EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32009R0024

Verordening (EG) nr. 24/2009 van de Europese Centrale Bank van 19 december 2008 houdende statistieken betreffende de activa en passiva van lege financiële instellingen die securitisatietransacties verrichten (ECB/2008/30)

OJ L 15, 20.1.2009, p. 1–13 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
Special edition in Croatian: Chapter 01 Volume 008 P. 266 - 278

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2014; opgeheven door 32013R1075

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2009/24/oj

20.1.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 15/1


VERORDENING (EG) Nr. 24/2009 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 19 december 2008

houdende statistieken betreffende de activa en passiva van lege financiële instellingen die securitisatietransacties verrichten

(ECB/2008/30)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gelet op de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank (hierna de „ESCB-statuten”), inzonderheid op artikel 5,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2533/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot het verzamelen van statistische gegevens door de Europese Centrale Bank (1), inzonderheid op artikel 5, lid 1 en artikel 6, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 2533/98 bepaalt in artikel 2, lid 1 dat de Europese Centrale Bank (ECB), ter vervulling van haar statistische rapportageverplichtingen, bijgestaan door de nationale centrale banken (NCB’s), bevoegd is tot het verzamelen van statistische gegevens binnen de perken van de referentiepopulatie van informatieplichtigen en van hetgeen nodig is om de taken van het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB) uit te voeren. Uit Artikel 2, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 2533/98 blijkt dat lege financiële instellingen die zich bezighouden met securitisatietransacties (LFI’s) deel uitmaken van de refererentiepopulatie van informatieplichtigen voor de vervulling van de statistische rapportageverplichtingen van de ECB inzake onder meer monetaire en financiële statistieken. Verder is de ECB ingevolge artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2533/98 gehouden om de werkelijke populatie van informatieplichtigen te bepalen binnen de grenzen van de referentiepopulatie van informatieplichtigen en is zij gerechtigd om bepaalde categorieën informatieplichtigen geheel of gedeeltelijk vrij te stellen van hun rapportageverplichtingen.

(2)

Deze LFI-gegevens beogen de ECB de passende statistieken betreffende de financiële werkzaamheden van de LFI-subsector in de als één economisch gebied beschouwde deelnemende lidstaten te verschaffen.

(3)

Gezien de nauwe banden tussen de securitisatie-werkzaamheden van LFI’s en monetaire financiële instellingen (MFI’s), is een consistente, aanvullende en geïntegreerde verslaglegging door MFI’s en LFI’s vereist. Daarom dient de overeenkomstig deze Verordening geleverde statistische informatie samen met de gegevensverplichtingen voor MFI’s betreffende gesecuritiseerde leningen, zoals bepaald in Verordening (EG) nr. 25/2009 van de Europese Centrale Bank van 19 december 2008 betreffende de balans van de sector monetaire financiële instellingen (herschikking) (ECB/2008/32) (2) te worden beoordeeld.

(4)

Deze geïntegreerde rapportagemethode door LFI’s en MFI’s en de vrijstellingen van deze Verordening dient de rapportagelast voor rapportageplichtigen te minimaliseren en overlappingen te vermijden bij de rapportage van statistische informatie door LFI’s en MFI’s.

(5)

De NCB’s dienen het recht te hebben de LFI’s vrij te stellen van de rapportageverplichtingen die onredelijk hoge kosten teweeg zouden brengen in vergelijking met het voordeel voor de statistieken.

(6)

Hoewel krachtens artikel 34.1 van de ESCB-statuten aangenomen verordeningen geen rechten toekennen, noch verplichtingen opleggen aan niet-deelnemende lidstaten, geldt artikel 5 van de statuten van het ESCB voor alle lidstaten, ongeacht of zij al dan niet de euro aangenomen hebben. Overweging 17 van Verordening (EG) nr. 2533/98 verduidelijkt dat artikel 5 van de ESCB-statuten, samen met artikel 10 (vroeger artikel 5) van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap de verplichting inhoudt om op nationaal niveau alle maatregelen te nemen en uit te voeren die niet-deelnemende lidstaten dienstig achten voor de verzameling van de nodige statistische gegevens om te voldoen aan de door de ECB opgelegde rapportagevereisten, evenals voor het tijdig treffen van voorbereidingen op het gebied van de statistiek, zodat zij deelnemende lidstaten kunnen worden.

(7)

Het sanctieregime van de ECB zoals bepaald in artikel 7 van Verordening (EG) nr. 2533/98 geldt voor LFI’s,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1.

„LFI”: een onderneming die overeenkomstig gemeenschapsrecht of nationaal recht is opgericht krachtens één van de volgende mogelijkheden:

i)

contractrecht als een door beheermaatschappij beheerd beleggingsfonds;

ii)

trustrecht;

iii)

vennootschapsrecht als een naamloze vennootschap met beperkte aansprakelijkheid of een besloten vennootschap;

iv)

een ander gelijkaardig mechanisme

waarvan de hoofdactiviteit aan volgende criteria voldoet:

a)

zij beoogt één of meer securitisatietransacties uit te voeren dan wel voert deze uit en is gevrijwaard van het risico van faillissement of een andere vorm van in gebreke blijven van de initiator, en

b)

zij geeft het volgende uit, dan wel beoogt zulks te doen: effecten, eenheden van securitisatiefondsen, andere schuldbewijzen en/of financiële derivaten en/of zij is wettelijke of economische eigenaar of kan dit zijn van aan de uitgifte van effecten, eenheden van securitisatiefondsen, andere schuldbewijzen en/of financiële derivaten onderliggende activa die te koop aangeboden worden aan het publiek of verkocht worden op basis van onderhandse plaatsingen, en

De volgende ondernemingen vallen niet onder de definitie van een LFI:

MFI’s in de zin van artikel 1 van Verordening (EG) nr. 25/2009 (ECB/2008/32) (3),

beleggingsfondsen (BF’s) in de zin van artikel 1 van Verordening (EG) nr. 958/2007 van de Europese Centrale Bank van 27 juli 2007 houdende statistieken betreffende de activa en passiva van beleggingsfondsen (ECB/2007/8) (4);

2.

