EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31998R2818

Verordening (EG) nr. 2818/98 van de Europese Centrale Bank van 1 december 1998 inzake de toepassing van reserveverplichtingen (ECB/1998/15)

OJ L 356, 30.12.1998, p. 1–6 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
Special edition in Czech: Chapter 10 Volume 001 P. 156 - 160
Special edition in Estonian: Chapter 10 Volume 001 P. 156 - 160
Special edition in Latvian: Chapter 10 Volume 001 P. 156 - 160
Special edition in Lithuanian: Chapter 10 Volume 001 P. 156 - 160
Special edition in Hungarian Chapter 10 Volume 001 P. 156 - 160
Special edition in Maltese: Chapter 10 Volume 001 P. 156 - 160
Special edition in Polish: Chapter 10 Volume 001 P. 156 - 160
Special edition in Slovak: Chapter 10 Volume 001 P. 156 - 160
Special edition in Slovene: Chapter 10 Volume 001 P. 156 - 160

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 09/03/2004; opgeheven door 32003R1745

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1998/2818/oj

31998R2818

Verordening (EG) nr. 2818/98 van de Europese Centrale Bank van 1 december 1998 inzake de toepassing van reserveverplichtingen (ECB/1998/15)

Publicatieblad Nr. L 356 van 30/12/1998 blz. 0001 - 0006


VERORDENING (EG) Nr. 2818/98 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK van 1 december 1998 inzake de toepassing van reserveverplichtingen (ECB/1998/15)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gelet op de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank (hierna aangeduid als de "Statuten"), inzonderheid op artikel 19.1,

op Verordening (EG) nr. 2531/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot de toepassing van reserveverplichtingen door de Europese Centrale Bank (1),

op Verordening (EG) nr. 2532/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot de bevoegdheid van de ECB om sancties op te leggen (2),

Overwegende dat in artikel 19.1 van de statuten wordt bepaald dat, indien de Europese Centrale Bank (ECB) besluit kredietinstellingen gevestigd in de lidstaten te verplichten tot het aanhouden van minimumreserves, deze worden aangehouden op rekeningen bij de ECB en deelnemende nationale centrale banken (deelnemende NCB's); dat het passend wordt geacht dat dergelijke reserves op rekeningen bij deelnemende NCB's worden aangehouden;

Overwegende dat, om de effectiviteit van het instrument "minimumreserves" te kunnen bewerkstelligen, ook de berekening en handhaving van de reserveverplichtingen en de regels betreffende rapportage en verificatie dienen te worden gespecificeerd;

Overwegende dat er, voor het van de reservebasis uitsluiten van interbancaire passiva, bij elke toe te passen genormaliseerde vermindering met betrekking tot passiva met een looptijd van maximaal twee jaar die tot de categorie "schuldbrieven" behoren en met betrekking tot geldmarktpapieren, dient te worden uitgegaan van de binnen de eurozone geldende macroverhouding tussen de voorraad door kredietinstellingen uitgegeven relevante instrumenten die door andere kredietinstellingen en de ECB en deelnemende NCB's worden aangehouden enerzijds en het totale uitstaande bedrag aan dergelijke door kredietinstellingen uitgegeven instrumenten anderzijds,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Definities

In deze verordening wordt bedoeld met:

- "deelnemende lidstaat": een EU-lidstaat die de gemeenschappelijke munteenheid overeenkomstig het Verdrag heeft aangenomen;

- "deelnemende nationale centrale bank" (deelnemende NCB): de nationale centrale bank van een deelnemende lidstaat;

- "instelling": elk in een deelnemende lidstaat gevestigd lichaam dat krachtens artikel 19.1 van de statuten bepaalde minimumreserves kan aanhouden;

- "reserverekening": de rekening van een instelling bij een deelnemende NCB waarvan de dagbalans geldt als nakoming van de reserveverplichting van de desbetreffende instelling;

- "reserveverplichting": de voor instellingen geldende verplichting minimumreserves aan te houden op reserverekeningen bij deelnemende NCB's;

- "reserveratio": het in artikel 4 gespecificeerde percentage met betrekking tot elke afzonderlijke post in de reservebasis;

- "reserveperiode": de periode waarover nakoming van reserveverplichtingen wordt berekend en gedurende welke dergelijke minimumreserves dienen te worden aangehouden op reserverekeningen;

- "dagbalans": de balans op het moment waarop betalingsactiviteiten en boekingen die verband houden met eventuele toegang tot de vaste faciliteiten van het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB) zijn afgerond;

