EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32014O0060

Richtsnoer (EU) 2015/510 van de Europese Centrale Bank van 19 december 2014 betreffende de tenuitvoerlegging van het monetairbeleidskader van het Eurosysteem (herschikking) (ECB/2014/60)

OJ L 91, 2.4.2015, p. 3–135 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 29/06/2023

ELI: http://data.europa.eu/eli/guideline/2015/510/oj

2.4.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 91/3


RICHTSNOER (EU) 2015/510 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 19 december 2014

betreffende de tenuitvoerlegging van het monetairbeleidskader van het Eurosysteem (ECB/2014/60)

(herschikking)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, inzonderheid artikel 127, lid 2, eerste streepje,

Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, inzonderheid artikel 3.1, eerste streepje, de artikelen 9.2, 12.1, 14.3, en 18.2, en artikel 20, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtsnoer ECB/2011/14 (1) is aanzienlijk gewijzigd. Aangezien verdere wijzigingen nodig zijn, moet het richtsnoer herschikt worden, zulks voor de duidelijkheid.

(2)

De verwezenlijking van een gemeenschappelijk monetair beleid vergt de vaststelling van instrumenten en procedures voor gebruik door het Eurosysteem dat bestaat uit de Europese Centrale Bank (ECB) en de nationale centrale banken van die eurogebiedlidstaten (hierna de „NCB's”), teneinde dat beleid in de eurogebiedlidstaten uniform toe te passen.

(3)

Luidens artikel 127, lid 1 en 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 3.1 van de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en de Europese Centrale Bank (hierna de „ESCB-statuten”), is de primaire doelstelling van het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB) de handhaving van prijsstabiliteit, en in die hoedanigheid heeft het ESCB als taak de vaststelling en toepassing van het monetaire beleid van de Unie en het uitvoeren van valutatransacties in lijn met de bepalingen van artikel 219 van het Verdrag.

(4)

Het algemene kader van het Eurosysteem is gebaseerd op de bepalingen in de ESCB-statuten. Uit hoofde van artikel 127, lid 1, van het Verdrag en, zoals geformuleerd in de ESCB-statuten, moet het Eurosysteem handelen in overeenstemming met bepaalde principes, waaronder het beginsel van een openmarkteconomie met vrije mededinging, waarbij een doelmatige allocatie van middelen wordt bevorderd.

(5)

Voor zover mogelijk en aangewezen, en teneinde operationele doelmatigheid te waarborgen, doet de ECB een beroep op de NCB's voor de uitvoering van de transacties die deel uitmaken van de Eurosysteemtaken, zulks in overeenstemming met het decentralisatiebeginsel zoals bedoeld in artikel 12.1 van de ESCB-statuten en behoudens de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 14.3 van de ESCB-statuten.

(6)

Gezien artikel 12.1 van de ESCB-statuten heeft de ECB de bevoegdheid het gemeenschappelijke monetaire beleid van de Unie te formuleren en de noodzakelijke richtsnoeren vast te stellen om de juiste tenuitvoerlegging te waarborgen. Overeenkomstig artikel 14.3 van de ESCB-statuten zijn de NCB's gehouden overeenkomstig die richtsnoeren te handelen. Dit richtsnoer is derhalve gericht tot het Eurosysteem. In contracten of reglementen geven de NCB's uitvoering aan in dit richtsnoer vastgelegde regels. Wederpartijen zijn gehouden te voldoen aan die regels zoals de NCB's die implementeren in die contracten of reglementen.

(7)

Luidens artikel 18.1, eerste gedachtestreepje, van de ESCB-statuten mag het Eurosysteem in de financiële markten opereren door aan- en verkoop, hetzij onvoorwaardelijk (contant en op termijn) hetzij op basis van repo-overeenkomsten, en door het in lening geven of nemen van vorderingen en verhandelbaar papier, luidende in euro of andere valuta's, evenals edele metalen. Luidens artikel 18.1, tweede gedachtestreepje, mag het Eurosysteem krediettransacties verrichten met kredietinstellingen en andere marktpartijen.

(8)

Uitvoering gevend aan zijn monetaire beleid hanteert het Eurosysteem de volgende monetairbeleidsinstrumenten: de uitvoering van openmarkttransacties, het aanbieden van permanente faciliteiten en het verplichten van kredietinstellingen tot het aanhouden van minimumreserves op rekeningen binnen het Eurosysteem.

(9)

Om zijn doelstellingen te verwezenlijken, beschikt het Eurosysteem over een reeks instrumenten voor het uitvoeren van openmarkttransacties, waaronder transacties met wederinkoop, onvoorwaardelijke transacties, de uitgifte van ECB-schuldbewijzen, deviezenswaps voor monetairbeleidsdoeleinden en het aantrekken van termijndeposito's. Die instrumenten voor het uitvoeren van openmarkttransacties beogen de goede werking van de geldmarkt te waarborgen en de banken soepel en goed georganiseerd te helpen bij het voorzien in hun liquiditeitsbehoeften.

(10)

De aan het Eurosysteem ter beschikking staande instrumentenreeks voor het aanbieden van permanente faciliteiten zijn de marginale beleningsfaciliteit en de depositofaciliteit, die beogen overnightliquiditeit respectievelijk te verstrekken en te onttrekken, signalen af te geven omtrent de monetairbeleidskoers en overnightgeldmarktrentetarieven te begrenzen.

(11)

Het ESCB-stelsel van reserveverplichtingen streeft primair de volgende monetairbeleidsdoelstellingen na: a) bijdragen aan de stabilisatie van geldmarktrenten door de instellingen ertoe te brengen de effecten van tijdelijke liquiditeitsfluctuaties af te zwakken, zulks via de middelingsvoorziening; en b) een structureel liquiditeitstekort creëren of vergroten waardoor het Eurosysteem als liquiditeitsverstrekker efficiënt kan optreden. Het juridische kader van het minimumreservestelsel van het Eurosysteem is vastgelegd in artikel 19 van de ESCB-statuten, Verordening (EG) nr. 2531/98 van de Raad (2) en Verordening (EG) nr. 1745/2003 van de Europese Centrale Bank (ECB/2003/9) (3).

(12)

De openmarkttransacties van het Eurosysteem zijn naar hun doel, frequentie en procedure in te delen in vier categorieën: a) basisherfinancieringstransacties, b) langerlopende herfinancieringstransacties, c) finetuningtransacties en d) structurele transacties.

(13)

De basisherfinancieringstransacties zijn de belangrijkste categorie openmarkttransacties die het Eurosysteem uitvoert en die een sleutelrol spelen bij het nastreven van de doeleinden van het sturen van de rente, het beheer van de marktliquiditeitsverhoudingen en het afgeven van signalen omtrent de monetairbeleidskoers.

(14)

De langerlopende herfinancieringstransacties beogen liquiditeiten te verstrekken aan wederpartijen met een langere looptijd dan die van de basisherfinancieringstransacties. Met langerlopende herfinancieringstransacties is het Eurosysteem doorgaans niet voornemens signalen aan de markt af te geven, zodat normaliter de door de markt gewenste rentevoet wordt gehanteerd.

(15)

Finetuningtransacties worden op ad-hocbasis uitgevoerd en beogen marktliquiditeitsverhoudingen te beheren en de rente te sturen, met name om de rente-effecten van onverwachte fluctuaties in de liquiditeitsverhoudingen op de markt te egaliseren. De specifieke finetuningtransacties worden aangepast aan het soort transacties en de door de betrokken transacties specifiek nagestreefde doelen.

(16)

Structurele transacties kunnen uitgevoerd worden wanneer de structurele positie van het Eurosysteem aangepast moet worden met betrekking tot de financiële sector.

(17)

De tenuitvoerlegging van het monetairbeleidskader van het Eurosysteem moet garanderen dat een brede reeks van wederpartijen uit hoofde van uniforme criteria deelnemen. Deze criteria beogen de gelijke behandeling te waarborgen van wederpartijen in alle eurogebiedlidstaten en tevens om te waarborgen dat wederpartijen aan bepaalde prudentiële en operationele voorschriften voldoen.

(18)

Om het Eurosysteem van wederpartijrisico te vrijwaren, bepaalt het tweede gedachtestreepje van artikel 18.1 van de ESCB-statuten dat indien het Eurosysteem krediettransacties verricht met kredietinstellingen en andere marktpartijen de verleende kredieten worden gedekt door toereikend onderpand.

(19)

Om de gelijke behandeling van wederpartijen te waarborgen, en tevens de operationele doelmatigheid en transparantie te verbeteren, moeten activa in alle eurogebiedlidstaten aan bepaalde uniforme criteria voldoen om beleenbaar onderpand te kunnen zijn voor Eurosysteemkrediettransacties.

(20)

Het Eurosysteem heeft een gemeenschappelijk kader ontwikkeld voor als onderpand beleenbare activa, zodat alle Eurosysteemkrediettransacties geharmoniseerd uitgevoerd worden, zulks door de toepassing van dit richtsnoer in alle lidstaten die de euro als munt hanteren. Het gemeenschappelijke kader voor activa die beleenbaar onderpand zijn betreft verhandelbare en niet-verhandelbare activa die voldoen aan de door het Eurosysteem vastgestelde uniforme beleenbaarheidscriteria. De meeste beleenbare activa kunnen grensoverschrijdend gebruikt worden middels het correspondentenmodel van centrale banken (CCBM) en, voor verhandelbare activa, middels in aanmerking komende koppelingen tussen daarvoor in aanmerking komende EER-effectenafwikkelingssystemen of middels in aanmerking komende koppelingen tussen in aanmerking komende EER-effectenafwikkelingssystemen in combinatie met het CCBM.

(21)

Het Eurosysteem verstrekt intradaykrediet om discrepanties in betalingsafwikkelingen weg te nemen. Zoals bepaald in artikel 12 van, alsmede bijlage III bij Richtsnoer ECB/2012/27 (4), moet onderpand voor intradaykredietverstrekking voldoen aan dezelfde criteria waaraan als onderpand beleenbare activa moeten voldoen krachtens deel vier.

(22)

Alle beleenbare activa voor Eurosysteemkrediettransacties dienen onderworpen te worden aan specifieke risicobeheersingsmaatregelen ter bescherming van het Eurosysteem tegen financiële schade voor gevallen waarin het onderpand te gelde moet worden gemaakt vanwege een geval van wanbetaling van een wederpartij. Beleenbare activa dienen te voldoen aan de kredietkwaliteitsvereisten van het Eurosysteem zoals gespecificeerd in de regels van het Eurosysteemkredietbeoordelingskader (Eurosystem Credit Assessment Framework, of ECAF).

(23)

De ECB legt sancties op aan instellingen die niet voldoen aan verplichtingen die voortvloeien uit verordeningen of besluiten van de ECB met betrekking tot de toepassing van reserveverplichtingen in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 2532/98 van de Raad (5), Verordening (EG) nr. 2157/1999 van de Europese Centrale Bank (ECB/1999/4) (6), Verordening (EG) nr. 2531/98 en Verordening (EG) nr. 1745/2003 (ECB/2003/9). In geval van een ernstige schending van de reserveverplichtingen, kan het Eurosysteem ook de deelname van wederpartijen aan openmarkttransacties opschorten.

(24)

Conform de bepalingen in de door de desbetreffende NCB of door de ECB gehanteerde contracten of reglementen, geldt dat, indien wederpartijen hun verplichtingen uit hoofde van door de NCB's of de ECB gehanteerde contracten of reglementen niet nakomen zoals uiteengezet in dit richtsnoer, het Eurosysteem financiële boeten kan opleggen of de deelname van wederpartijen aan openmarkttransacties of permanente faciliteiten kan opschorten.

(25)

Conform de bepalingen in de door de desbetreffende NCB of de ECB gehanteerde contracten of reglementen kan het Eurosysteem in het geval van wanbetaling door een wederpartij, of uit overwegingen van prudentieel handelen, wederpartijen uitsluiten van toegang tot openmarkttransacties of de permanente faciliteiten of deze toegang beperken of opschorten. Ten slotte kan het Eurosysteem uit overwegingen van prudentieel handelen ook activa afwijzen, het gebruik van activa beperken of aanvullende surpluspercentages toepassen op activa die de betrokken wederpartijen als onderpand in Eurosysteemkrediettransacties hebben geleverd.

(26)

Alle door de desbetreffende NCB's ten opzichte van hun wederpartijen gehanteerde contracten of reglementen dienen gemeenschappelijke basiskenmerken te bevatten waardoor wordt gegarandeerd dat het gemeenschappelijke monetaire beleid wordt toegepast op basis van voorwaarden die niet wezenlijk verschillen tussen de eurogebiedlidstaten,

HEEFT HET VOLGENDE RICHTSNOER VASTGESTELD:

INHOUD

DEEL EEN —

ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

DEEL TWEE —

MONETAIRBELEIDSINSTRUMENTEN, -TRANSACTIES EN -PROCEDURES VAN HET EUROSYSTEEM

TITEL I —

Openmarkttransacties

Hoofdstuk 1 —

Overzicht van openmarkttransacties

Hoofdstuk 2 —

Categorieën van openmarkttransacties

Hoofdstuk 3 —

Instrumenten voor openmarkttransacties

TITEL II —

Permanente faciliteiten

Hoofdstuk 1 —

Marginale beleningsfaciliteit

Hoofdstuk 2 —

Depositofaciliteit

TITEL III —

Procedures voor monetairbeleidstransacties van het Eurosysteem

Hoofdstuk 1 —

Tenders en bilaterale procedures voor openmarkttransacties van het Eurosysteem

Afdeling 1 —

Tenders

Afdeling 2 —

De operationele stappen bij een tender

Onderafdeling 1 —

Aankondiging van tenders

Onderafdeling 2 —

Inschrijving en de voorbereiding daarop door wederpartijen

Onderafdeling 3 —

Toewijzing bij tenders

Onderafdeling 4 —

Aankondiging van tenderresultaten

Afdeling 3 —

Bilaterale transacties voor openmarkttransacties van het Eurosysteem

Hoofdstuk 2 —

Procedures voor het afwikkelen van monetairbeleidstransacties van het Eurosysteem

DEEL DRIE —

IN AANMERKING KOMENDE WEDERPARTIJEN

DEEL VIER —

BELEENBARE ACTIVA

TITEL I —

Algemene beginselen

TITEL II —

Beleenbaarheidscriteria en kredietkwaliteitsvereisten voor verhandelbare activa

Hoofdstuk 1 —

Beleenbaarheidscriteria voor verhandelbare activa

Afdeling 1 —

Algemene beleenbaarheidscriteria voor verhandelbare activa

Afdeling 2 —

Specifieke beleenbaarheidscriteria voor bepaalde typen van verhandelbare activa

Onderafdeling 1 —

Specifieke beleenbaarheidscriteria voor effecten op onderpand van activa

Onderafdeling 2 —

Specifieke beleenbaarheidscriteria voor gedekte obligaties, die gedekt worden door effecten op onderpand van activa

Onderafdeling 3 —

Specifieke beleenbaarheidscriteria voor door het Eurosysteem uitgegeven schuldbewijzen

Hoofdstuk 2 —

Kredietkwaliteitsvereisten van het Eurosysteem voor verhandelbare activa

TITLE III —

Beleenbaarheidscriteria en kredietkwaliteitsvereisten voor niet-verhandelbare activa

Hoofdstuk 1 —

Beleenbaarheidscriteria voor niet-verhandelbare activa

Afdeling 1 —

Beleenbaarheidscriteria voor kredietvorderingen

Afdeling 2 —

Beleenbaarheidscriteria voor termijndeposito's

Afdeling 3 —

Beleenbaarheidscriteria voor RMBD's

Hoofdstuk 2 —

Kredietkwaliteitsvereisten van het Eurosysteem voor niet-verhandelbare activa

Afdeling 1 —

Kredietkwaliteitsvereisten van het Eurosysteem voor kredietvorderingen

Afdeling 2 —

Kredietkwaliteitsvereisten van het Eurosysteem voor RMBD's

TITEL IV —

Waarborgen voor verhandelbare en niet-verhandelbare activa

TITEL V —

Kredietbeoordelingskader van het Eurosysteem voor beleenbare activa

TITEL VI —

Kader voor risicocontrole en waardering van verhandelbare en niet-verhandelbare activa

Hoofdstuk 1 —

Risicobeheersingsmaatregelen voor verhandelbare activa

Hoofdstuk 2 —

Risicobeheersingsmaatregelen voor niet-verhandelbare activa

Hoofdstuk 3 —

Waarderingsregels voor verhandelbare en niet-verhandelbare activa

TITEL VII —

Acceptatie van niet in euro luidend onderpand in onvoorziene omstandigheden

TITEL VIII —

Voorschriften voor het gebruik van beleenbare activa

TITEL IX —

Grensoverschrijdend gebruik van beleenbare activa

DEEL VIJF —

SANCTIES IN GEVAL NIET AAN WEDERPARTIJVERPLICHTINGEN VOLDAAN WORDT

DEEL ZES —

DISCRETIONAIRE MAATREGELEN

DEEL ZEVEN —

AANVULLENDE GEMEENSCHAPPELIJKE BASISKENMERKEN IN VERBAND MET MONETAIRBELEIDSTRANSACTIES VAN HET EUROSYSTEEM

Hoofdstuk 1 —

Aanvullende gemeenschappelijke basiskenmerken van toepassing op alle regelingen inzake monetairbeleidstransacties van het Eurosysteem

Hoofdstuk 2 —

Aanvullende gemeenschappelijke basiskenmerken van toepassing op zowel repo's als op leningen tegen onderpand

Hoofdstuk 3 —

Aanvullende gemeenschappelijke basiskenmerken uitsluitend van repo-overeenkomsten

Hoofdstuk 4 —

Aanvullende gemeenschappelijke basiskenmerken uitsluitend van leningen tegen onderpand

Hoofdstuk 5 —

Aanvullende gemeenschappelijke basiskenmerken uitsluitend van deviezenswaps voor monetairbeleidsdoeleinden

DEEL ACHT —

SLOTBEPALINGEN

BIJLAGE I —

Minimumreserves

BIJLAGE II —

Tenderaankondiging

BIJLAGE III —

Tendertoewijzing en tenderprocedures

BIJLAGE IV —

Tenderresultatenaankondiging

BIJLAGE V —

Keuzecriteria aangaande wederpartijen bij deviezeninterventies van het Eurosysteem

BIJLAGE VI —

Grensoverschrijdend gebruik van beleenbare activa

BIJLAGE VII —

Berekening van overeenkomstig deel V toe te passen sancties

BIJLAGE VIII —

Vereisten inzake leningsgewijze gegevensrapportage voor effecten op onderpand van activa

BIJLAGE IX —

Prestatietoezichtproces van het kredietbeoordelingskader van het Eurosysteem

BIJLAGE X —

Surpluspercentageniveaus

BIJLAGE XI —

Effectenvormen

BIJLAGE XII —

Voorbeelden van monetairbeleidstransacties en -procedures van het Eurosysteem

BIJLAGE XIII —

Concordantietabel

BIJLAGE XIV —

Ingetrokken richtsnoer met lijst van opeenvolgende wijzigingen

DEEL EEN

ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.   Dit richtsnoer zet de uniforme regels uiteen voor de uitvoering van het gemeenschappelijke monetaire beleid door het Eurosysteem in de eurogebiedlidstaten.

