OBS_STATUS (codelijst: CL_OBS_STATUS): NCB's rapporteren een waarde voor de waarnemingsstatus die aan iedere doorgegeven waarneming wordt toegevoegd. Deze eigenschap is verplicht en moet bij iedere gegevenstransmissie voor iedere individuele waarneming worden verschaft. Wanneer NCB's de waarde van deze eigenschap herzien, worden zowel de waarde van de waarneming (ook als die niet gewijzigd is) als de nieuwe waarde van de waarnemingsstatus gerapporteerd.

De lijst hierna specificeert de verwachte waarden (volgens de overeengekomen hiërarchie) voor deze eigenschappen ten behoeve van de OFI-statistieken:

„A”

=

normale waarde,

„B”

=

breukwaarde (25),

„M”

=

niet van toepassing zijnde gegevens (26),

„L”

=

gegevens bestaan, maar worden niet verzameld (27),

„E”

=

geraamde waarde/aanname,

„P”

=

voorlopige waarde (deze waarde kan met name bij elke gegevenstransmissie worden gebruikt met betrekking tot de laatste waarneming) (28).

Indien twee waarden van toepassing zijn op een waarneming, wordt de belangrijkste gerapporteerd. Indien een waarneming bijvoorbeeld zowel een voorlopige waarde heeft als het resultaat is van een raming, krijgt „raming” prioriteit en wordt de waarde „E” gebruikt.

Voorwaardelijk

OBS_CONF (codelijst: CL_OBS_CONF): Om een onderscheid te maken tussen de vertrouwelijkheidstatus van één of meer specifieke waarnemingen, kan een NCB de eigenschap OBS_CONF gebruiken. De eventuele waarde van deze eigenschap kan door de verzender van de informatie bij de gegevenstransmissie worden gewijzigd.

OBS_PRE_BREAK: Deze eigenschap heeft de waarde van vóór de breuk, hetgeen net als de waarneming een numeriek veld is. Zij wordt verschaft wanneer een reeksbreuk optreedt. Voor de OFI-sleutelgroep is deze eigenschap niet vereist omdat de informatie al beschikbaar is uit de herindelingsreeks. Zij is toegevoegd aan de lijst van eigenschappen omdat zij deel uitmaakt van de gemeenschappelijke deelgroep van eigenschappen voor alle sleutelgroepen. Indien echter de waarnemingsstatus „B” (breukwaarde) wordt verstrekt, moet daarbij ook de waarde van de waarneming voor de breuk worden gegeven.

OBS_COM (niet gecodeerd): Deze eigenschap kan worden gebruikt om commentaar te geven op waarnemingsniveau (bijv. om de raming of aanname te beschrijven die voor een specifieke waarneming vanwege gebrek aan gegevens is gemaakt, om de reden uit te leggen voor een mogelijke abnormale waarneming of om bijzonderheden te verschaffen betreffende een wijziging in de gerapporteerde tijdreeks).

6.   Uitwisseling van informatie

6.1.   Lijst van reeksen

De ECB onderhoudt en verspreidt aan de NCB's tabellen met lijsten van reekscodes van door te geven OFI-tijdreeksen. De aan de ECB te verstrekken reeksen worden uiteengezet in appendix 1. De volgende te rapporteren reeksen kunnen worden onderscheiden:

SLEUTELINDICATOREN

De in deze categorie te rapporteren standengegevens hebben betrekking op:

totaal aan beleggingsfondsen en beleggingsfondsen uitgesplitst naar soort belegging:

Totaal aan fondsen: balansgegevens uitgesplitst naar instrument, looptijd en geografische tegenpartij (in totaal 29 reeksen).

Beleggingsfondsen uitgesplitst naar beleggingsbeleid: behoudens kleine verschillen zijn de vereiste uitsplitsingen hetzelfde als voor het totaal aan beleggingsfondsen. De in deze categorie te rapporteren gegevens bestrijken:

balansen van aandelenfondsen en obligatiefondsen (in totaal 28 reeksen voor elke categorie),

balansen van gemengde fondsen (in totaal 29 reeksen),

balansen van onroerendgoedfondsen (in totaal 20 reeksen),

balansen van overige fondsen (in totaal 29 reeksen).

