EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52006HB0013

Aanbeveling van de Europese Centrale Bank van 6 oktober 2006 betreffende de vaststelling van bepaalde maatregelen om eurobankbiljetten effectiever te beschermen tegen valsemunterij (ECB/2006/13)

OJ C 257, 25.10.2006, p. 16–18 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

25.10.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 257/16


AANBEVELING VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 6 oktober 2006

betreffende de vaststelling van bepaalde maatregelen om eurobankbiljetten effectiever te beschermen tegen valsemunterij

(ECB/2006/13)

(2006/C 257/07)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 106, lid 1,

Gelet op de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, inzonderheid op artikel 16 en artikel 34.1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In het Verdrag en de statuten is de uitgifte van eurobankbiljetten opgedragen aan de Europese Centrale Bank (ECB) en, met machtiging van de ECB, aan de nationale centrale banken (NCB's) van lidstaten zonder derogatie.

(2)

Onderdeel van deze taak is het waarborgen van de integriteit en de kwaliteit van eurobankbiljetten in omloop en, bij implicatie, het vertrouwen van het publiek in eurobankbiljetten.

(3)

In het Kader van het Eurosysteem voor de detectie van vervalsingen en voor de sortering op fitness door kredietinstellingen en andere professionele geldverwerkers (1) (hierna het „Kader” te noemen) gelden geharmoniseerde normen en procedures voor het recirculeren van bankbiljetten binnen het eurogebied. Met name, wanneer bankbiljettensorteermachines de echtheid en fitness van bankbiljetten moeten controleren, mogen voor het controleren van de te recirculeren bankbiljetten alleen machines worden gebruikt die door een NCB zijn getest en goedgekeurd. In dit kader bieden NCB's fabrikanten gemeenschappelijke tests voor bankbiljettensorteermachines aan die geldig zijn in het gehele eurogebied en worden uitgevoerd met behulp van gemeenschappelijke testpakketten, die onder andere geselecteerde klassen valse eurobankbiljetten bevatten. Dergelijke tests maken het dus noodzakelijk dat valse bankbiljetten van dezelfde klasse beschikbaar zijn zowel voor de beginsamenstelling als voor het aanvullen van de gemeenschappelijke testpakketten en, bijgevolg, dat dergelijke bankbiljetten regelmatig tussen NCB's binnen de Europese Unie worden uitgewisseld en vervoerd.

(4)

Artikel 4, lid 2 van Verordening (EG) nr. 1338/2001 van 28 juni 2001 tot vaststelling van maatregelen die noodzakelijk zijn voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij (2) verplicht de bevoegde nationale autoriteiten nationale analyse centra (NAC's) op hun verzoek onverwijld ter analyse en identificatie de nodige exemplaren te verschaffen van elk type bankbiljet waarvan wordt vermoed dat het vals is. NAC's zijn bovendien verplicht de ECB ter analyse en classificatie ieder nieuw type bankbiljet te doen toekomen waarvan wordt vermoed dat het vals is, volgens door de ECB vastgestelde criteria.

(5)

De in artikel 4, lid 2 van Verordening (EG) nr. 1338/2001 tot zowel de bevoegde nationale autoriteiten als de NAC's gerichte verplichtingen zijn van toepassing zonder afbreuk te doen aan nationaal strafrecht. Met name mogen ze geen beletsel vormen om bankbiljetten waarvan vermoed wordt dat ze vals zijn, te gebruiken en te bewaren als bewijsmateriaal in het kader van strafprocedures. In verschillende lidstaten vormt dit een ernstige belemmering voor de beschikbaarheid van valse bankbiljetten voor NAC's en NCB's die geen NAC zijn.

(6)

Het gebruik van bankbiljettensorteermachines, het testen en voortdurend verbeteren ervan zijn een middel om de detectie van valse bankbiljetten te vergemakkelijken en daarmee bij te dragen tot het in omloop brengen van eurobankbiljetten onder zodanige omstandigheden dat bescherming tegen valsemunterij gewaarborgd is.

(7)

Het is daarom van wezenlijk belang dat het vervoer van valse bankbiljetten door NAC's en NCB's die geen NAC zijn, ook wordt toegestaan ten behoeve van het Kader, met inachtneming van lopende strafprocedures.

(8)

Artikel 10 van het Verdrag verplicht de lidstaten, met inbegrip van politiële en justitiële autoriteiten, alle maatregelen te nemen die noodzakelijk zijn om de effectiviteit van het gemeenschapsrecht te bevorderen.

(9)

De effectieve bescherming van de euro tegen valsemunterij is een belangrijk element van het gemeenschapsrecht. De inspanningen ter voorkoming van valsemunterij gaan zowel de Gemeenschap aan, op grond van haar bevoegdheid met betrekking tot de gemeenschappelijke munt, alsook de lidstaten, op grond van hun bevoegdheid op het gebied van strafrecht en beleid ter bestrijding van georganiseerde misdaad.

