EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32018O0003

Richtsnoer (EU) 2018/570 van de Europese Centrale Bank van 7 februari 2018 houdende wijziging van Richtsnoer (EU) 2015/510 betreffende de tenuitvoerlegging van het monetairbeleidskader van het Eurosysteem (ECB/2018/3)

OJ L 95, 13.4.2018, p. 23–44 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/guideline/2018/570/oj

13.4.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 95/23


RICHTSNOER (EU) 2018/570 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 7 februari 2018

houdende wijziging van Richtsnoer (EU) 2015/510 betreffende de tenuitvoerlegging van het monetairbeleidskader van het Eurosysteem (ECB/2018/3)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 127, lid 2, eerste streepje,

Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, en met name artikel 3.1, eerste streepje, artikel 9.2, artikel 12.1, artikel 14.3, artikel 18.2 en artikel 20, eerste alinea.

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De verwezenlijking van een gemeenschappelijk monetair beleid vergt de vaststelling van instrumenten en procedures voor gebruik door het Eurosysteem, teneinde dat beleid in de eurogebiedlidstaten uniform ten uitvoer te leggen.

(2)

Aangaande monetairbeleidstransacties moet Richtsnoer (EU) 2015/510 van de Europese Centrale Bank (ECB/2014/60) (1) gewijzigd worden vanwege een aantal noodzakelijke technische en redactionele verbeteringen die verband houden met operationele aspecten.

(3)

Een aantal technische en redactionele verbeteringen met betrekking tot het wederpartijkader is noodzakelijk. Bovendien acht de Raad van bestuur het noodzakelijk een automatische beperking in te voeren op de toegang van wederpartijen tot monetairbeleidstransacties nadat een bevoegde autoriteit heeft vastgesteld dat een wederpartij „faalt of waarschijnlijk zal falen”.

(4)

Het Eurosysteem heeft een gemeenschappelijk kader ontwikkeld voor als onderpand beleenbare activa, zodat alle Eurosysteemkrediettransacties geharmoniseerd uitgevoerd worden door implementatie van Richtsnoer (EU) 2015/510 (ECB/2014/60) in alle eurogebiedlidstaten. De Raad van bestuur acht een aantal wijzigingen van het Eurosysteemonderpandkader noodzakelijk, waaronder de uitsluiting van beleggingsinstellingen als in aanmerking komende emittenten of garanten, zulks vanwege specifieke risico's die voortvloeien uit de instabiliteit van financieringsregelingen van beleggingsinstellingen, en de wijziging van de regels inzake vrijstellingen van het verbod op het eigen gebruik van beleenbare activa, inzake het gebruik van gegarandeerde ongedekte schuldbewijzen die werden uitgegeven door een wederpartij, of een nauw verbonden entiteit, inzake het gebruik van gegarandeerde ongedekte schuldbewijzen die werden uitgegeven door een kredietinstelling, of een nauw verbonden entiteit, en inzake de transparantievereisten betreffende de beoordeling van gedekte obligaties.

(5)

Door commercieel hypothecair krediet gedekte effecten (CMBS) moeten niet langer in aanmerking komen als onderpand uit hoofde van het Eurosysteemonderpandkader, aangezien de risico's en complexiteit van CMBS, zowel aangaande de onderliggende activa en structurele kenmerken, aanzienlijk verschillen van andere effecten op onderpand van activa (ABS) die het Eurosysteem als onderpand aanvaardt.

(6)

Het Eurosysteem vereist de verstrekking van alomvattende en gestandaardiseerde leningsgewijze gegevens inzake het depot van kasstroomgenererende activa die dienen als onderpand voor ABS. Leningsgewijze gegevens moeten de betrokken partijen bij een door het Eurosysteem aangewezen databank voor leningsgewijze gegevens indienen. Transparantie vereist nadere verduidelijking van Eurosysteemvereisten voor de aanwijzing van databanken voor leningsgewijze gegevens en het eigenlijke aanwijzingsproces.

(7)

Beleenbare activa moeten voldoen aan de kredietkwaliteitsvereisten van het Eurosysteem die zijn vastgelegd in het Eurosysteemkredietbeoordelingskader (ECAF) dat de procedures, regels en technieken vastlegt om te waarborgen dat het Eurosysteemvereiste van hoge kredietstandaarden voor beleenbare activa wordt aangehouden. Het ECAF moet technisch en redactioneel in een aantal opzichten verbeterd worden.

(8)

Verduidelijking behoeven de regels betreffende door het Eurosysteem ingeval van niet-naleving van verplichtingen door wederpartijen toe te passen boeten.

(9)

Om adequaat onderpand te mobiliseren voor Eurosysteemkrediettransacties maken Eurosysteemwederpartijen gebruik van effectenafwikkelingssystemen (SSS'en) en door centrale effectenbewaarinstellingen (CSD's) beheerde koppelingen tussen SSS'en.

(10)

Luidens artikel 18.2 van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank stelt de Europese Centrale Bank (ECB) de algemene beginselen vast voor door haarzelf of de nationale centrale banken (NCB's) uit te voeren open markt- en krediettransacties, waaronder beginselen voor de aankondiging van de voorwaarden waaronder zij bereid zijn dergelijke transacties aan te gaan.

(11)

Het Eurosysteem heeft een gemeenschappelijk kader ontwikkeld voor verhandelbare en niet-verhandelbare activa die als onderpand in aanmerking komen dat nationaal of grensoverschrijdend gemobiliseerd kan worden. Voor de mobilisering van verhandelbare activa binnen het Eurosysteem mogen SSS'en en koppelingen tussen SSS'en alleen worden gebruikt indien die volgens het Eurosysteem in aanmerking komen.

(12)

Sinds 1998 heeft het Eurosysteem gebruikersstandaards gebruikt voor de beoordeling van SSS'en en koppelingen tussen SSS'en om te vast te stellen of zij in aanmerking komen voor gebruik in Eurosysteemkrediettransacties.

(13)

Het Eurosysteem heeft besloten de procedure voor de beoordeling van SSS'en en koppelingen tussen SSS'en te stroomlijnen, zulks gezien de vaststelling van Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad (2), en daarmee verband houdende technische normen, waaronder technische regelgevingsnormen en technische uitvoeringsnormen en gezien de aanzienlijke overlappingen tussen de vereisten van Verordening (EU) nr. 909/2014 en Eurosysteemgebruikersstandaarden.

(14)

De vereisten, die eigen zijn aan het Eurosysteem en die niet worden bestreken door de in Verordening (EU) nr. 909/2014 vastgelegde vereisten ten aanzien van CSD's, moeten gedefinieerd worden.

(15)

Het Eurosysteem heeft standaards ontwikkeld voor het gebruik van tripartietagenten (TPA's) in Eurosysteemkrediettransacties. Op alle TPA's die hetzij grensoverschrijdende of nationale diensten verlenen, moeten gelijkaardige beoordelingsprocedures van toepassing zijn.

(16)

Meerdere wijzigingen zijn nodig om de wijzigingen te verwerken die de Raad van bestuur heeft vastgesteld met betrekking tot de onderpandgeschiktheidcriteria die van toepassing zijn op ongedekte bankobligaties voor Eurosysteemkrediettransacties.

(17)

Meerdere kleine technische wijzigingen zijn ter verduidelijking nodig, waaronder ten overstaan van effecten van meerdere emittenten, de impliciete kredietbeoordelingsregel en het niet-nalevingskader.

(18)

Derhalve moet Richtsnoer (EU) 2015/510 (ECB/2014/60) dienovereenkomstig gewijzigd worden,

HEEFT HET VOLGENDE RICHTSNOER VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen

Richtsnoer (EU) 2015/510 (ECB/2014/60) wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt 7 wordt vervangen door:

„7.   „centrale effectenbewaarinstelling” (CSD): een centrale effectenbewaarinstelling zoals bedoeld in artikel 2, lid 1, punt 1, van Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad (*1);

(*1)  Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012 (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 1).”;"

b)

het volgende punt 22 bis wordt ingevoegd:

„22 bis.   „directe koppeling”: een door CSD's beheerde regeling tussen twee SSS'en, krachtens welke regeling een CSD een directe deelnemer wordt in de door de andere CSD beheerde SSS door het openen van een effectenrekening, zulks om de girale overdracht van effecten mogelijk te maken;”;

c)

de volgende punten 25 bis en 25 ter worden ingevoegd:

„25 bis.   „in aanmerking komende koppeling”: een directe of indirecte koppeling die naar oordeel van het Eurosysteem voldoet aan de geschiktheidscriteria in bijlage VI bis voor gebruik in Eurosysteemkrediettransacties en op de ECB-website bekend wordt gemaakt op de Eurosysteemlijst van in aanmerking komende koppelingen. Een in aanmerking komende indirecte koppeling bestaat uit onderliggende in aanmerking komende directe koppelingen;

25 ter.   „in aanmerking komende SSS”: een door een CSD beheerde SSS, welke CSD naar het oordeel van het Eurosysteem voldoet aan de geschiktheidscriteria in bijlage VI bis voor gebruik in Eurosysteemkrediettransacties en op de ECB-website bekend wordt gemaakt op de Eurosysteemlijst van in aanmerking komende SSS'en;”

d)

punt 33 wordt geschrapt;

e)

punt 35 wordt vervangen door:

„35.   „financiële instelling”: een financiële instelling zoals bedoeld in bijlage A bij Verordening (EU) nr. 549/2013 van het Europees Parlement en de Raad (*2);

(*2)  Verordening (EU) nr. 549/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie (ESR 2010) (PB L 174 van 26.6.2013, blz. 1).”;"

f)

punt 46 wordt vervangen door:

„46.   „intradaykrediet”: intradaykrediet zoals bedoeld in artikel 2, punt 26, van Richtsnoer ECB/2012/27 (*3);

