EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52001HB0017

Aanbeveling van de Europese Centrale Bank van 6 december 2001 betreffende de intrekking van bepalingen van de deelnemende lidstaten ter beperking van het aantal in een nationale munteenheid luidende muntstukken dat bij een betaling mag worden gebruikt (ECB/2001/17)

OJ C 356, 14.12.2001, p. 9–10 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

52001HB0017

Aanbeveling van de Europese Centrale Bank van 6 december 2001 betreffende de intrekking van bepalingen van de deelnemende lidstaten ter beperking van het aantal in een nationale munteenheid luidende muntstukken dat bij een betaling mag worden gebruikt (ECB/2001/17)

Publicatieblad Nr. C 356 van 14/12/2001 blz. 0009 - 0010


Aanbeveling van de Europese Centrale Bank

van 6 december 2001

betreffende de intrekking van bepalingen van de deelnemende lidstaten ter beperking van het aantal in een nationale munteenheid luidende muntstukken dat bij een betaling mag worden gebruikt

(ECB/2001/17)

(2001/C 356/05)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (hierna het "Verdrag" te noemen), inzonderheid op de laatste zin van artikel 105, lid 4, artikel 106 en het derde streepje van artikel 110, lid 1,

Gelet op de Statuten van het Europees Stelsel van Centrale Banken en van de Europese Centrale Bank (hierna de "statuten" te noemen), inzonderheid op artikel 4, sub b), en op artikel 34.1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De hoedanigheid van wettig betaalmiddel van in euro luidende bankbiljetten is vastgelegd in artikel 106, lid 1, van het Verdrag, alsmede in artikel 16 van de statuten en artikel 10 van Verordening (EG) nr. 974/98 van de Raad van 3 mei 1998 over de invoering van de euro(1).

(2) Artikel 11 van Verordening (EG) nr. 974/98 heeft de hoedanigheid van wettig betaalmiddel van in euro luidende muntstukken vastgelegd en beperkt de verplichting in euro luidende muntstukken voor één betaling te aanvaarden tot vijftig.

(3) Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 974/98 bepaalt dat de verwijzingen naar de nationale munteenheden in rechtsinstrumenten die aan het einde van de overgangsperiode bestaan, worden gelezen als verwijzingen naar de euro-eenheid, overeenkomstig de respectieve omrekeningskoersen.

(4) In sommige lidstaten die de euro overeenkomstig het Verdrag hebben aangenomen, zijn bepalingen van kracht die het aantal in een nationale munteenheid luidende muntstukken dat bij één betaling mag worden gebruikt, beperken. Dergelijke nationale bepalingen kunnen nadat deze muntstukken hun hoedanigheid van wettig betaalmiddel hebben verloren, leiden tot een onduidelijke situatie en de duidelijkheid en de rechtszekerheid van wetgeving in gevaar brengen. Gelet op de formulering van artikel 14 van Verordening (EG) nr. 974/98 kan het voor partijen onduidelijk zijn welke de wettelijke grenzen zijn die van toepassing zijn op het aantal muntstukken dat mag worden gebruikt om zich van financiële verplichtingen te kwijten. Partijen zouden met name de wettelijk uit hoofde van nationale bepalingen vastgelegde grenzen kunnen blijven toepassen op in euro luidende muntstukken na het einde van de periode waarin de beide valuta's in omloop zijn of, bij gebreke van een dergelijke periode, na het einde van de overgangsperiode.

(5) Duidelijkheid en rechtszekerheid zouden in het geding kunnen komen indien de deelnemende lidstaten in hun toekomstige contractuele regelingen met nationale centrale banken, inzake de door de eerstgenoemde uit te geven in euro luidende muntstukken, bepalingen of formuleringen opnemen waarin verwezen wordt naar nationale bepalingen, voorzover deze niet zijn ingetrokken, die het aantal in een nationale munteenheid luidende munstukken dat mag worden gebruikt bij één betaling, beperken.

(6) De ECB kan aanbevelingen doen aan de geëigende instellingen of organen van de Gemeenschap of nationale autoriteiten op gebieden die onder haar bevoegdheid vallen. Inzake de door de deelnemende lidstaten uit te geven muntstukken die wettig betaalmiddel zijn, dient de Europese Centrale Bank (ECB) het volume van de uitgifte goed te keuren. Ter vermijding van elk misverstand inzake de reikwijdte van de hoedanigheid van wettig betaalmiddel van door de deelnemende lidstaten uitgegeven en door de ECB goedgekeurde euromuntstukken, acht de ECB het noodzakelijk een aanbeveling tot de deelnemende lidstaten te richten inzake wellicht nog van kracht zijnde nationale bepalingen die het aantal in nationale munteenheid luidende muntstukken dat mag worden gebruikt bij één betaling, beperken,

HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING VASTGESTELD:

Artikel 1

Definities

Voor de toepassing van deze aanbeveling wordt verstaan onder:

- "deelnemende lidstaten": alle lidstaten die overeenkomstig het Verdrag de eenheidsmunt hebben aangenomen;

- "nationale munteenheid": elke eenheid van de valuta's van deelnemende lidstaten, zoals gedefinieerd op de aan het begin van de derde fase van de economische en monetaire unie voorafgaande dag of, indien toepasselijk, op de dag voorafgaande aan de dag waarop de valuta van een lidstaat, die de euro op een latere datum heeft aangenomen, door de euro is vervangen.

Artikel 2

Intrekking van nationale bepalingen die het aantal in nationale munteenheid luidende muntstukken dat mag worden gebruikt bij één betaling, beperken

1. Deelnemende lidstaten dienen elke wellicht nog in hun respectieve rechtsstelses van kracht zijnde wettelijke bepaling die het aantal door een partij bij één betaling verplicht te aanvaarden in een nationale munteenheid luidende muntstukken beperkt, expliciet in te trekken.

2. Deelnemende lidstaten dienen de in lid 1 genoemde wettelijke bepalingen in te trekken zodat deze niet langer van kracht zijn wanneer in een nationale munteenheid luidende muntstukken hun hoedanigheid van wettelijk betaalmiddel overeenkomstig Verordening (EG) nr. 974/98 en de nationale wetgeving inzake de overschakeling op de chartale euro, verliezen.

Artikel 3

Slotbepalingen

Deze aanbeveling is gericht tot de deelnemende lidstaten.

Deze aanbeveling wordt gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Gedaan te Frankfurt am Main, 6 december 2001.

De President van de ECB

Willem F. Duisenberg

(1) PB L 139 van 11.5.1998, blz. 1.

Top