EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52017AB0042

Advies van de Europese Centrale Bank van 11 oktober 2017 inzake een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 wat betreft de clearingverplichting, de opschorting van de clearingverplichting, de rapportagevereisten, de risicolimiteringstechnieken voor otc-derivatencontracten die niet door een centrale tegenpartij worden gecleard, de registratie van en het toezicht op transactieregisters en de vereisten voor transactieregisters (CON/2017/42)

OJ C 385, 15.11.2017, p. 10–15 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

15.11.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 385/10


ADVIES VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 11 oktober 2017

inzake een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 wat betreft de clearingverplichting, de opschorting van de clearingverplichting, de rapportagevereisten, de risicolimiteringstechnieken voor otc-derivatencontracten die niet door een centrale tegenpartij worden gecleard, de registratie van en het toezicht op transactieregisters en de vereisten voor transactieregisters

(CON/2017/42)

(2017/C 385/04)

Inleiding en rechtsgrondslag

Op 6 en 9 juni 2017 heeft de Europese Centrale Bank (ECB) verzoeken ontvangen van de Raad van de Europese Unie en het Europees Parlement respectievelijk om een advies inzake een voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 wat betreft de clearingverplichting, de opschorting van de clearingverplichting, de rapportagevereisten, de risicolimiteringstechnieken voor otc-derivatencontracten die niet door een centrale tegenpartij worden gecleard, de registratie van en het toezicht op transactieregisters en de vereisten voor transactieregisters (1) (hierna het „Voorstel”).

De ECB-adviesbevoegdheid is gebaseerd op artikel 127, lid 4 en artikel 282, lid 5 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, aangezien het Voorstel bepalingen bevat betreffende de fundamentele taken van het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB), namelijk aangaande de vaststelling en tenuitvoerlegging van het monetair beleid en de bevordering van de goede werking van het betalingsverkeer krachtens artikel 127, lid 2, eerste en vierde streepje van het Verdrag, de bijdrage van het ESCB tot een goede beleidsvoering ten aanzien van de stabiliteit van het financiële stelsel, zoals bedoeld in artikel 127, lid 5 van het Verdrag, en de specifieke taken die aan de ECB werden toegekend inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen, zoals bedoeld in artikel 127, lid 6 van het Verdrag. Overeenkomstig de eerste zin van artikel 17.5 van het reglement van orde van de Europese Centrale Bank heeft de Raad van bestuur dit advies goedgekeurd.

Algemene opmerkingen

De ECB ondersteunt in het algemeen het initiatief van de Commissie om een aantal gerichte wijzigingen aan te brengen aan Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad (2) met het oog op de vereenvoudiging van de toepasselijke voorschriften en het wegwerken van onevenredige lasten.

Specifieke opmerkingen

1.   Vrijstelling van centralebankentransacties

1.1.

Artikel 1, lid 4 van Verordening (EU) nr. 648/2012 stelt leden van het ESCB, maar niet hun centrale tegenpartijen, vrij van de rapportageverplichting. Bijgevolg moet wanneer een derivatencontract wordt afgesloten met een lid van het ESCB, haar tegenpartij bij de transactie de details van de transactie rapporteren in een transactieregister. In deze context kan worden opgemerkt dat de relevante centralebankentransacties vrijgesteld zijn van rapportage krachtens Verordening (EU) 2015/2365 van het Europees Parlement en de Raad (3). Voorts zijn centralebankentransacties in verband met het uitvoeren van monetair en valutabeleid en beleid van financiële stabiliteit vrijgesteld van bekendmaking ingevolge Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad (4) en Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad (5).

1.2.