„Securitisatie”: een transactie of regeling waarbij een activum of een pool van activa aan een van de initiator afgescheiden entiteit overgedragen wordt en gecreëerd werd voor securitisatie of daartoe dient en/of het kredietrisico van een activum of een pool van activa, of een deel ervan, overgedragen wordt aan de beleggers in de effecten, eenheden van securitisatiefondsen, andere schuldbewijzen en/of financiële derivaten die werden uitgegeven door een van de initiator afgescheiden entiteit en gecreëerd werd voor securitisatie of daartoe dient, en:

a)

bij een overdracht van een kredietrisico, wordt de overdracht voltooid door:

de economische overdracht van gesecuritiseerde activa aan een van de initiator afgescheiden entiteit die gecreëerd werd voor securitisatie of daartoe dient. Dit wordt gerealiseerd door de eigendomsoverdracht van de gesecuritiseerde activa van de initiator of door subdeelneming, of

het gebruik van kredietderivaten, garanties of andere gelijkaardige mechanismen,

en

b)

als dergelijke effecten, eenheden van securitisatiefondsen, andere schuldbewijzen en/of financiële derivaten uitgegeven worden, zij geen betalingsverplichtingen van de initiator vormen;

3.

„Initiator”: de overdrager die de activa of een pool van activa en/of het kredietrisico van het activum of de pool van activa aan de securitisatiestructuur heeft overgedragen;

4.

„Deelnemende lidstaat”: een lidstaat die de euro heeft aangenomen;

5.

„Niet-deelnemende lidstaat”: een lidstaat die de euro niet heeft aangenomen;

6.

„Rapportageplichtige”: een rapportageplichtige in de zin van artikel 1 van Verordening (EG) nr. 2533/98;

7.

„Ingezetene”: een ingezetene in de zin van artikel 1 van Verordening (EG) nr. 2533/98. Binnen de context van deze Verordening, en bij gebreke van een significante fysische dimensie van een juridische entiteit, bepaalt het recht van het economische gebied de rechtspersoonlijkheid en daardoor het ingezetenschap van de entiteit. Als de entiteit geen rechtspersoonlijkheid heeft, wordt de statutaire vestigingsplaats als criterium gebruikt, namelijk het land wiens rechtssysteem de oprichting en het verdere bestaan van de entiteit beheerst;

8.

„MFI”: een monetaire financiële instelling in de zin van artikel 1 van Verordening (EG) nr. 25/2009 (ECB/2008/32);

9.

„Relevante NCB”: de NCB van de deelnemende lidstaat waarin de betrokken LFI ingezeten is;

10.

„Starten met de werkzaamheden”: alle met securitisatie verband houdende werkzaamheden, waaronder voorbereidingsmaatregelen, met uitzondering van de oprichting van een entiteit, die naar verwachting de securitisatie-werkzaamheden binnen de volgende zes maanden niet zal starten. Verricht een LFI werkzaamheden nadat de securitisatie-werkzaamheden voorzienbaar worden, dan betekent zulks dat met de werkzaamheden werd gestart.

Artikel 2

Populatie van informatieplichtigen

1.   In het grondgebied van een deelnemende lidstaat ingezeten LFI’s vormen de referentiepopulatie van informatieplichtigen. De referentiepopulatie van informatieplichtigen is onderworpen aan de verplichting van artikel 3, lid 2.

2.   De referentiepopulatie van informatieplichtigen, met uitsluiting van de LFI’s die volledig vrijgesteld werden krachtens artikel 5, lid 1 onder c), vormt de werkelijke populatie van informatieplichtigen. De werkelijke populatie van informatieplichtigen is onderworpen aan de rapportageverplichtingen van artikel 4, onder voorbehoud van de in artikel 5 vastgelegde vrijstellingen. De LFI’s die krachtens artikel 5, lid 3 hun jaarrekening rapporteren of die krachtens artikel 5, lid 5 onderworpen zijn aan ad hoc-rapportageverplichtingen, maken eveneens deel uit van de werkelijke populatie van informatieplichtigen.

3.   Verantwoordelijk voor de rapportage van de krachtens deze Verordening vereiste informatie zijn de personen die gerechtigd zijn om de LFI te vertegenwoordigen, of bij gebreke van een geformaliseerde vertegenwoordiging, personen die krachtens de toepasselijke nationale wetgeving aansprakelijk zijn voor de handelingen van de LFI, als de LFI geen rechtspersoonlijkheid heeft krachtens haar nationale wetgeving.

Artikel 3

Lijst van LFI’s voor statistische doeleinden

1.   De Directie van de ECB maakt voor statistische doeleinden een lijst van LFI’s op die de referentiepopulatie van informatieplichtigen vormen en houdt deze bij. De LFI’s geven overeenkomstig Richtsnoer ECB/2008/31 van 19 december 2008 tot wijziging van Richtsnoer ECB/2007/9 betreffende monetaire statistieken en statistieken inzake financiële instellingen en markten (herschikking) (5) aan de NCB’s de door deze gevraagde gegevens door. De NCB’s en de ECB stellen deze lijst, en de herzieningen ervan, op passende wijze ter beschikking, o.a. elektronisch, via het internet of, op verzoek van de betrokken rapportageplichtigen, in gedrukte vorm.

2.   Een LFI brengt de betrokken NCB binnen de week vanaf de datum waarop de LFI haar werkzaamheden heeft gestart op de hoogte van haar bestaan, ongeacht of zij verwacht onderworpen te zijn aan de periodieke rapportageverplichting krachtens deze verordening.