2.   Het Eurosysteem neemt alle passende maatregelen ter implementering van de monetairbeleidstransacties van het Eurosysteem overeenkomstig de principes, hulpmiddelen, instrumenten, vereisten, criteria en procedures zoals vastgelegd in dit richtsnoer.

3.   De juridische verhouding tussen het Eurosysteem en zijn wederpartijen wordt vastgesteld in passende contracten of reglementen die worden toegepast door de betreffende NCB en waarin de bepalingen van dit richtsnoer dienovereenkomstig worden geïmplementeerd.

4.   De Raad van bestuur van de ECB kan te allen tijde besluiten tot aanpassing van de hulpmiddelen, instrumenten, vereisten, criteria en procedures voor de implementatie van de monetairbeleidstransacties van het Eurosysteem.

5.   Het Eurosysteem behoudt zich het recht voor alle relevante informatie te vragen en te verkrijgen van wederpartijen die noodzakelijk is voor de uitvoering van zijn taken en het vervullen van zijn doelstellingen met betrekking tot monetairbeleidstransacties. Dit recht laat andere vigerende specifieke rechten van het Eurosysteem onverlet om met monetairbeleidstransacties verband houdende informatie te verlangen.

Artikel 2

Definities

In dit richtsnoer zijn de volgende definities van toepassing:

1.

    „werkelijk-aantal-dagen/360 conventie”: de in monetairbeleidstransacties van het Eurosysteem toegepaste conventie die het werkelijke aantal kalenderdagen bepaalt dat is opgenomen in de renteberekening op basis van een jaar van 360 dagen;

2.

    „agentschap”: entiteiten die door het Eurosysteem zijn geclassificeerd als agentschappen. De lijst van agentschappen die als zodanig zijn geclassificeerd is gepubliceerd op de website van de ECB;

3.

    „effecten op onderpand van activa”: schuldbewijzen die worden gedekt door een depot van beschermde („ringfenced”) financiële activa (vast of renouvellerend) die binnen een beperkte tijdsperiode contant worden. Bovendien kunnen rechten of andere activa bestaan die de financiële verwerking of tijdige distributie van opbrengsten aan de effecten waarborgen. In het algemeen worden ze uitgegeven door een speciaal daarvoor gecreëerd beleggingsinstrument dat het depot aan financiële activa heeft verworven van de initiator of de verkoper. Dienaangaande, betalingen op de effecten op onderpand van activa hangen hoofdzakelijk af van de kasstromen die worden gegenereerd door de activa in het onderliggende depot en door andere rechten die zijn bedoeld ter garandering van tijdige betaling, zoals liquiditeitsfaciliteiten, waarborgen of andere kenmerken in het algemeen kredietverbeteringen genoemd;

4.

    „bilaterale procedure”: een procedure waarbij de NCB's of, in uitzonderlijke omstandigheden de ECB, finetuningtransacties of onvoorwaardelijke aan- of verkopen van waardepapieren uitvoeren, rechtstreeks of met een of meer wederpartijen, of via beurzen of marktagenten, zonder gebruik te maken van tenderprocedures;

5.

    „giraal systeem”; een systeem dat de overdracht mogelijk maakt van effecten of andere financiële activa waarbij geen fysieke verplaatsing van papieren documenten of certificaten plaatsvindt, bv. de elektronische overdracht van effecten;

6.

    „werkdag”: a) inzake een betalingsverplichting: iedere dag waarop Target2 operationeel is voor de effectuering van een dergelijke betaling; of b) inzake een leveringsverplichting van activa: iedere dag dat het effectenafwikkelingssysteem, via welke de levering moet plaatsvinden, open is voor werkzaamheden daar waar de levering van de desbetreffende effecten moet geschieden;

7.

    „centrale effectenbewaarinstelling” (CSD): een entiteit die: a) de girale verwerking en afwikkeling van effectentransacties mogelijk maakt; b) bewaarnemingsdiensten verleent (bv. het beheer van beheerdaden en aflossingen); en c) een actieve rol speelt bij het verzekeren van de integriteit van effectenemissies. Effecten kunnen worden aangehouden in een fysieke, maar geïmmobiliseerde vorm, of in een gedematerialiseerde vorm (d.w.z. ze alleen bestaan als elektronische bestanden);

8.

    „lening tegen onderpand”: een regeling tussen een NCB en een wederpartij waarbij liquiditeit wordt verschaft aan een wederpartij in de vorm van een lening waarvoor zekerheid is verschaft door middel van een door die wederpartij aan de NCB verstrekt afdwingbaar zekerheidsrecht, in de vorm van bijvoorbeeld pandrecht, cessie of bezwaring die is verleend op activa;

9.

    „aantrekken van termijndeposito's”: een instrument dat wordt gebruikt voor het uitvoeren van openmarkttransacties, waarbij het Eurosysteem wederpartijen in de gelegenheid stelt termijndeposito's te plaatsen op rekeningen bij hun eigen NCB's teneinde liquiditeiten aan de markt te onttrekken;

10.

    „bevoegde autoriteit”: een bij nationale wetgeving officieel erkende overheidsinstantie of lichaam die/dat bij nationale wetgeving gemachtigd is toezicht op instellingen uit te oefenen als onderdeel van het toezichtstelsel in de betrokken lidstaat;

11.

    „wederpartij”: een instelling die aan de in deel drie vermelde criteria voldoet om toegelaten te worden tot monetairbeleidstransacties van het Eurosysteem;

12.

    „gedekte obligaties”: schuldbewijzen die een dubbele claim hebben: a) direct of indirect op een kredietinstelling; en b) op een dynamische cover pool van onderliggende activa, waarvoor geen onderverdeling van het risico bestaat. De definitie omvat gedekte obligaties van het „Jumbo”-type, traditionele gedekte obligaties en overige gedekte obligaties;

13.

    „kredietvordering”: een vordering tot terugbetaling van geld die een schuldverplichting is van een schuldenaar ten opzichte van een wederpartij. Kredietvorderingen omvatten ook Schuldscheindarlehen en in Nederland geregistreerde particuliere vorderingen op de overheid of andere in aanmerking komende debiteuren die worden gedekt door een overheidsgarantie, bijvoorbeeld woningbouwverenigingen;

14.

    „kredietinstelling”: een kredietinstelling in de zin van artikel 2, lid 5, van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (7) en van artikel 4, lid 1, punt 1), van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (8), die onderworpen is aan toezicht door een bevoegde autoriteit of een overheidskredietinstelling is in de zin van artikel 123, lid 2, van het Verdrag die onderworpen is aan toezicht dat vergelijkbaar is met de standaarden voor toezicht door een bevoegde autoriteit;

15.

    „rating”: zoals gedefinieerd in artikel 3, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1060/2009 van het Europees Parlement en de Raad (9);

16.

   „grensoverschrijdend gebruik”: de indiening, als onderpand, door een wederpartij aan zijn eigen NCB van:

a)

verhandelbare activa die worden aangehouden in een andere eurogebiedlidstaat;

b)

verhandelbare activa die worden uitgegeven in een andere lidstaat en worden aangehouden in de lidstaat van de eigen NCB;

c)

kredietvorderingen waarvan de kredietvorderingsovereenkomst wordt beheerst door de wetten van een andere eurogebiedlidstaat dan die van de eigen NCB;

d)

retail-schuldbewijzen met hypothecair onderpand (retail mortgage-backed debt instruments ofwel RMBD's) in overeenstemming met de toepasselijke procedures van het CCBM;

17.

    „valutahedgetransactie”: een overeenkomst tussen een emittent van effecten en een hedge-wederpartij, op grond waarvan een deel van het valutarisico dat voortvloeit uit de ontvangst van kasstromen in valuta's anders dan euro wordt teruggedrongen door de kasstromen middels een swap te verruilen voor door de hedge-wederpartij te verrichten betalingen in euro, met inbegrip van een waarborg door de hedge-wederpartij ten aanzien van deze betalingen;

18.

    „bewaarnemer”: een entiteit die zich bezighoudt met bewaring en beheer van financiële instrumenten namens anderen;

19.

   „marktwaarde ten tijde van wanbetaling”: betekent ten aanzien van alle activa op ongeacht welke datum:

a)

de marktwaarde van dergelijke activa op het moment waarop vanwege wanbetaling waardering dient plaats te vinden, berekend op basis van de meest representatieve koers op de aan de waarderingsdag voorafgaande werkdag.

b)

als voor een bepaald activum op de aan de waarderingsdag voorafgaande werkdag geen representatieve koers beschikbaar is, wordt de meest recente verhandelingskoers gebruikt. Als er geen verhandelingskoers beschikbaar is, stelt de NCB die de transactie verricht een koers vast, rekening houdend met de meest recente op de referentiemarkt vastgestelde koers voor het desbetreffende activum;

c)

indien voor de activa geen marktwaarde bestaat, wordt een andere billijke waarderingsmethode gebruikt;

d)

indien de NCB vóór het moment waarop vanwege het in gebreke blijven waardering dient plaats te vinden de activa of equivalente activa tegen de marktkoers heeft verkocht, de netto-opbrengst van de verkoop, na aftrek van alle billijke kosten, vergoedingen en uitgaven in verband met de verkoop, waarbij de NCB de berekening uitvoert en de bedragen vaststelt;

20.

    „levering-tegen-betaling”: een „exchange-for-value mechanisme” dat waarborgt dat de onherroepelijke overdracht, d.w.z. de levering van activa, slechts geschiedt na een corresponderende onherroepelijke overdracht van andere activa, d.w.z. de betaling;

21.

    „depositofaciliteit”: een permanente door het Eurosysteem aangeboden faciliteit die door wederpartijen kan worden benut bij het Eurosysteem via een NCB onmiddellijk opvraagbare deposito's te plaatsen, tegen vergoeding volgens een vooraf vastgelegde depositorente;

22.

    „depositorente”: de op de depositofaciliteit toegepaste rentevoet;

23.

    „binnenlands gebruik”: een in een eurogebiedlidstaat gevestigde wederpartij dient verhandelbare activa in als onderpand die zijn uitgegeven en worden aangehouden in dezelfde lidstaat als die van haar eigen NCB, of dient kredietvorderingen in, indien op de kredietvorderingsovereenkomst de wetgeving van de lidstaat van haar eigen NCB van toepassing is en tevens RMBD's die in de lidstaat van haar eigen NCB gevestigde entiteiten hebben uitgegeven;

24.

    „oormerkingsysteem”: een systeem voor het onderpandbeheer van NCB's waarbij liquiditeiten worden verschaft tegen specifieke, identificeerbare activa die zijn geoormerkt als onderpand voor specifieke Eurosysteemkrediettransacties. De vervanging van deze activa door andere specifieke beleenbare activa kan worden toegestaan door de eigen NCB op voorwaarde dat deze zijn geoormerkt als onderpand en geschikt zijn voor de betreffende transactie;

25.

    „beleenbare activa”: activa die voldoen aan de criteria van deel Vier en dienovereenkomstig gebruikt kunnen worden als onderpand voor Eurosysteemkrediettransacties;

26.

    „einde van de dag”: het tijdstip gedurende de werkdag na sluiting van Target2 waarop de in Target2 verwerkte betalingen onherroepelijk worden verwerkt;

27.

    „inflatie-index van het eurogebied”: een inflatie-index van het eurogebied zoals verstrekt door Eurostat of een nationale statistische instelling van een lidstaat, e.g. het geharmoniseerde indexcijfer van consumptieprijzen (GICP);

28.

    „Europese Economische Ruimte” (EER): alle lidstaten, ongeacht of zij al dan niet formeel tot de EER zijn toegetreden, alsmede IJsland, Liechtenstein en Noorwegen;

29.

    „Eurosysteem”: de ECB en de NCB's;

30.

    „Eurosysteemwerkdag”: een dag waarop de ECB en ten minste een NCB geopend zijn voor het uitvoeren van monetairbeleidstransacties van het Eurosysteem;

31.

    „Eurosysteemkrediettransacties”: a) liquiditeitsverruimende transacties met wederinkoop, d.w.z. liquiditeitsverruimende monetairbeleidstransacties van het Eurosysteem met uitzondering van deviezenswaps voor monetairbeleidsdoeleinden en onvoorwaardelijke aankopen van waardepapier; en b) intradaykrediet;

32.

    „monetairbeleidstransacties van het Eurosysteem”: openmarkttransacties en permanente faciliteiten;

33.

    „Eurosysteemgebruikersbeoordelingskader”: het op de website van de ECB gepubliceerde kader voor de beoordeling van effectenafwikkelingssystemen en de koppelingen ter beoordeling van hun geschiktheid voor krediettransacties van het Eurosysteem;

34.

    „onherroepelijke overdracht”: een onherroepelijke en onvoorwaardelijke betaling ter voldoening aan een betalingsverplichting;

35.

    „financiële instelling”: heeft de betekenis zoals gedefinieerd in Verordening (EG) nr. 549/2013 van het Europees Parlement en de Raad 10 (10);

36.

    „finetuningtransacties”: een categorie openmarkttransacties die het Eurosysteem uitvoert, met als specifiek doel het omgaan met fluctuaties in de liquiditeitsverhoudingen op de markt;

37.

    „vastrentende coupons”: schuldbewijzen met een vooraf bepaalde periodieke interestbetaling;

38.

    „vaste rentetender”: een tender waarbij de rentevoet, koers, swappunt of marge tevoren door de ECB worden vastgesteld en deelnemende wederpartijen het bedrag opgeven waarvoor zij tegen die vaste rentevoet, koers, swappunt of marge de transactie wensen aan te gaan;

39.

    „variabele coupon”: een coupon die is gekoppeld aan een referentierente en waarbij de periode tussen twee couponvaststellingen niet langer is dan één jaar;

40.

    „deviezenswaps voor monetairbeleidsdoeleinden”: een instrument voor het uitvoeren van openmarkttransacties waarbij het Eurosysteem contante euro aankoopt (of verkoopt) tegen een vreemde valuta onder gelijktijdige verkoop (of aankoop) op termijn per een overeengekomen datum;

41.

    „eigen NCB”: de NCB van de eurogebiedlidstaat waarin de wederpartij is gevestigd;

42.

    „indicatieve kalender voor de regelmatige tenders van het Eurosysteem”: een door het Eurosysteem opgestelde kalender, ondersteund door de Raad van bestuur van de ECB, die de timing aangeeft voor de reserveperiode, evenals de aankondiging, toedeling en looptijd van basisherfinancieringstransacties en regelmatige langerlopende herfinancieringstransacties;

43.

    „internationale centrale effectenbewaarinstelling” (ICSD): een CSD die actief is in de afwikkeling van internationaal verhandelde effecten uit verscheidene nationale markten, gewoonlijk de grenzen van valutagebieden overschrijdend;

44.

    „internationale organisatie”: een entiteit zoals vermeld in artikel 118 van Verordening (EU) nr. 575/2013, waarbij blootstellingen aan een dergelijke entiteit een risicogewicht van 0 % krijgen.

45.

    „internationaal effectenidentificatienummer” (ISIN): de internationale identificatiecode die wordt toegekend aan effecten die op financiële markten worden uitgegeven;

46.

    „intradaykrediet”: krediet verschaft voor een periode van minder dan één werkdag zoals bedoeld in Richtsnoer ECB/2012/27;

47.

    „uitgifte van ECB-schuldbewijzen”: een monetair beleidsinstrument dat wordt gebruikt voor het uitvoeren van openmarkttransacties, waarbij de ECB schuldbewijzen uitgeeft die een schuldverplichting vertegenwoordigen van de ECB ten opzichte van de houder van het schuldbewijs;

48.

    „gedekte obligaties van het „Jumbo”-type”: gedekte obligaties die zijn uitgegeven in overeenstemming met de vereisten van artikel 52, lid 4, van Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad (11) en die een geëmitteerde som van ten minste 1 miljard EUR hebben, waarvoor door ten minste drie grote marktpartijen regelmatig bied- en laatkoersen worden genoteerd;

49.

    „uitstaande leasingvorderingen”: de geplande en contractueel opgelegde betalingen door de leasenemer aan de leasegever krachtens de voorwaarden van een leaseovereenkomst. Restwaardes zijn geen uitstaande leasingvorderingen;

50.

    „liquiditeitssteun”: enig structureel, daadwerkelijk of potentieel element dat is ontworpen of passend geacht wordt ter dekking van een tijdelijk tekort aan kasmiddelen dat kan optreden tijdens de looptijd van een transactie met effecten op onderpand van activa;

51.

    „langerlopende herfinancieringstransacties” (LTRO's): een categorie openmarkttransacties die het Eurosysteem uitvoert in de vorm van transacties met wederinkoop die zijn gericht op het verschaffen van liquiditeiten met een langere looptijd dan die van de basisherfinancieringstransacties aan de financiële sector;

52.

    „basisherfinancieringstransacties”: een categorie reguliere openmarkttransacties die het Eurosysteem uitvoert in de vorm van transacties met wederinkoop;

53.

    „reserveperiode”: heeft dezelfde betekenis als gedefinieerd in Verordening (EG) nr. 1745/2003 (ECB/2003/9);

54.