Handelaren in effecten en derivaten (in totaal 12 reeksen).

Balansen van FOL's, uitgesplitst naar instrument, sector en geografische tegenpartij en de balanspost „leningen” uitgesplitst naar doel (in totaal 32 reeksen).

PRO-MEMORIEPOSTEN

De in deze categorie te rapporteren standengegevens hebben betrekking op:

totaal aan beleggingsfondsen: balansgegevens uitgesplitst naar de sectoren MFI/niet-MFI (in totaal 27 reeksen); extra vereisten voor het samenstellen van financiële rekeningen van de monetaire unie (vijf reeksen);

aandelenfondsen (27 reeksen), obligatiefondsen (27 reeksen), gemengde fondsen (27 reeksen), onroerendgoedfondsen (15 reeksen), overige fondsen (27 reeksen): balansgegevens voor beleggingsfondsen ingedeeld naar soort belegging uitgesplitst naar de sectoren MFI/niet-MFI;

balansgegevens betreffende algemene publieksfondsen (twaalf reeksen) en fondsen voor speciale beleggers (twaalf reeksen).

totaal activa/passiva voor overige categorieën OFI's (één reeks).

AANPASSINGS- EN TRANSACTIEGEGEVENS

Naast de reeksen inzake standen zijn, indien beschikbaar, de corresponderende reeksen inzake „herindelingen en overige aanpassingen” en „transacties” vereist, met inbegrip van gegevens betreffende verkoop en inkoop van aandelen/participaties in beleggingsfondsen.

6.2.   Gegevensvereisten

Sleutelindicatoren dienen door alle deelnemende lidstaten te worden doorgegeven wanneer actuele gegevens beschikbaar zijn. Wanneer voor bepaalde uitsplitsingen of voor de overeengekomen driemaandelijkse transmissiefrequentie geen actuele gegevens beschikbaar zijn, moeten, indien mogelijk, ramingen worden verschaft.

„Aanvullende gegevens” hoeven alleen door die landen te worden doorgegeven waarvoor geen actuele gegevens beschikbaar zijn.

In het geval dat het onderliggende economische verschijnsel wel bestaat, maar niet statistisch wordt gevolgd en derhalve geen nationale ramingen kunnen worden verstrekt, kunnen NCB's kiezen de tijdreeks niet te rapporteren of te rapporteren als ontbrekend met waarnemingsstatus „L”. Een tijdreeks die niet wordt gerapporteerd, zal dus worden geïnterpreteerd als „gegevens die wel bestaan, maar niet worden verzameld” en de ECB kan aannames/ramingen maken voor het samenstellen van aggregaten voor het eurogebied.

Voor transactiegegevens waarbij transacties worden geraamd door de verandering (Qt-Qt-1) in de standen te nemen, hoeven NCB’s de tijdreeks niet te rapporteren of deze rapporteren als ontbrekend met waarnemingsstatus „L”.

Indien het onderliggende verschijnsel niet bestaat, moet de tijdreeks worden gerapporteerd als ontbrekend met waarnemingsstatus „M”.

In het geval van gegevens betreffende „herindelingen en overige aanpassingen” hoeven alleen gegevens te worden gerapporteerd wanneer een herindeling of overige aanpassing plaatsvindt, zoals beschreven in paragraaf 4.2.

7.   Herzieningsbeleid

Het is mogelijk dat NCB's de in het voorgaande kwartaal doorgegeven gegevens moeten herzien (gewone herzieningen). Bovendien is het mogelijk dat herzieningen worden doorgevoerd met betrekking tot gegevens betreffende eerdere kwartalen (historische herzieningen).

De volgende algemene beginselen zijn van toepassing:

Bij alle reguliere driemaandelijkse gegevenstransmissies kunnen, naast de gegevens betreffende het meest recente kwartaal, alleen „gewone” herzieningen (d.w.z. herzieningen betreffende het vorige kwartaal verzonden gegevens) worden meegezonden.