3.   Als de meest recent beschikbare elektronische versie van de lijst waarnaar wordt verwezen in lid 1 onjuist is, legt de ECB echter geen sancties op aan entiteiten die niet naar behoren aan hun rapportageverplichtingen hebben voldaan voor zover aan de vereisten van lid 2 werd voldaan en de entiteit te goeder trouw afging op de onjuiste lijst.

Artikel 4

Statistische rapportageverplichtingen en rapportageregels op kwartaalbasis

1.   De werkelijke populatie van informatieplichtigen levert op kwartaalbasis aan de relevante NCB gegevens betreffende de aan het kwartaaleinde uitstaande bedragen, financiële transacties en afschrijvingen/afwaarderingen van de activa en passiva van de LFI’s, zulks overeenkomstig de bijlagen I en II.

2.   Voor zover de in lid 1 genoemde gegevens afgeleid kunnen worden overeenkomstig de statistische nimumkwaliteitsnormen van bijlage III, kunnen de NCB’s de krachtens lid 1 vereiste statistische gegevens betreffende door LFI’s uitgegeven en aangehouden effecten effectsgewijs verzamelen.

3.   Onverminderd de rapportageregels van bijlage II, worden alle activa en passiva van LFI’s krachtens deze verordening gerapporteerd overeenkomstig de rapportageregels zoals bepaald in de desbetreffende nationale wetgeving tot tenuitvoerlegging van de Richtlijn 86/635/EEG van de Raad van 8 december 1986 betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van banken en andere financiële instellingen (6). De regels inzake financiële administratie in de desbetreffende nationale wetgeving tot tenuitvoerlegging van de Vierde Richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978 op basis van artikel 54, lid 3 onder g), van het Verdrag betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen (7) zijn van toepassing op LFI’s die niet binnen het toepassingsgebied vallen van de nationale wet tot tenuitvoerlegging van Richtlijn 86/635/EEG. Andere relevante nationale of internationale standaarden of praktijken voor jaarrekeningen zijn van toepassing op LFI’s die niet vallen onder de nationale wetgeving tot tenuitvoerlegging van deze richtlijnen.

4.   Indien lid 3 de rapportage van instrumenten op basis van de actuele marktwaarde vereist, kunnen NCB’s de LFI’s vrijstellen van de rapportage van deze instrumenten op basis van actuele marktwaarde als de kosten voor de LFI daarvoor onredelijk hoog zouden zijn. In dat geval passen LFI’s de waardering toe die gebruikt wordt voor beleggersrapporten.

5.   Als de beschikbare gegevens overeenkomstig de nationale marktpraktijken verwijzen naar om het even welke datum binnen een kwartaal, kunnen de NCB’s de rapportageplichtigen toestaan deze kwartaalgegevens in plaats daarvan te rapporteren, mits deze gegevens vergelijkbaar zijn en rekening wordt gehouden met significante transacties tussen deze datum en het einde van het kwartaal.

6.   Een LFI mag, in overeenstemming met de desbetreffende NCB, in plaats van afschrijvingen/afwaarderingen van lid 1 andere informatie leveren op basis waarvan de NCB de vereiste gegevens betreffende afschrijvingen/afwaarderingen kan afleiden.

Artikel 5

Vrijstellingen

1.   De NCB’s kunnen de volgende vrijstellingen van de rapportageverplichtingen van artikel 4 verlenen:

a)

Voor door MFI’s van het eurogebied geïnitieerde leningen die uitgesplitst zijn naar looptijd, sector en ingezetenschap van de debiteuren, en indien de MFI’s de gesecuritiseerde leningen in de zin van Verordening (EG) nr. 25/2009 (ECB/2008/32) blijven aflossen, kunnen de NCB’s vrijstellingen verlenen van de rapportageplicht betreffende deze leningen. Verordening (EG) nr. 25/2009 (ECB/2008/32) stipuleert de rapportage van deze gegevens.

b)

De NCB’s kunnen LFI’s vrijstellen van alle in bijlage I vastgelegde rapportageverplichtingen, afgezien van de verplichting om in elke deelnemende lidstaat op kwartaalbasis gegevens betreffende het uitstaande kwartaalultimobedrag van de totale activa te rapporteren, op voorwaarde dat LFI’s die bijdragen tot de geaggregeerde kwartaalrekening van activa/passiva minstens 95 % van alle activa van de LFI vertegenwoordigen in termen van uitstaande bedragen. De NCB’s controleren tijdig of aan deze voorwaarde wordt voldaan, teneinde met ingang van het begin van elk kalenderjaar een vrijstelling te verlenen of, zo nodig, in te trekken.

c)

Voor zover de gegevens van artikel 4 overeenkomstig de statistische minimumkwaliteitsnormen, zoals vastgelegd in bijlage III, kunnen worden afgeleid uit andere statistische, openbare of gegevensbronnen van toezichthouders en onverminderd de subalinea’s a en b, kunnen de NCB’s, na overleg met de ECB, de rapportageplichtigen volledig of gedeeltelijk vrijstellen van de rapportageverplichtingen van bijlage I bij deze Verordening.

2.   De LFI’s kunnen, mits de desbetreffende NCB voorafgaand toestemming verleent, afzien van de vrijstellingen van lid 1 en de volledige rapportageverplichtingen van artikel 4 nakomen.

3.   LFI’s die genieten van een vrijstelling in de zin van lid 1 onder c), rapporteren de jaarrekening, als deze niet openbaar toegankelijk is, binnen zes maanden na het einde van de referentieperiode of zo snel mogelijk daarna, aan de desbetreffende NCB, zulks overeenkomstig de toepasselijke nationale wettelijke praktijken in de lidstaat van ingezetenschap van de LFI. De desbetreffende NCB stelt de LFI’s in kennis van deze op hen toepasselijke rapportageverplichting.