(*3)  Richtsnoer ECB/2012/27 van 5 december 2012 betreffende een geautomatiseerd trans-Europees realtime-brutovereveningssysteem (TARGET2) (PB L 30 van 30.1.2013, blz. 1).”;"

g)

het volgende punt 46 ter wordt ingevoegd:

„46 ter.   „beleggingsinstelling”: geldmarktfondsen (GMF's) of niet-geldmarktfondsen (niet-GMF's) zoals bedoeld in bijlage A bij Verordening (EU) nr. 549/2013;”;

h)

het volgende punt 76 bis wordt ingevoegd:

„76 bis.   „indirecte koppeling”: een koppeling tussen SSS'en die worden beheerd door twee verschillende CSD's die effectentransacties of effectenoverboekingen uitwisselen via een derde SSS die wordt beheerd door een CSD die handelt als een intermediair of, ingeval van SSS'en die worden beheerd door aan TARGET2-Securities deelnemende CSD's, middels meerdere SSS'en die worden beheerd door als intermediairs handelende CSD's;”;

i)

punt 82 wordt vervangen door:

„82.   „effectenafwikkelingssysteem” (SSS): een effectenafwikkelingssysteem zoals bedoeld in artikel 2, lid 1, punt 10, van Verordening (EU) nr. 909/2014, dat effectenoverdrachten toestaat, hetzij zonder betaling (FOP), hetzij levering tegen betaling (DVP));”;

j)

punt 95 wordt vervangen door:

„95.   „tripartietagent” (TPA): een CSD die een in aanmerking komende SSS beheert die een overeenkomst is aangegaan met een NCB waarbij deze CSD bepaalde onderpandbeheerdiensten zal verlenen als een agent van die NCB;”.

2)

In artikel 4 wordt tabel 1 vervangen door:

Tabel 1

Overzicht van kenmerken van de monetairbeleidstransacties van het Eurosysteem

Categorieën monetairbeleidstransacties

Type instrument

Looptijd

Frequentie

Procedure

Liquiditeitsverruimend

Liquiditeitsverkrappend

Openmarkttransacties

Basisherfinancieringstransacties

Transacties met wederinkoop

Een week

Wekelijks

Standaardtenders

Langerlopende herfinancieringstransacties

Transacties met wederinkoop

Drie maanden (*4)

Maandelijks (*4)

Standaardtenders

Finetuningtransacties

Transacties met wederinkoop

Transacties met wederinkoop

Niet-gestandaardiseerd

Niet-gestandaardiseerd

Tenders

Bilaterale procedures (*5)

Deviezenswaps

Deviezenswaps

Aantrekken van termijndeposito's

Structurele transacties

Transacties met wederinkoop

Transacties met wederinkoop

Niet-gestandaardiseerd

Niet-gestandaardiseerd

Standaardtenders (*6)

Uitgifte van ECB-schuldbewijzen

Korter dan twaalf maanden

Onvoorwaardelijke aankopen van waardepapier

Onvoorwaardelijke verkopen van waardepapier

Tenders Bilaterale procedures (*7)

Permanente faciliteiten

Marginale beleningsfaciliteit

Transacties met wederinkoop

Overnight

Toegang op initiatief van wederpartijen

Depositofaciliteit

Deposito's

Overnight

Toegang op initiatief van wederpartijen

3)

In artikel 6, lid 2, wordt punt f) vervangen door:

„f)

op hen zijn de geschiktheidscriteria van deel drie van toepassing waaraan alle wederpartijen moeten voldoen die inschrijven op die transacties;”.

4)

In artikel 7, lid 2, wordt punt f) vervangen door:

„f)

op hen zijn de geschiktheidscriteria van deel drie van toepassing waaraan alle wederpartijen moeten voldoen die inschrijven op die transacties;”.

5)

In artikel 8, lid 2, wordt punt e) vervangen door:

„e)

op hen zijn de geschiktheidscriteria van deel drie van toepassing, afhankelijk van:

i)

het specifieke type instrument voor de uitvoering van finetuningtransacties; en

ii)

de voor dat specifieke type instrument toepasselijke procedure;”.

6)

In artikel 9, lid 2, wordt punt e) vervangen door:

„e)

op hen zijn de geschiktheidscriteria voor wederpartijen van deel drie van toepassing, afhankelijk van: i) het specifieke type instrument voor de uitvoering van structurele transacties; en ii) de voor dat specifieke type instrument toepasselijke procedure;”.

7)

In artikel 10 wordt lid 4 vervangen door:

„4.   Transacties met wederinkoop voor monetairbeleidsdoeleinden hebben de volgende operationele kenmerken:

a)

zij kunnen als liquiditeitsverruimende alsook als liquiditeitsverkrappende transacties uitgevoerd worden;

b)

hebben een frequentie en looptijd die afhankelijk is van de categorie openmarkttransacties waarvoor ze worden gebruikt;

c)

waarvan transacties die behoren tot de categorie openmarkttransacties worden uitgevoerd middels standaardtenders, met uitzondering van finetuningtransacties indien die worden uitgevoerd middels tenders of bilaterale transacties;

d)

waarvan transacties die behoren tot de categorie marginale beleningsfaciliteit worden uitgevoerd zoals vastgelegd in artikel 18;

e)

worden decentraal uitgevoerd door de NCB's, zonder afbreuk te doen aan artikel 45, lid 3.”.

8)

In artikel 11 wordt lid 6 vervangen door:

„6.   Op wederpartijen die deelnemen aan deviezenswaps voor monetairbeleiddoeleinden zijn de in deel drie vastgestelde criteria van toepassing, afhankelijk van de voor de betreffende transactie geldende procedure.”.

9)

In artikel 12 wordt lid 7 vervangen door:

„7.   Op wederpartijen die deelnemen aan het aantrekken van termijndeposito's zijn de in deel drie vastgestelde beleenbaarheidscriteria van toepassing, afhankelijk van de voor de betreffende transactie geldende procedure.”.

10)

In artikel 13 wordt lid 6 vervangen door:

„6.   Op wederpartijen die deelnemen aan de standaardtender voor de uitgifte van ECB-schuldbewijzen zijn de in deel drie vastgestelde criteria van toepassing.”.

11)

In artikel 14 wordt lid 4 vervangen door:

„4.   Op wederpartijen die deelnemen aan onvoorwaardelijke aan- of verkopen van waardepapier zijn de in deel drie vastgestelde beleenbaarheidscriteria van toepassing.”.

12)

In artikel 25, lid 2, worden de tabellen 5 en 6 vervangen door:

Tabel 5

Indicatief tijdschema voor de operationele stappen bij een standaardtenderprocedure (tijden zijn uitgedrukt in Midden-Europese tijd (1))

Image Tekst van het beeld

(1)

Midden-Europese Tijd (CET) houdt rekening met de overschakeling naar Midden-Europese Zomertijd.

Tabel 6

Indicatief tijdschema voor de operationele stappen bij snelle tenders (tijden zijn uitgedrukt in CET (1))

Image Tekst van het beeld

(1)

Midden-Europese Tijd (CET) houdt rekening met de overschakeling naar Midden-Europese Zomertijd.”.

13)

Artikel 55 wordt vervangen door:

„Artikel 55

Criteria voor deelname aan monetairbeleidstransacties van het Eurosysteem

Met betrekking tot monetairbeleidstransacties van het Eurosysteem staat het Eurosysteem met inachtneming van artikel 57 alleen deelname toe door instellingen die aan de volgende criteria voldoen:

a)

conform artikel 19.1 van de ESCB-statuten is het stelsel van reserveverplichtingen van het Eurosysteem op die transacties van toepassing en zijn instellingen niet vrijgesteld van hun verplichtingen ingevolge het stelsel van reserveverplichtingen van het Eurosysteem krachtens Verordening (EG) nr. 2531/98 en Verordening (EG) nr. 1745/2003 (ECB/2003/9);

b)

zij zijn een van het volgende:

i)

op hen is ten minste één vorm van binnen de Unie/EER geharmoniseerd door bevoegde autoriteiten uitgeoefend toezicht van toepassing in overeenstemming met Richtlijn 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 575/2013;

ii)

overheidskredietinstellingen in de zin van artikel 123, lid 2 van het Verdrag, waarop toezicht van toepassing is waarvan de standaard vergelijkbaar is met door een bevoegde autoriteit krachtens Richtlijn 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 575/2013 uitgeoefend toezicht;

iii)

instellingen waarop niet-geharmoniseerd toezicht door bevoegde autoriteiten van toepassing is waarvan de standaard vergelijkbaar is met door een bevoegde autoriteit krachtens Richtlijn 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 575/2013 uitgeoefend geharmoniseerd Unie/EER-toezicht, zoals in eurogebiedlidstaten gevestigde bijkantoren van instellingen die zijn opgericht buiten de EER. Om te beoordelen of een instelling in aanmerking komt voor deelname aan monetairbeleidstransacties van het Eurosysteem, wordt doorgaans niet-geharmoniseerd toezicht beschouwd als een standaard die vergelijkbaar is met door een bevoegde autoriteit krachtens Richtlijn 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 575/2013 uitgeoefend geharmoniseerd Unie-/EER-toezicht, indien ervan uitgegaan wordt dat de betrokken door het Bazels Comité voor Bankentoezicht (BCBS) vastgestelde Bazel III-standaards zijn geïmplementeerd in de toezichtregeling van een bepaalde jurisdictie;

c)

ze zijn financieel gezond in de zin van artikel 55 bis;

d)

ze voldoen aan alle operationele criteria die zijn vastgelegd in de door de eigen NCB of de ECB toegepaste contracten of reglementen met betrekking tot het specifieke instrument of de specifieke transactie.”.