- "NCB-werkdag": elke dag waarop een specifieke deelnemende NCB geopend is met als doel het verrichten van handelingen op het gebied van het monetair beleid van het ESCB;

- "ingezetene": elke natuurlijke of rechtspersoon die in een van de deelnemende lidstaten verblijf houdt in de zin van artikel 1, lid 4, van Verordening (EG) nr. 2533/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot het verzamelen van statistische gegevens door de Europese Centrale Bank (3);

- "saneringsmaatregelen": maatregelen die zijn bedoeld om de financiële situatie van een instelling te handhaven of te herstellen en die van invloed kunnen zijn op eerder bestaande rechten van derden, inclusief maatregelen waarbij de mogelijkheid bestaat van opschorting van betalingen, opschorting van dwangmaatregelen of verlaging van vorderingen;

- "liquidatieprocedure": de collectieve procedures met betrekking tot een instelling die per definitie maatregelen van het gerecht of elke andere bevoegde instantie van een deelnemende lidstaat met zich brengen en gericht zijn op het realiseren van activa onder toezicht van die instanties, inclusief gevallen waarbij de procedures worden beëindigd door middel van een akkoord of een andere analoge maatregel.

Artikel 2

Instellingen die aan reserveverplichtingen zijn onderworpen

1. De volgende categorieën instellingen zijn aan reserveverplichtingen onderworpen:

a) kredietinstellingen als beschreven in artikel 1, eerste streepje, van Richtlijn 77/780/EEG van de Raad (4), buiten de deelnemende NCB's;

b) bijkantoren van kredietinstellingen als beschreven in artikel 1, eerste streepje, van Richtlijn 77/780/EEG, buiten de deelnemende NCB's; hiertoe behoren onder andere bijkantoren van kredietinstellingen waarvan noch de maatschappelijke, noch de hoofdzetel in een deelnemende lidstaat is gevestigd.

Bijkantoren van kredietinstellingen die hun zetel hebben in deelnemende lidstaten maar die zich buiten de deelnemende lidstaat bevinden, zijn niet onderworpen aan reserveverplichtingen.

2. De ECB kan de volgende instellingen op een niet-discriminatoire basis van reserveverplichtingen ontheffen:

a) instellingen die onderworpen zijn aan een liquidatieprocedure of saneringsmaatregelen;

b) instellingen waarvoor geldt dat het doel van het stelsel van reserveverplichtingen van het ESCB niet wordt bereikt door het opleggen van reserveverplichtingen. Bij de besluitvorming over een dergelijke ontheffing neemt de ECB een of meer van de volgende criteria in aanmerking:

i) de instelling verricht bijzondere handelingen;

ii) de instelling houdt zich niet actief bezig met bankwerkzaamheden en concurreert niet met andere kredietinstellingen;

iii) de instelling heeft al haar deposito's bestemd voor doeleinden die verband houden met regionale en/of internationale ontwikkelingsbijstand.

3. De ECB publiceert een lijst met instellingen die aan reserveverplichtingen zijn onderworpen. Daarnaast publiceert de ECB een lijst met instellingen die zijn vrijgesteld van de reserveverplichtingen van de ECB om andere redenen dan het feit dat zij aan saneringsmaatregelen zijn onderworpen. Instellingen kunnen zich op deze lijsten verlaten wanneer zij besluiten of zij al dan niet passiva verschuldigd zijn aan een andere instelling die zelf aan reserveverplichtingen onderworpen is. Deze lijsten zijn niet bepalend voor het feit of instellingen al dan niet aan reserveverplichtingen zijn onderworpen overeenkomstig dit artikel 2.

Artikel 3

Reservebasis

1. De reservebasis van een instelling omvat de volgende passiva (zoals beschreven binnen het rapportagekader voor de monetaire en bancaire statistieken van de ECB als neergelegd in Verordening (EG) nr. 2819/98 van de Europese Centrale Bank van 1 december 1998 met betrekking tot de geconsolideerde balans van de sector monetaire financiële instellingen (ECB/1998/16) (5)) die het resultaat zijn van het aantrekken van kapitaal:

a) deposito's;

b) uitgegeven schuldbrieven;

c) geldmarktpapieren.