4.   De desbetreffende NCB trekt de vrijstelling van lid 1 onder c) in als de gegevens inzake statistische normen die vergelijkbaar zijn met de in deze verordening vastgelegde normen gedurende drie opeenvolgende rapportageperiodes niet tijdig ter beschikking werden gesteld aan de desbetreffende NCB, ongeacht of dit al dan niet toe te rekenen is aan de betrokken LFI. Zoals uiteengezet in artikel 4 beginnen de LFI’s met de gegevensrapportage, zulks ten laatste drie maanden na de datum waarop de desbetreffende NCB de rapportageplichtigen in kennis heeft gesteld van de ingetrokken vrijstelling.

5.   Onverminderd lid 3, kunnen de NCB’s ad hoc rapportageverplichtingen opleggen aan LFI’s met een vrijstelling in de zin van lid 1 onder c), zulks om te voldoen aan de vereisten van deze Verordening. LFI’s rapporteren de op ad hoc basis gevraagde informatie binnen 15 werkdagen na het verzoek van de desbetreffende NCB.

Artikel 6

Uiterste data

De NCB geven de ECB gegevens door betreffende geaggregeerde kwartaalactiva en -passiva betreffende de balansposities van LFI’s in elke deelnemende lidstaat, en wel uiterlijk aan het einde van de 28e werkdag volgend op het einde van het kwartaal waarop de gegevens betrekking hebben. De NCB’s leggen uiterste data vast voor de ontvangst van gegevens van de rapportageplichtigen.

Artikel 7

Minimumnormen en nationale rapportageprocedures

1.   De LFI’s voldoen aan de rapportageverplichtingen waaraan zij onderworpen zijn in overeenstemming met de minimumnormen voor de transmissie, nauwkeurigheid, conceptuele naleving en herzieningen, als vastgelegd in bijlage III.

2.   De NCB’s definiëren de door de werkelijke populatie van informatieplichtigen te volgen rapportageprocedures en passen deze toe overeenkomstig nationale kenmerken. De NCB’s verzekeren dat deze rapportageprocedures de vereiste statistische gegevens opleveren en een nauwkeurige controle mogelijk maken van de naleving van de minimumnormen voor transmissie, nauwkeurigheid, conceptuele naleving en herzieningen zoals vastgelegd in bijlage III.

Artikel 8

Verificatie en gedwongen verzameling

De NCB’s oefenen het recht tot verificatie of verzameling van de gegevens die informatieplichtigen krachtens deze verordening dienen te verstrekken uit, onverminderd het recht van de ECB om deze rechten zelf uit te oefenen. De NCB’s oefenen deze rechten met name uit wanneer een tot de werkelijke populatie van informatieplichtigen behorende instelling niet voldoet aan de minimumnormen voor transmissie, nauwkeurigheid, conceptuele naleving en herzieningen, zoals vastgelegd in bijlage III bij deze verordening.

Artikel 9

Eerste rapportage

1.   Een LFI die de werkzaamheden startte vóór 25 maart 2009, stelt de desbetreffende NCB in kennis van haar bestaan tegen eind maart 2009, ongeacht of deze al dan niet verwacht onderworpen te zijn aan de periodieke rapportage krachtens deze Verordening.

2.   Een LFI die de werkzaamheden startte na 24 maart 2009 stelt de desbetreffende NCB in kennis van haar bestaan overeenkomstig artikel 3, lid 2.

3.   De eerste rapportage overeenkomstig de op de LFI toepasselijke statistische rapportagevereisten van artikel 4 en 5 begint met de kwartaalgegevens vanaf december 2009. De eerste gegevensrapportage betreft slechts uitstaande bedragen.

4.   LFI’s die de werkzaamheden na 31 december 2009 starten, rapporteren bij de eerste rapportage gegevens op kwartaalbasis, teruggaand tot de eerste securitisatietransactie.

5.   LFI’s die de werkzaamheden starten nadat hun lidstaat de euro na 31 december 2009 heeft aangenomen, rapporteren bij de eerste rapportage gegevens op kwartaalbasis, teruggaand tot op de eerste securitisatietransactie.

Artikel 10

Slotbepaling

Deze verordening treedt in werking op de 20-ste dag volgende op de publicatie in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Frankfurt am Main, 19 december 2008.

Namens de Raad van bestuur van de ECB

De president van de ECB

Jean-Claude TRICHET


(1)  PB L 318 van 27.11.1998, blz. 8.

(2)  Zie bladzijde 14 van dit Publicatieblad.

(3)  Is nog niet gepubliceerd in het Publicatieblad.

(4)  PB L 211 van 11.8.2007, blz. 8.

(5)  Is nog niet gepubliceerd in het Publicatieblad.

(6)  PB L 372 van 31.12.1986, blz. 1.

(7)  PB L 222 van 30.6.2006, blz. 1.


BIJLAGE I

STATISTISCHE RAPPORTAGEVERPLICHTINGEN

Tabel 1

Uitstaande bedragen en nieuwe transacties

 

A.

Binnenland

B.

Overige deelnemende lidstaten

C.

Rest van de wereld

D.

Totaal

Totaal

MFI's

Geen MFI's - Totaal

Totaal

Totaal

MFI's

Geen MFI' s- Totaal

Totaal

 

Overheid (S.13)

 

Overige ingezetenen:

 

Overheid (S.13)

 

Overige ingezetenen:

Totaal

Overige financiële intermediairs + financiële hulpbedrijven (S.123+S.124)

Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen (S.125)

Niet-financiële vennootschappen (S.11)

Huishoudens + instellingen zonder winstoogmerk t.b.v. huishoudens (S.14+S.15)

Totaal

Overige financiële intermediairs + financiële hulpbedrijven (S.123+S.124)

Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen (S.125)

Niet-financiële vennootschappen (S.11)

Huishoudens + instellingen zonder winstoogmerk t.b.v. huishoudens (S.14+S.15)

 

waarvan LFI's

 

waarvan LFI's

ACTIVA

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1

Vordering inzake deposito’s en leningen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2

Gesecuritiseerde leningen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2a

MFI van het eurogebied als initiator

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

tot 1 jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

langer dan 1 jaar en tot 5 jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

langer dan 5 jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2b

overheid van het eurogebied als initiator

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2c

OFI en verzekeringsinstellingen (1) en pensioenfondsen van het eurogebied (2) als initiator

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2d

niet-financiële vennootschap van het eurogebied (3) als initiator

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2e

initiator van buiten het eurogebied

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3.