De ECB plaatst kanttekeningen bij de risico’s die kunnen ontstaan als, ondanks de door de tegenpartijen toegepast vertrouwelijkheidsregelingen, informatie in verband met ESCB-beleidstransacties naar het publiek gelekt zouden worden en als marktdeelnemers de transacties van nationale centrale banken (NCB’s) van het ESCB zouden kunnen identificeren. Dit zou namelijk een negatieve impact kunnen hebben op de uitvoering door de NCB’s van hun taken aangaande deze centralebankentransacties, in het bijzonder inzake monetair beleid of valutamarktoperaties in gevallen waarin vertrouwelijkheid vereist is (6). Van de tegenpartijen van de leden van het ESCB vereisen dat zij alle gegevens inzake hun transacties rapporteren aan transactieregisters, heeft tot onbedoeld tot gevolg dat een onrechtstreekse rapportageverplichting wordt ingevoerd voor centralebankentransacties, waardoor de doelmatigheid van de aan ESCB-leden toegestane vrijstelling wordt beperkt. Daarom is het van belang dat de boeken van de ESCB-leden bescherming genieten en dat de signalisering op basis van centralebankentransacties doeltreffend blijft (7).

1.3.

Opdat de NCB’s hun statutaire taken doeltreffend kunnen blijven uitvoeren, is de ECB derhalve van mening dat het belangrijk is dat centralebankentransacties volledig vrijgesteld zijn van rapportagevereisten.

2.   Rapportageverplichting

2.1.

Wat betreft de voorgestelde wijziging van artikel 9, lid 1 neemt de ECB nota van de resultaten van de effectbeoordeling van de Commissie en begrijpt zij de behoefte om de rapportagelast van kleine niet-financiële tegenpartijen te verminderen. Dienaangaande verwelkomt de ECB de door de Commissie voorgestelde oplossing dat in bepaalde specifieke gevallen de verantwoordelijkheid voor de rapportage moet worden gedragen door de centrale tegenpartijen (CTP’s), financiële tegenpartijen, beheermaatschappijen van instellingen voor collectieve belegging in effecten en beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen (8). Het ziet ernaar uit dat dit voorstel een goed evenwicht tot stand brengt tussen het garanderen van de volledigheid van de gegevens, minimalisering van de rapportagelast, en tegelijkertijd, het afstemmen van de structuur van de rapportageverplichtingen ingevolge Verordening (EU) nr. 648/2012 en Verordening (EU) 2015/2365.

2.2.

Het voorstel voert eveneens een vrijstelling van rapportage in voor alle intragroeptransacties waarbij niet-financiële tegenpartijen betrokken zijn (9). De ECB maakt zich zorgen over deze voorgestelde wijziging om de redenen die uiteengezet worden in de paragrafen 2.2.1 tot 2.2.3.

2.2.1.

Op basis van analyses van bestaande gegevens blijkt na kruiscontrole met andere gegevensbronnen dat de bevestiging dat een over-the-counter (OTC) derivatencontract een intragroeptransactie is binnen het actuele rapportagekader op grond van Verordening (EU) nr. 648/2012 (10) vaak onbetrouwbaar is. In de context van nog evoluerende gegevenskwaliteit houdt de onvoorwaardelijke vrijstelling van intragroeprapportage voor niet-financiële tegenpartijen het risico in van regelgevingsarbitrage door informatieplichtigen.

2.2.2.

Intragroeptransacties waarbij niet-financiële tegenpartijen betrokken zijn, worden uitsluitend vrijgesteld van zekerheidsstelling, indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan, en mits machtiging door de bevoegde autoriteiten is verstrekt (11). Volgens de ECB is zorgelijk dat indien niet aan deze voorwaarden is voldaan en tegenpartijen zekerheden uitwisselen voor hun intragroeptransacties dan bij gebreke van rapportageverplichtingen de risico’s in verband met de marges en procycliciteit van zekerheden niet gecontroleerd worden. Deze asymmetrie zou de het complementaire karakter van transparantie en risicolimitering, dat centraal staat bij het beleidskader ingevolge Verordening (EU) nr. 648/2012, ondermijnen.

2.2.3.