    „margestorting”: een procedure in verband met de toepassing van variatiemarges, waarbij het Eurosysteem bij een wederpartij aanvullende beleenbare activa of liquiditeiten opvraagt wanneer de periodiek gemeten waarde van de activa die als onderpand zijn geleverd door een wederpartij beneden een bepaald niveau daalt. Bij gebruikmaking van een onderpanddepot wordt alleen een margestorting uitgevoerd in geval van onderdekking, en voor oormerkingsystemen vinden symmetrische margestortingen plaats, waarbij elke methode verder uiteengezet is in de toepasselijke nationale documentatie van de eigen NCB;

55.

    „marginale rentevoet”: de laagste rentevoet van liquiditeitsverruimende variabele rentetenders waartegen inschrijvingen worden toegewezen, of de hoogste rentevoet van liquiditeitsverkrappende variabele rentetenders waartegen inschrijvingen worden toegewezen;

56.

    „marginale beleningsfaciliteit”: een permanente, door het Eurosysteem aangeboden faciliteit die door wederpartijen kan worden benut om via een NCB van het Eurosysteem overnightkrediet te verkrijgen tegen een tevoren vastgestelde rentevoet en op voorwaarde dat er voldoende beleenbare activa als onderpand dienen.

57.

    „marginale beleningsrente”: de op de marginale beleningsfaciliteit toegepaste rentevoet;

58.

    „marginaalswappunt”: het opgegeven swappunt waarbij het totale in een tender beschikbare bedrag wordt uitgeput;

59.

    „verhandelbare activa”: schuldbewijzen die toegelaten zijn op een markt en voldoen aan de in deel vier vermelde beleenbaarheidscriteria;

60.

    „vervaldatum”: de datum waarop een monetairbeleidstransactie van het Eurosysteem afloopt. Bij een repo of een swap is de vervaldatum gelijk aan de datum van wederinkoop;

61.

    „lidstaat”: een lidstaat van de Unie;

62.

    „multi cédulas”: schuldbewijzen die worden uitgegeven door specifieke Spaanse SPV's (Fondo de Titulizacion de Activos, FTA) die het mogelijk maken om een aantal kleine enkelvoudige cédulas (Spaanse gedekte obligaties) van verschillende initiators in een pool aan te houden;

63.

    „multilaterale ontwikkelingsbank”: een entiteit zoals vermeld in artikel 117, lid 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013, waarbij blootstellingen aan een dergelijke entiteit een risicogewicht van 0 % krijgen;

64.

    „toewijzing op basis van een meervoudige rentevoet (Amerikaanse veiling)”: een toewijzingssysteem waarbij de rentevoet (of de koers of het swappunt) waarop wordt toegewezen gelijk is aan de in elke afzonderlijke inschrijving opgegeven rentevoet (of de koers of het swappunt);

65.

    „getrapte coupon”: een couponstructuur waarvan het margegedeelte (x) meer dan eens gedurende de looptijd van het activum wordt verhoogd volgens een vooraf vastgesteld schema op vooraf vastgestelde data, doorgaans de calldatum of de couponbetalingsdatum;

66.

    „nationale centrale bank” (NCB): een nationale centrale bank van een eurogebiedlidstaat;

67.

    „NCB-werkdag”: elke dag waarop een NCB is geopend voor het verrichten van monetairbeleidstransacties van het Eurosysteem, inclusief dagen waarop bijkantoren van een dergelijke NCB gesloten zijn wegens lokale of regionale feestdagen;

68.

    „niet-EER G10-landen”: de landen die deel uitmaken van de Groep van tien (G10) die geen EER-landen zijn, namelijk de Verenigde Staten, Canada, Japan en Zwitserland;

69.

    „niet-financiële vennootschap”: heeft dezelfde betekenis als in Verordening (EU) nr. 549/2013;

70.

    „niet-verhandelbaar activum”: is een van de volgende activa: termijndeposito's, kredietvorderingen en RMBD's;

71.

    „overige gedekte obligaties”: gestructureerde gedekte obligaties en multi cédulas;

72.

    „onvoorwaardelijke aan- of verkoop van waardepapier”: een instrument dat wordt gebruikt voor het uitvoeren van openmarkttransacties, waarbij het Eurosysteem onvoorwaardelijk beleenbare verhandelbare activa op de markt aan- of verkoopt (contant en op termijn), met als gevolg volledige overgang van eigendom van de verkoper naar de koper zonder een daarmee verbonden heroverdracht van eigendom;

73.

    „onderpanddepot”: een systeem voor onderpandbeheer van NCB's, waarbij een wederpartij bij een NCB een depot aan activa aanhoudt dat dient als onderpand voor de daarmee verband houdende Eurosysteemkrediettransacties van die wederpartij, waarbij de activa zodanig worden geregistreerd dat er geen verband is tussen een afzonderlijk beleenbaar activum en een specifieke krediettransactie van het Eurosysteem en de wederpartij de beleenbare activa doorlopend mag vervangen;

74.

    „openbare kredietbeoordeling”: kredietbeoordelingen die: a) zijn uitgegeven door ratingbureaus die zijn geregistreerd in de Unie en zijn geaccepteerd door het Eurosysteem; en b) openbaar zijn gemaakt of op inschrijving worden verspreid;

75.

    „publiekrechtelijk lichaam”: een lichaam dat een nationale statistische instantie aanmerkt als een eenheid binnen de overheidssector, zulks binnen het kader van Verordening (EU) nr. 549/2013;

76.

    „snelle tender”: een tender die normaliter wordt uitgevoerd in een tijdsbestek van 105 minuten vanaf de aankondiging van de tender tot en met certificering van het toewijzingsresultaat en gelimiteerd kan worden tot een beperkt aantal wederpartijen, zoals verder gespecificeerd in deel twee;

77.

    „repo”: een overeenkomst waarbij een beleenbaar activum wordt verkocht aan een koper zonder enig eigendomsvoorbehoud door de verkoper, terwijl de verkoper tegelijkertijd het recht verwerft en de verplichting op zich neemt een gelijkwaardig activum tegen een vastgestelde prijs op een toekomstige datum of op aanvraag terug te kopen;

78.

    „terugkoopdatum”: de datum waarop de koper verplicht is gelijkwaardige activa aan de verkoper terug te verkopen als onderdeel van een transactie krachtens een repo;

79.

    „terugkoopprijs”: de prijs waartegen de koper verplicht is gelijkwaardige activa aan de verkoper terug te verkopen als onderdeel van een transactie krachtens een repo; De terugkoopprijs is gelijk aan de som van de aankoopprijs en het prijsverschil dat overeenkomt met de rente over de verstrekte liquiditeiten gedurende de looptijd van de transactie;

80.

    „transactie met wederinkoop”: een instrument dat wordt gebruikt voor het uitvoeren van openmarkttransacties en bij het toegang verschaffen tot de marginale beleningsfaciliteit waarbij een NCB beleenbare activa aan- of verkoopt krachtens een repo of krediettransacties verricht in de vorm van leningen op onderpand;

81.

    „effectenrekening”: een door een ICSWD, CSD of NCB geadministreerde effectenrekening waarop kredietinstellingen effecten kunnen deponeren die in het kader van krediettransacties van het Eurosysteem beleenbaar zijn;

82.

    „effectenafwikkelingssysteem” (SSS): een systeem voor het overdragen van effecten, hetzij volgens franco levering (FOP), hetzij volgens levering tegen betaling;

83.

    „afwikkelingsdatum”: de datum waarop een transactie wordt verevend;

84.

    „toewijzing op basis van een enkelvoudige rentevoet (Nederlandse veiling)”: een toewijzingssysteem waarbij de rentevoet (of de koers of het swappunt) waarop wordt toegewezen voor alle toegewezen inschrijvingen gelijk is aan de marginale rentevoet (of de koers of het swappunt);

85.

    „lege financiële instelling (SPV)”: een „special purpose entity voor securitisatiedoeleinden” zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 66), van Verordening (EU) nr. 575/2013;

86.

    „standaardtender”: een tenderprocedure die gewoonlijk wordt uitgevoerd in een tijdsbestek van 24 uur vanaf de aankondiging van de tender tot en met certificering van het toewijzingsresultaat;

87.

    „structurele transacties”: een categorie openmarkttransacties die het Eurosysteem uitvoert met als doel de structurele liquiditeitspositie van het Eurosysteem ten opzichte van het financiële stelsel te beïnvloeden of andere monetairbeleidsdoeleinden na te streven zoals gespecificeerd in deel twee;

88.

    „gestructureerde gedekte obligaties”: gedekte obligaties, met uitzondering van multi-cédulas, die niet overeenkomstig de vereisten zoals bedoeld in artikel 52, lid 4, van Richtlijn 2009/65/EG zijn uitgegeven;

89.

    „swappunt”: bij een deviezenswap het verschil tussen de wisselkoers ten tijde van de termijntransactie en de wisselkoers ten tijde van de contante transactie, genoteerd in overeenstemming met de algemene marktpraktijk;

90.

    „doorlopende uitgifte”: een uitgifte die een enkele reeks vormt met een eerdere uitgifte;

91.

    „Target2”: het realtime-brutovereveningssysteem voor de euro voor de afwikkeling van betalingen in euro in centralebankgeld, zoals gereglementeerd in Richtsnoer ECB/2012/27;

92.

    „tenderprocedure”: een procedure waarbij het Eurosysteem liquiditeiten aan de markt verstrekt of onttrekt, waarbij de NCB transacties aangaat door het accepteren van inschrijvingen die door wederpartijen zijn ingediend na een openbare aankondiging;

93.

    „transactiedag (T)”: de datum waarop een transactieovereenkomst, d.w.z. een overeenkomst inzake een financiële transactie tussen twee wederpartijen, wordt afgesloten. De transactiedag kan samenvallen met de afwikkelingsdatum voor de transactie (verevening op dezelfde dag) of een bepaald aantal werkdagen vóór de valutadatum liggen (de valutadatum wordt aangegeven als T + het aantal dagen tot de afwikkeling);

94.

    „traditionele gedekte obligaties”: gedekte obligaties, anders dan gedekte obligaties van het „Jumbo”-type, die worden uitgegeven in overeenstemming met de vereisten van artikel 52, lid 4, van Richtlijn 2009/65/EG;

95.

    „tripartietagent”: een beheerder van een SSP die een overeenkomst is aangegaan met een NCB waarbij deze beheerder bepaalde onderpandbeheerdiensten zal verlenen als een agent van die NCB;

96.

    „Unie”: de Europese Unie;

97.

    „surpluspercentage”: een percentageverlaging die wordt toegepast op de marktwaarde van een activum dat als onderpand is geleverd in Eurosysteemkrediettransacties;

98.

    „waarderingsverlaging”: een bepaalde percentageverlaging van de marktwaarde van activa die als onderpand zijn geleverd in Eurosysteemkrediettransacties, voorafgaande aan de toepassing van enig surpluspercentage;

99.

    „variabele rentetender”: een tenderprocedure waarbij de deelnemende wederpartijen in hun inschrijving zowel het bedrag opgeven waarvoor zij de transactie wensen aan te gaan als de rentevoet, swappunt of de koers waarvoor zij transacties wensen aan te gaan met het Eurosysteem in concurrentie met elkaar, en waarbij de meest concurrerende inschrijvingen het eerst worden toegewezen, totdat het totale aangeboden bedrag is bereikt;

100.

    „nulcoupon”: een schuldbewijs zonder periodieke couponbetalingen,

DEEL TWEE

DE MONETAIRBELEIDSINSTRUMENTEN, -TRANSACTIES EN -PROCEDURES VAN HET EUROSYSTEEM

Artikel 3

Het kader voor implementatie van het monetaire beleid van het Eurosysteem

1.   De door het Eurosysteem gebruikte instrumenten bij de implementatie van monetair beleid bestaan uit:

a)

openmarkttransacties;

b)

permanente faciliteiten;

c)

reserveverplichtingen.

2.   De reserveverplichtingen worden gespecificeerd in Verordening (EG) nr. 2531/98 en Verordening (EG) nr. 1745/2003 (ECB/2003/9). Bepaalde kenmerken van de reserveverplichtingen worden ter informatie in bijlage I geïllustreerd.

Artikel 4

Indicatieve kenmerken van monetairbeleidstransacties van het Eurosysteem

Een overzicht van de eigenschappen van de monetairbeleidstransacties van het Eurosysteem worden uiteengezet in tabel 1.

Tabel 1

Overzicht van kenmerken van de monetairbeleidstransacties van het Eurosysteem

Categorieën monetairbeleidstransactis

Type instrument

Looptijd

Frequentie

Procedure

Liquiditeitsverruimend

Liquiditeitsverkrappend

Openmarkttransacties

Basisherfinancieringstransacties

Transacties met wederinkoop

Een week

Wekelijks

Standaardtenders

Langerlopende herfinancieringstransacties

Transacties met wederinkoop

Drie maanden (12)

Maandelijks (12)

Standaardtenders

Finetuningtransacties

Transacties met wederinkoop

Transacties met wederinkoop

Niet gestandaardiseerd

Niet gestandaardiseerd

Tenders

Deviezenswaps

Deviezenswaps

 

 

Bilaterale procedures

 

Aantrekken van termijndeposito's

 

 

 

Structurele transacties

Transacties met wederinkoop

Transacties met wederinkoop

Niet gestandaardiseerd

Niet gestandaardiseerd

Standaardtenders

Uitgifte van ECB-schuldbewijzen

Korter dan twaalf maanden

Niet gestandaardiseerd

Onvoorwaardelijke aankopen van waardepapier

Onvoorwaardelijke verkopen van waardepapier

Niet gestandaardiseerd

Tenders

Bilaterale procedures

Permanente faciliteiten

Marginale beleningsfaciliteit

Transacties met wederinkoop

Onmiddellijk opvraagbaar

Toegang op initiatief van wederpartijen

Depositofaciliteit

Deposito's

Onmiddellijk opvraagbaar

Toegang op initiatief van wederpartijen

TITEL I

OPENMARKTTRANSACTIES

HOOFDSTUK 1

Overzicht van openmarkttransacties

Artikel 5

Overzicht van categorieën en instrumenten inzake openmarkttransacties

1.   Het Eurosysteem kan openmarkttransacties uitvoeren voor het sturen van rente, het beheersen van de liquiditeitsverhoudingen in de financiële markt en het afgeven van signalen omtrent de koers van het monetaire beleid.

2.   Afhankelijk van hun specifieke doel, kunnen openmarkttransacties ingedeeld worden in de volgende categorieën:

a)

basisherfinancieringstransacties;

b)

langerlopende herfinancieringstransacties;

c)

finetuningtransacties;

d)

structurele transacties.

3.   Openmarkttransacties worden uitgevoerd met behulp van de volgende instrumenten:

a)

transacties met wederinkoop;

b)

deviezenswaps voor monetairbeleidsdoeleinden;

c)

het aantrekken van termijndeposito's;

d)

de uitgifte van ECB-schuldbewijzen;

e)

onvoorwaardelijke aan- of verkopen van waardepapier.

4.   Met betrekking tot de in lid 2 vermelde specifieke categorieën van openmarkttransacties zijn de volgende, in lid 3 vermelde instrumenten van toepassing:

a)

basisherfinancieringstransacties en langerlopende herfinancieringstransacties worden exclusief uitgevoerd door middel van transacties met wederinkoop;

b)

finetuningtransacties kunnen worden uitgevoerd door middel van:

i)

transacties met wederinkoop;

ii)

deviezenswaps voor monetairbeleidsdoeleinden;

iii)

het aantrekken van termijndeposito's;

c)

structurele transacties kunnen worden uitgevoerd door middel van:

i)

transacties met wederinkoop;

ii)

de uitgifte van ECB-schuldbewijzen;

iii)

onvoorwaardelijke aan- of verkopen van waardepapier.

5.   De ECB neemt het initiatief voor openmarkttransacties en beslist ook ten aanzien van de voorwaarden voor hun tenuitvoerlegging en het te gebruiken instrument.

HOOFDSTUK 2

Categorieën van openmarkttransacties

Artikel 6

Basisherfinancieringstransacties

1.   Het Eurosysteem voert basisherfinancieringstransacties uit door middel van transacties met wederinkoop.

2.   Basisherfinancieringstransacties hebben de volgende operationele kenmerken:

a)

ze zijn liquiditeitsverruimend;

b)

ze worden iedere week uitgevoerd aan de hand van de indicatieve kalender voor de regelmatige tenders van het Eurosysteem;

c)

zij hebben doorgaans een looptijd van een week, zoals aangegeven in de indicatieve kalender voor de regelmatige tenders van het Eurosysteem, met inachtneming van de uitzondering van lid 3;

d)

zij worden decentraal uitgevoerd door de NCB's;

e)

zij worden uitgevoerd als standaardtenders;

f)

ze zijn onderworpen aan de criteria die zijn vastgelegd in artikel 55, waaraan voldaan moet zijn door alle wederpartijen die inschrijven op dergelijke transacties;

g)

ze zijn gebaseerd op beleenbare activa als onderpand.

3.   De looptijd van basisherfinancieringstransacties kan verschillen als gevolg van afwijkende feestdagen in eurogebiedlidstaten.

4.   De Raad van bestuur van de ECB besluit regelmatig over de rentetarieven voor de basisherfinancieringstransacties. De aangepaste rentetarieven worden bij aanvang van de nieuwe reserveperiode van kracht.

5.   Onverminderd lid 4, kan de Raad van bestuur van de ECB het rentetarief voor basisherfinancieringstransacties te allen tijde wijzigen. Een dergelijk besluit wordt op zijn vroegst van kracht op de volgende werkdag van het Eurosysteem.

6.   Basisherfinancieringstransacties worden uitgevoerd middels de vaste rentetenders of de variabele rentetenders, al naar gelang het besluit van het Eurosysteem.

Artikel 7

Langerlopende herfinancieringstransacties

1.   Het Eurosysteem voert langerlopende herfinancieringstransacties uit door middel van transacties met wederinkoop, teneinde liquiditeiten te verstrekken aan wederpartijen met een langere looptijd dan die van de basisherfinancieringstransacties.

2.   Langerlopende herfinancieringstransacties hebben de volgende operationele kenmerken:

a)

zij zijn liquiditeitsverruimende transacties met wederinkoop;

b)

ze worden iedere maand uitgevoerd aan de hand van de indicatieve kalender voor de regelmatige tenders van het Eurosysteem, met inachtneming van de in lid 4 vermelde uitzondering;

c)

zij hebben doorgaans een looptijd van drie maanden, zoals aangegeven in de indicatieve kalender voor de regelmatige tenders van het Eurosysteem, met inachtneming van de in lid 3 en 4 vermelde uitzonderingen;

d)

zij worden decentraal uitgevoerd door de NCB's;

e)

zij worden uitgevoerd als standaardtenders;

f)

ze zijn onderworpen aan de criteria zoals gespecificeerd in artikel 55, waaraan voldaan moet zijn door alle wederpartijen die inschrijven op dergelijke transacties;

g)

ze zijn gebaseerd op beleenbare activa als onderpand.