Effecten m.u.v. aandelen  (4)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

tot 1 jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

langer dan 1 jaar en tot 2 jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

langer dan 2 jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

4

Andere gesecuritiseerde activa

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

4b

waarvan overheid van het eurogebied als initiator

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

4b

waarvan niet-financiële vennootschap van het eurogebied als initiator

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

5

Aandelen en overige deelnemingen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

6

Financiële derivaten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

7

Vaste activa

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

8

Overige activa

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

PASSIVA

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

9

Ontvangen leningen en deposito’s

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

10

Uitgegeven schuldbewijzen  (4)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

tot 1 jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

langer dan 1 jaar en tot 2 jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

langer dan 2 jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

11

Kapitaal en reserves

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

12

Financiële derivaten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

13

Overige passiva

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Tabel 2

Afschrijvingen/afwaarderingen

 

D.

Totaal

 

 

ACTIVA

 

2

Gesecuritiseerde leningen

 


(1)  Overige financiële intermediairs, m.u.v. verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen

(2)  Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen

(3)  Niet-financiële vennootschappen

(4)  Overeenkomstig artikel 4(2) mogen NCB's kiezen deze gegevens te verzamelen op een effectsgewijze basis.


BIJLAGE II

DEFINITIES

AFDELING 1

Definities van categorieën instrumenten

Deze tabel bevat een gedetailleerde standaardbeschrijving van de categorieën instrumenten die de nationale centrale banken (NCB’s) conform deze verordening omzetten in nationale categorieën. De tabel is geen lijst van individuele financiële instrumenten en de beschrijvingen zijn niet uitputtend. De definities verwijzen naar het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap (het „ESR 95”).

Alle financiële activa en passiva dienen op brutobasis te worden gerapporteerd, d.w.z. financiële activa worden gerapporteerd met inbegrip van financiële verplichtingen.

Tabel A

Definities van categorieën instrumenten betreffende de activa en passiva van lege financiële instellingen die securitisatietransacties verrichten

CATEGORIEËN ACTIVA

Categorie

Belangrijkste kenmerken

1.

Vordering inzake deposito’s en leningen

Ten behoeve van het rapportagekader omvat deze post fondsen die de securitisatietransacties verrichtende lege financiële instelling (LFI’s) leent aan kredietnemers, welke fondsen niet zijn belichaamd in documenten of die zijn belichaamd in één enkel document zelfs als dit verhandelbaar is geworden.

Het betreft onder meer de volgende posten:

bij monetaire financiële instellingen (MFI’s) geplaatste deposito’s

aan LFI’s verstrekte leningen

vorderingen krachtens repo-overeenkomsten met wederverkoopverplichting of opgenomen effectenleningen tegen cash onderpand. Tegenpost van gelden betaald in ruil voor door LFI’s gekochte effecten, of opgenomen effectenleningen tegen cash onderpand (zie categorie 9)

Deze post omvat tevens aangehouden in omloop zijnde euro- en buitenlandse bankbiljetten en munten die algemeen worden gebruikt voor het verrichten van betalingen.

2.

Gesecuritiseerde leningen

Ten behoeve van het rapportagekader bestaat dit uit aan de kredietnemers geleende fondsen die door de rapportageplichtigen van de initiator werden verworven. Deze fondsen zijn niet belichaamd in documenten of zijn belichaamd in één enkel document, zelfs indien dit verhandelbaar is geworden.

Dit omvat eveneens:

financiële leases ten behoeve van derden: Financiële leases zijn contracten waarbij de juridische eigenaar van een duurzaam goed (verder de „lessor”) deze activa voor het grootste deel, zo niet voor de gehele economische levensduur van de activa, uitleent aan een derde (verder de „lessee”) in ruil voor afbetalingstermijnen ter dekking van de kosten van het goed plus ingecalculeerde rentekosten. De lessee wordt verondersteld alle aan het gebruik van het goed verbonden voordelen te genieten en de aan de eigendom verbonden kosten en risico’s te dragen. Statistisch zijn financiële leases leningen van de lessor aan de lessee waarmee de lessee het duurzame goed kan aankopen. Door een initiator verstrekte financiële leases, welke handelt als lessor, dienen te worden opgenomen onder de actiefpost „gesecuritiseerde leningen”. De aan de lessee zijn uitgeleende activa (duurzame goederen) dienen nergens te worden opgenomen.

dubieuze vorderingen die nog niet zijn afgelost of afgeschreven: dubieuze vorderingen worden beschouwd als leningen met achterstallige terugbetaling of die anderszins onvolwaardig zijn bevonden.

aangehouden niet-verhandelbare effecten: aangehouden effecten met uitzondering van niet-verhandelbare aandelen en andere deelnemingen, die niet op secundaire markten kunnen worden verhandeld, zie tevens „verhandelde leningen”.

verhandelde leningen: De facto verhandelbaar geworden leningen, dienen te worden opgenomen onder de actiefpost „gesecuritiseerde leningen”, indien ze verder in één enkel document worden belichaamd en doorgaans slechts incidenteel verhandeld worden.

achtergestelde schuld in de vorm van deposito’s of leningen: Achtergestelde schuldbewijzen verschaffen een ondergeschikte vordering op de uitgevende instelling die alleen kan worden uitgeoefend nadat alle vorderingen met een hogere status (bijv. deposito’s/leningen) zijn voldaan, waardoor ze enigszins lijken op „aandelen en andere deelnemingen”. Statistisch dienen achtergestelde schulden te worden behandeld overeenkomstig de aard van het financiële instrument, d.w.z. geclassificeerd te worden als „gesecuritiseerde leningen” of als „effecten met uitzondering van aandelen”. Indien het gangbaar is alle vormen van door een LFI aangehouden achtergestelde schulden voor statistische doeleinden als een enkel cijfer aan te geven, dient dit cijfer onder de post „effecten met uitzondering van aandelen” te worden opgenomen, omdat achtergestelde schulden hoofdzakelijk bestaan uit effecten en niet uit leningen.