2. De volgende passiva behoren niet tot de reservebasis:

passiva die verschuldigd zijn aan elke andere instelling die niet staat geregistreerd als zijnde vrijgesteld van het stelsel van reserveverplichtingen van het ESCB overeenkomstig artikel 2, lid 3, en passiva die verschuldigd zijn aan de ECB of aan een deelnemende NCB. Voor de toepassing van deze bepaling is de instelling in staat bewijzen aan de desbetreffende deelnemende NCB te overleggen van het werkelijke bedrag van de passiva dat zij is verschuldigd aan elke andere instelling die niet staat geregistreerd als zijnde vrijgesteld van het stelsel van reserveverplichtingen van het ESCB en van de passiva die zij aan de ECB of aan een deelnemende NCB is verschuldigd teneinde deze uit te sluiten van de reservebasis. Indien een dergelijk bewijs niet kan worden overgelegd voor uitgegeven schuldbrieven met een overeengekomen looptijd van maximaal twee jaar, mag de instelling voor het uitstaande bedrag van de uitgegeven schuldbrieven met een overeengekomen looptijd van maximaal twee jaar een vast bedrag van de reservebasis in mindering brengen. Indien een dergelijk bewijs niet kan worden overgelegd voor geldmarktpapieren, mag de instelling voor het uitstaande bedrag van de geldmarktpapieren als passiva een vast bedrag van de reservebasis in mindering brengen. De hoogte van dergelijke vaste bedragen wordt door de ECB gepubliceerd, op dezelfde wijze als de in artikel 2, lid 3, genoemde lijst.

3. De reservebasis met betrekking tot een specifieke reserveperiode wordt door de instelling berekend op basis van de meest recente gegevens die de instelling aan de desbetreffende deelnemende NCB dient op te geven vóór aanvang van de desbetreffende reserveperiode zoals beschreven binnen het rapportagekader voor de monetaire en bancaire statistieken van de ECB als neergelegd in Verordening (EG) nr. 2819/98.

Artikel 4

Reserveratio's

1. Een reserveratio van 0 % is van toepassing op de volgende categorieën passiva (zoals beschreven binnen het rapportagekader voor de monetaire en bancaire statistieken van de ECB als neergelegd in Verordening (EG) nr. 2819/98:

a) deposito's met een overeengekomen looptijd van meer dan twee jaar;

b) deposito's, na twee jaar aflosbaar bij kennisgeving;

c) overeenkomsten tot verkoop met terugkoopverplichting;

d) uitgegeven schuldbrieven met een overeengekomen looptijd van meer dan twee jaar.

2. Een reserveratio van 2,0 % is van toepassing op alle andere passiva die tot de reservebasis behoren.

Artikel 5

Berekening van reserveverplichtingen

1. Het bedrag aan minimumreserves dat door elke instelling met betrekking tot een specifieke reserveperiode dient te worden aangehouden, wordt berekend door met betrekking tot die periode de reserveratio's op elke relevante post van de reservebasis toe te passen, zoals beschreven in artikel 4.

2. Een vergoeding van 100 000 euro, in mindering te brengen op het bedrag van de reserveverplichting, zal, behoudens de in artikel 11 vastgelegde bepalingen, aan elke instelling worden toegekend.

Artikel 6

Reservebezit

1. Een instelling houdt haar minimumreserves aan op een of meer reserverekeningen bij de nationale centrale bank in elke deelnemende lidstaat waarin zij een vestiging heeft, in verhouding tot haar reservebasis in de desbetreffende lidstaat. De voor de reserverekeningen gehanteerde muntsoort is de euro. Vereffeningsrekeningen van instellingen bij de deelnemende NCB's mogen als reserverekeningen worden gebruikt.

2. Een instelling heeft aan haar reserveverplichting voldaan wanneer de gemiddelde dagbalans van haar reserverekeningen gedurende de reserveperiode niet minder bedraagt dan het overeenkomstig artikel 5 voor die periode bepaalde bedrag.

3. Wanneer een instelling in een deelnemende lidstaat meer dan één vestiging heeft, is de maatschappelijke of hoofdzetel, indien gevestigd in de desbetreffende lidstaat, verantwoordelijk voor nakoming van de reserveverplichting van de instelling. Wanneer noch de maatschappelijke, noch de hoofdzetel van de instelling in de desbetreffende lidstaat is gevestigd, zal de instelling aangeven welk bijkantoor in die lidstaat voor nakoming van de reserveverplichting van de instelling verantwoordelijk is. Al het reservebezit van deze vestigingen wordt bij elkaar opgeteld voor het nakomen van de totale reserveverplichting van de instelling in de desbetreffende lidstaat.

Artikel 7

Reserveperiode

De reserveperiode zal één maand bedragen, aan te vangen op de 24e kalenderdag van elke maand en eindigend op de 23e kalenderdag van de volgende maand.