14)

In artikel 61 wordt lid 1 vervangen door:

„1.   De ECB publiceert een bijgewerkte lijst van beleenbare verhandelbare activa op haar website, in overeenstemming met de op haar website aangegeven methoden, en actualiseert deze lijst iedere dag waarop TARGET2 operationeel is. Op de lijst van beleenbare verhandelbare activa opgenomen verhandelbare activa worden beleenbaar bij bekendmaking van de lijst. Bij wijze van uitzondering op deze regel kan het Eurosysteem beleenbaarheid toekennen vanaf de emissiedatum in het specifieke geval van schuldbewijzen met verevening op dezelfde dag. De overeenkomstig artikel 87, lid 3, beoordeelde activa worden niet opgenomen op deze lijst van beleenbare verhandelbare activa.”.

15)

Artikel 66 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

„1.   Met inachtneming van lid 2 moeten schuldbewijzen, teneinde beleenbaar te zijn, uitgegeven zijn in de EER bij een centrale bank of een in aanmerking komende SSS.”;

b)

lid 3 wordt vervangen door:

„3.   Internationale schuldbewijzen die zijn uitgegeven via ICSD's voldoen, indien toepasselijk, aan de volgende criteria:

a)

Internationale wereldwijde schuldbewijzen aan toonder worden uitgegeven in de vorm van New Global Notes (NGN's) en moeten worden gedeponeerd bij een common safekeeper (CSK) die een ICSD of een CSD is die een in aanmerking komende SSS beheert. Dit vereiste is niet van toepassing op internationale wereldwijde schuldbewijzen aan toonder die vóór 1 januari 2007 als „classical global notes” zijn uitgegeven, en fungibele doorlopende uitgiften van dergelijke notes met dezelfde ISIN-code, ongeacht de datum van de doorlopende uitgifte.

b)

Internationale wereldwijde schuldbewijzen op naam worden uitgegeven onder de nieuwe bewaringsstructuur voor internationale schuldbewijzen. In afwijking hiervan is dit niet van toepassing op internationale wereldwijde schuldbewijzen op naam die zijn uitgegeven vóór 1 oktober 2010.

c)

Internationale schuldbewijzen in de vorm van individuele notes zijn niet beleenbaar, tenzij ze zijn uitgegeven als individuele notes vóór 1 oktober 2010.”.

16)

Artikel 67 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

„1.   Teneinde beleenbaar te zijn, zijn schuldbewijzen giraal overdraagbaar en worden aangehouden en verevend in eurogebiedlidstaten via een rekening bij een NCB of een in aanmerking komende SSS, zodat op de totstandkoming en uitwinning van onderpand de wetten van een eurogebiedlidstaat van toepassing zijn.”;

b)

het volgende lid 1 bis wordt ingevoegd:

„1 bis.   Indien met het gebruik van die schuldbewijzen tripartietonderpandbeheerdiensten gemoeid zijn, worden die nationaal of grensoverschrijdend verleende diensten bovendien door een tripartietagent verricht die positief werd beoordeeld krachtens de „Eurosysteemstandaards voor het gebruik van tripartietagenten (TPA's) in Eurosysteemkrediettransacties”, die bekend worden gemaakt op de ECB-website.”;

c)

lid 2 wordt vervangen door:

„2.   Indien de CSD waar het activum is uitgegeven en de CSD waar het activum wordt aangehouden niet dezelfde zijn, moeten de door deze twee CSD's beheerde SSS'en overeenkomstig artikel 150 verbonden worden door een in aanmerking komende koppeling.”.

17)

Artikel 69 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

„1.   Teneinde beleenbaar te zijn, worden schuldbewijzen uitgegeven of gegarandeerd door centrale banken van lidstaten, publiekrechtelijke lichamen, agentschappen, kredietinstellingen, financiële vennootschappen, met uitzondering van kredietinstellingen, niet-financiële vennootschappen, multilaterale ontwikkelingsbanken of internationale organisaties. Voor verhandelbare activa met meer dan één emittent is dit vereiste op iedere emittent van toepassing.”;

b)

het volgende lid 3 wordt toegevoegd:

„3.   Door beleggingsinstellingen uitgegeven of gegarandeerde schuldbewijzen komen niet in aanmerking.”.

18)

In artikel 70 wordt lid 1 vervangen door:

„1.   Teneinde beleenbaar te zijn, moeten schuldbewijzen uitgegeven zijn door een emittent die is gevestigd in de EER of in een niet-EER G10-land, met inachtneming van de uitzonderingen in lid 3 tot en met 6 van dit artikel en artikel 81 bis, lid 4. Voor verhandelbare activa met meer dan één emittent is dit vereiste op iedere emittent van toepassing.”.

19)

In artikel 73, lid 1, wordt punt b) geschrapt.

20)

In artikel 73 wordt lid 6 geschrapt.

21)

Artikel 81 bis wordt vervangen door:

„Artikel 81 bis

Beleenbaarheidscriteria voor bepaalde door kredietinstellingen of beleggingsondernemingen, of hun nauw verbonden entiteiten, uitgegeven ongedekte schuldbewijzen

1.   In afwijking van artikel 64 en mits zij voldoen aan alle overige beleenbaarheidscriteria zijn de volgende door kredietinstellingen of beleggingsondernemingen, of door hun in artikel 141, lid 3, bedoelde nauw verbonden entiteiten uitgegeven achtergestelde ongedekte schuldbewijzen beleenbaar tot aan de vervaldatum, mits zij werden uitgegeven vóór 31 december 2018 en hun achterstelling niet voortvloeit uit contractuele achterstelling krachtens lid 2 noch uit structurele achterstelling krachtens lid 3:

schuldbewijzen die werden uitgegeven door de in artikel 2 van Besluit (EU) 2015/774 van de Europese Centrale Bank (ECB/2015/10) (*8) bedoelde erkende agentschappen;

door een publiekrechtelijk lichaam uit de Unie gegarandeerde schuldbewijzen, welk publiekrechtelijk lichaam belasting mag heffen middels een garantie die voldoet aan de in artikel 114, leden 1 tot en met 4, en artikel 115 bedoelde kenmerken.

2.   Binnen het kader van lid 1 betekent contractuele achterstelling achterstelling op basis van de voorwaarden van een ongedekt schuldbewijs, ongeacht of die achterstelling wettelijk is erkend.

3.   Door holdings uitgegeven ongedekte schuldbewijzen, waaronder tussenholdings, waarop nationale wetgeving ter implementatie van Richtlijn 2014/59/EU van toepassing is, of vergelijkbare herstel- en afwikkelingskaders, komen niet in aanmerking.

4.   De emittent is gevestigd in de Unie, zulks voor ongedekte schuldbewijzen die zijn uitgegeven door kredietinstellingen of beleggingsondernemingen, of door hun in artikel 141, lid 3, bedoelde nauw verbonden entiteiten, met uitzondering van ongedekte schuldbewijzen die zijn uitgegeven door multilaterale ontwikkelingsbanken of internationale organisaties, zoals bedoeld in artikel 70, lid 4.

5.   Ongedekte schuldbewijzen die vóór 16 april 2018 beleenbaar waren, maar niet voldoen aan de in dit artikel bedoelde beleenbaarheidsvereisten, blijven beleenbaar tot 31 december 2018, mits zij voldoen aan alle overige beleenbaarheidsvereisten voor verhandelbare activa.

(*8)  Besluit (EU) 2015/774 van de Europese Centrale Bank van 4 maart 2015 inzake een programma voor de aankoop van door de publieke sector uitgegeven schuldbewijzen op secundaire markten (ECB/2015/10) (PB L 121 van 14.5.2015, blz. 20).”."

22)

In artikel 84 wordt punt a), iii) vervangen door:

„iii)

bij gebreke van enige EKBI-emissierating, of ingeval van gedekte obligaties, bij gebreke van een emissierating die voldoet aan de vereisten van bijlage IX ter, kan het Eurosysteem een EKBI-emittent of een EKBI-garant in overweging nemen. Indien meerdere EKBI-beoordelingen van emittenten of garanten beschikbaar zijn voor dezelfde emissie, neemt het Eurosysteem de „beste-geldt” van deze beoordelingen in aanmerking.”.

23)

Artikel 87 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 2 wordt vervangen door:

„2.   Indien de schuldbewijzen worden uitgegeven of gegarandeerd door een regionale of lagere overheid of een in een eurogebiedlidstaat gevestigd „publiekrechtelijk lichaam”, zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 8, van Verordening (EU) nr. 575/2013 („CRR publiekrechtelijk lichaam”), voert het Eurosysteem de kredietbeoordeling overeenkomstig de volgende regels uit:

a)

Indien emittenten of garanten regionale, lagere overheden of CRR publiekrechtelijke lichamen zijn, die krachtens artikel 115, lid 2, of artikel 116, lid 4, van Verordening (EU) nr. 575/2013 voor kapitaalvereistendoeleinden worden behandeld als de centrale overheid in wier jurisdictie zij zijn gevestigd, wordt aan de door deze entiteiten uitgegeven of gegarandeerde schuldbewijzen de kredietkwaliteitscategorie toegewezen die correspondeert met de beste kredietbeoordeling die een aanvaarde EKBI aan de centrale overheid toegekend heeft in wier jurisdictie deze entiteiten zijn gevestigd.

b)

Indien emittenten of garanten regionale, lagere overheden of CRR publiekrechtelijke lichamen zijn, die niet onder a) genoemd worden, dan wordt aan de door deze entiteiten uitgegeven of gegarandeerde schuldbewijzen de kredietkwaliteitscategorie toegewezen die correspondeert met een kredietkwaliteitscategorie die één kredietkwaliteitscategorie onder de beste kredietbeoordeling ligt die een aanvaarde EKBI aan de centrale overheid heeft toegekend in wier jurisdictie deze entiteiten zijn gevestigd.