„Historische” herzieningen dienen te worden beperkt en te worden gerapporteerd op een andere datum dan de reguliere rapportage. In beginsel dienen kleinere, routinematige historische herzieningen van de gegevens alleen op jaarbasis te worden verstrekt (samen met de transmissie van gegevens voor het vierde kwartaal). In bijzondere gevallen kunnen historische herzieningen, die de kwaliteit van de gegevens aanzienlijk verbeteren, gedurende het jaar worden geaccepteerd (buiten de reguliere productiecycli).

In het geval van belangrijke herzieningen moet een toelichting aan de ECB worden verschaft.

Appendix 1

AAN DE ECB DOOR TE GEVEN REEKSEN BETREFFENDE BELEGGINGSFONDSEN — STANDENGEGEVENS

(Sleutelindicatoren/Pro-memorieposten)

ACTIVA

Naam en looptijd post/geografische uitsplitsing/sectorale uitsplitsing

Beleggingsfondsen/totaal

Aandelenfondsen

Obligatiefondsen

Gemengde fondsen

Onroerendgoedfondsen

Overige fondsen

Algemene publieksfondsen

Fondsen voor speciale beleggers

Deposito's/wereld/totaal

Sleutel

Sleutel

Sleutel

Sleutel

Sleutel

Sleutel

P.M.

P.M.

Leningen totale looptijd/wereld/totaal

P.M.

 

 

 

 

 

 

 

Leningen kortlopend/wereld/totaal

P.M.

 

 

 

 

 

 

 

Leningen langlopend/wereld/totaal

P.M.

 

 

 

 

 

 

 

Effecten m.u.v. aandelen totale looptijd/wereld/totaal

Sleutel

Sleutel

Sleutel

Sleutel

Sleutel

Sleutel

P.M.

P.M.

Effecten m.u.v. aandelen totale looptijd/binnenland/totaal

Sleutel

Sleutel

Sleutel

Sleutel

 

Sleutel

 

 

Effecten m.u.v. aandelen totale looptijd/binnenland/MFI's

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

 

P.M.

 

 

Effecten m.u.v. aandelen totale looptijd/binnenland/niet-MFI's

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

 

P.M.

 

 

Effecten m.u.v. aandelen totale looptijd/overige deelnemende lidstaten/totaal

Sleutel

Sleutel

Sleutel

Sleutel

 

Sleutel

 

 

Effecten m.u.v. aandelen totale looptijd/overige deelnemende lidstaten/MFI's

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

 

P.M.

 

 

Effecten m.u.v. aandelen totale looptijd/overige deelnemende lidstaten/niet-MFI's

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

 

P.M.

 

 

Effecten m.u.v. aandelen totale looptijd/rest van de wereld/totaal

Sleutel

Sleutel

Sleutel

Sleutel

 

Sleutel

 

 

Effecten m.u.v. aandelen tot één jaar/wereld/totaal

Sleutel

Sleutel

Sleutel

Sleutel

Sleutel

Sleutel

 

 

Effecten m.u.v. aandelen tot één jaar/binnenland/totaal

Sleutel

Sleutel

Sleutel

Sleutel

 

Sleutel

 

 

Effecten m.u.v. aandelen tot één jaar/binnenland/MFI's

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

 

P.M.

 

 

Effecten m.u.v. aandelen tot één jaar/binnenland/niet-MFI's

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

 

P.M.

 

 

Effecten m.u.v. aandelen tot één jaar/overige deelnemende lidstaten/totaal

Sleutel

Sleutel

Sleutel

Sleutel

 

Sleutel

 

 

Effecten m.u.v. aandelen tot één jaar/overige deelnemende lidstaten/MFI's

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

 

P.M.

 

 

Effecten m.u.v. aandelen tot één jaar/overige deelnemende lidstaten/niet-MFI's

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

 

P.M.

 

 

Effecten m.u.v. aandelen tot één jaar/rest van de wereld/totaal

Sleutel

Sleutel

Sleutel

Sleutel

 

Sleutel

 

 

Effecten m.u.v. aandelen langer dan één jaar/wereld/totaal

Sleutel

Sleutel

Sleutel

Sleutel

Sleutel

Sleutel

 

 

Effecten m.u.v. aandelen langer dan één jaar/binnenland/totaal

Sleutel

Sleutel

Sleutel

Sleutel

 

Sleutel

 

 

Effecten m.u.v. aandelen langer dan één jaar/binnenland/MFI's

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

 

P.M.