Gesecuritiseerde leningen dienen overeenkomstig de volgende regels te worden gerapporteerd:

een uitsplitsing naar looptijd voor door MFI’s van het eurogebied geïnitieerde leningen aan niet-financiële vennootschappen. Dat betreft de looptijd op het ogenblik dat de lening werd verstrekt, d.w.z. oorspronkelijke looptijd en verwijst naar de vaste periode waarbinnen de lening moet zijn afgelost

leningen dienen tegen nominale waarde te worden gerapporteerd, zelfs indien ze door de initiator voor een andere prijs werden gekocht. De tegenpost voor het verschil tussen de nominale waarde en de aankoopprijs dient te worden opgenomen onder „overige passiva”

Deze post omvat gesecuritiseerde leningen ongeacht of de heersende administratieve verantwoordings- en verslagleggingsmethode eist dat de leningen op de balans van de rapportageplichtige worden opgenomen.

3.

Effecten met uitzondering van aandelen

Aangehouden effecten met uitzondering van „aandelen of overige deelnemingen” die verhandelbaar zijn en gewoonlijk op secundaire markten worden verhandeld of op de markt kunnen worden verrekend en die de houder geen eigendomsrechten verlenen met betrekking tot de emitterende instelling.

Hiertoe behoren:

aangehouden effecten, al dan niet belichaamd door documenten die de houder een onvoorwaardelijk recht geven op een vast of contractueel bepaald inkomen in de vorm van couponbetalingen en/of een vast bedrag op een bepaalde datum of op bepaalde data, dan wel vanaf een bij de emissie vastgestelde datum;

achtergestelde schuld in de vorm van schuldbewijzen

Effecten die uitgeleend worden op grond van effectenuitleentransacties of verkocht zijn krachtens een repo-overeenkomst, blijven op de balans van de oorspronkelijke eigenaar staan en dienen niet te worden opgenomen op de balans van de tijdelijke verkrijger indien er een vaste verplichting bestaat om de transactie om te keren en niet eenvoudigweg een optie om dat te doen (zie categorie 9). Indien de tijdelijke verkrijger de ontvangen effecten verkoopt, dient deze verkoop als een rechtstreekse aan- of verkoop van waardepapieren te worden geregistreerd en op de balans van de tijdelijke verkrijger worden opgenomen als een negatieve positie in de effectenportefeuille.

Een uitsplitsing naar looptijd is vereist voor aangehouden effecten met uitzondering van aandelen. Dit betekent looptijd bij uitgifte, d.w.z. oorspronkelijke looptijd, en verwijst naar de vaste looptijd van een financieel instrument en kan niet vóór de afloop ervan worden afgelost.

Deze post omvat effecten met uitzondering van aandelen die gesecuritiseerd werden, ongeacht of de heersende administratieve verantwoordings- en verslagleggingsmethode eist dat de effecten op de balans van de rapportageplichtige worden opgenomen.

4.

Overige gesecuritiseerde activa

Deze post omvat gesecuritiseerde activa met uitzondering van die van de categorieën 2 en 3, zoals belastingvorderingen en commerciële kredieten, ongeacht of de heersende administratieve verantwoordings- of verslagleggingsmethode eist dat de activa op de balans van de rapportageplichtige worden opgenomen.

5.

Aandelen en overige deelnemingen

Aangehouden effecten die eigendomsrechten vertegenwoordigen in ondernemingen of quasi-vennootschappen. Deze effecten geven de houders in het algemeen recht op een aandeel in de winst van ondernemingen of quasi-vennootschappen alsmede in het eigen vermogen bij liquidatie

6.

Financiële derivaten

De volgende financiële derivaten dienen onder deze post te worden gerapporteerd:

opties

warrants

futures

swaps, met name kredietverzuimswap

Bruto toekomstige verplichtingen uit derivatencontracten dienen niet als balansposten te worden opgenomen

Deze post omvat geen financiële derivaten die overeenkomstig de nationale regels niet op de balans dienen te worden opgenomen

7.

Vaste activa

Deze post omvat investeringen in materiële vaste activa, bijv. in huizen, overige gebouwen en bouwwerken en niet-woongebouwen

8.

Overige activa

Dit is een restpost aan de actiefzijde van de balans, gedefinieerd als „niet elders opgenomen activa”. Deze post kan omvatten:

te ontvangen lopende rente op deposito’s en leningen

te ontvangen rente op effecten met uitzondering van aandelen

lopende huur op gebouwen

te ontvangen bedragen uit anderen hoofde dan het kernbedrijf van de LFI

CATEGORIEËN PASSIVA

Categorie

Belangrijkste kenmerken

9.