c)

Indien de emittenten of garanten „publiekrechtelijke lichamen” zijn zoals bedoeld in artikel 2, punt 75, en waarnaar niet wordt verwezen onder a) en b), wordt geen impliciete kredietbeoordeling afgeleid en worden de door deze entiteiten uitgegeven of gegarandeerde schuldbewijzen behandeld als door entiteiten uit de particuliere sector uitgegeven of gegarandeerde schuldbewijzen.”;

b)

tabel 9 wordt vervangen door:

Tabel 9

Impliciete kredietkwaliteitbeoordelingen voor emittenten of garanten zonder een EKBI-kredietkwaliteitbeoordeling

 

Toewijzing van emittenten of garanten overeenkomstig Verordening (EU) nr. 575/2013 (CRR (*9))

ECAF-afleiding van de impliciete kredietkwaliteitbeoordeling van de emittent of garant uit de overeenkomstige categorie

Categorie 1

Regionale en lagere overheden en CRR publiekrechtelijke lichamen, die de bevoegde autoriteiten wat kapitaalvereisten betreft behandelen als de centrale overheid, zulks krachtens artikel 115, lid 2, en artikel 116, lid 4, van Verordening (EU) nr. 575/2013

De EKBI-kredietkwaliteitbeoordeling van de centrale overheid wordt toegewezen in wier jurisdictie de entiteit is gevestigd

Categorie 2

Overige regionale en lagere overheden en CRR publiekrechtelijke lichamen

Een kredietkwaliteitbeoordeling wordt toegewezen die één kredietkwaliteitscategorie (*10) lager is dan de EKBI-kredietkwaliteitbeoordeling van de centrale overheid in wier jurisdictie de entiteit is gevestigd

Categorie 3

Publiekrechtelijke lichamen zoals bedoeld in artikel 2, punt 75, die geen CRR publiekrechtelijke lichamen zijn

Behandeld als emittenten of debiteuren uit de particuliere sector

24)

Artikel 90 wordt vervangen door:

„Artikel 90

Hoofdsom en coupons van kredietvorderingen

Teneinde beleenbaar te zijn, voldoen kredietvorderingen tot hun finale aflossing aan de volgende vereisten:

a)

een vaste, onvoorwaardelijke hoofdsom, en

b)

een rentevoet die niet kan resulteren in een negatieve kasstroom, waarbij de rentevoet één van de volgende is:

i)

een „nulcoupon”;

ii)

vast;

iii)

variabel, d.w.z. gekoppeld aan een referentierente en met de volgende structuur: couponrente = referentierente ± x, met f ≤ couponrente ≤ c, waarbij:

de referentierente is slechts één van de volgende op een bepaald moment:

een eurogeldmarktrente e.g. Euribor, Libor of dergelijke indices;

een vaste rente bij een looptijdswap (constant maturity swap rate), bv. CMS, EIISDA, EUSA);

het rendement van één overheidsobligatie uit het eurogebied, of een index van meerdere overheidsobligaties uit het eurogebied, met een looptijd van één jaar of minder;

f (bodem), c (plafond) zijn, indien gegeven, getallen die hetzij vooraf bij de uitgifte werden vastgesteld, of die in de loop van de tijd slechts kunnen veranderen volgens een vooraf bij uitgifte vastgelegd verloop. De marge, x, kan gedurende de looptijd van de kredietvordering variëren.”.

25)

In atikel 138 wordt lid 3 als volgt gewijzigd:

a)

punt c) wordt vervangen door:

„c)

niet-verhandelbare RMBD's;”;

b)

het volgende punt d) wordt toegevoegd:

„d)

multi-cédulas die zijn uitgegeven vóór 1 mei 2015, waarbij de onderliggende cédulas voldoen aan de criteria zoals bedoeld in artikel 129, leden 1 tot en met 3, en lid 6, van Verordening (EU) nr. 575/2013.”.

26)

In artikel 139 worden de volgende leden 3 en 4 toegevoegd:

„3.   Wanneer naleving van lid 1, onder b), voor gedekte obligaties moet worden geverifieerd, indien de toepasselijke wetgeving of prospectus de in lid 1, onder b), bedoelde schuldbewijzen niet uitsluiten als coverpoolactiva en indien de emittent, of een nauw met de emittent verbonden entiteit, die schuldbewijzen heeft uitgegeven, kunnen NCB's alle volgende maatregelen nemen, of een aantal daarvan, om ad-hocnalevingscontroles uit te voeren inzake van lid 1, onder b).

a)

NCB's kunnen regelmatig toezichtverslagen verkrijgen die een overzicht bieden van de activa in de coverpool van gedekte obligaties.

b)

Indien toezichtverslagen voor verificatiedoeleinden niet voldoende informatie bevatten, kunnen NCB's een zelfcertificatie verkrijgen en een verbintenis van de wederpartij die een gedekte obligatie mobiliseert en aldus mogelijkerwijze niet voldoet aan lid 1, onder b), krachtens welke verbintenis de wederpartij bevestigt dat de coverpool van gedekte obligaties geen ongedekte bankobligaties met een overheidsgarantie omvat die door de wederpartij zijn uitgegeven, dan wel door een nauw met de wederpartij verbonden entiteit die de gedekte obligatie mobiliseert en aldus lid 1, onder b), schendt. De zelfcertificatie van de wederpartij moet worden ondertekend door de CEO van de wederpartij, CFO of een manager van vergelijkbare rang, of door een tekenbevoegde namens een van hen.

c)

Op jaarbasis kunnen NCB's van de wederpartij die een gedekte obligatie mobiliseert, en aldus mogelijkerwijze niet voldoet aan lid 1, onder b), een ex-postbevestiging verkrijgen van externe accountants, of coverpoolbewakers, krachtens welke bevestiging de coverpool van gedekte obligaties met een overheidsgarantie omvat, die de wederpartij heeft uitgegeven, of een nauw verbonden entiteit die de gedekte obligatie mobiliseert en aldus lid 1, onder b), schendt.

4.   Indien de wederpartij geen zelfcertificatie verstrekt, noch een overeenkomstig lid 3 bedoelde bevestiging, mobiliseert die wederpartij op verzoek van de NCB de gedekte obligatie niet als onderpand, zulks overeenkomstig lid 1.”.

27)

Artikel 141 wordt vervangen door:

„Artikel 141

Beperkingen aangaande ongedekte schuldbewijzen die door kredietinstellingen en met hen nauw verbonden entiteiten zijn uitgegeven

1.   Een wederpartij biedt niet aan noch gebruikt als onderpand ongedekte schuldbewijzen die een kredietinstelling heeft uitgegeven, of een andere entiteit waarmee zij nauwe banden heeft, voor zover de waarde van dat onderpand dat die kredietinstelling heeft uitgegeven, of een andere entiteit waarmee zij nauwe banden heeft, samen meer dan 2,5 % bedraagt van de totale waarde van de door die wederpartij na toepassing van het surpluspercentage als onderpand gebruikte activa. Deze drempel is in de volgende gevallen niet van toepassing:

a)

indien de waarde van die activa na enige toepassing van het surpluspercentage niet meer dan 50 miljoen EUR bedraagt;

b)

indien die activa gegarandeerd worden door een publiekrechtelijk lichaam met belastingheffingsrecht in de vorm van een garantie die voldoet aan de in artikel 114 bedoelde kenmerken, of

c)

indien die activa uitgegeven worden door een agentschap (zoals bedoeld in artikel 2, punt 2), een multilaterale ontwikkelingsbank of een internationale organisatie.

2.   Indien een nauwe band wordt vastgesteld of een fusie plaatsvindt tussen twee of meerdere emittenten van ongedekte schuldbewijzen is de in lid 1 bedoelde drempel zes maanden na datum waarop de nauwe band wordt vastgesteld, of de fusie in werking treedt, van toepassing.

3.   Binnen het kader van dit artikel heeft „nauwe banden” tussen een emitterende entiteit en een andere entiteit dezelfde betekenis als „nauwe banden” tussen een wederpartij en een andere in artikel 138 bedoelde entiteit.”.

28)

Artikel 148 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 2 wordt punt a) vervangen door:

„a)

verhandelbare activa worden gemobiliseerd middels: i) in aanmerking komende koppelingen; ii) toepasselijke CCBM-procedures; iii) in aanmerking komende koppelingen in combinatie met het CCBM, en”;

b)

lid 5 wordt vervangen door:

„5.   Wederpartijen voeren de overdracht van beleenbare activa uit via hun effectenafwikkelingsrekeningen bij een in aanmerking komende SSS.”;

c)

lid 6 wordt vervangen door:

„6.   Een wederpartij die geen effectenrekening heeft bij een NCB of geen effectenafwikkelingsrekening bij een in aanmerking komende SSS, kan de transacties via de effectenafwikkelingsrekening of de effectenrekening van een correspondentkredietinstelling afwikkelen.”.

29)

Artikel 150 wordt vervangen door:

„Artikel 150

In aanmerking komende koppelingen tussen SSS'en

1.   Naast het CCBM kunnen wederpartijen in aanmerking komende koppelingen gebruiken voor de grensoverschrijdende overdracht van verhandelbare activa. De ECB maakt op haar website de lijst van in aanmerking komende koppelingen bekend.

2.   Via een in aanmerking komende koppeling aangehouden activa kunnen gebruikt worden voor Eurosysteemkrediettransacties, alsook voor enig ander door de wederpartij verkozen doel.