3.   De looptijd van langerlopende herfinancieringstransacties kan verschillen als gevolg van afwijkende feestdagen in eurogebiedlidstaten.

4.   Het Eurosysteem kan op niet-regelmatige basis langerlopende herfinancieringstransacties uitvoeren met een andere looptijd dan drie maanden. Dergelijke transacties worden niet gespecificeerd in de indicatieve kalender voor de regelmatige tenders van het Eurosysteem.

5.   Langerlopende herfinancieringstransacties met een looptijd van meer dan drie maanden die op niet-regelmatige basis worden uitgevoerd, zoals bedoeld in lid 4, kunnen een vervroegde terugbetalingsbepaling hebben. Een dergelijke vervroegde terugbetalingsbepaling is hetzij een keuzemogelijkheid of een verplichting voor wederpartijen op basis waarvan zij alle bedragen, of een deel daarvan, die aan hen waren toegewezen in een bepaalde transactie terugbetalen. Vervroegde terugbetalingsbepalingen zijn gebaseerd op expliciete en vooraf vastgelegde voorwaarden. De data waarop de vervroegde terugbetalingen van kracht worden, worden bekendgemaakt door het Eurosysteem ten tijde van de aankondiging van de transacties. Het Eurosysteem kan in uitzonderlijke omstandigheden besluiten de vervroegde terugbetalingen op specifieke data op te schorten, onder andere vanwege feestdagen in eurogebiedlidstaten.

6.   Langerlopende herfinancieringstransacties worden uitgevoerd door middel van variabele rentetenders, tenzij het Eurosysteem besluit deze uit te voeren door middel van vaste rentetenders. In dat geval kan de op vaste rentetenders van toepassing zijnde rentevoet geïndexeerd worden tot een onderliggende referentierente (bijvoorbeeld de gemiddelde rentevoet voor basisfinancieringstransacties) gedurende de looptijd van de transactie, met of zonder een spread.

Artikel 8

Finetuningtransacties

1.   Het Eurosysteem kan finetuningtransacties uitvoeren als transacties met wederinkoop, deviezenswaps voor monetairbeleidsdoeleinden of het aantrekken van termijndeposito's, met als specifiek doel het omgaan met fluctuaties in de liquiditeitsverhoudingen op de markt.

2.   Finetuningtransacties hebben de volgende operationele kenmerken:

a)

zij kunnen zowel liquiditeitsverruimend als liquiditeitsverkrappend zijn;

b)

zij kennen doorgaans geen standaardfrequentie en geen standaardlooptijd;

c)

ze worden doorgaans uitgevoerd door middel van snelle tenders, tenzij het Eurosysteem besluit de betreffende finetuningtransactie uit te voeren met behulp van andere middelen (standaardtenders of bilaterale transacties) in het licht van specifieke monetaire beleidsoverwegingen of om te reageren op de marktomstandigheden;

d)

zij worden decentraal uitgevoerd door de NCB's, zonder afbreuk te doen aan artikel 45, lid 3;

e)

ze zijn onderworpen aan de criteria voor wederpartijen zoals gespecificeerd in deel Drie, afhankelijk van: i) het specifieke type instrument voor de uitvoering van finetuningtransacties; en ii) de voor dat specifieke type instrument toepasselijke procedure;

f)

indien uitgevoerd door middel van transacties met wederinkoop, worden ze gebaseerd op beleenbare activa als onderpand.

3.   De ECB kan op iedere werkdag van het Eurosysteem finetuningtransacties uitvoeren teneinde liquiditeitsonevenwichtigheden in de reserveperiode op te vangen. Indien de transactiedag, de afwikkelingsdatum en de einddatum geen NCB-werkdagen zijn, is de betrokken NCB niet gehouden dergelijke transacties uit te voeren.

4.   Het Eurosysteem houdt een hoge mate van flexibiliteit aan bij zijn keuze van procedures en operationele kenmerken voor de uitvoering van finetuningtransacties, teneinde te kunnen reageren op marktomstandigheden.

Artikel 9

Structurele transacties

1.   Het Eurosysteem kan structurele transacties uitvoeren als transacties met wederinkoop, de uitgifte van ECB-schuldbewijzen of onvoorwaardelijke aan- of verkopen van waardepapier teneinde de structurele positie van het Eurosysteem ten opzichte van de financiële sector te beïnvloeden of andere doeleinden inzake de tenuitvoerlegging van monetair beleid na te streven.

2.   Structurele transacties hebben de volgende operationele kenmerken:

a)

zij zijn liquiditeitsverruimende of liquiditeitsverkrappende transacties;

b)

zij kennen geen standaardfrequentie en geen standaardlooptijd;

c)

zij worden uitgevoerd door middel van tenders of bilaterale transacties, afhankelijk van het specifieke type instrument voor de uitvoering van de structurele transactie;

d)

zij worden decentraal uitgevoerd door de NCB's;

e)

ze zijn onderworpen aan de criteria voor wederpartijen zoals gespecificeerd in deel Drie, afhankelijk van: i) het specifieke type instrument voor de uitvoering van structurele transacties; en ii) de voor dat specifieke type instrument toepasselijke procedure;

f)

liquiditeitsverruimende structurele transacties zijn gebaseerd op beleenbare activa als onderpand, met uitzondering van onvoorwaardelijke aankopen van waardepapier.

3.   Het Eurosysteem houdt een hoge mate van flexibiliteit aan bij zijn keuze van procedures en operationele kenmerken voor de uitvoering van structurele transacties, teneinde te kunnen reageren op marktomstandigheden en andere structurele ontwikkelingen.

HOOFDSTUK 3

Instrumenten voor openmarkttransacties

Artikel 10

Transacties met wederinkoop

1.   Transacties met wederinkoop zijn specifieke instrumenten om openmarkttransacties uit te voeren, waarbij een NCB beleenbare activa aan- of verkoopt krachtens een repo of krediettransacties in de vorm van leningen op onderpand, afhankelijk van de betreffende contracten of reglementen die worden toegepast door de NCB's.

2.   Repo-overeenkomsten en leningen op onderpand dienen te voldoen aan de aanvullende vereisten voor dergelijke instrumenten zoals uiteengezet in deel zeven.

3.   Liquiditeitsverruimende transacties met wederinkoop worden gebaseerd op beleenbare activa als onderpand, krachtens deel vier.

4.   De operationele kenmerken van transacties met wederinkoop zijn afhankelijk van de categorie openmarkttransacties waarvoor ze worden gebruikt.

5.   Liquiditeitsverkrappende transacties met wederinkoop worden gebaseerd op activa die door het Eurosysteem worden verschaft. De beleenbaarheidscriteria van deze activa zijn identiek aan die welke worden toegepast voor beleenbare activa die worden gebruikt in liquiditeitsverruimende transacties met wederinkoop, krachtens deel vier. Bij liquiditeitsverkrappende transacties met wederinkoop worden geen surpluspercentages toegepast.

Artikel 11

Deviezenswaps voor monetairbeleidsdoeleinden;

1.   Deviezenswaps voor monetairbeleidsdoeleinden bestaan uit een gelijktijdige contante transactie en een termijntransactie in euro tegen vreemde valuta.

2.   Deviezenswaps voor monetairbeleidsdoeleinden dienen te voldoen aan de aanvullende vereisten voor dergelijke instrumenten zoals uiteengezet in deel zeven.

3.   Tenzij anderszins besloten door de Raad van bestuur van de ECB, sluit het Eurosysteem slechts transacties af in valuta's die op ruime schaal worden verhandeld, met inachtneming van de marktusance.

4.   Bij elke deviezenswap voor monetairbeleidsdoeleinden komen het Eurosysteem en de wederpartijen de voor de transactie geldende swappunten overeen, met inachtneming van de algemene marktpraktijk. De bij een deviezenswap voor monetairbeleidsdoeleinden gehanteerde koersen worden gespecificeerd in tabel 2.

5.   Deviezenswaps voor monetairbeleidsdoeleinden hebben de volgende operationele kenmerken:

a)

zij kunnen zowel liquiditeitsverruimend als liquiditeitsverkrappend zijn;

b)

zij kennen geen standaardfrequentie en geen standaardlooptijd;

c)

ze worden doorgaans uitgevoerd door middel van snelle tenders of bilaterale transacties, tenzij het Eurosysteem besluit de betreffende transactie uit te voeren met behulp van andere middelen (standaardtenders) in het licht van specifieke monetaire beleidsoverwegingen of om te reageren op de marktomstandigheden;

d)

zij worden decentraal uitgevoerd door de NCB's, zonder afbreuk te doen aan artikel 45, lid 3.

6.   Wederpartijen die deelnemen aan deviezenswaps voor monetairbeleidsdoeleinden worden onderworpen aan de in deel drie gespecificeerde criteria, afhankelijk van de voor de betreffende transactie geldende procedure.

Tabel 2

De bij een deviezenswap voor monetairbeleidsdoeleinden gehanteerde koersen

S

=

Contante koers (per de transactiedag van de deviezenswap) tussen de euro (EUR) en een vreemde valuta ABC

Formula

FM

=

Termijnkoers tussen de euro en een vreemde valuta ABC per de terugkoopdatum van de swap (M)

Formula

ΔΜ

=

Termijnpunten tussen de euro en ABC voor de terugkoopdatum van de swap (M)

Formula

N(.)

=

Contant bedrag aan valuta; N(.)M is het termijnbedrag aan valuta:

 

Formula of Formula

 

Formula of Formula

Artikel 12

Aantrekken van termijndeposito's

1.   Het Eurosysteem kan wederpartijen in de gelegenheid stellen termijndeposito's aan te houden bij hun eigen NCB's.

2.   Van wederpartijen aanvaarde deposito's hebben een vaste looptijd en er wordt een vaste rentevoet toegepast.

3.   Het op termijndeposito's toegepaste rentetarief kan: a) positief; b) 0 procent; c) negatief zijn.

4.   De op het termijndeposito toegepaste rentevoet bestaat uit een enkelvoudige rente die is berekend volgens de conventie „werkelijk aantal dagen/360”. De rente wordt betaald op de vervaldag van het deposito. In geval van een negatieve rente, brengt toepassing daarvan op termijndeposito's voor de depositohouder een betalingsverplichting met zich mee aan de eigen NCB, waaronder het recht van die NCB om de rekening van de wederpartij dienovereenkomstig te debiteren. De NCB's verschaffen geen onderpand in ruil voor de termijndeposito's.

5.   Termijndeposito's worden aangehouden op rekeningen bij de eigen NCB, ook wanneer dergelijke transacties centraal door de ECB worden uitgevoerd op basis van artikel 45, lid 3.

6.   Het aantrekken van termijndeposito's heeft de volgende operationele kenmerken:

a)

ze worden uitgevoerd teneinde liquiditeiten te onttrekken;

b)

ze kunnen worden uitgevoerd op basis van een vooraf aangekondigd schema van transacties met een vooraf vastgestelde frequentie en looptijd of kunnen ad hoc uitgevoerd worden om te reageren op ontwikkelingen ten aanzien van de toestand van liquiditeiten, bijvoorbeeld het aantrekken van termijndeposito's wordt uitgevoerd op de laatste dag van een reserveperiode om de, sinds de gunning van de laatste basisherfinancieringstransactie eventueel geaccumuleerde liquiditeitsonevenwichtigheden op te vangen;

c)

ze worden doorgaans uitgevoerd door middel van snelle tenders, tenzij de ECB besluit de betreffende transactie uit te voeren met behulp van andere middelen (bilaterale transacties of standaardtenders) in het licht van specifieke monetaire beleidsoverwegingen of om te reageren op de marktomstandigheden;

d)

zij worden decentraal uitgevoerd door de NCB's, zonder afbreuk te doen aan artikel 45, lid 3.

7.   Wederpartijen die deelnemen aan het aantrekken van termijndeposito's worden onderworpen aan de in deel drie gespecificeerde criteria, afhankelijk van de voor de betreffende transactie geldende procedure.

Artikel 13

Uitgifte van ECB-schuldbewijzen

1.   ECB-schuldbewijzen vertegenwoordigen een schuldverplichting van de ECB aan de houder van het schuldbewijs.

2.   ECB-schuldbewijzen worden in girale vorm uitgegeven en aangehouden bij effectenbewaarinstellingen in eurogebiedlidstaten.

3.   De ECB stelt geen beperkingen aan de overdraagbaarheid van ECB-schuldbewijzen.

4.   De ECB kan ECB-schuldbewijzen uitgeven tegen;

a)

een gedisconteerde uitgiftekoers die lager is dan de nominale waarde; of

b)

een bedrag hoger dan de nominale waarde,

en die op de vervaldatum tegen nominale waarde worden afgelost.

Het verschil tussen de uitgiftekoers en het nominale bedrag van de aflossing is gelijk aan de opgebouwde rente over de uitgiftekoers tegen de overeengekomen rentevoet over de looptijd van het schuldbewijs. De toegepaste rentevoet bestaat uit een enkelvoudige rente die is berekend volgens de conventie „werkelijk aantal dagen/360”. De berekening van de uitgiftekoers wordt gemaakt overeenkomstig tabel 3.

Tabel 3

Uitgifte van ECB-schuldbewijzen

De uitgiftekoers is: Formula

waarbij:

N

=

nominale waarde van het ECB-schuldbewijs

rI

=

rente (in %)

D

=

looptijd van het ECB-schuldbewijs (in dagen)

PT

=

uitgiftekoers van het ECB-schuldbewijs

5.   ECB-schuldbewijzen hebben de volgende operationele kenmerken;

a)

zij worden uitgegeven als een liquiditeitsverkrappende openmarkttransactie;

b)

ze kunnen op regelmatige of niet-regelmatige basis worden uitgegeven;

c)

zij hebben een looptijd van minder dan twaalf maanden;

d)

zij worden uitgegeven door middel van standaardtenders;

e)

de tenders en de afrekening worden decentraal verzorgd door de NCB's.

6.   Wederpartijen die deelnemen aan de standaardtender voor de uitgifte van ECB-schuldbewijzen worden onderworpen aan de in deel drie gespecificeerde criteria.

Artikel 14

Onvoorwaardelijke aan- of verkopen van waardepapier

1.   Bij onvoorwaardelijke aan- of verkopen van waardepapier gaat de volledige eigendom over van de verkoper naar de koper zonder een daarmee verbonden heroverdracht van eigendom.

2.   Bij de uitvoering van onvoorwaardelijke aan- of verkopen van waardepapier en de berekening van de koers handelt het Eurosysteem conform de marktusance voor de verhandelde schuldtitel.

3.   Onvoorwaardelijke aan- of verkopen van waardepapier hebben de volgende operationele kenmerken:

a)

zij kunnen zowel liquiditeitsverruimend (onvoorwaardelijke aankopen van waardepapier) als liquiditeitsverkrappend (onvoorwaardelijke verkopen van waardepapier) zijn;

b)

zij kennen geen standaardfrequentie;

c)

zij worden uitgevoerd door middel van bilaterale transacties, tenzij de ECB besluit de specifieke transactie uit te voeren door middel van snelle tenders of standaardtenders;

d)

zij worden decentraal uitgevoerd door de NCB's, zonder afbreuk te doen aan artikel 45, lid 3;

e)

zij zijn alleen gebaseerd op beleenbare verhandelbare activa zoals gespecificeerd in deel vier.

4.   Wederpartijen die deelnemen aan onvoorwaardelijke aan- of verkopen van waardepapier worden onderworpen aan de in deel drie gespecificeerde criteria.

Artikel 15

Verplichtingen inzake zekerheidsstelling en afwikkeling voor transacties met wederinkoop en deviezenswaps voor monetairbeleidsdoeleinden

1.   Met betrekking tot liquiditeitsverruimende transacties met wederinkoop en liquiditeitsverruimende deviezenswaps voor monetairbeleidsdoeleinden, dienen wederpartijen:

a)

een voldoende hoeveelheid beleenbare activa over te dragen ingeval van transacties met wederinkoop of het corresponderende bedrag in vreemde valuta ingeval van deviezenswaps teneinde te verevenen op de afwikkelingsdatum;

b)

een adequate zekerheidstelling van de transactie te verzekeren tot de vervaldag;

c)

indien b) van toepassing is, een adequate zekerheidstelling te verschaffen door middel van corresponderende margestortingen, zulks middels voldoende beleenbare activa of liquiditeiten.

2.   Met betrekking tot liquiditeitsverkrappende transacties met wederinkoop en liquiditeitsverkrappende deviezenswaps voor monetairbeleidsdoeleinden, dienen wederpartijen:

a)

een voldoende hoeveelheid liquide middelen te leveren voor verevening van de bedragen die aan hen zijn toegewezen bij de betreffende liquiditeitsverkrappende transactie;

b)

een adequate zekerheidstelling van de transactie te verzekeren tot de vervaldag;

c)

indien b) van toepassing is, een adequate zekerheidstelling te verschaffen door middel van corresponderende margestortingen door middel van voldoende beleenbare activa of liquiditeiten.

3.   Niet-naleving van de in lid 1 en 2 genoemde vereisten wordt gesanctioneerd, naargelang van het geval, krachtens de artikelen 154 tot en met 157.

Artikel 16

Verplichtingen inzake afwikkeling van onvoorwaardelijke aan- en verkopen van waardepapier, het aantrekken van termijndeposito's en de uitgifte van ECB- schuldbewijzen

1.   Voor openmarkttransacties die worden uitgevoerd door middel van onvoorwaardelijke aan- en verkopen van waardepapier, het aantrekken van termijndeposito's en de uitgifte van ECB- schuldbewijzen, dragen wederpartijen een voldoende hoeveelheid beleenbare activa of liquiditeiten over voor afwikkeling van het bij een transactie overeengekomen bedrag.

2.   Niet-naleving van het in lid 1 genoemde vereiste wordt gesanctioneerd, naargelang van het geval, krachtens de artikelen 154 tot en met 157.