De voorgestelde vrijstelling kan wellicht tot gevolg hebben dat de rapportageverplichtingen ingevolge Verordening (EU) nr. 648/2012 op e manier worden ontdoken, omdat transacties gekanaliseerd worden via niet-financiële dochterondernemingen van grotere financiële groepen. Gelet op de hogere participatiegraad van niet-financiële tegenpartijen in valutaderivatentransacties, zou de impact van de wijziging bijzonder relevant kunnen zijn voor valutaderivatenrapportage.

2.3.

De ECB is van oordeel dat de verplichting van de financiële tegenpartijen om te rapporteren namens niet-financiële tegenpartijen (12) reeds de excessieve rapportagelast voor kleine niet-financiële tegenpartijen aanpakt, ook in het geval van intragroeptransacties. De marginale kosten van bijkomende rapporten voor niet-financiële tegenpartijen die reeds over de nodige IT-infrastructuur zouden moeten beschikken, zouden verwaarloosbaar moeten zijn. Daarom beveelt de ECB aan dat de intragroeptransacties tussen financiële tegenpartijen en niet-financiële tegenpartijen niet worden vrijgesteld van rapportage. Bij intragroeptransacties tussen niet-financiële tegenpartijen zouden uitsluitend transacties vrijgesteld mogen zijn die zijn aangegaan door kleine niet-financiële tegenpartijen die geen systeemrisico vormen. In het licht daarvan beveelt de ECB aan dat intragroeptransacties tussen niet-financiële tegenpartijen vrijgesteld zijn van rapportage op voorwaarde dat op deze niet-financiële tegenpartijen geen clearingverplichting van toepassing is. Bijgevolg moeten niet-financiële tegenpartijen, waarop een clearingverplichting van toepassing is, ingeval van intragroeptransacties tussen hen rapporteren namens andere niet-financiële tegenpartijen.

2.4.

De ECB merkt op dat de rapportageverplichting blijft gelden voor intragroeptransacties waarbij een tegenpartij uit een derde land betrokken is waarvoor de Commissie geen gelijkwaardigheidsbesluit heeft verleend, en dat de actuele vrijstelling (13) daarom niet geldt voor dergelijke transacties.

2.5.

De ECB verwelkomt de wijzigingen van artikel 9, lid 6. De invoering van standaarden voor tegenpartijen, identificatie van transacties en van effecten die werd gerealiseerd door Uitvoeringsverordening (EU) 2017/105 van de Commissie (14), is een essentiële stap naar de verbetering van de kwaliteit van de gegevens die ingevolge Verordening (EU) nr. 648/2012 verzameld worden. De afstemming van Verordening (EU) nr. 648/2012 op Verordening (EU) 2015/2365 en Verordening (EU) nr. 600/2014 is eveneens belangrijk om de vergelijkbaarheid te verzekeren en te zorgen voor een globale visie op de structuren en activiteiten van financiële markten.

3.   Wijzigingen ter garantie van de gegevenskwaliteit

3.1.

De ECB acht de voorgestelde wijzigingen van artikel 78 (15) en artikel 81, lid 5 (16) een waardevolle vooruitgang, omdat ze de harmonisatie van transactieregistersprocedures en -beleid, alsook de voorwaarden waaronder zij gegevens aan bevoegde autoriteiten verstrekken, zullen vergemakkelijken.

3.2.

De ECB verwelkomt eveneens het mandaat dat werd verleend aan de Europese Autoriteit effecten en markten (ESMA) om verslag te doen over de uitvoering van de rapportageverplichting ingevolge het nieuwe artikel 85, lid 3, onder d) (17) en zou de betrokkenheid van het ESCB bij de voorbereiding van het verslag aan de Commissie ingevolge het nieuwe artikel 85, lid 3, onder d) verwelkomen.

4.   De naleving door kredietinstellingen van de risicobeheerprocedures, intragroepvrijstellingen en kapitaalvereisten

4.1.