3.   De regels betreffende het gebruik van in aanmerking komende koppelingen zijn vastgelegd in bijlage VI.”.

30)

Artikel 151 wordt vervangen door:

„Artikel 151

CCBM in combinatie met in aanmerking komende koppelingen

1.   Wederpartijen kunnen in aanmerking komende koppelingen gebruiken in combinatie met het CCBM om beleenbare verhandelbare activa grensoverschrijdend te mobiliseren.

2.   Indien in aanmerking komende koppelingen tussen SSS'en in combinatie met het CCBM gebruikt worden, houden wederpartijen de bij de uitgevende-SSS uitgegeven activa aan middels een rekening bij een investerende-SSS, zulks direct of via een bewaarnemer.

3.   Uit hoofde van lid 2 gemobiliseerde activa kunnen in een niet-eurogebied-EER-SSS worden uitgegeven die naar het oordeel van het Eurosysteem voldoet aan de in bijlage VI bis bedoelde beleenbaarheidscriteria, mits een in aanmerking komende koppeling bestaat tussen de uitgevende-SSS en de investerende-SSS.

4.   De regels betreffende het gebruik van het CCBM in combinatie met in aanmerking komende koppelingen zijn vastgelegd in bijlage VI.”.

31)

In artikel 152 wordt lid 2 vervangen door:

„2.   Het CCBM (waaronder het CCBM in combinatie met in aanmerking komende koppelingen) kan als grondslag gebruikt worden voor het grensoverschrijdend gebruik van tripartietonderpandbeheerdiensten. Bij grensoverschrijdend gebruik van tripartietonderpandbeheerdiensten is een NCB betrokken bij de aanbieding van tripartietonderpandbeheerdiensten voor grensoverschrijdend Eurosysteemgebruik, waarbij de NCB optreedt als een correspondent voor NCB's wier wederpartijen het grensoverschrijdend gebruik van die tripartietonderpandbeheerdiensten voor Eurosysteemkrediettransacties hebben aangevraagd.

Teneinde zijn tripartietonderpandbeheerdiensten voor grensoverschrijdend gebruik door het Eurosysteem overeenkomstig de eerste alinea te verlenen, voldoet de betrokken TPA aan de reeks aanvullende functionele vereisten zoals bedoeld in het „Correspondent central banking model (CCBM) — Procedures for Eurosystem counterparties” (afdeling 2.1.3., tweede alinea).”.

32)

In artikel 156 wordt lid 4 vervangen door:

„4.   Indien een wederpartij niet voldoet aan een in artikel 154, lid 1, onder c), bedoelde verplichting en wel meer dan twee keer in een periode van twaalf maanden en ten aanzien van elk geval van niet-naleving:

a)

een financiële sanctie werd opgelegd;

b)

de wederpartij in kennis werd gesteld van elk besluit tot oplegging van een financiële sanctie;

c)

elk geval van niet-naleving verband houdt met hetzelfde type van niet-naleving,

schorst het Eurosysteem bij het derde geval van niet-naleving de wederpartij voor de eerste liquiditeitsverruimende openmarkttransactie binnen de reserveperiode volgende op de kennisgeving van schorsing.

Indien de wederpartij daaropvolgend wederom niet voldoet aan de verplichtingen, wordt de wederpartij met ingang van de eerste liquiditeitsverruimende openmarkttransactie binnen de reserveperiode volgende op de kennisgeving van schorsing geschorst tot een periode van twaalf maanden is verstreken zonder dat de wederpartij haar verplichtingen niet nakomt.

Elke periode van twaalf maanden wordt berekend met ingang van de datum van kennisgeving van een sanctie die werd opgelegd wegens niet-naleving van een in artikel 154, lid 1, onder c), bedoelde verplichting. De binnen twaalf maanden na die kennisgeving zich voordoende gevallen van niet-naleving worden meegerekend.”.

33)

Artikel 158 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 3 bis wordt vervangen door:

„3 bis.   Het Eurosysteem kan vanuit het oogpunt van prudentieel handelen besluiten tot opschorting, beperking of uitsluiting van de toegang tot monetairbeleidtransacties voor wederpartijen die eurosysteemliquiditeiten naar een andere entiteit kanaliseren die deel uitmaakt van dezelfde „bankgroep” (zoals bedoeld in artikel 2, lid 1, punt 26, van Richtlijn 2014/59/EU en artikel 2, punt 11, van Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad (*11)), indien de entiteit die de liquiditeit ontvangt een i) niet-in aanmerking komende liquidatie-entiteit is of ii) waarop vanuit het oogpunt van prudentieel handelen een discretionaire maatregel van toepassing is.

(*11)  Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).”;"

b)

lid 4 wordt vervangen door:

„4.   Onverminderd andere discretionaire maatregelen beperkt het Eurosysteem uit overwegingen van prudentieel handelen toegang tot monetairbeleidstransacties van het Eurosysteem door wederpartijen die volgens de betrokken autoriteiten „falen of waarschijnlijk zullen falen” op basis van de voorwaarden die zijn neergelegd in artikel 18, lid 4, onder a) tot en met d), van Verordening (EU) nr. 806/2014 of in nationale wetgeving die artikel 32, lid 4, onder a) tot en met d), van Richtlijn 2014/59/EU implementeert. De beperking is evenredig aan het toegangsniveau tot monetairbeleidtransacties van het Eurosysteem, zoals bestaand op het moment dat de wederpartijen worden geacht te „falen of waarschijnlijk zullen falen”. De NCB's verzekeren in hun contractuele of andere regelingen dat de toegangbeperking automatisch is ten aanzien van de betrokken wederpartij, zonder dat zulks een specifiek besluit vergt, en dat de toegangbeperking in werking treedt op de dag volgende op de dag waarop de betrokken autoriteiten van mening zijn dat de betrokken wederpartij „faalt of waarschijnlijk zal falen”. Deze beperking doet geen afbreuk aan andere discretionaire maatregelen die het Eurosysteem kan nemen.”.

34)

In artikel 159 wordt lid 4 vervangen door:

„4.   Het Eurosysteem kan de volgende activa van de lijst van beleenbare verhandelbare activa uitsluiten:

a)

activa die wederpartijen hebben uitgegeven, gezamenlijk hebben uitgegeven, hebben beheerd of hebben gegarandeerd, of entiteiten die nauw zijn verbonden met wederpartijen waarop fondsenbevriezing en/of andere door de Unie opgelegde maatregelen van toepassing zijn krachtens artikel 75 van het Verdrag dan wel door een lidstaat opgelegde maatregelen ter beperking van het gebruik van middelen, en/of

b)

activa die wederpartijen hebben uitgegeven, gezamenlijk hebben uitgegeven, hebben beheerd of hebben gegarandeerd, of entiteiten die nauw zijn verbonden met wederpartijen ten aanzien waarvan de Raad van bestuur van de ECB heeft beslist hun toegang tot openmarkttransacties of permanente faciliteiten van het Eurosysteem op te schorten, te beperken of uit te sluiten.”.

35)

In artikel 166 wordt lid 4 bis vervangen door:

„4 bis.   Elke NCB hanteert contracten of reglementen die waarborgen dat de eigen NCB steeds juridisch een financiële sanctie kan opleggen, omdat een wederpartij een krediet niet terugbetaalt, of de terugkoopprijs niet betaalt, zulks geheel of gedeeltelijk, dan wel de aangekochte activa niet levert op de vervaldatum, of wanneer anderszins verschuldigd, zulks indien zij krachtens artikel 166, lid 2, geen verhaalsmogelijkheid heeft. De financiële sanctie wordt overeenkomstig bijlage VII, afdeling III, rekening houdend met het bedrag aan contanten dat de wederpartij niet kon betalen of terugbetalen, of aan activa die de wederpartij niet kon leveren, en het aantal kalenderdagen gedurende welke de wederpartij niet betaalde, niet terugbetaalde of niet leverde.”.

36)

Een nieuwe bijlage VI bis wordt ingevoegd en de bijlagen VII, VIII en IX bis worden overeenkomstig de bijlage bij dit richtsnoer gewijzigd.

Artikel 2

Inwerkingtreding en implementatie

1.   Dit richtsnoer treedt op de dag van kennisgeving aan de NCB's van de eurogebiedlidstaten in werking.

2.   De NCB's van de eurogebiedlidstaten nemen de nodige maatregelen om te voldoen aan dit richtsnoer en passen dit richtsnoer toe met ingang van 16 april 2018, met uitzondering van artikel 1, punt 24), ten aanzien waarvan zij de nodige maatregelen nemen en die met ingang van 1 oktober 2018 toepassen. Zij stellen de ECB uiterlijk op 16 maart 2018 in kennis van de teksten en middelen met betrekking tot die maatregelen, met uitzondering van de teksten en middelen met betrekking tot de maatregelen ten aanzien van artikel 1, punt 24), die zij uiterlijk 3 september 2018 notificeren.

Artikel 3

Geadresseerden

Dit richtsnoer is gericht tot alle centrale banken van het Eurosysteem.

Gedaan te Frankfurt am Main, 7 februari 2018.

Namens de Raad van bestuur van de ECB

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  Richtsnoer (EU) 2015/510 van de Europese Centrale Bank van 19 december 2014 betreffende de tenuitvoerlegging van het monetairbeleidskader van het Eurosysteem (ECB/2014/60) (PB L 91 van 2.4.2015, blz. 3).

(2)  Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012 (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 1).

(*4)  Krachtens artikel 7, lid 2, onder b), artikel 7, lid 2, onder c), artikel 7, lid 3, en artikel 7, lid 4.

(*5)  Krachtens artikel 8, lid 2, onder c), artikel 10, lid 4, onder c), artikel 11, lid 5, onder c), en artikel 12, lid 6, onder c).

(*6)  Krachtens artikel 9, lid 2, onder c), artikel 10, lid 4, onder c), en artikel 13, lid 5, onder d).