TITEL II

PERMANENTE FACILITEITEN

Artikel 17

Permanente faciliteiten

1.   De NCB's verschaffen toegang tot de permanente faciliteiten van het Eurosysteem op initiatief van hun wederpartijen.

2.   Permanente faciliteiten bestaan uit onderstaande categorieën:

a)

de marginale beleningsfaciliteit;

b)

de depositofaciliteit.

3.   De voorwaarden en modaliteiten van de permanente faciliteiten dienen identiek te zijn in alle eurogebiedlidstaten.

4.   De NCB's verschaffen slechts toegang tot de permanente faciliteiten indien dit in overeenstemming is met de doelstellingen en de algemene monetairbeleidsoverwegingen van de ECB.

5.   De ECB kan te allen tijde de modaliteiten van de permanente faciliteiten wijzigen of opschorten.

6.   De Raad van bestuur van de ECB besluit regelmatig over de rentetarieven voor de permanente faciliteiten. De aangepaste rentetarieven worden bij aanvang van de nieuwe reserveperiode van kracht, zoals vastgelegd in artikel 7 van Verordening (EG) 1745/2003 (ECB/2003/9). De ECB publiceert ten minste drie maanden voor het begin van elk kalenderjaar een kalender van reserveperioden.

7.   In afwijking van lid 6, kan de Raad van bestuur van de ECB het rentetarief voor de permanente faciliteiten te allen tijde wijzigen. Een dergelijk besluit wordt op zijn vroegst van kracht op de volgende werkdag van het Eurosysteem.

HOOFDSTUK 1

Marginale beleningsfaciliteit

Artikel 18

Kenmerken van de marginale beleningsfaciliteit

1.   Wederpartijen kunnen een beroep doen op de marginale beleningsfaciliteit voor het verkrijgen van zeer kortlopende liquiditeiten van het Eurosysteem middels een transactie met wederinkoop met hun eigen NCB tegen een tevoren vastgestelde rentevoet gebruik makend van beleenbare activa als onderpand.

2.   De NCB's kunnen liquiditeiten krachtens de marginale beleningsfaciliteit verstrekken in de vorm van repo-overeenkomsten of in de vorm van leningen op onderpand krachtens de toepasselijke contracten of reglementen van de NCB's.

3.   Het bedrag aan liquiditeit dat verschaft kan worden op basis van de marginale beleningsfaciliteit is ongelimiteerd, met inachtneming van het vereiste tot verstrekking van voldoende onderpand ingevolge lid 4.

4.   Wederpartijen zijn verplicht om voorafgaand aan het gebruik van de marginale beleningsfaciliteit voldoende beleenbare activa als onderpand te presenteren. Deze activa dienen ofwel vooraf gedeponeerd te worden bij de betreffende NCB of tegelijk met het verzoek om toegang tot de marginale beleningsfaciliteit geleverd te worden.

Artikel 19

Toegangscondities voor de marginale beleningsfaciliteit

1.   Instellingen die voldoen aan de in artikel 55 vastgelegde criteria en die toegang hebben tot een rekening bij de NCB waar de transactie kan worden afgewikkeld, met name in Target2, kunnen een beroep doen op de marginale beleningsfaciliteit.

2.   Toegang tot de marginale beleningsfaciliteit wordt slechts verleend gedurende die dagen dat Target2 operationeel is. Op de dagen dat de effectenafwikkelingssystemen niet operationeel zijn, wordt toegang tot de marginale beleningsfaciliteit verleend op basis van de beleenbare activa die reeds tevoren bij de NCB's zijn gedeponeerd.

3.   Indien de NCB of enig filiaal daarvan op bepaalde werkdagen van het Eurosysteem vanwege nationale of regionale feestdagen niet geopend zijn voor het uitvoeren van monetairbeleidstransacties, informeert de NCB haar wederpartijen vooraf over de uit te voeren regelingen voor toegang tot de marginale beleningsfaciliteit op die feestdag.

4.   Toegang tot de marginale beleningsfaciliteit wordt ofwel verleend op basis van een specifiek verzoek van de wederpartij ofwel automatisch, zoals aangegeven in respectievelijk lid 5 en 6.

5.   Een wederpartij kan een verzoek voor het doen van een beroep op de marginale beleningsfaciliteit verzenden aan zijn eigen NCB. De NCB behandelt het verzoek op dezelfde dag in Target2, op voorwaarde dat het verzoek uiterlijk 15 minuten na sluitingstijd van Target2 in het bezit van de eigen NCB is. De eindtijd voor verzoeken tot een beroep op de marginale beleningsfaciliteit wordt met nog eens 15 minuten uitgesteld op de laatste werkdag van het Eurosysteem van een reserveperiode. Het verzoek om toegang tot de marginale beleningsfaciliteit vermeldt het kredietbedrag waarom wordt verzocht. De wederpartij levert voldoende beleenbare activa aan als onderpand voor de transactie, tenzij deze activa reeds tevoren bij de eigen NCB zijn gedeponeerd door de wederpartij in overeenstemming met artikel 18, lid 4.

6.   Aan het einde van iedere werkdag wordt een negatief saldo op de vereveningsrekening van een wederpartij bij diens eigen NCB na voltooiing van de dagultimocontroleprocedures automatisch beschouwd als een verzoek om een beroep te mogen doen op de marginale beleningsfaciliteit. Teneinde te voldoen aan het vereiste van artikel 18,lid 4, leveren wederpartijen reeds tevoren voldoende beleenbare activa aan als onderpand voor de transactie bij de eigen NCB, voordat een dergelijke automatisch verzoek zich voordoet. Niet-naleving van deze voorwaarden voor toegang is onderhevig aan sancties op basis van artikel 154 tot en met 157.

Artikel 20

Looptijd en rentevoeten van de marginale beleningsfaciliteit

1.   De looptijd van krachtens de marginale beleningsfaciliteit verleende kredieten strekt zich uit tot de volgende ochtend. Ten aanzien van rechtstreeks aan Target2 deelnemende wederpartijen wordt het krediet afgelost op de eerstvolgende dag dat: a) Target2; en b) het desbetreffende afwikkelsysteem voor effecten operationeel zijn en wel wanneer die systemen geopend zijn.

2.   De rentevoet van de marginale beleningsfaciliteit wordt tevoren door het Eurosysteem bekendgemaakt en wordt berekend als een enkelvoudige rente volgens de conventie: „werkelijk aantal dagen/360”. De op de marginale beleningsfaciliteit toegepaste rentevoet wordt de marginale beleningsrente genoemd.

3.   De rente op de marginale beleningsfaciliteit moet bij de aflossing van het krediet worden betaald.

HOOFDSTUK 2

Depositofaciliteit

Artikel 21

Kenmerken van de depositofaciliteit

1.   Wederpartijen kunnen gebruikmaken van de depositofaciliteit om bij het Eurosysteem onmiddellijk opvraagbare deposito's te plaatsen via de eigen NCB, waarop een tevoren vastgestelde rentevoet wordt toegepast.

2.   Het op de depositofaciliteit toegepaste rentetarief kan: a) positief; b) 0 procent; c) negatief zijn.

3.   De NCB's verschaffen geen onderpand in ruil voor de deposito's.

4.   Het door een wederpartij krachtens de depositofaciliteit te deponeren bedrag is niet aan beperkingen gebonden.

Artikel 22

Toegangscondities voor de depositofaciliteit

1.   Instellingen die voldoen aan de in artikel 55 vastgelegde criteria en die toegang hebben tot een rekening bij de NCB waar de transactie kan worden afgewikkeld, met name in Target2, kunnen een beroep doen op de depositofaciliteit. Toegang tot de depositofaciliteit wordt slechts verleend gedurende die dagen dat Target2 operationeel is.

2.   Voor een beroep op de depositofaciliteit dient een wederpartij een verzoek daartoe in bij hun eigen NCB. De NCB behandelt het verzoek op dezelfde dag in Target2, op voorwaarde dat het verzoek uiterlijk 15 minuten na sluitingstijd van Target2 in het bezit van de eigen NCB is. De eindtijd voor verzoeken om toegang tot de depositofaciliteit wordt met nog eens 15 minuten uitgesteld op de laatste werkdag van het Eurosysteem van een reserveperiode. Het verzoek dient het krachtens de faciliteit te deponeren bedrag te specificeren.

3.   Als gevolg van verschillen in rekeningstructuren tussen de NCB's, kan de ECB vooraf toestaan dat NCB's toegangsvoorwaarden hanteren die afwijken van de in dit artikel vermelde voorwaarden. De NCB's zullen de wederpartijen informatie verstrekken omtrent dergelijke afwijkingen van de in dit artikel beschreven toegangsvoorwaarden.

Artikel 23

Looptijd en rentebepalingen van de depositofaciliteit

1.   De looptijd van krachtens de depositofaciliteit aangehouden deposito's strekt zich uit tot de volgende ochtend. Ten aanzien van rechtstreeks aan Target2 deelnemende wederpartijen, vervallen krachtens de depositofaciliteit aangehouden deposito's op de volgende dag waarop Target2 operationeel is, en wel bij de opening daarvan.

2.   De rentevoet van het deposito wordt tevoren door het Eurosysteem bekendgemaakt en wordt berekend als een enkelvoudige rente volgens de conventie: „werkelijk aantal dagen/360”.

3.   De rente op de deposito's moet worden betaald op de dag dat het deposito vervalt. Ingeval van een negatieve rente, brengt toepassing van de rentevoet op de depositofaciliteit voor de depositohouder een betalingsverplichting met zich mee aan de eigen NCB, waaronder het recht van die NCB om de rekening van de wederpartij dienovereenkomstig te debiteren.

TITEL III

PROCEDURES VOOR MONETAIRBELEIDSTRANSACTIES VAN HET EUROSYSTEEM

HOOFDSTUK 1

Tenders en bilaterale transacties voor openmarkttransacties van het Eurosysteem

Artikel 24

Soorten procedures voor openmarkttransacties

Openmarkttransacties worden uitgevoerd met behulp van tenders of bilaterale transacties.

Afdeling 1

Tenders

Artikel 25

Overzicht van tenders

1.   Tenders worden uitgevoerd in zes operationele stappen, zoals weergegeven in tabel 4.

Tabel 4

De operationele stappen bij een tenderprocedure

Stap 1

:

Tenderaankondiging

a)

Aankondiging door de ECB via nieuwsagentschappen en de website van de ECB

b)

Nationale aankondiging door de NCB's via nieuwsagentschappen en rechtstreeks aan afzonderlijke wederpartijen (indien noodzakelijk geacht)

Stap 2

:

Inschrijving en de voorbereiding daarop door wederpartijen

Stap 3

:

Beoordeling van de inschrijvingen door het Eurosysteem

Stap 4

:

Toewijzing en bekendmaking van tenderresultaten

a)

Besluit omtrent toewijzing door de ECB

b)

Bekendmaking van de toewijzingsresultaten via nieuwsagentschappen en de website van de ECB

Stap 5

:

Certificering van de afzonderlijke toewijzingsresultaten

Stap 6

:

Afrekening van de transactie

2.   Tenders worden uitgevoerd in de vorm van standaardtenders of snelle tenders. De operationele kenmerken voor standaardtenders of snelle tenders zijn gelijk, met uitzondering van het tijdschema (tabel 5 en 6) en het scala aan wederpartijen.

Tabel 5

Indicatief tijdschema voor de operationele stappen bij een tenderprocedure (tijden zijn uitgedrukt in Midden-Europese tijd  (13) )

Image

Tabel 6

Indicatief tijdschema voor de operationele stappen bij snelle tenders (tijden zijn uitgedrukt in CET)

Image

3.   Het Eurosysteem kan ofwel vaste rentetenders ofwel variabele rentetenders uitvoeren.

Artikel 26

Standaardtenders

1.   Het Eurosysteem gebruikt standaardtenders voor de uitvoering van: a) basisherfinancieringstransacties; b) langerlopende herfinancieringstransacties; c) specifieke structurele transacties, d.w.z. structurele transacties met wederinkoop en de uitgifte van ECB-schuldbewijzen.

2.   Het Eurosysteem kan tevens standaardtenders gebruiken om finetuningtransacties en structurele transacties uit te voeren door middel van onvoorwaardelijke aan- of verkopen van waardepapier in het licht van specifieke monetairbeleidsoverwegingen of om te reageren op de marktomstandigheden;

3.   Bij standaardtenders geldt als regel: a) dat zij hun beslag krijgen binnen 24 uur gerekend vanaf de aankondiging van de tender tot en met certificering van het toewijzingsresultaat; en b) het tijdsverloop tussen het uiterste tijdstip van inschrijving en de aankondiging van het toewijzingsresultaat ongeveer twee uur bedraagt.

4.   In individuele gevallen kan de ECB zo nodig het tijdschema aanpassen.

Artikel 27

Snelle tenders

1.   Het Eurosysteem gebruikt gewoonlijk snelle tenders om finetuningtransacties uit te voeren, maar kan snelle tenders ook gebruiken voor structurele transacties die worden uitgevoerd door middel van onvoorwaardelijke aan- of verkopen van waardepapier, in het licht van specifieke monetaire beleidsoverwegingen of om te reageren op de marktomstandigheden.

2.   Snelle tenders krijgen normaliter binnen 105 minuten hun beslag, gerekend vanaf de aankondiging van de tender, waarbij certificering plaatsvindt direct na de openbare bekendmaking van het toewijzingsresultaat.

3.   In individuele gevallen kan de ECB zo nodig het tijdschema aanpassen.

4.   Het Eurosysteem kan, op grond van de in artikel 57 vastgelegde criteria en procedures, een beperkt aantal wederpartijen selecteren voor deelname aan snelle tenders.

Artikel 28

Uitvoering van standaardtenders voor basisherfinancieringstransacties en reguliere langerlopende herfinancieringstransacties, gebaseerd op de kalender voor tenders

1.   De tenders voor basisherfinancieringstransacties en reguliere langerlopende herfinancieringstransacties worden uitgevoerd aan de hand van de indicatieve kalender voor de regelmatige tenders van het Eurosysteem;

2.   De indicatieve kalender voor de regelmatige tenders van het Eurosysteem wordt tenminste drie maanden voor de aanvang van het betreffende kalenderjaar gepubliceerd op de website van de ECB en van de NCB's.

3.   In tabel 7 zijn de indicatieve transactiedagen voor de basisherfinancieringstransacties en reguliere langerlopende herfinancieringstransacties weergegeven.

Tabel 7

Normale transactiedagen voor basisherfinancieringstransacties en langerlopende herfinancieringstransacties

Categorieën openmarkttransacties

Normale handelsdag (T)

Basisherfinancieringstransacties

Elke dinsdag (14)

Reguliere langerlopende herfinancieringstransacties

De laatste woensdag van elke kalendermaand (15)

Artikel 29

Uitvoering van standaardtenders voor finetuningtransacties en structurele transacties zonder kalender voor de uitvoering van tenders

1.   Finetuningtransacties worden niet volgens een tevoren vastgestelde kalender uitgevoerd. De ECB kan besluiten finetuningtransacties uit te voeren op elke werkdag van het Eurosysteem. Alleen die NCB's waarvoor de transactiedag, de afwikkelingsdatum en de einddatum als werkdag geldt, nemen deel aan dergelijke transacties.

2.   Structurele transacties die worden uitgevoerd door middel van standaardtenders worden niet volgens een tevoren vastgestelde kalender uitgevoerd. Ze worden gewoonlijk uitgevoerd en afgerekend op dagen die in alle eurogebiedlidstaten werkdagen van de NCB zijn.

Afdeling 2

De operationele stappen bij een tender

Onderafdeling 1

Aankondiging van tenders

Artikel 30

Aankondiging van standaardtenders en snelle tenders

1.   Standaardtenders worden vooraf publiekelijk bekendgemaakt door de ECB via nieuwsagentschappen en de website van de ECB. Daarnaast kunnen de NCB's standaardtenders aankondigen via nationale nieuwsagentschappen en rechtstreeks aan wederpartijen, indien noodzakelijk geacht.

2.   Snelle tenders worden vooraf publiekelijk bekendgemaakt door de ECB via nieuwsagentschappen en de website van de ECB. Bij een snelle tender die van tevoren publiekelijk wordt aangekondigd, kan de NCB de gekozen wederpartijen rechtstreeks benaderen, indien dit noodzakelijk wordt geacht. Bij een snelle tender die niet van tevoren publiekelijk wordt aangekondigd, worden de gekozen wederpartijen rechtstreeks door de NCB's benaderd.

3.   De aankondiging van de tender houdt een uitnodiging aan wederpartijen in tot inschrijving, welke inschrijving juridisch bindend is. De aankondiging houdt geen aanbod door de ECB of de NCB's in.

4.   De gegevens die opgenomen worden in de publiekelijke aankondiging van een tender zijn vastgelegd in bijlage II.

5.   De ECB kan iedere, door haar passend geachte maatregel nemen ter correctie van een fout in een tenderaankondiging, waaronder het annuleren of onderbreken van een lopende tender.

Onderafdeling 2

Inschrijving en de voorbereiding daarop door wederpartijen

Artikel 31

Vorm en plaats van indiening van inschrijvingen

1.   De inschrijvingen moeten ingediend worden bij de eigen NCB van een wederpartij. De inschrijvingen van een instelling kunnen slechts worden ingediend worden bij de eigen NCB door één vestiging in elke eurogebiedlidstaat en waar de instelling is gevestigd, d.w.z. ofwel door het hoofdkantoor of een daartoe aangewezen bijkantoor.

2.   Inschrijvingen moeten door wederpartijen worden ingediend in een vorm volgens het door de NCB voor de desbetreffende transactie voorgeschreven modelformulier.

Artikel 32

Indiening van inschrijvingen

1.   Bij vaste rentetenders moeten wederpartijen in hun inschrijving het bedrag opgeven waarvoor zij de transactie met de NCB's wensen aan te gaan.

2.   Bij een vaste deviezenswaptender geven wederpartijen het vaste bedrag aan vreemde valuta op dat zij tegen die koers willen verkopen (en terugkopen) of kopen (en terug verkopen).