De ECB onderschrijft het voorstel dat er toezichtprocedures zouden moeten bestaan voor de initiële en doorlopende validatie van de risicobeheerprocedures die tijdige, nauwkeurige en passend gescheiden uitwisseling van zekerheden vereisen in verband met OTC-derivatencontracten (18);

4.2.

De ECB merkt op dat in het kader van Artikel 6 van Verordening van de Raad (EU) nr. 1024/2013 (19) de taken te zorgen voor naleving door kredietinstellingen van de in artikel 11, lid 3 van Verordening (EU) nr. 648/2012 vervatte risicobeheervoorschriften inzake procedures betreffende tijdige, nauwkeurige en passend gescheiden uitwisseling van zekerheden, inclusief de verband houdende intragroepvrijstellingen (20), alsook van het vereiste inzake eigen middelen, zoals neergelegd in artikel 11, lid 4 van Verordening (EU) nr. 648/2012 om een passende en evenredige mate van kapitaal aan te houden met het oog op het beheer van niet door een passende uitwisseling van zekerheden gedekte risico’s, van prudentiële aard zijn en dus vallen binnen de werkingssfeer van de taken die krachtens Artikel 4, lid 1, onder e) en d) van Verordening (EU) nr. 1024/2013 aan de ECB zijn toegewezen.

5.   Transparantie van CTP’s

5.1.

De ECB ondersteunt het voorstel dat CTP’s hun clearingleden moeten voorzien van instrumenten voor het simuleren van hun vereisten inzake initiële margins, alsook van een gedetailleerd overzicht van de door hen gebruikte modellen voor initiële margins (21). Dit zal de transparantie en de voorspelbaarheid van initiëlemargevereisten vergroten en zo het begrip van de afwikkelingsdeelnemers van de risico’s en de kosten van een deelneming in een CCP verbeteren.

5.2.

De ECB beveelt aan om daarnaast macroprudentiële interventie-instrumenten op te nemen ter vermijding van de opeenhoping van systeemrisico’s die in het bijzonder het gevolg zijn van buitensporige hefboomwerking, en om de procycliciteit van marges en haircuts verder te beperken. De ECB stelt voor dat de desbetreffende beginselen voor macroprudentiële instrumenten worden vastgesteld in de Level 1 rechtshandeling. Macroprudentiële beleidsinstrumenten zouden worden toegepast op tegenpartijen op transactieniveau. Op deze manier zouden alle relevante transacties betroffen zijn, inclusief de door niet-banken afgesloten transacties, ongeacht of deze transacties werden afgesloten in de centraal geclearde markt, de niet-centraal geclearde markt of Unie-tegenpartijen die hun transacties clearen via een CTP van een derde land (22). De vereiste beginselen en vereisten voor dergelijke macroprudentiële instrumenten zouden moeten worden opgenomen, indien zij niet in het actuele voorstel opgenomen zijn dan zeker op het volgende geschikte tijdstip, zoals naar aanleiding van de volgende herziening van Verordening (EU) nr. 648/2012 in 2020.

5.3.

Bovendien, zoals in een recentelijk bekendgemaakt ESRB-rapport inzake de herziening van Verordening (EU) nr. 648/2012 (23) werd gesteld, is de ECB van mening dat van in de Unie werkzame CTP’s vereist moet worden dat zij kwantitatieve en kwalitatieve informatie publiceren die strookt met de CPMI-IOSCO public disclosure principles (24). Een sterkere rechtsgrondslag om CTP’s ertoe te verplichten gegevens bekend te maken die stroken met deze beginselen zou de financiële sector en het bredere publiek helpen beter te begrijpen hoe complex de omgeving is waarin CTP’s werkzaam zijn.

6.   Classificatie van special purpose entities voor securitisatiedoeleinden als financiële tegenpartijen

6.1.