(*7)  Krachtens artikel 9, lid 2, onder c), en artikel 14, lid 3, onder c).”.

(*9)  Verordening (EU) nr. 575/2013, oftewel de CRR binnen het kader van deze tabel.

(*10)  Informatie over de kredietkwaliteitscategorieën is te vinden op de ECB-website.”.


BIJLAGE I

1.

De volgende bijlage VI bis wordt ingevoegd:

BIJLAGE VI bis

BELEENBAARHEIDSCRITERIA VOOR HET GEBRUIK VAN EFFECTENAFWIKKELINGSSYSTEMEN EN KOPPELINGEN TUSSEN EFFECTENAFWIKKELINGSSYSTEMEN IN EUROSYSTEEMKREDIETTRANSACTIES

I.   BELEENBAARHEIDSCRITERIA VOOR EFFECTENAFWIKKELINGSSYSTEMEN (SSS'EN) EN KOPPELINGEN TUSSEN SSS'EN

1.

Het Eurosysteem stelt vast of een SSS in aanmerking komt, welke SSS wordt beheerd door een in een eurogebiedlidstaat gevestigde centrale effectenbewaarinstelling (CSD), of een nationale centrale bank (NCB), of een publiekrechtelijk lichaam zoals bedoeld in artikel 1, lid 4, van Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en van de Raad (1) van een eurogebiedlidstaat (hierna „SSS-beheerder” genoemd), welke vaststelling geschiedt op basis van de volgende criteria:

a)

de eurogebied-SSS-beheerder voldoet aan de in Verordening (EU) nr. 909/2014 vastgelegde CSD-vergunningsvereisten, en

b)

de NCB van de lidstaat waarin de respectieve SSS zijn werkzaamheden uitoefent, heeft met de eurogebied-SSS-beheerder passende contractuele of andere regelingen opgesteld, en beheert die, waaronder de in afdeling II vastgestelde Eurosysteemvereisten.

Indien de in titel III van Verordening (EU) nr. 909/2014 vastgestelde vergunningsprocedure ten aanzien van een eurogebied-CSD niet is afgerond, zijn de punten a) en b) niet van toepassing. Aldus moet de door deze CSD beheerde SSS in plaats daarvan positief beoordeeld worden krachtens het „Framework for the assessment of securities settlement systems and links to determine their eligibility for use in Eurosystem credit operations”, januari 2014 dat op de ECB-website bekend werd gemaakt.

2.

Het Eurosysteem stelt op basis van de volgende criteria vast of een directe of een indirecte koppeling in aanmerking komt:

a)

de directe koppeling, of ingeval van een indirecte koppeling elk van de onderliggende directe koppelingen, voldoet aan de in Verordening (EU) nr. 909/2014 vastgestelde vereisten;

b)

de NCB's van de lidstaten waarin de investerende-SSS, enige intermediaire-SSS en de uitgevende-SSS zijn gevestigd, heeft met de eurogebied-SSS-beheerders passende contractuele of andere regelingen opgesteld, en beheert die, waaronder de in afdeling II vastgestelde Eurosysteemvereisten;

c)

de bij de koppeling betrokken investerende-SSS, enige intermediaire-SSS en de uitgevende-SSS beschouwt het Eurosysteem alle als in aanmerking komend.

Indien de in titel III van Verordening (EU) nr. 909/2014 vastgestelde vergunningsprocedure ten aanzien van een CSD die een bij een koppeling betrokken SSS beheert, niet is afgerond, zijn de punten a) tot en met c) niet van toepassing. Aldus moeten koppelingen waarbij een door een dergelijke CSD beheerde SSS betrokken is, in plaats daarvan positief beoordeeld worden krachtens het „Framework for the assessment of securities settlement systems and links to determine their eligibility for use in Eurosystem credit operations”, januari 2014.

3.

Het Eurosysteem voert een gevalanalyse uit die onder meer rekening houdt met de waarde van de door de betrokken SSS'en uitgegeven of in die SSS'en aangehouden in aanmerking komende activa, zulks vooraleer vast te stellen of een directe of indirecte koppeling in aanmerking komt, welke koppeling één of meer SSS'en betreft die worden beheerd door CSD's die zijn gevestigd in een niet-eurogebiedlidstaat of NCB's of publiekrechtelijke lichamen van een niet-eurogebied EER-staat (een „niet-eurogebied-EER-SSS” die wordt beheerd door „niet-eurogebied-EER-SSS-beheerder”).

4.

Behoudens de positieve uitkomst van de gevalanalyse, stelt het Eurosysteem op basis van de volgende criteria vast of een niet-eurogebied-EER-SSS betreffende koppeling in aanmerking komt.

a)

De niet-eurogebied-EER-beheerders van de bij de koppeling betrokken SSS'en en de koppeling zelf voldoen aan de vereisten van Verordening (EU) nr. 909/2014.

b)

Voor directe koppelingen heeft de NCB, waarin de investerende-SSS zijn werkzaamheden uitoefent, passende contractuele of andere regelingen opgesteld, en beheert die, met de eurogebiedbeheerder van de investerende-SSS. Deze contractuele of andere regelingen moeten bepalen dat de eurogebied-SSS-beheerder in zijn juridische overeenkomsten met de niet-eurogebied-EER-beheerder van de uitgevende-SSS bepalingen van afdeling II moet opnemen.

Voor indirecte koppelingen, moeten elk van de onderliggende directe koppelingen waarin een niet-eurogebied-EER-SSS optreedt als uitgevende-SSS, voldoen aan het criterium in de eerste alinea onder b). In een indirecte koppeling waarin zowel de intermediaire-SSS en de uitgevende-SSS niet-eurogebied-EER-SSS'en zijn, moet de NCB van de lidstaat waarin de investerende SSS zijn werkzaamheden uitoefent, met de eurogebiedbeheerder van de investerende-SSS passende contractuele of andere regelingen opzetten en beheren. Deze contractuele of andere regelingen moeten niet alleen stipuleren dat de eurogebied-SSS-beheerder de bepalingen van afdeling II in zijn juridische overeenkomsten met de niet-eurogebied-EER-beheerder van de intermediaire-SSS moet opnemen, maar eveneens dat de niet-eurogebied-EER-beheerder van de intermediaire-SSS de juridische bepalingen van afdeling II moet opnemen in zijn contractuele of andere regelingen met de niet-eurogebied-EER-beheerder van de uitgevende-SSS.

c)

Alle bij de koppeling betrokken eurogebied-SSS'en beschowt het Eurosysteem als in aanmerking komend.

d)

De NCB van de niet-eurogebied-EER-lidstaat waarin de investerende-SSS zich ertoe verbonden heeft gegevens te rapporteren betreffende de beleenbare activa die worden verhandeld op nationale aanvaardbare markten zoals het Eurosysteem heeft bepaald.

Indien de in titel III van Verordening (EU) nr. 909/2014 vastgestelde vergunningsprocedure ten aanzien van een CSD die een bij een link betrokken investerende-SSS, de intermediaire-SSS of uitgevende SSS beheert, niet is afgerond, zijn de punten a) tot en met d) niet van toepassing. Aldus moeten koppelingen die een SSS betreffen die door een dergelijke CSD wordt beheerd, in plaats daarvan positief beoordeeld worden krachtens het „Framework for the assessment of securities settlement systems and links to determine their eligibility for use in Eurosystem credit operations”, januari 2014.

II.   EUROSYSTEEMVEREISTEN

1.

Om juridische deugdelijkheid te verzekeren, moet een SSS-beheerder ten overstaan van de NCB van de lidstaat, waarin de respectieve SSS zijn werkzaamheden uitoefent, onder verwijzing naar bindende juridische documentatie, of in de vorm van een naar behoren opgesteld contract, of onder verwijzing naar bindende voorwaarden van de betrokken SSS-beheerder, of anderszins, aantonen dat:

a)

op het gerechtigd zijn ten aanzien van effecten die worden aangehouden in door een SSS-beheerder beheerde SSS, waaronder effecten die worden aangehouden middels de door de SSS-beheerder beheerde koppelingen (aangehouden in door de gekoppelde SSS-beheerders beheerde rekeningen), het recht van een EER-land van toepassing is;

b)

het gerechtigd zijn van de deelnemers aan het SSS ten aanzien van de in die SSS aangehouden effecten is duidelijk, ondubbelzinnig en verzekert dat de deelnemers aan het SSS niet worden blootgesteld aan de insolventie van die SSS-beheerder;

c)

indien de SSS handelt in de hoedanigheid van uitgevende-SSS, is het duidelijk en ondubbelzinnig dat de gekoppelde investerende-SSS gerechtigd is ten aanzien van de effecten, en aldus verzekerd is dat de investerende-SSS en zijn deelnemers niet worden blootgesteld aan de insolventie van de beheerder van de uitgevende-SSS;

d)

indien de SSS handelt in de hoedanigheid van een investerende-SSS, is het duidelijk en ondubbelzinnig dat die SSS gerechtigd is ten aanzien van de in de gekoppelde uitgevende-SSS aangehouden effecten en aldus verzekerd is dat de investerende-SSS en zijn deelnemers niet worden blootgesteld aan de insolventie van de beheerder van de uitgevende-SSS;

e)

geen pandrecht of gelijkaardige regeling, zoals voorzien in toepasselijk recht of contractuele overeenkomsten, zal het gerechtigd zijn van de NCB ten aanzien van de in de SSS aangehouden effecten negatief beïnvloeden;

f)

de toerekeningsprocedure aangaande enig tekort inzake in de SSS aangehouden effecten, met name ingeval van insolventie van: i) de SSS-beheerder; ii) enige derde bij de veilige bewaring van de effecten betrokken partij; of iii) enige gekoppelde uitgevende-SSS, is duidelijk en ondubbelzinnig;

g)

de te volgen procedure uit hoofde van het juridische kader van de SSS voor verzoeken tot uitlevering van effecten is duidelijk en ondubbelzinnig, onder meer, indien de SSS optreedt als een investerende-SSS, betreffende de ten overstaan van de gekoppelde uitgevende-SSS te vervullen formaliteiten.