3.   Bij variabele rentetenders mogen wederpartijen inschrijvingen indienen voor maximaal 10 verschillende rentevoeten, koersen of swappunten. In uitzonderlijke omstandigheden kan het Eurosysteem een limiet stellen aan het aantal inschrijvingen dat mag worden ingediend door iedere wederpartij. Bij elke inschrijving moeten wederpartijen het bedrag opgeven waarvoor zij de transactie wensen aan te gaan, alsook de betreffende rentevoet, koers of swappunt. Een inschrijving voor een rentevoet of swappunt moet worden uitgedrukt als een veelvoud van 0,01 procentpunt. Een inschrijving voor een koers moet worden uitgedrukt als een veelvoud van 0,001 procentpunt.

4.   Bij een variabele deviezenswaptender doen de wederpartijen opgave van het vaste bedrag aan vreemde valuta en het swappunt waarop zij de transactie wensen aan te gaan.

5.   Bij een variabele deviezenswaptender moeten de swappunten conform de marktpraktijk worden uitgedrukt en moeten zij bij de inschrijving worden opgegeven als een veelvoud van 0,01 swappunt.

6.   Ten aanzien van de uitgifte van ECB-schuldbewijzen kan de ECB besluiten dat inschrijvingen moeten luiden in de vorm van een koers in plaats van een rentevoet. In dat geval worden de koersen uitgedrukt als percentage van het nominale bedrag, met 3 decimalen.

Artikel 33

Minimale en maximale inschrijvingsbedragen

1.   Voor basisherfinancieringstransacties is het minimale inschrijvingsbedrag 1 000 000 EUR. Bedragen daarboven worden uitgedrukt als een veelvoud van 100 000 EUR. Het minimale inschrijvingsbedrag is van toepassing op elke afzonderlijke rentevoet.

2.   Voor langerlopende herfinancieringstransacties stelt elke NCB een minimaal inschrijvingsbedrag vast tussen 10 000 EUR en 1 000 000 EUR. Bedragen boven het minimale inschrijvingsbedrag worden uitgedrukt als een veelvoud van 10 000 EUR. Het minimale inschrijvingsbedrag is van toepassing op elke afzonderlijke rentevoet.

3.   Voor finetuningtransacties en structurele transacties is het minimale inschrijvingsbedrag 1 000 000 EUR. Bedragen daarboven worden uitgedrukt als een veelvoud van 100 000 EUR. Het minimale inschrijvingsbedrag is van toepassing op alle afzonderlijke rentevoeten, koersen of swappunten, afhankelijk van het specifieke soort transactie.

4.   De ECB is gerechtigd een maximaal inschrijvingsbedrag vast te stellen in de vorm van de hoogste inschrijving van een afzonderlijke wederpartij die nog aanvaardbaar is, zodat onevenredig grote inschrijvingen worden voorkomen. In dat geval neemt de ECB de details van een dergelijk maximaal inschrijvingsbedrag op in de openbare tenderaankondiging.

Artikel 34

Minimale en maximale inschrijvingsrente

1.   Bij liquiditeitsverruimende variabele rentetenders, kan de ECB een minimale inschrijvingsrente opleggen, wat de minimale rente is waartegen wederpartijen mogen inschrijven.

2.   Bij liquiditeitsverkrappende variabele rentetenders, kan de ECB een maximale inschrijvingsrente opleggen, wat de maximale rente is waartegen wederpartijen mogen inschrijven op variabele rentetenders.

Artikel 35

Uiterste tijdstip voor indiening van inschrijvingen

1.   Wederpartijen mogen hun inschrijvingen te allen tijde intrekken tot aan het uiterste tijdstip voor indiening van inschrijvingen.

2.   Inschrijvingen die zijn ingediend na de uiterste termijn worden niet in behandeling genomen en worden als niet-aanvaardbaar bestempeld.

3.   De eigen NCB beoordeelt of een wederpartij zich heeft gehouden aan het uiterste tijdstip voor indiening van inschrijvingen.

Artikel 36

Terzijdelegging van inschrijvingen

1.   Een NCB legt terzijde:

a)

alle inschrijvingen van een wederpartij als het totale ingeschreven bedrag een eventueel door de ECB vastgesteld maximaal inschrijvingsbedrag te boven gaat;

b)

iedere inschrijving van een wederpartij, indien de inschrijving lager is dan het minimale inschrijvingsbedrag;

c)

iedere inschrijving van een wederpartij, indien de inschrijving lager is dan de minimaal aanvaardbare rentevoet, koers of swappunt, of hoger is dan de maximale geaccepteerde rentevoet, koers of swappunt.

2.   Een NCB kan inschrijvingen weigeren die niet compleet zijn of niet middels het juiste modelformulier zijn ingediend.

3.   Indien de eigen NCB besluit een inschrijving terzijde te leggen, informeert zij de wederpartij omtrent haar besluit vóór toewijzing van de tender.

Onderafdeling 3

Toewijzing bij tenders

Artikel 37

Toewijzing bij liquiditeitsverruimende vaste rentetenders en liquiditeitsverkrappende vaste rentetenders

1.   Bij een vaste rentetender worden de inschrijvingen van wederpartijen toegewezen op de volgende manier:

a)

De inschrijvingen worden opgeteld.

b)

Als het totale ingeschreven bedrag het totale bedrag aan te verschaffen liquiditeiten overtreft, worden de ingediende inschrijvingen toegewezen in evenredigheid met de verhouding tussen het toe te wijzen bedrag en het totale ingeschreven bedrag, in overeenstemming met tabel 1 van bijlage III.

c)

Het aan elke wederpartij toegewezen bedrag wordt tot op één euro nauwkeurig afgerond.

2.   De ECB kan tot toewijzing besluiten van:

a)

een minimaal toewijzingsbedrag, namelijk het laagste bedrag dat aan iedere bieder kan worden toegewezen; of

b)

een minimaal toewijzingspercentage, namelijk de ondergrens, uitgedrukt als een percentage van de inschrijvingen, van de toewijzingen tegen de marginale rentevoet die aan iedere bieder kan worden toegewezen.

Artikel 38

Toewijzing bij liquiditeitsverruimende variabele rentetenders in euro

1.   Bij een liquiditeitsverruimende vaste rentetender in euro, worden de inschrijvingen van wederpartijen toegewezen op de volgende manier:

a)

Inschrijvingen worden gerangschikt in aflopende volgorde van opgegeven rentevoeten of in oplopende volgorde van opgegeven koersen.

b)

Inschrijvingen met de hoogste rentevoet (laagste koers) worden het eerst toegewezen, gevolgd door die met de naastlagere rentevoet (naasthogere koers) totdat het totale bedrag aan de te verschaffen liquiditeiten is bereikt.

c)

Indien bij de marginale rentevoet (hoogst geaccepteerde koers) de totale inschrijving de resterende toewijzing te boven gaat, wordt het resterende bedrag toegewezen in evenredigheid met de verhouding tussen het toe te wijzen resterende bedrag en het totale tegen de marginale rentevoet ingeschreven bedrag (hoogst geaccepteerde koers), in overeenstemming met tabel 2 van bijlage III.

d)

Het aan elke wederpartij toegewezen bedrag wordt tot op één euro nauwkeurig afgerond.

2.   De ECB kan besluiten aan iedere meedingende inschrijver een bepaald minimaal bedrag toe te wijzen.

Artikel 39

Toewijzing bij liquiditeitsverkrappende variabele rentetenders in euro

1.   Bij een liquiditeitsverkrappende vaste rentetender in euro, die wordt gebruikt voor de uitgifte van ECB-schuldbewijzen en het aantrekken van termijndeposito's, worden de inschrijvingen van wederpartijen toegewezen op de volgende manier:

a)

Inschrijvingen worden gerangschikt in oplopende volgorde van opgegeven rentevoeten of in aflopende volgorde van opgegeven koersen.

b)

Inschrijvingen met de laagste rentevoet (hoogste koers) worden het eerst toegewezen, gevolgd door die met de naasthogere rentevoet (naastlagere koers) totdat het totale bedrag aan de te verschaffen liquiditeiten is bereikt.

c)

Indien bij de marginale rentevoet (laagst geaccepteerde koers) de totale inschrijving de resterende toewijzing te boven gaat, wordt het resterende bedrag toegewezen in evenredigheid met de verhouding tussen het toe te wijzen resterende bedrag en het totale tegen de marginale rentevoet ingeschreven bedrag (laagst geaccepteerde koers), in overeenstemming met tabel 2 van bijlage III.

d)

Het aan elke wederpartij toegewezen bedrag wordt tot op één euro nauwkeurig afgerond. Ten aanzien van de uitgifte van ECB-schuldbewijzen, wordt het toegewezen nominale bedrag afgerond op het dichtstbijzijnde veelvoud van 100 000 EUR.

2.   De ECB kan besluiten aan iedere meedingende inschrijver een bepaald minimaal bedrag toe te wijzen.

Artikel 40

Toewijzing bij liquiditeitsverruimende variabele deviezenswaptenders

1.   Bij een liquiditeitsverruimende variabele deviezenswaptender, worden de inschrijvingen van wederpartijen toegewezen op de volgende manier:

a)

Inschrijvingen worden gerangschikt in oplopende volgorde van opgegeven swappunten met inachtneming van het teken.

b)

Het teken hangt af van het teken van het renteverschil tussen de vreemde valuta en de euro. Ten aanzien van de looptijd van de transactie:

i)

wanneer de rentevoet op de vreemde valuta hoger is dan de overeenkomstige rentevoet op de euro, is het opgegeven swappunt positief, d.w.z. dan doet de euro agio ten opzichte van de vreemde valuta; en

ii)

wanneer de rentevoet op de vreemde valuta lager is dan de overeenkomstige rentevoet op de euro, is het opgegeven swappunt negatief, d.w.z. dan doet de euro disagio ten opzichte van de vreemde valuta.

c)

Inschrijvingen met het laagste opgegeven swappunt worden het eerst toegewezen, gevolgd door die met het naasthogere opgegeven swappunt totdat het totale bedrag aan te verschaffen vaste valuta is bereikt.

d)

Indien bij het hoogste opgegeven swappunt waarop wordt toegewezen (d.w.z. het marginaalswappunt) de totale inschrijving het resterende toe te wijzen bedrag te boven gaat, wordt het resterende bedrag toegewezen in evenredigheid met de verhouding tussen het resterende bedrag en het totale tegen het marginaalswappunt ingeschreven bedrag, in overeenstemming met tabel 3 van bijlage III.

e)

Het aan elke wederpartij toegewezen bedrag wordt tot op één euro nauwkeurig afgerond.

2.   De ECB kan besluiten aan iedere meedingende inschrijver een bepaald minimaal bedrag toe te wijzen.

Artikel 41

Toewijzing bij liquiditeitsverkrappende variabele deviezenswaptenders

1.   Bij een liquiditeitsverkrappende variabele deviezenswaptender worden de inschrijvingen van wederpartijen toegewezen op de volgende manier:

a)

Inschrijvingen worden gerangschikt in aflopende volgorde van opgegeven swappunten met inachtneming van het teken.

b)

Het koersteken hangt af van het teken van het renteverschil tussen de vreemde valuta en de euro. Ten aanzien van de looptijd van de transactie:

i)

wanneer de rentevoet op de vreemde valuta hoger is dan de overeenkomstige rentevoet op de euro, is het opgegeven swappunt positief, d.w.z. dan doet de euro agio ten opzichte van de vreemde valuta; en

ii)

wanneer de rentevoet op de vreemde valuta lager is dan de overeenkomstige rentevoet op de euro, is het opgegeven swappunt negatief, d.w.z. dan doet de euro disagio ten opzichte van de vreemde valuta.

c)

Inschrijvingen met het hoogste opgegeven swappunt worden het eerst toegewezen, gevolgd door die met het naastlagere opgegeven swappunt totdat:

i)

het totale bedrag aan te verschaffen vaste valuta is bereikt; en

ii)

bij het laagste opgegeven swappunt waarop wordt toegewezen (d.w.z. het marginaalswappunt) de totale inschrijving het resterende toe te wijzen bedrag te boven gaat.

d)

Het resterende bedrag wordt toegewezen in evenredigheid met de verhouding tussen het resterende toe te wijzen bedrag en het totale tegen het marginaalswappunt ingeschreven bedrag, in overeenstemming met tabel 3 van bijlage III. Het aan elke wederpartij toegewezen bedrag wordt tot op één euro nauwkeurig afgerond.

2.   De ECB kan besluiten aan iedere meedingende inschrijver een bepaald minimaal bedrag toe te wijzen.

Artikel 42

Type veiling voor variabele rentetenders

Bij variabele rentetenders kan het Eurosysteem een toewijzingsprocedure toepassen die is gebaseerd op hetzij een enkelvoudige rentevoet (Nederlands veilingsysteem), hetzij op een meervoudige rentevoet (Amerikaans veilingsysteem).

Onderafdeling 4

Aankondiging van tenderresultaten

Artikel 43

Aankondiging van tenderresultaten

1.   De ECB kondigt haar toewijzingsbesluit omtrent de tenderresultaten publiekelijk aan via nieuwsagentschappen en de website van de ECB. Daarnaast kunnen de NCB's het toewijzingsbesluit van de ECB aankondigen via nationale nieuwsagentschappen en rechtstreeks aan wederpartijen indien zij dit noodzakelijk achten.

2.   De gegevens die opgenomen worden in de publiekelijke aankondiging van de tenderresultaten zijn vastgelegd in bijlage IV.

3.   Indien het toewijzingsbesluit foutieve gegevens bevat met betrekking tot de informatie die is opgenomen in de in lid 1 genoemde publiekelijke aankondiging van de tenderresultaten, kan de ECB iedere, door haar passend geachte maatregel nemen om dergelijke foutieve informatie te corrigeren.

4.   Na de publiekelijke aankondiging van het toewijzingsbesluit van de ECB omtrent de tenderresultaten zoals vermeld in lid 1, zullen de NCB's de afzonderlijke toewijzingen rechtstreeks bekendmaken aan wederpartijen, waarbij iedere wederpartij een individuele en definitieve bevestiging krijgt van zijn succesvolle inschrijving in de tender en het exacte toegewezen bedrag.

Afdeling 3

Bilaterale transacties voor openmarkttransacties van het Eurosysteem

Artikel 44

Overzicht van bilaterale transacties

1.   Het Eurosysteem kan elk van de volgende openmarkttransacties uitvoeren door middel van bilaterale transacties:

a)

finetuningtransacties (transacties met wederinkoop, deviezenswaps of het aantrekken van termijndeposito's); of

b)

structurele transacties (onvoorwaardelijke aan- of verkopen van waardepapier).

2.   Bilaterale transacties kunnen, afhankelijk van de specifieke transactie, uitgevoerd worden door middel van rechtstreekse benadering van wederpartijen zoals vastgelegd in artikel 45, of via effectenbeurzen en marktagenten, zoals bedoeld in artikel 46.

Artikel 45

Bilaterale transacties uitgevoerd door middel van rechtstreekse benadering van wederpartijen

1.   Bilaterale transacties voor finetuningtransacties en structurele transacties die worden uitgevoerd door onvoorwaardelijke aan- of verkopen van waardepapier, kunnen uitgevoerd worden door middel van rechtstreekse benadering van wederpartijen.

2.   De NCB's benaderen een of meer instellingen die zijn geselecteerd in overeenstemming met de criteria van artikel 57 rechtstreeks. De NCB's volgen de instructies van de ECB bij de beslissing of een transactie aangegaan zal worden met deze instellingen.

3.   Onverminderd lid 2, kan de Raad van bestuur van de ECB besluiten dat onder uitzonderlijke omstandigheden, de ECB of een of meer NCB's, optredend als de agent van de ECB, onvoorwaardelijke finetuningtransacties of structurele transacties uitvoeren gebruik makend van bilaterale procedures. In dat geval worden de procedures voor deze transacties dienovereenkomstig aangepast. De ECB besluit of een transactie zal worden aangegaan met de gecontacteerde instellingen.

Artikel 46

Bilaterale transacties uitgevoerd via effectenbeurzen of marktagenten

1.   Onverminderd artikel 45 kunnen bilaterale transacties voor, door middel van onvoorwaardelijke aan- of verkopen van waardepapier uitgevoerde structurele transacties uitgevoerd worden via effectenbeurzen of marktagenten.

2.   Er worden geen beperkingen gesteld aan het scala aan wederpartijen, zoals voorzien in artikel 57.

3.   De procedures worden aangepast aan de marktusance voor de verhandelde schuldtitels.

Artikel 47

Aankondiging van middels bilaterale transacties uitgevoerde transacties

1.   Finetuningtransacties of, door middel van onvoorwaardelijke aan- of verkopen van waardepapier uitgevoerde, structurele transacties die worden uitgevoerd door middel van bilaterale transacties worden niet publiekelijk vooraf aangekondigd, tenzij anders beslist door de ECB.

2.   De ECB kan besluiten de resultaten van dergelijke bilaterale transacties niet publiekelijk bekend te maken.

Artikel 48

Transactiedagen voor bilaterale transacties

1.   De ECB kan besluiten bilaterale transacties voor finetuningtransacties uit te voeren op elke werkdag van het Eurosysteem. Alleen die NCB's waarvoor de transactiedag, de afwikkelingsdatum en de einddatum als werkdag geldt, nemen deel aan dergelijke transacties.

2.   Bilaterale transacties voor structurele transacties die worden uitgevoerd door middel van onvoorwaardelijke aan- of verkopen van waardepapier worden gewoonlijk uitgevoerd en afgerekend op dagen die in alle eurogebiedlidstaten werkdagen van de NCB zijn.

HOOFDSTUK 2

Procedures voor het afwikkelen van monetairbeleidstransacties van het Eurosysteem

Artikel 49

Overzicht van procedures voor het afwikkelen van transacties

1.   Betalingsopdrachten die gemoeid zijn met de deelname aan openmarkttransacties of het gebruik van de permanente faciliteiten, worden afgewikkeld via de door de wederpartijen bij de NCB's aangehouden rekeningen of via de rekeningen bij een verevenende bank die aan Target2 deelneemt.

2.   Betalingsopdrachten die betrekking hebben op deelname aan liquiditeitsverruimende openmarkttransacties of gebruik van de marginale beleningsfaciliteit, worden slechts afgewikkeld op het tijdstip van of na de onherroepelijke overdracht van de beleenbare activa die als onderpand dienen voor de transactie. Voor dit doel zullen wederpartijen:

a)

de beleenbare activa vooraf moeten deponeren bij een NCB; of

b)

de beleenbare activa moeten verrekenen met een NCB op basis van levering-tegen-betaling.