De ECB merkt op dat wordt voorgesteld om special purpose entities voor securitisatiedoeleinden (SSPE’s) in te delen als financiële tegenpartijen (25). Echter, Artikel 27 van het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende securitisatie en tot instelling van een Europees kader voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde securitisatie (STS-securitisaties) en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/65/EG, 2009/138/EG en 2011/61/EU en de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 648/2012 (26), stelt voor om Verordening (EU) nr. 648/2012 te wijzigen en STS-securitisatie SSPE’s vrij te stellen van de clearingverplichting mits het tegenpartijkredietrisico afdoende wordt beperkt. De ECB herhaalt haar standpunt (27) dat STS-securitisatie SSPE’s volledig vrijgesteld zouden moeten zijn van de clearingverplichting en van het wettelijke vereiste van zekerheidstelling (28).

6.2.

Dienovereenkomstig steunt de ECB de bepalingen van Artikel 27 van het in paragraaf 6.1 genoemde voorstel, inclusief het mandaat voor de Europese toezichthoudende autoriteiten tot de ontwikkeling van ontwerpen van technische reguleringsnormen tot specificering van de criteria om te bepalen welke regelingen in het kader van gedekte obligaties of securitisaties op toereikende wijze tegenpartijkredietrisico limiteren, welke normen de Commissie moet vaststellen (29), alsook andere noodzakelijke wijzigingen die STS-securitisatie SSPE’s vrijstellen van clearingverplichtingen en margeverplichtingen. Een dergelijke behandeling is noodzakelijk om gelijke omstandigheden te bereiken inzake de kwalificatie van gedekte obligaties en kan om prudentiële redenen gerechtvaardigd worden ten aanzien van STS-securitisatie SSPE’s.

7.   Wijzigingen in de methodologie voor de berekening van de posities van tegenpartijen in OTC-derivatencontracten

De ECB merkt op dat de voorgestelde invoering van een methodologie voor de berekening van de posities in OTC-derivatencontracten relevant om vast te stellen of op een financiële tegenpartij of een niet-financiële tegenpartij de clearingverplichting van toepassing is die gebaseerd is op ultimogegevens, in plaats van een gemiddelde lopende positie in OTC-derivatencontracten gedurende 30 werkdagen (30), een stimulans zou kunnen vormen voor „window dressing” om de clearingverplichting te vermijden. De ECB stelt derhalve voor om aan de door het Voorstel ingevoerde nieuwe artikelen 4 bis, lid 2 (31) en artikel 10, lid 2 (32) het vereiste toe te voegen dat een financiële tegenpartij en een niet-financiële tegenpartij aan de desbetreffende bevoegde autoriteit moeten aantonen dat de berekening van de geaggregeerde positie op het einde van de maand in OTC-derivatencontracten niet resulteert in een systematische onderschatting van de algemene positie.

8.   De adviesrol van de ECB inzake ontwerpen voor gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen

8.1.

Er zij aan herinnerd dat ontwerpen van gedelegeerde en uitvoeringshandelingen van de Commissie gekwalificeerd worden als „ontwerpen van een handeling van de Unie” in de zin van de artikel 127, lid 4 en artikel 282, lid 5 van het Verdrag. Gedelegeerde en uitvoeringshandelingen zijn Unierechtshandelingen. De ECB moet tijdig geraadpleegd worden inzake ontwerpen van handelingen van de Unie, inclusief ontwerpen van gedelegeerde en uitvoeringshandelingen die binnen haar bevoegdheden vallen. De verplichting om de ECB te raadplegen werd verduidelijkt door het Hof van Justitie in Commissie/ECB  (33), met verwijzing naar de taken en de deskundigheid van de ECB. Gezien het feit dat betrouwbare en efficiënte financiëlemarktinfrastructuren, met name clearingsystemen, essentieel zijn voor de uitvoering van de fundamentele taken van het ESCB ingevolge Artikel 127, lid 2 van het Verdrag, en het verwezenlijken van het hoofddoel zijnde de handhaving van prijsstabiliteit ingevolge Artikel 127, lid 1 van het Verdrag, zou de ECB moeten geraadpleegd worden inzake gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen die ingevolge Verordening (EU) nr. 648/2012 werden vastgesteld. Gezien de verplichting om de ECB te raadplegen rechtstreeks voortvloeit uit het Verdrag, moet dit vereiste voor de duidelijkheid zijn weerslag vinden in een overweging van het voorstel. Gelet op het belang van gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen als een onderdeel van de ontwikkeling van Uniewetgeving inzake financiële diensten, zal de ECB haar adviesrol inzake aangelegenheden die binnen haar bevoegdheid vallen uitoefenen, volledig rekening houdend met het tijdschema voor de vaststelling van deze handelingen en de noodzaak een soepele vaststelling van uitvoeringshandelingen te verzekeren (34).