 

 

Effecten m.u.v. aandelen langer dan één jaar/binnenland/niet-MFI's

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

 

P.M.

 

 

Effecten m.u.v. aandelen langer dan één jaar/overige deelnemende lidstaten/totaal

Sleutel

Sleutel

Sleutel

Sleutel

 

Sleutel

 

 

Effecten m.u.v. aandelen langer dan één jaar/overige deelnemende lidstaten/MFI's

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

 

P.M.

 

 

Effecten m.u.v. aandelen langer dan één jaar/overige deelnemende lidstaten/niet-MFI's

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

 

P.M.

 

 

Effecten m.u.v. aandelen langer dan één jaar/rest van de wereld/totaal

Sleutel

Sleutel

Sleutel

Sleutel

 

Sleutel

 

 

Aandelen en overige deelnemingen/wereld/totaal

Sleutel

Sleutel

Sleutel

Sleutel

Sleutel

Sleutel

P.M.

P.M.

Aandelen en overige deelnemingen/binnenland/totaal

Sleutel

Sleutel

Sleutel

Sleutel

Sleutel

Sleutel

 

 

Aandelen en overige deelnemingen/binnenland/MFI's

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

 

 

Aandelen en overige deelnemingen/binnenland/niet-MFI's

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

 

 

Aandelen en overige deelnemingen/overige deelnemende lidstaten/totaal

Sleutel

Sleutel

Sleutel

Sleutel

Sleutel

Sleutel

 

 

Aandelen en overige deelnemingen/overige deelnemende lidstaten/MFI's

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

 

 

Aandelen en overige deelnemingen/overige deelnemende lidstaten/niet-MFI's

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

 

 

Aandelen en overige deelnemingen/rest van de wereld/totaal

Sleutel

Sleutel

Sleutel

Sleutel

Sleutel

Sleutel

 

 

Beursgenoteerde aandelen/wereld/totaal

P.M.

 

 

 

 

 

 

 

Aandelen in beleggingsfondsen/wereld/totaal

Sleutel

Sleutel

Sleutel

Sleutel

Sleutel

Sleutel

P.M.

P.M.

Aandelen in beleggingsfondsen/binnenland/totaal

Sleutel

Sleutel

Sleutel

Sleutel

Sleutel

Sleutel

 

 

Aandelen in beleggingsfondsen/binnenland/MFI's

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

 

 

Aandelen in beleggingsfondsen/binnenland/niet-MFI's

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

 

 

Aandelen in beleggingsfondsen/overige deelnemende lidstaten/totaal

Sleutel

Sleutel

Sleutel

Sleutel

Sleutel

Sleutel

 

 

Aandelen in beleggingsfondsen/overige deelnemende lidstaten/MFI's

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

 

 

Aandelen in beleggingsfondsen/overige deelnemende lidstaten/niet-MFI's

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

 

 

Aandelen in beleggingsfondsen/rest van de wereld/totaal

Sleutel

Sleutel

Sleutel

Sleutel

Sleutel

Sleutel

 

 

Participaties in geldmarktfondsen/wereld/MFI's

P.M.

 

 

 

 

 

 

 

Vaste activa/wereld/totaal

Sleutel

 

 

Sleutel

Sleutel

Sleutel

P.M.

P.M.

Financiële derivaten/wereld/totaal

Sleutel

Sleutel

Sleutel

Sleutel

Sleutel

Sleutel

P.M.

P.M.

Overige activa (inclusief „leningen”)/wereld/totaal

Sleutel

Sleutel

Sleutel

Sleutel

Sleutel

Sleutel

P.M.

P.M.

TOTAAL ACTIVA/PASSIVA/wereld/totaal

Sleutel

Sleutel

Sleutel

Sleutel

Sleutel

Sleutel

P.M.

P.M.


PASSIVA

Naam en looptijd post/geografische uitsplitsing/sectorale uitsplitsing

Beleggingsfondsen/totaal

Aandelenfondsen

Obligatiefondsen

Gemengde fondsen

Onroerendgoedfondsen

Overige fondsen

Algemene publieksfondsen

Fondsen voor speciale beleggers

Deposito's en opgenomen leningen/wereld/totaal

Sleutel

Sleutel

Sleutel

Sleutel

Sleutel

Sleutel

P.M.