Artikel 50

Afwikkeling van openmarkttransacties

1.   Het Eurosysteem streeft ernaar transacties met betrekking tot zijn openmarkttransacties gelijktijdig af te wikkelen in alle eurogebiedlidstaten met alle wederpartijen die voldoende beleenbare activa als onderpand hebben geleverd. Als gevolg van operationele beperkingen en de technische kenmerken (bv. van effectenafwikkelingssystemen), kan het precieze tijdstip van verevening van openmarkttransacties binnen dezelfde dag echter verschillen in de eurogebiedlidstaten.

2.   De indicatieve afwikkelingsdata samengevat in tabel 8.

Tabel 8

Indicatieve afwikkelingsdata voor openmarkttransacties van het Eurosysteem  (16)

Monetairbeleidsinstrument

Afwikkelingsdatum voor openmarkttransacties op basis van standaardtenders

Afwikkelingsdatum voor openmarkttransacties op basis van snelle tenders of een bilaterale transacties

Transacties met wederinkoop

T + 1

T

Onvoorwaardelijke aan- of verkopen van waardepapier

Conform de marktpraktijk voor de beleenbare activa

Uitgifte van ECB-schuldbewijzen

T + 2

-

Deviezenswaps

T, T + 1 of T + 2

Aantrekken van termijndeposito's

T

Artikel 51

Afwikkeling van openmarkttransacties die worden uitgevoerd door middel van standaardtenders

1.   Het Eurosysteem tracht openmarkttransacties die door middel van standaardtenders worden uitgevoerd af te wikkelen op de eerste dag na de handelsdag waarop Target2 en alle desbetreffende effectenafwikkelingsystemen zijn geopend.

2.   De afwikkelingsdata voor basisherfinancieringstransacties en reguliere langerlopende herfinancieringstransacties worden vooraf gespecificeerd in de indicatieve kalender voor de regelmatige tenders van het Eurosysteem. Als de normale afwikkelingsdatum samenvalt met een officiële vrije dag, kan de ECB besluiten een andere verrekeningsdatum toe te passen, met inbegrip van verrekening op dezelfde dag. Het Eurosysteem streeft ernaar te verzekeren dat het tijdstip waarop de basisherfinancieringstransacties en de langerlopende herfinancieringstransacties worden afgewikkeld, doorgaans samenvalt met het tijdstip waarop een vorige transactie met een overeenkomstige looptijd wordt afgewikkeld.

3.   De uitgifte van ECB-schuldbewijzen wordt afgewikkeld op de tweede dag na de handelsdag waarop Target2 en alle desbetreffende effectenafwikkelingssystemen zijn geopend.

Artikel 52

Afwikkeling van openmarkttransacties die worden uitgevoerd door middel van snelle tenders of bilaterale transacties

1.   Het Eurosysteem tracht openmarkttransacties die door middel van snelle tenders of bilaterale transacties worden uitgevoerd af te wikkelingen op de handelsdag. Er kunnen andere afwikkelingsdata worden toegepast, met name voor onvoorwaardelijke aan- of verkopen van waardepapier en deviezenswaps.

2.   Finetuningtransacties en door middel van onvoorwaardelijke aan- of verkopen van waardepapier uitgevoerde structurele transacties die worden uitgevoerd door middel van bilaterale transacties worden decentraal via de NCB's afgewikkeld.

Artikel 53

Verdere bepalingen met betrekking tot afwikkeling en dagultimoprocedures

1.   Onverminderd de vereisten die in dit hoofdstuk zijn vastgelegd, kunnen verdere bepalingen met betrekking tot afwikkeling worden vastgelegd in de contracten of reglementen die door de NCB's of de ECB voor het desbetreffende monetairbeleidsinstrument worden gehanteerd.

2.   De dagultimoprocedures zijn vastgelegd in de documentatie met betrekking tot het Target2-kader.

Artikel 54

Aangehouden reserves en extra reserves

1.   Krachtens artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1745/2003 (ECB/2003/9), kan een door een wederpartij bij een NCB aangehouden vereveningsrekening als reserverekening worden gebruikt. Op vereveningsrekeningen aangehouden reserves kunnen worden gebruikt voor afwikkelingen gedurende de dag. De dagelijks aangehouden reserves van een wederpartij worden berekend als het saldo op diens reserverekening aan het einde van de dag. Voor de toepassing van dit artikel heeft „reserverekening” dezelfde betekenis als in Verordening (EG) nr. 1745/2003 (ECB/2003/9).

2.   Op aangehouden reserves die groter zijn dan de uit hoofde van Verordening (EG) nr. 2531/98 en Verordening (EG) nr. 1745/2003 (ECB/2003/9) vereiste minimumreserves is een rentevergoeding van nul % van toepassing, of de depositorente, naar gelang welke waarde de laagste is.

DEEL DRIE

IN AANMERKING KOMENDE WEDERPARTIJEN

Artikel 55

Criteria voor deelname aan monetairbeleidstransacties van het Eurosysteem

Met betrekking tot monetairbeleidstransacties van het Eurosysteem, staat het Eurosysteem met inachtneming van artikel 57 alleen deelname toe door instellingen die aan de criteria in dit artikel voldoen:

a)

zij zijn conform artikel 19.1 van de statuten van het ESCB onderworpen aan het stelsel van reserveverplichtingen van het Eurosysteem en zijn niet uitgezonderd van hun verplichtingen ingevolge het stelsel van reserveverplichtingen van het Eurosysteem krachtens Verordening (EG) nr. 2531/98 en Verordening (EG) nr. 1745/2003 (ECB/2003/9);

b)

ze zijn financieel gezond;

c)

ze zijn een van het volgende:

i)

onderworpen te zijn aan ten minste één vorm van binnen de Unie/EER geharmoniseerd, door bevoegde autoriteiten uitgeoefend toezicht in overeenstemming met Richtlijn 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 575/2013;

ii)

overheidskredietinstellingen te zijn in de zin van artikel 123, lid 2, van het Verdrag, die onderworpen zijn aan toezicht dat vergelijkbaar is met de standaarden voor toezicht door een bevoegde autoriteit krachtens Richtlijn 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 575/2013;

iii)

instellingen te zijn die onderworpen zijn aan niet-geharmoniseerd toezicht door bevoegde autoriteiten dat aan vergelijkbare normen voldoet als binnen de Unie/EER geharmoniseerd toezicht door bevoegde autoriteiten krachtens Richtlijn 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 575/2013, zoals bijkantoren die gevestigd zijn in eurogebiedlidstaten van instellingen die zijn opgericht buiten de EER;

iv)

ze dienen te voldoen aan alle operationele criteria die zijn vastgelegd in de door de eigen NCB of de ECB toegepaste contracten of reglementen met betrekking tot het specifieke instrument of de specifieke transactie.

Artikel 56

Toegang tot openmarkttransacties die worden uitgevoerd door middel van standaardtenders en tot permanente faciliteiten

1.   Instellingen die voldoen aan de criteria op grond van artikel 55 hebben toegang tot alle volgende monetairbeleidstransacties van het Eurosysteem:

a)

permanente faciliteiten;

b)

openmarkttransacties die worden uitgevoerd door middel van standaardtenders.

2.   Toegang tot de permanente faciliteiten of openmarkttransacties die worden uitgevoerd door middel van standaardtenders wordt slechts verleend aan instellingen die voldoen aan de criteria op grond van artikel 55 via hun eigen NCB.

3.   Wanneer een instelling die voldoet aan de criteria op grond van artikel 55 vestigingen, bijvoorbeeld een hoofdkantoor of bijkantoren heeft in meer dan een eurogebiedlidstaat, kan iedere vestiging die voldoet aan de criteria op grond van artikel 55 een beroep doen op de permanente faciliteiten of op de openmarkttransacties die worden uitgevoerd door middel van standaardtenders via zijn eigen NCB.

4.   Inschrijvingen voor openmarkttransacties die worden uitgevoerd door middel van standaardtenders en voor een beroep op de permanente faciliteiten worden slechts ingediend door een vestiging per eurogebiedlidstaat, d.w.z. ofwel door het hoofdkantoor of door een daartoe aangewezen bijkantoor.

Artikel 57

Keuze van wederpartijen voor toegang tot openmarkttransacties die worden uitgevoerd door middel van standaardtenders of bilaterale transacties

1.   Voor openmarkttransacties die worden uitgevoerd door middel van standaardtenders of bilaterale transacties worden wederpartijen gekozen in overeenstemming met lid 2 tot en met 4.

2.   Voor structurele transacties, uitgevoerd door middel van onvoorwaardelijke aan- of verkopen van waardepapier, die worden uitgevoerd door middel van bilaterale transacties, wordt er geen beperking gesteld aan het scala van wederpartijen. Voor structurele transacties, uitgevoerd door middel van onvoorwaardelijke aan- of verkopen van waardepapier, die worden uitgevoerd door middel van snelle tenders, zijn de criteria op basis van artikel 57, lid 3, onder b), van toepassing.

3.   Voor finetuningtransacties die worden uitgevoerd door middel van snelle tenders of bilaterale transacties, worden wederpartijen als volgt gekozen:

a)

Voor finetuningtransacties die worden uitgevoerd door middel van deviezenswaps voor monetairbeleidsdoeleinden en uitgevoerd door middel van snelle tenders of bilaterale transacties, is het scala van wederpartijen dezelfde als het scala van entiteiten die zijn geselecteerd voor deviezeninterventies van het Eurosysteem en die gevestigd zijn in eurogebiedlidstaten. Wederpartijen voor deviezenswaps voor monetairbeleidsdoeleinden door middel van snelle tenders of bilaterale transacties hoeven niet te voldoen aan de criteria die zijn neergelegd in artikel 55. De selectiecriteria voor wederpartijen die deelnemen aan deviezeninterventies van het Eurosysteem zijn gebaseerd op de principes van prudentieel handelen en doelmatigheid, zoals neergelegd in bijlage V. De NCB's kunnen limietsystemen hanteren teneinde kredietrisico's te beheersen ten opzichte van afzonderlijke wederpartijen die deelnemen aan deviezenswaps ten behoeve van het monetaire beleid.

b)

Voor finetuningtransacties die worden uitgevoerd door middel van transacties met wederinkoop of door middel van het aantrekken van termijndeposito's en die worden uitgevoerd door middel van snelle tenders of bilaterale transacties, kiest iedere NCB ten behoeve van een specifieke transactie wederpartijen uit de instellingen die aan de criteria voor wederpartijen van artikel 55 voldoen en die zijn gevestigd in haar eurogebiedlidstaat. De selectie wordt primair gebaseerd op de activiteiten van de betreffende instelling op de geldmarkt. Additionele selectiecriteria kunnen toegepast worden door de NCB, zoals het vermogen om transacties doelmatig te verrichten en het vermogen voor grote bedragen in te schrijven.

4.   Indien de Raad van bestuur van de ECB krachtens artikel 45, lid 3, besluit dat de ECB, ofwel zelf of door middel van of een of meer NCB's, finetuningtransacties uitvoert door middel van bilaterale transacties, zal de ECB haar wederpartijen bij toerbeurt kiezen uit die wederpartijen die in aanmerking komen voor deelname aan snelle tenders en bilaterale transacties.

5.   Onverminderd lid 1 tot en met 4, kunnen openmarkttransacties die worden uitgevoerd door middel van snelle tenders of bilaterale transacties ook uitgevoerd worden met een breder scala aan wederpartijen dan in lid 2 tot en met 4 aangeduid, indien hiertoe wordt besloten door de Raad van bestuur van de ECB.

DEEL VIER

BELEENBARE ACTIVA

TITEL I

ALGEMENE BEGINSELEN

Artikel 58

Beleenbare activa en aanvaarde zekerheidstellingstechnieken die voor Eurosysteemkrediettransacties worden gebruikt

1.   Het Eurosysteem past een enkelvoudig kader voor beleenbare activa toe voor alle Eurosysteemkrediettransacties zoals vastgelegd in dit richtsnoer.

2.   Teneinde te kunnen deelnemen aan Eurosysteemkrediettransacties, leveren wederpartijen activa aan bij het Eurosysteem die gebruikt kunnen worden als onderpand voor dergelijke transacties. Gezien het feit dat Eurosysteemkrediettransacties intradaykrediet omvatten, dient onderpand dat door wederpartijen wordt verschaft met betrekking tot intradaykrediet ook te voldoen aan de beleenbaarheidscriteria van dit richtsnoer, zoals uiteengezet in richtsnoer ECB/2012/27.

3.   Wederpartijen verschaffen beleenbare activa door:

a)

de overdracht van eigendom, in de juridische vorm van een repo; of

b)

de vestiging van een zekerheidsbelang, d.w.z. pandingrecht, cessie of bezwaring die is verleend op de betreffende activa, in de juridische vorm van een lening tegen onderpand,

in beide gevallen op grond van nationale contracten of reglementen die door de eigen NCB zijn ingesteld en vastgelegd.

4.   Wanneer wederpartijen beleenbare activa verschaffen als onderpand, kan de eigen NCB verlangen dat de beleenbare activa ofwel voor een specifieke transactie worden aangemerkt ofwel in een onderpanddepot worden aangehouden, afhankelijk van welk onderpandbeheersysteem zij gebruikt.

5.   Tussen de verhandelbare en niet-verhandelbare activa wordt met betrekking tot de kwaliteit van de activa en hun beleenbaarheid voor de verschillende soorten Eurosysteemkrediettransacties geen onderscheid gemaakt.

6.   Onverminderd de in lid 2 vermelde verplichting dat wederpartijen beleenbare activa verschaffen aan het Eurosysteem, kan het Eurosysteem op verzoek advies verstrekken aan wederpartijen ten aanzien van de beleenbaarheid van verhandelbare activa indien deze reeds zijn uitgegeven of met betrekking tot beleenbaarheid van niet-verhandelbare activa indien reeds om de aanlevering van deze activa is verzocht. Het Eurosysteem geeft geen advies voorafgaande aan deze gebeurtenissen.

Artikel 59

Algemene aspecten van het Eurosysteemkredietbeoordelingskader voor beleenbare activa

1.   Als een van de beleenbaarheidscriteria voldoen activa aan de hoge kredietstandaarden zoals gespecificeerd in het Eurosysteemkredietbeoordelingskader (ECAF) (Eurosystem Credit Assessment Framework).

2.   Het ECAF legt de procedures, regels en technieken vast waarmee wordt gegarandeerd dat het Eurosysteemvereiste van hoge kwaliteitseisen voor beleenbare activa wordt aangehouden en dat beleenbare activa voldoen aan de kredietkwaliteitsvereisten zoals gedefinieerd door het Eurosysteem.

3.   Ten behoeve van het ECAF definieert het Eurosysteem kredietkwaliteitsvereisten in de vorm van kredietkwaliteitscategorieën door het instellen van drempelwaardes voor de kans op wanbetaling over een periode van een jaar, als volgt:

a)

Het Eurosysteem beschouwt een maximale kans op wanbetaling van 0,10 % over een periode van een jaar als gelijkwaardig aan het kredietkwaliteitsvereiste van kredietkwaliteitscategorie 2 en een maximale kans op wanbetaling van 0,40 % over een periode van een jaar als gelijkwaardig aan het kredietkwaliteitsvereiste van kredietkwaliteitscategorie 3, welke beoordeling regelmatig wordt heroverwogen.

b)

Alle beleenbare activa voor Eurosysteemkrediettransacties voldoen minimaal aan een kredietkwaliteitsvereiste dat correspondeert met kredietkwaliteitscategorie 3. Aanvullende kredietkwaliteitsvereisten voor specifieke activa worden toegepast door het Eurosysteem in overeenstemming met titel II en III van deel vier.

4.   Het Eurosysteem publiceert informatie met betrekking tot de kredietkwaliteitscategorieën op de ECB-website in de vorm van de geharmoniseerde ratingschaal van het Eurosysteem, inclusief de toewijzing van kredietbeoordelingen, die zijn verschaft door de geaccepteerde externe kredietbeoordelingsinstellingen (EKBI's) en ratinginstrumenten (rating tools ofwel RT's) van derden, aan kredietkwaliteitscategorieën.

5.   Bij de beoordeling van de kredietkwaliteitsvereisten, houdt het Eurosysteem rekening met kredietbeoordelingsinformatie van kredietbeoordelingsystemen uit een van de vier bronnen, zulks overeenkomstig titel V van deel vier.

6.   Als onderdeel van de beoordeling van de kredietstandaard van een specifiek activum, kan het Eurosysteem rekening houden met institutionele criteria en eigenschappen die de houder van het activum een vergelijkbare bescherming bieden, zoals waarborgen. Het Eurosysteem behoudt zich het recht voor om op basis van alle informatie die het relevant acht voor de verzekering van voldoende risicobescherming van het Eurosysteem, te bepalen of een emissie, emittent, debiteur of garant aan de kredietkwaliteitsvereisten van het Eurosysteem voldoet.

7.   Het ECAF hanteert de definitie van „wanbetaling” zoals neergelegd in Richtlijn 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 575/2013.

TITEL II

BELEENBAARHEIDSCRITERIA EN KREDIETKWALITEITSVEREISTEN VOOR VERHANDELBARE ACTIVA

HOOFDSTUK 1

Beleenbaarheidscriteria voor verhandelbare activa

Artikel 60

Beleenbaarheidscriteria met betrekking tot alle soorten verhandelbare activa

Teneinde in aanmerking te komen als onderpand voor Eurosysteemkrediettransacties, zijn verhandelbare activa schuldbewijzen die voldoen aan de beleenbaarheidscriteria die zijn neergelegd in afdeling 1, met uitzondering van bepaalde specifieke typen verhandelbare activa, die worden behandeld in afdeling 2.

Artikel 61

Lijst van beleenbare verhandelbare activa en rapportageregels

1.   De ECB publiceert een bijgewerkte lijst van beleenbare verhandelbare activa op haar website, in overeenstemming met de op haar website aangegeven methoden, en actualiseert deze iedere weekdag. De op basis van artikel 87, lid 3, beoordeelde activa worden niet gepubliceerd op deze lijst van beleenbare verhandelbare activa.

2.   De NCB die een specifiek verhandelbaar activum aanmeldt bij de ECB is in de regel de NCB van het land waar het verhandelbare activum is toegelaten tot de handel.