Ontvangen leningen en deposito’s

Door LFI’s aan crediteuren verschuldigde bedragen, niet zijnde gelden verkregen door de uitgifte van verhandelbare effecten. Deze post bestaat uit:

leningen: Aan de rapporterende LFI’s verstrekte leningen die niet zijn belichaamd in documenten of zijn belichaamd in één enkel document, zelfs indien dit verhandelbaar is geworden

niet-verhandelbare schuldbewijzen, uitgegeven door LFI’s: Instrumenten kunnen als „niet-verhandelbaar” worden aangeduid in die zin dat de overdracht van de juridische eigendom van het instrument beperkt mogelijk is, wat betekent dat ze niet kunnen worden verhandeld of, ook al zijn ze technisch verhandelbaar, verhandelen niet mogelijk is vanwege het ontbreken van een gereguleerde markt. Niet-verhandelbare, door informatieplichtigen uitgegeven instrumenten die nadien verhandelbaar worden en die op secundaire markten kunnen worden verhandeld, dienen als „schuldbewijzen” te worden ingedeeld.

repo’s: tegenpost van gelden ontvangen in ruil voor door de informatieplichtigen tegen een bepaalde koers verkochte effecten onder beding van wederinkoop van dezelfde (of soortgelijke) effecten tegen een vaste koers op een afgesproken datum. Door informatieplichtigen ontvangen bedragen in ruil voor effecten die aan een derde zijn overgedragen („tijdelijke verkrijger”) dienen hier te worden ingedeeld, indien er een vaste verplichting bestaat om de transactie om te keren en niet louter een optie daartoe. Dit houdt in dat tijdens de transactie de informatieplichtigen alle risico’s en beloningen van de onderliggende effecten dragen.

De volgende varianten van repo-achtige transacties worden allemaal hier ingedeeld:

ontvangen bedragen in ruil voor effecten die tijdelijk aan een derde zijn overgedragen in de vorm van een effectenuitleen tegen liquide onderpand

ontvangen bedragen in ruil voor effecten die tijdelijk aan een derde zijn overgedragen in de vorm van een verkoop/terugkoopovereenkomst

De onderliggende effecten van repo-achtige transacties worden geboekt volgens de regels in actiefpost 3 „effecten met uitzondering van aandelen”.

Transacties die de tijdelijke overdracht van goud tegen liquide onderpand behelzen, worden ook onder deze post opgenomen

10.

Uitgegeven schuldbewijzen

Door LFI’s uitgegeven effecten niet zijnde „aandelen en overige effecten” die doorgaans verhandelbare instrumenten zijn en op secundaire markten worden verhandeld of op de markt kunnen worden verrekend en die de houder geen eigendomsrechten verlenen met betrekking tot de emitterende instelling. Het omvat o.a. effectenuitgiften in de vorm van:

Door activa gedekte effecten (Asset-backed securities)

Credit-linked notes

11.

Kapitaal en reserves

Voor het rapportagekader omvat deze categorie de bedragen die voortvloeien uit de uitgifte door informatieplichtigen aan aandeelhouders en anderen met eigendomsrechten, van aandelen in het eigen vermogen die voor de houder eigendomsrechten in de LFI vertegenwoordigen en in het algemeen recht geven op een aandeel in de winst en een aandeel in het eigen vermogen bij liquidatie. Hiertoe behoren eveneens gelden uit hoofde van niet-uitgekeerde winst en door informatieplichtigen gereserveerde gelden voor toekomstige betalingen en verplichtingen. Hiertoe behoren:

eigen vermogen

niet-uitgekeerde winsten of gelden

specifieke en algemene voorzieningen met betrekking tot leningen, effecten en andere activa

eenheden van securitisatiefondsen

12.

Financiële derivaten

Zie categorie 6

13.

Overige passiva

Dit is een restpost aan de passiefzijde van de balans, gedefinieerd als „niet-elders-opgenomen passiva”

Deze post kan omvatten:

te ontvangen lopende rente op deposito’s en leningen

te betalen bedragen uit anderen hoofde dan het kernbedrijf van de LFI, d.w.z. bedragen verschuldigd aan leveranciers, belastingen, lonen, sociale premies etc.

voorzieningen die verplichtingen ten opzichte van derden vertegenwoordigen, d.w.z. pensioenen, dividenden etc.

nettoposities uit hoofde van effectenuitleen zonder liquide onderpand

netto te betalen bedragen uit hoofde van toekomstige afrekeningen van effectentransacties

tegenposten voor de waarderingsaanpassing, d.w.z. de nominale waarde minus aankoopprijs van leningen

AFDELING 2

Definities van sectoren

Het ESR 95 stelt de norm voor de sectorindeling. Op het grondgebied van de deelnemende lidstaten gevestigde tegenpartijen worden voor statistische doeleinden geïdentificeerd aan de hand van hun sector, conform de lijst van LFI’s, beleggingsfondsen (BF’s) en MFI’s en de leidraad voor de statistische classificatie van tegenpartijen in het Sectorhandboek voor statistieken inzake monetaire financiële instellingen en markten (Guidance for the statistical classification of customers by the European Central Bank).

Tabel B

Definities van sectoren

Sector

Definitie

1.

MFI’s

Ingezeten nationale centrale banken, ingezeten kredietinstellingen zoals gedefinieerd in communautaire wetgeving, en overige ingezeten financiële instellingen die er hun bedrijf van maken deposito’s en/of nauwe substituten van deposito’s aan te trekken van andere entiteiten dan MFI’s, en voor eigen rekening, ten minste in economische zin, krediet te verstrekken en/of te beleggen in effecten (Verordening (EG) nr. 25/2009 van de Europese Centrale Bank van 19 december 2008 betreffende de balans van de sector monetaire financiële instellingen (herschikking) (ECB/2008/32)).

2.

Overheid

Ingezeten eenheden met als hoofdfunctie het voortbrengen van niet-marktgoederen en -diensten bestemd voor individueel of collectief gebruik en/of de herverdeling van het nationale inkomen en het nationale vermogen (ESR 95, paragrafen 2.68-2.70)

3.