P.M.

Aandelen in beleggingsfondsen/wereld/totaal

Sleutel

Sleutel

Sleutel

Sleutel

Sleutel

Sleutel

P.M.

P.M.

Aandelen in beleggingsfondsen/binnenland/totaal

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

 

 

Aandelen in beleggingsfondsen/binnenland/MFI's

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

 

 

Aandelen in beleggingsfondsen/binnenland/niet-MFI's

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

 

 

Aandelen in beleggingsfondsen/overige deelnemende lidstaten/totaal

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

 

 

Aandelen in beleggingsfondsen/overige deelnemende lidstaten/MFI's

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

 

 

Aandelen in beleggingsfondsen/overige deelnemende lidstaten/niet-MFI's

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

 

 

Aandelen in beleggingsfondsen/rest van de wereld/totaal

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

 

 

Financiële derivaten/wereld/totaal

Sleutel

Sleutel

Sleutel

Sleutel

Sleutel

Sleutel

P.M.

P.M.

Overige passiva (inclusief „schuldbewijzen” en „kapitaal en reserves”)/wereld/totaal

Sleutel

Sleutel

Sleutel

Sleutel

Sleutel

Sleutel

P.M.

P.M.

AAN DE ECB DOOR TE GEVEN REEKSEN BETREFFENDE BELEGGINGSFONDSEN — TRANSACTIEGEGEVENS

(Pro-memorieposten)

ACTIVA

Naam en looptijd post/geografische uitsplitsing/sectorale uitsplitsing

Beleggingsfondsen/totaal

Aandelenfondsen

Obligatiefondsen

Gemengde fondsen

Onroerendgoedfondsen

Overige fondsen

Algemene publieksfondsen

Fondsen voor speciale beleggers

Deposito's/wereld/totaal

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

 

 

Leningen totale looptijd/wereld/totaal

P.M.

 

 

 

 

 

 

 

Leningen tot één jaar/wereld/totaal

P.M.

 

 

 

 

 

 

 

Leningen langer dan één jaar/wereld/totaal

P.M.

 

 

 

 

 

 

 

Effecten m.u.v. aandelen totale looptijd/wereld/totaal

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

 

 

Effecten m.u.v. aandelen tot één jaar/wereld/totaal

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

 

 

Effecten m.u.v. aandelen langer dan één jaar/wereld/totaal

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

 

 

Aandelen en overige deelnemingen/wereld/totaal

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

 

 

Beursgenoteerde aandelen/wereld/totaal

P.M.

 

 

 

 

 

 

 

Aandelen in beleggingsfondsen/wereld/totaal

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

 

 

Participaties in geldmarktfondsen/wereld/MFI's

P.M.

 

 

 

 

 

 

 

Vaste activa/wereld/totaal

P.M.

 

 

P.M.

P.M.

P.M.

 

 

Overige activa (inclusief „leningen” en „financiële derivaten”)/wereld/totaal

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

 

 

TOTAAL ACTIVA/PASSIVA/wereld/totaal

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

 

 


PASSIVA

Naam en looptijd post/geografische uitsplitsing/sectorale uitsplitsing

Beleggingsfondsen/totaal

Aandelenfondsen

Obligatiefondsen

Gemengde fondsen

Onroerendgoedfondsen

Overige fondsen

Algemene publieksfondsen

Fondsen voor speciale beleggers

Deposito's en opgenomen leningen/wereld/totaal

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

 

 

Aandelen in beleggingsfondsen/wereld/totaal

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

 

 

Overige passiva (inclusief „schuldbewijzen” en „kapitaal en reserves” en „financiële derivaten”)/wereld/totaal

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

 

 

AAN DE ECB DOOR TE GEVEN REEKSEN BETREFFENDE BELEGGINGSFONDSEN — VERKOPEN EN INKOPEN

(Pro-memorieposten)

PASSIVA

Naam en looptijd post/geografische uitsplitsing/sectorale uitsplitsing

Beleggingsfondsen/totaal

Aandelenfondsen

Obligatiefondsen

Gemengde fondsen

Onroerendgoedfondsen

Overige fondsen

Algemene publieksfondsen

Fondsen voor speciale beleggers

Aandelen in beleggingsfondsen/wereld/totaal — verkoop van nieuwe aandelen

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

 

 

Aandelen in beleggingsfondsen/wereld/totaal — inkoop van aandelen

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

P.M.