Artikel 8

Compensatie

1. Wat de voornaamste herfinancieringshandelingen betreft, wordt het aanhouden van de verplichte reserves overeenkomstig de volgende formule tegen de gemiddelde ESCB-koers (gewogen overeenkomstig het aantal kalenderdagen) gecompenseerd:

Rt = >NUM>Ht 7 nt 7 Ói = ln >NUM>MRi

>DEN>nt 7 100

>DEN>360

waarbij:

Rt = te betalen compensatie voor het aanhouden van verplichte reserves gedurende de reserveperiode t,

Ht = het aanhouden van verplichte reserves gedurende de reserveperiode t,

nt = aantal kalenderdagen die de reserveperiode t telt,

i = ie kalenderdag van de reserveperiode t,

MRi = marginale beleningsrente voor de meest recente voornaamste herfinancieringshandelingen die gedurende kalenderdag i plaatsvinden.

2. De compensatie wordt betaald op de tweede NCB-werkdag na afloop van de reserveperiode met betrekking waartoe de compensatie werd verdiend.

Artikel 9

Verantwoordelijkheid voor verificatie

Het recht de juistheid en de kwaliteit te verifiëren van de informatie die door instellingen wordt verstrekt teneinde nakoming van de reserveverplichting aan te tonen - zoals beschreven in artikel 6 van Verordening (EG) nr. 2531/98 -, wordt uitgeoefend door de deelnemende NCB's, onverminderd het recht van de ECB om dit recht zelf uit te oefenen.

Artikel 10

Indirect aanhouden van minimumreserves via een bemiddelende instelling

1. Een instelling mag toestemming vragen al haar minimumreserves indirect aan te houden via een bemiddelende instelling die in dezelfde lidstaat is gevestigd. De bemiddelende instelling is een instelling die onderworpen is aan reserveverplichtingen en die normaal gesproken, naast het aanhouden van minimumreserves, zorg draagt voor een deel van het bestuur (bv. beheer van liquide middelen) van de instelling waarvoor zij optreedt als bemiddelende instelling.

2. Het verzoek om toestemming wordt gericht tot de nationale centrale bank van de deelnemende lidstaat waarin de instelling die het verzoek indient, is gevestigd. Het verzoek bevat een kopie van een overeenkomst tussen de bemiddelende instelling en de aanvrager waarin beide partijen hun overeenstemming met betrekking tot de overeenkomst betuigen. In de overeenkomst wordt tevens precies vermeld of de instelling die het verzoek indient, al dan niet toegang wenst tot de vaste faciliteiten van de ESCB en openmarkttransacties. De overeenkomst heeft een overeengekomen opzeggingstermijn van ten minste twaalf maanden. Wanneer aan de hierboven vermelde voorwaarden is voldaan, kan de deelnemende NCB waarnaar hierboven wordt verwezen, toestemming verlenen voor de periode waarin de voornoemde overeenkomst tussen de partijen van kracht is, behoudens de bepalingen van lid 4. Een dergelijke toestemming wordt van kracht zodra de eerste reserveperiode na verlening van de toestemming aanvangt.

3. De bemiddelende instelling handhaaft deze minimumreserves overeenkomstig de algemene voorwaarden van het stelsel van reserveverplichtingen van het ESCB. De bemiddelende instelling is, naast de instellingen waarvoor zij als bemiddelende instelling optreedt, verantwoordelijk voor naleving van hun reserveverplichtingen. In geval van niet-naleving kan de ECB elke passende sanctie opleggen aan de bemiddelende instelling, aan de instelling waarvoor zij als bemiddelende instelling optreedt, of aan beide, overeenkomstig de mate waarin zij verantwoordelijk zijn voor niet-naleving.

4. De ECB of desbetreffende deelnemende NCB mag te allen tijde de toestemming om minimumreserves indirect aan te houden, intrekken indien een instelling die haar reserves indirect aanhoudt via een bemiddelende instelling, of de bemiddelende instelling zelf, verzaakt haar verplichtingen in het kader van het stelsel van reserveverplichtingen van het ESCB na te komen, indien er niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden voor het indirect aanhouden van reserves zoals beschreven in de leden 1 en 2 of uit beleidsoverwegingen die verband houden met de bemiddelende instelling. Indien een dergelijke toestemming wordt ingetrokken uit beleidsoverwegingen die verband houden met de bemiddelende instelling, kan de intrekking onmiddellijk effect sorteren. Behoudens de verplichtingen als genoemd in lid 5, zal elke intrekking die om andere redenen plaatsvindt, van kracht worden na afloop van de huidige reserveperiode. Een instelling die haar reserves via een bemiddelende instelling aanhoudt, of de bemiddelende instelling zelf, mag te allen tijde vragen om intrekking van de toestemming. Een intrekking wordt uitsluitend van kracht wanneer er vooraf kennisgeving door de deelnemende NCB heeft plaatsgevonden.