Overige financiële intermediairs en financiële hulpbedrijven:

Financiële vennootschappen en quasi-vennootschappen, met uitzondering van verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen, met als hoofdfunctie financiële intermediatie door het aangaan van verplichtingen anders dan in de vorm van valuta’s, deposito’s en/of nauwe substituten voor deposito’s van institutionele eenheden met uitzondering van MFI’s, of technische reserves van verzekeringen (ESR 95, paragrafen 2.53-2.56). BF’s zoals omschreven in Verordening (EG) nr. 958/2007 van de Europese Centrale Bank van 27 juli 2007 houdende statistieken betreffende de activa en passiva van beleggingsfondsen (ECB/2007/8) en LFI’s zoals omschreven in deze Verordening, zijn in deze sector opgenomen. Eveneens opgenomen zijn financiële hulpbedrijven bestaande uit alle financiële vennootschappen en quasi-vennootschappen met als hoofdfunctie het verlenen van financiële hulpdiensten (ESR 95, paragrafen 2.57-2.59)

4.

Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen

Financiële vennootschappen en quasi-vennootschappen met als hoofdfunctie financiële intermediatie ten gevolge van risicospreiding (ESR 95, paragrafen 2.60-2.67),

5.

Niet-financiële vennootschappen

Vennootschappen en quasi-vennootschappen die zich niet bezighouden met financiële intermediatie maar waarvan de hoofdfunctie bestaat uit het produceren van marktgoederen en niet-financiële diensten (ESR 95, paragrafen 2.21-2.31)

6.

Huishoudens en instellingen zonder winstoogmerk t.b.v. huishoudens

Personen of groepen van personen, in de hoedanigheid van consument en producenten van goederen en niet-financiële diensten voor uitsluitend eigen consumptie, alsook in de hoedanigheid van producent van marktgoederen en niet-financiële en financiële diensten mits hun werkzaamheden niet worden uitgeoefend door quasi-ondernemingen. De sector omvat tevens instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens, met als hoofdfunctie de productie van niet-marktgoederen en -diensten bestemd voor bepaalde groepen huishoudens (ESR 95, paragrafen 2.75-2.88).

AFDELING 3

Definitie van financiële transacties

Financiële transacties overeenkomstig ESR 95 worden gedefinieerd als de netto-aankoop van financiële activa of het netto aangaan van verplichtingen voor elk type financieel instrument, d.w.z. de som van alle financiële transacties die in de betreffende verslagperiode plaatsvinden. De waarderingsmethode voor elke transactie is de aankoop-/verkoopwaarde van de activa en/of passiva worden aangegaan, afgelost of vervangen. Financiële transacties dienen in beginsel deze methodologie te respecteren.

AFDELING 4

Definitie van afschrijvingen/afwaarderingen

Afschrijvingen/afwaarderingen worden gedefinieerd als het effect van veranderingen in de waarde van op de balans opgenomen leningen, die worden veroorzaakt door de afschrijvingen/afwaarderingen van leningen. Afschrijvingen/afwaarderingen die worden geconstateerd bij verkoop of overdracht van de leningen aan derden, worden ook opgenomen, indien identificeerbaar. In geval van afschrijvingen wordt de lening als een waardeloze actiefpost beschouwd en van de balans wordt verwijderd. In geval van afwaarderingen wordt ervan uitgegaan dat de lening niet volledig geïnd zal worden en op de balans wordt de waarde van de lening verminderd.


BIJLAGE III

MINIMUMKWALITEITSNORMEN WAARAAN DE RAPPORTAGE DOOR DE WERKELIJKE POPULATIE VAN INFORMATIEPLICHTIGEN MOET VOLDOEN

Informatieplichtigen dienen de volgende minimumkwaliteitsnormen in acht te nemen, om aan de statistische rapportageverplichtingen van de Europese Centrale Bank (ECB) te voldoen.

1.

Minimumnormen voor transmissie:

a)

de rapportage aan de nationale centrale banken (NCB’s) gebeurt tijdig en binnen de termijn die door de betreffende NCB is vastgesteld;

b)

vorm en formaat van de statistische rapporten voldoen aan de technische rapportagevereisten die hiervoor door de NCB’s zijn vastgesteld;

c)

de contactpersonen binnen de informatieplichtige worden aangewezen, en

d)

de datatransmissie aan de NCB’s gebeurt met inachtneming van de daarvoor vastgestelde technische specificaties.

2.

Minimumnormen voor nauwkeurigheid:

a)

aan alle lineaire beperkingen moet worden voldaan waar van toepassing, bijv. activa en passiva dienen gelijk te zijn, en opgetelde subtotalen moeten gelijk zijn aan de totalen, en

b)

de informatieplichtigen zijn in staat informatie te verschaffen over de ontwikkelingen waarop de verstrekte gegevens duiden;

c)

de statistische gegevens zijn volledig;

d)

de informatieplichtigen houden zich aan de afmetingen en decimalen die door de NCB’s voor de technische transmissie van de gegevens zijn vastgesteld;

e)

de informatieplichtigen volgen het afrondingsbeleid dat door de NCB’s voor de technische transmissie van de gegevens is vastgesteld.

3.

Minimumnormen voor de conceptuele naleving:

a)

De statistische gegevens worden gepresenteerd met inachtneming van de definities en classificaties zoals vervat in deze verordening;

b)

in geval van afwijking van deze definities en classificaties, zullen de informatieplichtigen, waar van toepassing, op gezette tijden het verschil tussen de gebruikte maatstaf en de maatstaf in deze verordening controleren en kwantificeren;

c)

informatieplichtigen kunnen een eventuele breuk in de verstrekte gegevens ten opzichte van de cijfers van voorgaande periodes verklaren.

4.

Minimumnormen voor herzieningen:

De informatieplichtigen dienen het beleid en de procedures te volgen die door de ECB en de NCB’s met betrekking tot herzieningen zijn vastgesteld. Herzieningen die afwijken van regelmatige herzieningen, worden van een toelichting voorzien.


Top