8.2.

Voorts zou inzake een aantal elementen van het Voorstel niet alleen de raadpleging van de ECB, maar tevens de betrokkenheid in een vroeg stadium van de desbetreffende ESCB-leden bij de ontwikkeling van ontwerpen van technische regulerings- en uitvoeringsnormen bijzonder nuttig kunnen zijn en specifiek vastgelegd moeten worden.

8.3.

Ten eerste heeft de Commissie de bevoegdheid om technische normen vast te stellen op basis van door ESMA ontwikkelde ontwerpen van technische uitvoeringsnormen waarin de normen en de formaten van de te rapporteren informatie, de methoden en regelingen voor rapportage, de frequentie van de verslagen en de uiterlijke datumwaarop de derivatencontracten moeten worden gerapporteerd, worden gespecifieerd (35). Het ESCB gebruikt bij de uitvoering van haar mandaten steeds vaker gegevens die verzameld werden ingevolge Verordening (EU) nr. 648/2012. Om optimaal gebruik te kunnen maken van de inzichten die het ESCB heeft verkregen inzake de kwaliteit van de gegevens die ingevolge Verordening (EU) nr. 648/2012 worden gerapporteerd, zou de ontwikkeling van de ontwerpen van technische uitvoeringsnormen door ESMA moeten worden uitgewerkt in nauwe samenwerking met de leden van het ESCB.

8.4.

Ten tweede heeft de Commissie de bevoegdheid om technische reguleringsnormen vast te stellen op basis van door ESMA ontwikkelde ontwerpen van technische reguleringsnormen waarin de procedures voor de afstemming van gegevens tussen transactieregisters en de procedures voor controle van gegevens inzake hun volledigheid en de nauwkeurigheid en inzake de controle van naleving van de rapportageverplichtingen worden gespecifieerd (36). Autoriteiten die rechtstreekse en onmiddellijke toegang hebben tot de gegevens van transactieregisters, inclusief de desbetreffende ESCB-leden hebben aanzienlijke vakkennis op dat gebied opgebouwd. Daarom is het belangrijk dat ervoor wordt gezorgd dat bij de ontwikkeling van technische reguleringsnormen goed van deze vakkennis gebruik wordt gemaakt. Daartoe moet de ontwikkeling van ontwerpen van technische normen door ESMA worden uitgevoerd in nauwe samenwerking met de relevante leden van het ESCB.

Eventuele door de ECB aanbevolen wijzigingen van het Voorstel zijn middels specifieke formuleringsvoorstellen opgenomen in een apart technisch werkdocument met een toelichting. Het technische werkdocument is in de Engelse taal beschikbaar op de ECB-website.

Gedaan te Frankfurt am Main, 11 oktober 2017.

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  COM(2017) 208 final.

(2)  Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1).

(3)  Verordening (EU) 2015/2365 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende de transparantie van effectenfinancieringstransacties en van hergebruik en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 337 van 23.12.2015, blz. 1).

(4)  Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349).

(5)  Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 84).

(6)  Zie paragraaf 7 van Advies CON/2012/21. Alle ECB-Adviezen worden op de ECB-website bekendgemaakt onder: www.ecb.europa.eu

(7)  Zie pagina’s 2 en 13 tot en met 14 van het antwoord van de ECB op de raadpleging van de Commissie inzake de herziening van de Europese Marktinfrastructuurverordening (EMIR) van 2 september 2015, beschikbaar op de ECB-website onder: www.ecb.europa.eu

(8)  Zie artikel 1, lid 7, onder b) van het Voorstel.