5. De instelling die haar minimumreserves via een bemiddelende instelling aanhoudt, en de bemiddelende instelling zelf zullen op de hoogte worden gebracht van elke intrekking van toestemming wanneer deze uit andere dan beleidsoverwegingen geschiedt; dit zal gebeuren ten minste vijf werkdagen vóór het einde van de reserveperiode waarin de toestemming niet langer zal worden verleend.

6. Onverminderd de individuele verplichtingen met betrekking tot het rapporteren van statistische gegevens van de instelling die haar minimumreserves via een bemiddelende instelling aanhoudt, rapporteert de bemiddelende instelling de gegevens betreffende de reservebasis op een dusdanig nauwkeurige manier dat de ECB in staat is de juistheid en de kwaliteit hiervan te verifiëren, behoudens de in artikel 9 vastgelegde bepalingen, en de respectieve reserveverplichtingen en de gegevens vast te stellen betreffende reservebezit voor haarzelf, alsook voor elke instelling waarvoor zij als bemiddelende instelling optreedt. Deze gegevens worden verstrekt aan de deelnemende NCB waar de minimumreserves worden aangehouden. De bemiddelende instelling houdt bij de verstrekking van de voornoemde gegevens betreffende de reservebasis dezelfde frequentie en hetzelfde tijdschema aan als was ingesteld binnen het rapportagekader voor de monetaire en bancaire statistieken van de ECB als neergelegd in Verordening (EG) nr. 2819/98.

Artikel 11

Reservebezit op geconsolideerde basis

Instellingen die het is toegestaan als een groep op geconsolideerde basis statistische gegevens te rapporteren (zoals beschreven binnen het rapportagekader voor de monetaire en bancaire statistieken van de ECB als neergelegd in Verordening (EG) nr. 2819/98, dienen, behoudens de in artikel 10 vastgelegde bepalingen, minimumreserves aan te houden via een van de instellingen in de groep die uitsluitend als bemiddelende instelling voor deze instellingen optreedt. De instelling die als de bemiddelende instelling voor de groep optreedt, kan de ECB verzoeken om vrijstelling van de bepalingen als vastgelegd in artikel 10, lid 6. Indien het verzoek door de ECB wordt ingewilligd, heeft uitsluitend de groep als geheel recht op de in artikel 5, lid 2, genoemde vergoeding.

Artikel 12

NCB-werkdagen

Indien een of meer bijkantoren van een deelnemende NCB zijn gesloten op een NCB-werkdag vanwege officiële lokale of regionale feestdagen, brengt de desbetreffende deelnemende NCB de tegenpartijen van tevoren op de hoogte van de te treffen voorzorgsmaatregelen met betrekking tot transacties waarbij die bijkantoren zijn betrokken.

Artikel 13

Overgangsbepalingen

1. De eerste reserveperiode vangt aan op 1 januari 1999 en eindigt op 23 februari 1999.

2. De reservebasis van een instelling wordt voor de eerste reserveperiode bepaald in verhouding tot onderdelen van haar balans op 1 januari 1999 en zoals gerapporteerd aan de deelnemende NCB's binnen het rapportagekader voor de monetaire en bancaire statistieken van de ECB als neergelegd in Verordening (EG) nr. 2819/98.

Artikel 14

Wijzigingen op deze verordening

Eventuele wijzigingen op deze verordening worden uitsluitend van kracht met betrekking tot een volledige reserveperiode en worden voorafgaand aan deze periode aangekondigd.

Artikel 15

Slotbepaling

Deze verordening treedt op 1 januari 1999 in werking.

Gedaan te Frankfurt am Main, 1 december 1998.

Namens de raad van bestuur van de ECB

De President

Willem F. DUISENBERG

(1) PB L 318 van 27. 11. 1998, blz. 1.

(2) PB L 318 van 27. 11. 1998, blz. 4.

(3) PB L 318 van 27. 11. 1998, blz. 8.

(4) PB L 322 van 17. 12. 1977, blz. 30.

(5) Zie bladzijde 7 van dit Publicatieblad.

Top