 

 


(1)  Zie appendix 2.

(2)  Opgenomen in bijlage A bij Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad van 25 juni 1996 inzake het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap (PB L 310 van 30.11.1996, blz. 1).

(3)  PB L 318 van 27.11.1998, blz. 8.

(4)  In het geval dat fondsen die beleggen in overdraagbare effecten en onroerend goed, op nationaal niveau worden ingedeeld als „gemengde fondsen”, dienen deze fondsen in de categorie „gemengde fondsen” te worden ingedeeld.

(5)  Voor statistische doeleinden wordt een lease gedefinieerd als een financiële lease wanneer de leaseperiode de gehele economische levensduur van het duurzame goed of het grootste deel daarvan bestrijkt. Aan het einde van de leaseperiode, heeft de lessee vaak de optie het goed tegen een nominale prijs te kopen (ESR 95, bijlage II).

(6)  Met uitzondeering van participaties/aandelen in beleggingsinstellingen.

A

:

Beleggingsfondsen.

B

:

Handelaren in effecten en derivaten.

C

:

FOL’s.

D

:

Overige OFI's.

(7)  Opgemerkt moet worden dat op de MFI-balans geen onderscheid wordt gemaakt tussen deposito's en leningen aan de actief- en passiefzijde. In plaats daarvan worden alle niet-verhandelbare middelen die geplaatst zijn bij/geleend aan MFI's (= passiva), geacht in deposito te worden gehouden en alle middelen die geplaatst/geleend zijn door de MFI's (= activa), geacht „leningen” te zijn. Het ESR 95 baseert het onderscheid echter op het criterium wie het initiatief neemt tot de transactie. In gevallen waarin het initiatief wordt genomen door de geldnemer, wordt de financiële transactie ingedeeld als een lening. In gevallen waarin het initiatief bij de geldgever ligt, moet de transactie worden ingedeeld als een deposito.

(8)  Europese Centrale Bank, november 2002.

(9)  PB L 372 van 31.12.1986, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/51/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 178 van 17.7.2003, blz. 16).

(10)  Alleen vereist voor de post „Leningen”.

(11)  Het ESR 95 stelt de norm voor de sectorindeling.

(12)  Overheid: Ingezeten eenheden met als hoofdfunctie het voortbrengen van niet-marktgoederen en -diensten bestemd voor individueel of collectief gebruik en/of de herverdeling van het nationale inkomen en het nationale vermogen (ESR 95, paragrafen 2.68-2.70). Overheid omvat centrale overheid, deelstaatoverheid, lagere overheid en wettelijke sociale verzekeringsinstellingen (ESR 95, paragrafen 2.71-2.74). Voor verdere richtlijnen betreffende de sectorindeling zie „Money and Banking Statistics Sector Manual: Guidance for the statistical classification of customers”, Europese Centrale Bank, tweede editie, november 1999.

(13)  Tot de overige ingezeten sectoren behoren:

overige financiële intermediairs zoals gedefinieerd in dit kader;

financiële hulpbedrijven;

verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen. Niet-monetaire financiële ondernemingen en quasi-ondernemingen met als hoofdfunctie financiële intermediatie door middel van het spreiden van risico’s (ESR 95, paragrafen 2.60-2.67),

niet-financiële ondernemingen. Ondernemingen en quasi-ondernemingen die zich niet bezighouden met financiële intermediatie, maar waarvan de hoofdfunctie bestaat uit het produceren van marktgoederen en niet-financiële diensten (ESR 95, paragrafen 2.21-2.31);

huishoudens. Personen of groepen van personen, in de hoedanigheid van consument en in de hoedanigheid van producent van goederen en niet-financiële diensten voor uitsluitend eigen consumptie, alsook in de hoedanigheid van producent van marktgoederen en niet-financiële en financiële diensten mits hun activiteiten niet worden uitgeoefend door quasi-ondernemingen. De sector omvat tevens instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens, met als hoofdfunctie de productie van niet-marktgoederen en -diensten bestemd voor bepaalde groepen huishoudens (ESR 95, paragrafen 2.75-2.88).