2.

Een SSS-beheerder moet verzekeren dat indien de door hem beheerde SSS optreedt als een investerende-SSS, effectenoverdrachten middels koppelingen finaal zullen zijn zoals bedoeld in Richtlijn 98/26/EG van het Europees Parlement en de Raad (2), d.w.z. intrekking, liquidatie, opzegging of anderszins ongedaan maken van die overdrachten is niet mogelijk.

3.

Indien de door een SSS-beheerder beheerde SSS optreedt als een uitgevende-SSS, moet een SSS-beheerder verzekeren dat de SSS geen gebruik maakt van een derde-instelling, zoals een bank of een partij, niet zijnde de SSS die optreedt als een intermediair tussen de emittent en de uitgevende-SSS, of de SSS-beheerder moet verzekeren dat zijn SSS een directe of een indirecte koppeling onderhoudt met een SSS die deze (unieke en directe) relatie onderhoudt.

4.

Teneinde gebruik te maken van de koppelingen tussen SSS'en die worden gebruikt om centralebanktransacties af te wikkelen, moeten faciliteiten in voege zijn om hetzij intraday-levering-tegen-betaling- of intraday-zonder-betaling (FOP)-afwikkeling mogelijk te maken, zulks in de vorm van realtime-brutoverevening of een reeks van batchprocedés met intradayfinaliteit. Vanwege de afwikkelingskenmerken van TARGET2-Securities wordt dit vereiste beschouwd als reeds nagekomen voor directe en indirecte koppelingen waarin alle bij de koppeling betrokken SSS'en in TARGET2-Securities zijn geïntegreerd.

5.

Aangaande de openingstijden en openingsdagen:

a)

een SSS en zijn koppelingen moeten op alle TARGET2-werkdagen afwikkelingsdiensten uitvoeren;

b)

een SSS moet gedurende verwerking tijdens de dag fungeren als bedoeld in appendix V van bijlage II bij Richtsnoer ECB/2012/27 (3);

c)

Bij directe of indirecte koppelingen betrokken SSS'en moeten hun deelnemers in staat stellen instructies in te voeren voor levering-op-dezelfde-dag-tegen-betalingafwikkeling middels de emittent en/of de intermediaire-SSS (al naargelang toepasselijk) naar de investerende-SSS tot minstens 15.30 uur Midden Europese Zomertijd (CET) (4);

d)

Bij directe of indirecte koppelingen betrokken SSS'en moeten hun deelnemers in staat stellen instructies in te voeren voor FOP-afwikkeling op dezelfde dag middels de emittent en/of de intermediaire-SSS (al naargelang toepasselijk) naar de investerende-SSS tot minstens 16.00 uur CET;

e)

SSS'en moeten maatregelen in voege hebben om te verzekeren dat de hierboven onder b) tot en met d) bedoelde openingstijden in noodgevallen worden verlengd.

Vanwege de afwikkelingskenmerken van TARGET2-Securities worden deze vereisten beschouwd als reeds nagekomen voor in TARGET2-Securities geïntegreerde SSS'en en voor directe en indirecte koppelingen waarin alle betrokken SSS'en in TARGET2-Securities zijn geïntegreerd.

III.   VERZOEKPROCEDURE

1.

Eurogebied-SSS-beheerders die gebruik van hun diensten in Eurosysteemkrediettransacties beogen, moeten bij de NCB van de lidstaat van vestiging van de SSS een verzoek indienen voor een beoordeling van geschiktheid.

2.

Voor koppelingen, waaronder de koppelingen waarbij een niet-eurogebied-EER-SSS betrokken is, moet de beheerder van de investerende-SSS bij de NCB van de lidstaat, waarin de investerende-SSS zijn werkzaamheden uitoefent, een verzoek indienen voor een beoordeling van geschiktheid.

3.

Het Eurosysteem kan een verzoek afwijzen, of, indien de SSS of de koppeling reeds in aanmerking komt, het verzoek opschorten of de geschiktheid intrekken indien:

a)

niet wordt voldaan aan één of meer van de in afdeling I vermelde geschiktheidscriteria;

b)

het gebruik van de SSS of de koppeling de veiligheid en efficiëntie van Eurosysteemkrediettransacties kan schaden, en het Eurosysteem kan blootstellen aan het risico van financiële verliezen, of anderszins uit overwegingen van prudentieel handelen wordt geacht een risico te vormen.

4.

De SSS-beheerder die het geschiktheidbeoordelingsverzoek heeft ingediend, wordt in kennis gesteld van het besluit van het Eurosysteem betreffende de geschiktheid van een SSS of koppeling. Het Eurosysteem zal een negatief besluit met redenen onderbouwen.

5.

De SSS of koppeling kan voor Eurosysteemkrediettransacties gebruikt worden, nadat opname op de lijst van in aanmerking komende SSS'en en in aanmerking komende koppelingen op de ECB-website bekend werd gemaakt.

”.

2.

De titel van bijlage VII wordt vervangen door:

BEREKENING VAN OVEREENKOMSTIG DEEL VIJF TOE TE PASSEN SANCTIES EN OVEREENKOMSTIG DEEL ZEVEN TOE TE PASSEN FINANCIËLE SANCTIES”.

3.

De titel van afdeling I van bijlage VII wordt vervangen door:

„I.   

BEREKENING VAN OVEREENKOMSTIG DEEL VIJF TOE TE PASSEN FINANCIËLE SANCTIES”.

4)

De titel van afdeling II van bijlage VII wordt vervangen door:

„II.   

BEREKENING VAN OVEREENKOMSTIG DEEL VIJF TOE TE PASSEN NIET-FINANCIËLE SANCTIES”.

5)

De volgende afdeling III wordt toegevoegd aan bijlage VII:

„III.   BEREKENING VAN OVEREENKOMSTIG DEEL ZEVEN TOE TE PASSEN FINANCIËLE SANCTIES

1.

NCB's berekenen de financiële sanctie krachtens artikel 166, lid 4 bis, overeenkomstig het hiernavolgende:

a)

Indien een in artikel 166, lid 4 bis, vastgelegde verplichting niet wordt nagekomen, wordt de financiële sanctie berekend middels de marginale beleningsrente die gold op de dag waarop de niet-naleving begon plus 2,5 procentpunten.

b)

De financiële sanctie wordt berekend door toepassing van de overeenkomstig punt a) geldende boeterente op het bedrag in contanten dat de wederpartij niet kon terugbetalen of betalen, of op de waarde van de niet-geleverde activa, vermenigvuldigd met de coëfficiënt X/360, waarbij X het aantal kalenderdagen is, hoogstens zeven, gedurende welke de wederpartij niet in staat was: i) een krediet terug te betalen, een terugkoopprijs of het anderszins verschuldigde bedrag in contanten te betalen; of ii) op de vervaldag of, wanneer anderszins verschuldigd volgens de contractuele of wettelijke regelingen, de verschuldigde activa te leveren.

2.

De volgende formule wordt gebruikt voor de berekening van de financiële sanctie overeenkomstig paragraaf 1, onder a) en b), hierboven:

[EUR [bedrag in contanten dat de wederpartij niet kon terugbetalen of betalen, of waarde van activa die de wederpartij niet kon leveren] * (de toepasselijke marginale beleningsrente die gold op de dag waarop de niet-naleving begon plus 2,5 procentpunten) * [X]/360 (waarbij X het aantal kalenderdagen is gedurende welke de tegenpartij niet betaalde, niet terugbetaalde of niet leverde) = EUR […]].”.

6.

In bijlage VII, afdeling II, wordt paragraaf 3 vervangen door:

„3.

Bij gebreke van velden voor specifieke gegevens, is een reeks van zes „non-gegevens” (ND)-opties opgenomen in ieder van die sjablonen voor leningsgewijze gegevens en moeten worden ingevuld wanneer specifieke gegevens niet overeenkomstig het sjabloon voor leningsgewijze gegevens kunnen worden aangeleverd.

Tabel 1

Toelichting bij de ND-opties

„non-gegevens”-opties

Toelichting

ND1

Gegevens niet verzameld aangezien de acceptatiecriteria dat niet verlangen

ND2

Gegevens verzameld op verzoek, maar niet in het rapportagesysteem ingevoerd bij de afronding

ND3

Gegevens verzameld op verzoek, maar in een ander systeem ingevoerd dan het rapportagesysteem

ND4

Gegevens verzameld, maar slechts met ingang van MM-JJJJ beschikbaar

ND5

Niet van belang

ND6

Niet van toepassing voor de jurisdictie”

7.

In bijlage VIII, afdeling III, paragraaf 1, onder a), vervang „ND1 tot en met ND7” door „ND1 tot en met ND6.”.

8.

In bijlage VIII, afdeling III, paragraaf 3, vervang „ND5, ND6 en ND7” door „ND5 en ND6”.

9.

In bijlage VIII, afdeling IV.I, paragraaf 3, wordt punt a) vervangen door:

„a)

zij moet robuuste technologische systemen en operationele controles inrichten en onderhouden, opdat zij leningsgewijze gegevens dusdanig kan verwerken dat de Eurosysteemvereisten worden ondersteund voor indiening van en toegang tot leningsgewijze gegevens ten aanzien van beleenbare activa waarop openbaarmakingsvereisten inzake leningsgewijze gegevens van toepassing zijn die in artikel 78 en in deze bijlage uiteengezet worden.