(10)

In het algemeen vallen strafrecht en de regels van strafvordering niet binnen de bevoegdheid van de Gemeenschap, tenzij noodzakelijk om de effectiviteit van het gemeenschapsrecht te bevorderen. In alle overige gevallen kan het nodig zijn maatregelen te nemen krachtens Titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie inzake politiële en justitiële samenwerking in strafzaken.

(11)

Artikel 29 van het Verdrag betreffende de Europese Unie bepaalt dat het doel van de Unie om de burgers in een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid een hoog niveau van zekerheid te verschaffen door de ontwikkeling van gezamenlijk optreden van de lidstaten, onder meer wordt verwezenlijkt door onderlinge aanpassing van de bepalingen betreffende strafzaken in de lidstaten.

(12)

De verantwoordelijkheid van het Eurosysteem om de integriteit en kwaliteit van eurobankbiljetten in omloop te waarborgen, noopt tot het formuleren van aanbevelingen betreffende bepaalde beleidsdoelstellingen, waarbij het aan de EU en de nationale autoriteiten wordt overgelaten dergelijke doelstellingen in overweging te nemen en passende maatregelen te nemen voor de implementatie ervan,

HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING VASTGESTELD:

1.

De Europese Commissie dient in overweging te nemen een voorstel te doen voor de uitbreiding van de bevoegdheden van NAC's en van NCB's die geen NAC's zijn, zodat zij geïdentificeerde en geanalyseerde exemplaren van valse bankbiljetten mogen bewaren, alsook ten behoeve van het Kader om dergelijke bankbiljetten mogen verzoeken en deze rechtmatig binnen de EU mogen vervoeren. Met name dient artikel 4, lid 2 van Verordening (EG) nr. 1338/2001 te worden gewijzigd, en artikel 4, lid 3 dienovereenkomstig te worden geschrapt. Dit laatste lid dient minimaal zo te worden gewijzigd dat de volle toepassing van artikel 4, lid 2 niet wordt verhinderd door het gebruiken of bewaren van valse bankbiljetten als bewijsmiddel in het kader van strafprocedures, behalve wanneer een dergelijke toepassing onmogelijk is, in het licht van de hoeveelheid en het type in beslag genomen vervalsingen.

2.

Terwijl de wijziging van Verordening (EG) nr. 1338/2001 onontbeerlijk is om het vervoer van vervalsingen ten behoeve van het Kader mogelijk te maken, alsook het vrijgeven van vervalsingen door nationale autoriteiten, zou kunnen worden onderzocht in hoeverre gezamenlijk optreden op grond van Titel VI van het EU-Verdrag in dat opzicht nuttig kan zijn. In concreto zou de toepasselijkheid van artikel 31, lid 1, sub e) van het EU-Verdrag kunnen worden overwogen, aangezien de in beslag genomen vervalsingen worden gebruikt als bewijsmiddel in bij nationale gerechtelijke instanties aanhangige strafprocedures. Met name dienen de lidstaten te waarborgen dat, voorzover de rechten van verdachten en in staat van beschuldiging gestelden niet worden geschaad, het personeel van NAC's en NCB's die geen NAC's zijn, ten behoeve van het Kader rechtmatig een hoeveelheid in beslag genomen valse bankbiljetten kan vervoeren en bewaren, op voorwaarde deze op eerste aanvraag onmiddellijk terug te bezorgen aan de vervolgende of justitiële autoriteiten.

3.

Ongeacht de aanneming van de bovengenoemde maatregelen moeten lidstaten wellicht hun nationale wetgeving wijzigen om bewaring en transport van in beslag genomen valse bankbiljetten ten behoeve van het Kader te vergemakkelijken. Lidstaten dienen met name in overweging te nemen nationale regels af te schaffen die bepalen dat in beslag genomen valse bankbiljetten te allen tijde in het archief van een rechtbank dienen te blijven, dienen te worden vernietigd, uitsluitend aan de politie mogen worden overhandigd of op nationaal grondgebied dienen te blijven.

4.

Ongeacht de aanneming van de bovengenoemde maatregelen dienen lidstaten te overwegen praktische regelingen met hun NCB's aan te moedigen en te bevorderen, waarbij aan de laatste ten behoeve van het Kader valse bankbiljetten worden verschaft, en tussen NCB's worden uitgewisseld, mogelijk via de discretionaire bevoegdheden van vervolgende of justitiële autoriteiten.

Deze aanbeveling is gericht tot de Raad van de Europese Unie, het Europees Parlement, de Commissie van de Europese Gemeenschappen en de lidstaten.

Gedaan te Frankfurt am Main, 6 oktober 2006.

De President van de ECB

Jean-Claude TRICHET


(1)  Beschikbaar op www.ecb.int.

(2)  PB L 181 van 4.7.2001, blz. 6.


Top