(14)  Met uitzondering van aandelen/participaties in beleggingsfondsen.

(15)  Niet gerapporteerd voor aandelen- en obligatiefondsen.

(16)  Leningen moeten ook afzonderlijk worden gerapporteerd voor de subsector „totaal aan beleggingsfondsen”.

(17)  „NCB-werkdag” betekent een dag waarop een bepaalde NCB van een deelnemende lidstaat geopend is voor het uitvoeren van monetaire beleidsoperaties van het ESCB.

(18)  Zie ook paragraaf 6.2 „Gegevensvereisten”.

(19)  Bijvoorbeeld, in het geval van Griekenland worden de codes „U2” en „U8” voor het tegenpartijgebied gebruikt voor gegevens die betrekking hebben op perioden tot en met 2000Q4, en de codes „U5” en „U4” worden gebruikt vanaf 2001Q1.

(20)  Bijvoorbeeld, in het geval van Griekenland wordt de code „N” gebruikt voor gegevens die betrekking hebben op perioden tot en met 2000Q4, en de code „E” vanaf 2001Q1.

(21)  Eigenschappen zijn statistische begrippen die aanvullende gecodeerde informatie (bijv. de eenheid) en niet-gecodeerde informatie (bijv. de compilatiemethode) verschaffen over de uitgewisselde gegevens. De eigenschappen waarvan alle partners de waarden kennen, zijn „verplicht”. De eigenschappen die alleen worden gedefinieerd indien zij bij de rapporterende instelling bekend zijn (bijv. id's van binnenlandse reeksen) of indien zij relevant zijn (bijv. compilatie, reeksbreuken) zijn „voorwaardelijk”. De waarden van eigenschappen hoeven slechts te worden uitgewisseld wanneer zij voor de eerste keer worden ingesteld of telkens wanneer zij gewijzigd worden. Alleen de waarnemingsstatus, die aan elke waarneming wordt gekoppeld, wordt altijd mee uitgewisseld.

(22)  Wijzigingen dienen ook per fax/e-mail aan de verantwoordelijke werkeenheid van de ECB te worden doorgegeven.

(23)  De ECB verwijst naar het directoraat Statistieken van de ECB.

(24)  Bijvoorbeeld in het geval van Griekenland wordt de waarde van deze eigenschap ingesteld op „GRD” voor de periode tot en met 2000Q4 en op „EUR” vanaf 2001Q1.

(25)  Voor de OFI-sleutelgroep is deze eigenschap niet vereist omdat de informatie al beschikbaar is uit de herindelingsreeks. Zij is toegevoegd aan de lijst omdat zij deel uitmaakt van de gemeenschappelijke lijst van mogelijke waarden voor de eigenschap waarnemingsstatus voor alle sleutelgroepen. Indien echter de waarnemingsstatus „B” wordt verschaft, moet daarbij ook de waarde van de waarneming vóór de breuk worden gegeven (OBS_PRE_BREAK).

(26)  Wanneer vanwege lokale marktpraktijken of vanwege het juridische kader een tijdreeks (of een deel daarvan) niet van toepassing is (het onderliggende verschijnsel bestaat niet), wordt een ontbrekende waarde gerapporteerd („-”) met waarnemingsstatus „M”.

(27)  Wanneer vanwege lokale statistische omstandigheden gegevens voor een tijdreeks niet worden verzameld op bepaalde data of niet voor de totale lengte van de tijdreeks (het onderliggende economische verschijnsel bestaat, maar er is geen statistisch toezicht op), wordt een ontbrekende waarde gerapporteerd („-”) met waarnemingsstatus „L” in iedere periode.

(28)  Deze waarnemingen krijgen in een later stadium definitieve waarden (waarnemingsstatus „A”). De nieuwe herziene waarden vervangen de vorige voorlopige waarnemingen.


Top