Met name het technologiesysteem van de databank voor leningsgewijze gegevens moet gegevensgebruikers in staat stellen leningsgewijze gegevens, leningsgewijze scores en het tijdstempel van gegevensindiening te extraheren, middels manuele en automatische procedures die alle leningsgewijze gegevensindieningen bestrijken van alle ABS-transacties die zijn ingediend middels die databank voor leningsgewijze gegevens en een extractie mogelijk maken van verscheidene leningsgewijze gegevensbestanden indien in één downloadverzoek verlangd.”.

10)

In bijlage VIII, afdeling IV.II, wordt paragraaf 4 vervangen door:

„4.

Het Eurosysteem zal binnen een redelijke tijdspanne (gestreefd wordt naar 60 werkdagen vanaf de in paragraaf 3 bedoelde kennisgeving), een door een databank voor leningsgewijze gegevens gedaan verzoek tot aanwijzing onderzoeken, op basis van de naleving door de databank voor leningswijze gegevens van de in dit richtsnoer uiteengezette vereisten. Als onderdeel van haar onderzoek kan het Eurosysteem van de databank voor leningsgewijze gegevens verlangen dat zij met Eurosysteempersoneelsleden één of meerdere interactieve livedemonstraties uitvoert om de technische capaciteiten van de databank voor leningswijze gegevens ten overstaan van de vereisten uiteengezet in afdeling IV.1, paragraaf 2 en 3, van deze bijlage aan te tonen. Indien een dergelijke demonstratie wordt verlangd, wordt deze geacht een verplicht vereiste van de verzoekprocedure te zijn. De demonstratie kan ook het gebruik van testbestanden omvatten.”.

11.

In bijlage VIII, afdeling IV wordt de volgende onderafdeling II bis toegevoegd:

„II bis.   Minimuminformatie vereist opdat een verzoek om aanwijzing volledig geacht wordt

1.

Aangaande de Eurosysteemvereisten van open toegang, non-discriminatie en transparantie moet verzoekers gegevens verstrekken betreffende het volgende:

a)

gedetailleerde toegangscriteria en toegangsbeperkingen tot leningsgewijze gegevens voor gegevensgebruikers, en details van en redenen voor variaties in die toegangscriteria en toegangsbeperkingen voor gegevensgebruikers;

b)

beleidsverklaringen of een andere schriftelijke omschrijving van het proces en toegepaste criteria om gegevensgebruikers toegang te verlenen tot een specifiek leningsgewijs databestand, alsook nadere gegevens, hetzij in die beleidsverklaringen, of een andere schriftelijke omschrijving, van enige technische of procedurele waarborgen om non-discriminatie te verzekeren.

2.

Aangaande het Eurosysteemvereiste van dekking moeten verzoekers gegevens verstrekken betreffende het volgende:

a)

Het aantal door de verzoeker tewerkgestelde personeelsleden op het gebied van diensten betreffende de databank voor leningswijze gegevens, de technische achtergrond van de tewerkgestelde personeelsleden op dit gebied en/of andere middelen die voor dit gebied worden aangewend en hoe de verzoeker het beheer en de instandhouding uitvoert van de technische knowhow van die personeelsleden en/of andere middelen om technische en operationele continuïteit op dagelijkse basis te verzekeren, ongeacht personeels- of middelenmutaties.

b)

Up-to-date dekkingstatistieken, waaronder hoeveel uitstaande voor Eurosysteemonderpandtransacties beleenbare ABS'en thans worden gehost door de verzoeker, waaronder een uitsplitsing van die ABS'en naar geografische locatie van de debiteuren van de kasstroomgenererende activa en het type van in artikel 73, lid 1, bedoelde kasstroomgenererende activacategorieën. Indien enige activacategorie thans niet door de verzoeker wordt gehost, moeten gegevens worden verstrekt inzake de voornemens van de verzoeker en de technische haalbaarheid om die activacategorie in de toekomst te dekken.

c)

Het technische beheer van de gegevensbank voor leningsgewijze gegevens van de verzoeker, waaronder een schriftelijke omschrijving van:

i)

de gebruikersgids van de gebruikersinterface, die toegang tot leningsgewijze gegevens, extractie en indiening van leningsgewijze gegevens, vanuit het perspectief van de gegevensgebruiker en de gegevensverstrekker, uiteenzet;

ii)

de huidige technische en operationele capaciteit van de gegevensbank van de verzoeker, bv. hoeveel ABS-transacties in het systeem kunnen worden opgeslagen (en of het systeem makkelijk kan worden uitgebreid), hoe leningsgewijze gegevens aangaande ABS-transacties uit het verleden zijn opgeslagen en geraadpleegd door gegevensgebruikers en gegevensverstrekkers en maximumlimieten voor het aantal leningen dat een gegevensverstrekker in een ABS-transactie kan uploaden;

iii)

het huidige technische en operationele vermogen van de verzoeker aangaande de gegevensindiening door gegevensverstrekkers, d.w.z. het technische proces waardoor de gegevensverstrekker leningsgewijze gegevens kan indienen en of dit een manueel of automatisch proces is, en

iv)

het huidige technische en operationele vermogen van de verzoeker aangaande de gegevensextractie door gegevensgebruikers, bv. het technische proces waardoor de gegevensgebruiker leningsgewijze gegevens kan extraheren, en of dit een manueel of automatisch proces is.

d)

Een technische omschrijving van:

i)

de door gegevensverstrekkers ingediende en door de verzoekers voor de indiening van leningsgewijze gegevens aanvaarde bestandformats (Excel-sjabloonbestand, XML-schema's etc.), waaronder een elektronische soft copy van elk bestandformat van dien aard, en een vermelding of de verzoeker instrumenten ter beschikking stelt aan de gegevensverstrekkers om leningsgewijze gegevens te converteren in door de verzoeker aanvaarde bestandformats;

ii)

het technische en operationele vermogen van de verzoeker aangaande de test- en valideringsdocumentatie voor het systeem van de verzoeker, waaronder de berekening van de nalevingsscore van de leningsgewijze gegevens;

iii)

de frequentie van bijwerkingen en nieuwe versies van zijn systeem en het onderhoud- en testbeleid;

iv)

het technische en operationele vermogen van de verzoeker om zich aan te passen aan toekomstige bijwerkingen van Eurosysteemsjablonen betreffende leningsgewijze gegevens, zoals wijzigingen in de huidige velden, en de toevoeging of schrapping van velden;

v)

het technische en operationele vermogen van de verzoeker aangaande calamiteitenherstel en bedrijfscontinuïteit, met name aangaande de omvang van overtollige afzonderlijke opslag- en back-upoplossingen in het gegevenscentrum en serverarchitectuur;

vi)

een beschrijving van het huidige technische vermogen van de verzoeker aangaande de architectuur van de interne controle met betrekking tot leningsgewijze gegevens, waaronder informatiesysteemcontroles en gegevensintegriteit.

3.

Aangaande het Eurosysteemvereiste van een geschikte bestuursstructuur moeten verzoekers het volgende verstrekken:

a)

bedrijfsstatusdetails, d.w.z. zijn statuten en zijn aandeelhouderstructuur;

b)

gegevens over de interne-auditprocedures van de verzoeker (indien toepasselijk), waaronder de identiteit van de voor de uitvoering van die audits verantwoordelijken, of audits extern worden gecontroleerd en, indien audits intern worden uitgevoerd, hoe worden conflictenbelangen voorkomen of beheerd;

c)

gegevens betreffende de wijze waarop de bestuursregelingen van de verzoeker de belangen van de ABS-marktdeelnemers dienen, met name of zijn prijsbeleid binnen het kader van dit vereiste een rol speelt;

d)

schriftelijke bevestiging dat het Eurosysteem ongoing toegang zal hebben tot de documentatie die voor het Eurosysteem noodzakelijk is om de voortdurende geschiktheid van de bestuursstructuur van de verzoeker en de naleving van de bestuursvereisten in afdeling IV.I, paragraaf 4, te monitoren.

4.

De verzoeker moet van het volgende een omschrijving verstrekken:

a)

hoe de verzoeker de gegevenskwaliteitsscore berekent, en hoe de score bekend wordt gemaakt in de gegevensbank van de verzoeker en aldus aan de gegevensgebruikers ter beschikking wordt gesteld;

b)

de door de verzoeker uitgevoerde gegevenskwaliteitcontroles, waaronder het proces, het aantal controles en de lijst van gecontroleerde velden;

c)

het huidige vermogen van de verzoeker aangaande de rapportage van consistentie- en accuratessecontroles, d.w.z. hoe produceert de verzoeker rapporten voor gegevensverstrekkers en gegevensgebruikers, het vermogen van het platform van de verzoeker om geautomatiseerde en op maat gemaakte rapporten op te stellen, zulks conform de verzoeken van de gegevensgebruikers, en het vermogen van het verzoekersplatform automatisch notificaties aan gegevensgebruikers en -verstrekkers te versturen (bv. notificaties van leningsgewijze gegevens die werden geüpload voor een specifieke transactie).”.

12.

In bijlage IX bis, wordt de eerste alinea van afdeling 1 vervangen door:

„Aangaande de huidige dekking, in elke van minstens drie van de vier activacategorieën a) ongedekte bankobligaties, b) bedrijfsobligaties, c) gedekte obligaties en d) ABS, moet het CRA een minimumdekking aanbieden van:”.


(1)  Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012 (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 1).

(2)  Richtlijn 98/26/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen (PB L 166 van 11.6.1998, blz. 45).

(3)  Richtsnoer ECB/2012/27 van 5 december 2012 betreffende een geautomatiseerd trans-Europees realtime-brutovereveningssysteem (TARGET2) (PB L 30 van 30.1.2013, blz. 1).

(4)  CET houdt ook rekening met de omschakeling naar Midden Europese Zomertijd.


Top