(9)  Zie artikel 1, lid 7, onder a) van het Voorstel.

(10)  Zie artikel 3, lid 1 en 2 van Verordening (EU) nr. 648/2012.

(11)  Zie artikel 11, lid 7 van Verordening (EU) nr. 648/2012.

(12)  Zie artikel 1, lid 7, onder b) van het Voorstel.

(13)  Zie artikel 13, lid 2 van Verordening (EU) nr. 648/2012.

(14)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/105 van 26 oktober 2016 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1247/2012 tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen met betrekking tot het format en de frequentie van de transactierapportage aan transactieregisters overeenkomstig Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters. (PB L 17 van 21.1.2017, blz. 17).

(15)  Zie artikel 1, lid 16 van het Voorstel.

(16)  Zie artikel 1, lid 17, onder c) van het Voorstel.

(17)  Zie artikel 1, lid 19, onder c) van het Voorstel.

(18)  Zie artikel 1, lid 9, onder a) van het Voorstel.

(19)  Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (PB L 287 van 29.10.2013, blz. 63).

(20)  Zie artikel 4, lid 2 van Verordening (EU) nr. 648/2012.

(21)  Zie artikel 1, lid 10 van het Voorstel.

(22)  Dit strookt met het standpunt van de ECB als antwoord op de raadpleging van de Europese Commissie inzake de herziening van de Europese Marktinfrastructuurverordening (EMIR) van 2 september 2015, beschikbaar op de ECB-website onder: www.ecb.europa.eu

(23)  The Revision of the European Market Infrastructure Regulation, ESRB, April 2017. Available at: https://www.esrb.europa.eu/pub/pdf/other/20170421_esrb_emir.en.pdf

(24)  Final report of the CPMI-IOSCO Board on Public quantitative disclosure standards for central counterparties, February 2015. Beschikbaar onder: http://www.bis.org/cpmi/publ/d125.pdf

(25)  Zie artikel 1, lid 1 van het Voorstel.

(26)  COM(2015) 472 final.

(27)  Zie het gezamenlijke antwoord van de Bank of England en de Europese Centrale Bank op het Consultatiedocument van de Europese Commissie: „An EU framework for simple, transparent and standardised securitisation”, beschikbaar op de ECB-website onder www.ecb.europa.eu

(28)  Inzake de vrijstelling van het vereiste om onderpand te verstrekken, zie de paragrafen 2.2 en 5.5 van Advies CON/2016/11.

(29)  Zie artikel 27, lid 2 van COM(2015) 472.

(30)  Zie artikel 1, lid 3 en 8 van het Voorstel.

(31)  Zie artikel 1, lid 3 van het Voorstel.

(32)  Zie artikel 1, lid 8 van het Voorstel.

(33)  Commissie/ECB, C-11/00, ECLI: EU:C:2003:395, in het bijzonder de punten 110 en 111. in punt 110 heeft het Hof van Justitie verduidelijkt dat met de verplichting om de ECB te raadplegen „in hoofdzaak wordt beoogd, te verzekeren dat het besluit eerst wordt genomen nadat de instantie is gehoord die door de speciale bevoegdheden waarover zij binnen het communautaire kader op het desbetreffende gebied beschikt, en door haar grote deskundigheid, in het bijzonder in staat is, zinvol bij te dragen aan het wetgevingsproces”.

(34)  Zie paragraaf 2 van Advies CON/2015/10, paragraaf 4 van Advies CON/2012/5, paragraaf 8 van Advies CON/2011/44 en paragraaf 4 van Advies CON/2011/42.

(35)  Zie artikel 1, lid 7, onder c) van het Voorstel.

(36)  Zie artikel 1, lid 16 van het Voorstel.


Top