Afdeling 1

Algemene beleenbaarheidscriteria voor verhandelbare activa

Artikel 62

Hoofdsom van verhandelbare activa

1.   Teneinde beleenbaar te zijn, dienen schuldbewijzen tot hun finale aflossing:

a)

een vaste en onvoorwaardelijke hoofdsom te hebben; of

b)

een onvoorwaardelijke hoofdsom die op een bepaald moment forfaitair gekoppeld is aan slechts één inflatie-index van het eurogebied, zulks zonder andere complexe structuren.

2.   Schuldbewijzen met een hoofdsom die op een bepaald moment slechts aan één inflatie-index van het eurogebied gekoppeld zijn, zijn eveneens toelaatbaar, aangezien de couponstructuur gelijk is aan datgene wat is vastgelegd in artikel 63, lid 1, onder b), i), vierde gedachtestreepje, en is gekoppeld aan dezelfde inflatie-index van het eurogebied.

3.   Activa met waarborgen of andere daaraan verbonden soortgelijke rechten zijn niet beleenbaar.

Artikel 63

Aanvaardbare couponstructuren voor verhandelbare activa

1.   Teneinde beleenbaar te zijn, moeten schuldbewijzen tot de finale aflossing een van de volgende couponstructuren hebben:

a)

vastrentende coupons, nulcoupons en getrapte coupons (multi-step coupons) met een vooraf vastgesteld couponverloop en vooraf vastgestelde couponwaarden die niet in een negatieve kasstroom mogen resulteren, of

b)

variabele coupons die niet in een negatieve kasstroom mogen resulteren en de volgende structuur hebben: couponrente = (referentierente * 1) ± x, met f ≤ couponrente ≤ c, waarbij:

i)

de referentierente is slechts één van de volgende op een bepaald moment:

een eurogeldmarktrente, bv. Euribor, Libor of dergelijke indices;

een vaste rente bij een looptijdswap (constant maturity swap rate), bv. CMS, EIISDA, EUSA;

het rendement van één index, of meerdere, van overheidsobligaties uit het eurogebied met een looptijd van één jaar of minder;

een inflatie-index van het eurogebied; en

ii)

f (bodem), c (plafond), l (hefboomfactor/afbouw hefboomfactor) en x (marge) zijn, indien van toepassing, cijfers die hetzij bij de uitgifte vastgesteld, hetzij vastgelegd zijn en in de loop van de tijd slechts kunnen veranderen volgens een vooraf bij uitgifte vastgelegd verloop, indien f en c groter zijn dan of gelijk zijn aan nul en l groter is dan 0 gedurende de gehele looptijd van het activum. Voor variabele coupons met inflatie-index als referentierente, is l gelijk aan één.

2.   Schuldbewijzen met een variabele coupon zoals vermeld in lid 1, onder b), worden geacht niet beleenbaar te zijn indien op enig moment na toepassing van de couponrenteformule, de couponrente resulteert in een negatieve waarde.

3.   Een couponstructuur die niet voldoet aan lid 1 en 2 is niet beleenbaar, inclusief gevallen waar slechts een deel van de beloningsstructuur, zoals een premie, niet voldoet.

4.   Voor de toepassing van dit artikel geldt dat, indien de coupon ofwel een vaste getrapte ofwel een variabele getrapte coupon is, de beoordeling van de betreffende couponstructuur gebaseerd wordt op de gehele looptijd van het activum, zowel vooruitziend alsook in retroperspectief.

5.   Aanvaardbare couponstructuren hebben geen emittentenoptionaliteiten, d.w.z. dat wijzigingen in de couponstructuur die een besluit van de emittent vereisen, gedurende de gehele looptijd van het activum niet zijn toegestaan, zowel vooruitziend alsook in retroperspectief.

Artikel 64

Niet-achterstelling met betrekking tot verhandelbare activa

Beleenbare schuldbewijzen mogen geen rechten op de hoofdsom en/of de interest genereren die zijn achtergesteld zijn ten opzichte van de rechten van houders van andere schuldbewijzen van dezelfde emittent.

Artikel 65

Denominatievaluta van verhandelbare activa

Teneinde beleenbaar te zijn, luiden schuldbewijzen in euro of in een van de voormalige valuta van de eurogebiedlidstaten.

Artikel 66

Plaats van uitgifte van verhandelbare activa

1.   Met inachtneming van lid 2 moeten schuldbewijzen, teneinde beleenbaar te zijn, uitgegeven zijn in de EER bij een centrale bank of bij een effectenafwikkelingssysteem dat positief is beoordeeld op basis van het Eurosysteemgebruikersbeoordelingskader.

2.   Met betrekking tot schuldbewijzen die zijn uitgegeven of gegarandeerd door een niet-financiële vennootschap waarvoor geen kredietbeoordeling is afgegeven door een aanvaard EKBI-systeem ten aanzien van de uitgifte, uitgever of garantiegever, moet de plaats van uitgifte binnen het eurogebied liggen.

3.   Internationale schuldbewijzen die zijn uitgegeven via de internationale effectenbewaarinstellingen Euroclear Bank (België) en Clearstream Banking Luxembourg voldoen naargelang het geval wel aan de volgende criteria:

a)

Internationale wereldwijde schuldbewijzen aan toonder worden uitgegeven in de vorm van new global notes (NGN's) en moeten worden gedeponeerd bij een common safekeeper (CSK) die een internationale effectenbewaarinstelling of een centrale effectenbewaarinstelling is, die positief is beoordeeld op basis van het Eurosysteemgebruikersbeoordelingskader. In afwijking hiervan is dit niet van toepassing op als internationale wereldwijde uitgegeven schuldbewijzen aan toonder die vóór 1 januari 2007 als „classical global notes” zijn uitgegeven, en fungibele doorlopende uitgiften van dergelijke notes met dezelfde ISIN-code, ongeacht de datum van de doorlopende uitgifte.

b)

Internationale wereldwijde schuldbewijzen op naam worden uitgegeven onder de nieuwe bewaringsstructuur voor internationale schuldbewijzen. In afwijking hiervan is dit niet van toepassing op internationale wereldwijde schuldbewijzen op naam die zijn uitgegeven voor 1 oktober 2010.

c)

Internationale schuldbewijzen in de vorm van individuele notes zijn niet beleenbaar tenzij ze zijn uitgegeven in de vorm van individuele notes voor 1 oktober 2010.

Artikel 67

Afwikkelingsprocedures voor verhandelbare activa

1.   Teneinde beleenbaar te zijn, dienen schuldbewijzen giraal overdraagbaar te zijn en aangehouden en verevend te worden in eurogebiedlidstaten via een rekening bij een NCB of een effectenafwikkelingssysteem dat positief is beoordeeld op basis van het Eurosysteemgebruikersbeoordelingskader, zodat de totstandkoming en uitwinning van onderpand is onderworpen aan de wetten van een eurogebiedlidstaat.

2.   Indien de centrale effectenbewaarinstelling/effectenafwikkelingssysteem waar het activum is uitgegeven en de centrale effectenbewaarinstelling/effectenafwikkelingssysteem waar het activum wordt aangehouden niet dezelfde zijn, dienen in het kader van beleenbaarheid beide instellingen verbonden te zijn via een koppeling die positief is beoordeeld op basis van het Eurosysteemgebruikersbeoordelingskader in overeenstemming met artikel 150.

Artikel 68

Aanvaardbare markten voor verhandelbare activa

1.   Teneinde beleenbaar te zijn, dienen schuldbewijzen tot de handel op een gereglementeerde markt toegelaten te zijn conform de definitie in Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad (17), of toegelaten te zijn tot de handel op bepaalde niet-gereguleerde markten.

2.   De ECB publiceert de lijst van aanvaarde niet-gereguleerde markten op haar website en werkt deze ten minste eenmaal per jaar bij.

3.   De beoordeling van niet-gereguleerde markten door het Eurosysteem is gebaseerd op de volgende beginselen van veiligheid, transparantie en toegankelijkheid:

a)

Veiligheid heeft betrekking op zekerheid met betrekking tot transacties, met name zekerheid met betrekking tot de geldigheid en afdwingbaarheid van transacties.

b)

Transparantie wordt geïnterpreteerd als onbelemmerde toegang tot informatie over de op de desbetreffende markt geldende regels betreffende procedures en bedrijfsvoering, de financiële kenmerken van de activa, het prijsvormingsmechanisme en de desbetreffende prijzen en hoeveelheden, bijvoorbeeld koersen, rentetarieven, handelsvolumen en uitstaande bedragen.

c)

Toegankelijkheid heeft betrekking op de mogelijkheid voor het Eurosysteem deel te nemen aan en toegang te hebben tot de markt. Een markt wordt geacht toegankelijk te zijn wanneer de regels daarvan betreffende procedures en bedrijfsvoering het mogelijk maken voor het Eurosysteem om informatie te verkrijgen en transacties te verrichten wanneer dit voor deze doeleinden nodig is.

4.   Het selectieproces voor niet-gereguleerde markten wordt uitsluitend gedefinieerd in termen van de uitoefening van de onderpandbeheerfunctie van het Eurosysteem en moet niet beschouwd worden als een beoordeling door het Eurosysteem van de intrinsieke kwaliteit van enige markt.

Artikel 69

Type emittent of garant voor verhandelbare activa

1.   Teneinde beleenbaar te zijn, dienen schuldbewijzen uitgegeven of gegarandeerd te worden door centrale banken van lidstaten, publiekrechtelijke lichamen, agentschappen, kredietinstellingen, financiële instellingen, met uitzondering van kredietinstellingen, niet-financiële vennootschappen, multilaterale ontwikkelingsbanken of internationale organisaties.

2.   In aanvulling op die banken en organisaties zoals aangewezen in artikel 117, lid 2, en artikel 118 van Verordening (EU) nr. 575/2013, kan het Eurosysteem een entiteit erkennen als multilaterale ontwikkelingsbank of internationale organisatie, zoals bedoeld in dit richtsnoer op basis van een beoordeling die betrekking heeft op alle hiernavolgende criteria:

a)

de entiteit is een organisatie met een wereldwijd of regionaal mandaat, die nationale grenzen overschrijdt;

b)

de entiteit wordt voornamelijk gefinancierd met bijdragen van nationale overheden of organisaties of entiteiten die aan de nationale overheden zijn verbonden;

c)

de doelstelling van de entiteit strookt met de beleidsvoering van de Unie.

Artikel 70

Plaats van vestiging van de emittent of garant

1.   Teneinde beleenbaar te zijn, moeten schuldbewijzen uitgegeven zijn door een emittent die is gevestigd in de EER of in een niet-EER G10-land, met inachtneming van de uitzonderingen in lid 3 tot en met 6.

2.   Teneinde in aanmerking te komen, moet een garant van een schuldbewijs gevestigd zijn in de EER, tenzij een waarborg niet nodig is om de kredietkwaliteitsvereisten voor specifieke schuldbewijzen vast te stellen, met inachtneming van de in lid 3 en 4 vermelde uitzonderingen. De mogelijkheid tot gebruik van een EKBI-beoordeling van garanten ter vaststelling van de betreffende kredietkwaliteitsvereisten voor specifieke schuldbewijzen is omschreven in artikel 84.

3.   Ten aanzien van schuldbewijzen die zijn uitgegeven of gegarandeerd door niet-financiële vennootschappen en waarvoor geen kredietbeoordeling van een aanvaarde EKBI bestaat voor de emissie, emittent of garant, moet de emittent of garant gevestigd zijn in een eurogebiedlidstaat.

4.   Ten aanzien van schuldbewijzen die zijn uitgegeven of gegarandeerd door multilaterale ontwikkelingsbanken of internationale organisaties, geldt het criterium ten aanzien van de plaats van vestiging niet en deze zijn dus beleenbaar ongeacht hun plaats van vestiging.

5.   Ten aanzien van effecten op onderpand van activa dient de emittent gevestigd te zijn in de EER in overeenstemming met artikel 74.

6.   Schuldbewijzen die zijn uitgegeven door emittenten die zijn gevestigd in niet-EER G10-landen worden slechts als beleenbaar beschouwd indien het Eurosysteem naar tevredenheid heeft vastgesteld dat zijn rechten op passende wijze beschermd zouden zijn op basis van de wetgeving van het betreffende niet-EER G10-land. Hiervoor wordt een juridische beoordeling die qua vorm en inhoud acceptabel is voor het Eurosysteem overgelegd aan de betreffende NCB, alvorens de betreffende schuldbewijzen als beleenbaar beschouwd kunnen worden.

Artikel 71

Kredietkwaliteitsvereisten voor verhandelbare activa

Om beleenbaar te zijn moeten schuldbewijzen voldoen aan de kredietkwaliteitsvereisten zoals vermeld in hoofdstuk 2, tenzij anders bepaald.

Afdeling 2

Specifieke beleenbaarheidscriteria voor bepaalde typen verhandelbare activa

Onderafdeling 1

Specifieke beleenbaarheidscriteria voor effecten op onderpand van activa

Artikel 72

Beleenbaarheidscriteria voor effecten op onderpand van activa

Teneinde beleenbaar te zijn voor Eurosysteemkrediettransacties dienen effecten op onderpand van activa te voldoen aan de algemene beleenbaarheidscriteria die betrekking hebben op alle soorten verhandelbare activa en die zijn neergelegd in afdeling 1 met uitzondering van de in artikel 62 vermelde vereisten met betrekking tot de hoofdsom en daarnaast de specifieke beleenbaarheidscriteria van deze onderafdeling.

Artikel 73

Homogeniteit en samenstelling van de kasstroomgenererende activa

1.   Opdat effecten op onderpand van activa beleenbaar zijn, dienen alle kasstroomgenererende activa die dienen als onderpand voor de effecten op onderpand van activa homogeen te zijn, dat wil zeggen dat het mogelijk is dat ze gerapporteerd worden op basis van een van de hiernavolgende reeds bestaande leningsgewijze sjablonen:

a)

hypotheekleningen op niet-zakelijk onroerend goed;

b)

commercieel hypothecair krediet;

c)

leningen aan kleine en middelgrote bedrijven (kmo);

d)

autoleningen;

e)

consumptief krediet;

f)

uitstaande leasingvorderingen;

g)

kredietkaartontvangsten.

2.   Het Eurosysteem kan een effect op onderpand van activa als niet homogeen aanmerken na beoordeling van de gegevens die door een wederpartij zijn verschaft.

3.   Effecten op onderpand van activa mogen geen kasstroomgenererende activa bevatten die rechtstreeks afkomstig zijn van de SPV die de effecten op onderpand van activa heeft uitgegeven.

4.   De kasstroomgenererende activa mogen niet bestaan, geheel noch gedeeltelijk, daadwerkelijk noch potentieel, uit tranches van andere effecten op onderpand van activa. Dit criterium sluit effecten op onderpand van activa niet uit indien de emissiestructuur twee SPV's omvat en met betrekking tot die SPV's is voldaan aan het „echte verkoop”-vereiste, waardoor de door de tweede SPV uitgegeven schuldbewijzen direct of indirect zijn gedekt door de oorspronkelijke pool van activa en alle kasstromen van de kasstroomgenererende activa van het eerste naar het tweede SPV worden overgedragen.

5.   De kasstroomgenererende activa mogen, geheel noch gedeeltelijk, daadwerkelijk noch potentieel, geen credit-linked notes, swaps of derivaten, synthetische effecten of soortgelijke vorderingen zijn; Deze beperking omvat geen swaps die in transacties van effecten op onderpand van activa strikt voor risicodekkingsdoeleinden worden gebruikt.

6.   Onverminderd de beleenbaarheidscriteria van deze onderafdeling, omvatten de kasstroom genererende activa, die onderpand vormen voor door commercieel hypothecair krediet gedekte effecten, geen leningen die op enigerlei tijdstip gestructureerd, gesyndiceerd of van hefboomfinanciering voorzien zijn. Voor de toepassing van dit criterium betekent „gestructureerde lening” een structuur die achtergestelde tranches omvat; „gesyndiceerde lening” verwijst naar een lening die is verschaft door een groep geldverschaffers in een leningsyndicaat en „hefboomfinancieringslening” verwijst naar een lening die is verschaft aan een bedrijf dat reeds een belangrijke schuldenlast heeft, zoals een financiering voor een buy-out of een overname, waar de lening wordt gebruikt voor de aanschaf van de aandelen van een bedrijf die ook de debiteur van de lening is.

7.   Indien de kasstroomgenererende activa die dienen als onderpand voor de effecten op onderpand van activa uitstaande leasingvorderingen met restwaardes omvatten, behouden de effecten op onderpand van activa die op de lijst van beleenbare activa stonden op 1 mei 2015 hun beleenbaarheid tot 31 augustus 2015.

Artikel 74

Geografische beperkingen met betrekking tot effecten op onderpand van activa en kasstroomgenererende activa

1.   De emittent van effecten op onderpand van activa dient een in de EER gevestigde SPV te zijn.

2.   De kasstroomgenererende activa worden geïnitieerd door een in de EER gevestigde initiator en worden verkocht aan de SPV door de initiator of door een in de EER gevestigde tussenpersoon.

3.   Voor de toepassing van lid 2 wordt een hypotheektrustee of een vorderingentrustee geacht een tussenpersoon te zijn. Effecten op onderpand van activa die per 1 mei 2015 op de lijst van beleenbare verhandelbare activa staan en niet voldoen aan lid 2 ten aanzien van de plaats van vestiging van een hypotheektrustee of een vorderingentrustee, blijven beleenbaar tot 1 mei 2016 mits wordt voldaan aan alle andere van toepassing zijnde beleenbaarheidscriteria.

4.   De debiteuren en crediteuren van de kasstroomgenererende activa moeten gevestigd zijn (of, indien het natuurlijke personen betreft, ingezeten zijn) in de EER. Enige bijbehorende zekerheid moet zich in de EER bevinden en het recht dat van toepassing is op de kasstroomgenererende activa moet het recht van een EER-land zijn.

Artikel 75

Verkrijging van kasstroomgenererende activa door de SPV

1.   De verkrijging van kasstroomgenererende activa dient te worden beheerst door de wetgeving van een lidstaat.

2.   De kasstroomgenererende activa moeten door de SPV worden verkregen van de initiator of een tussenpersoon zoals vastgelegd in artikel 74, lid 2, op een wijze die het Eurosysteem als een „echte verkoop” beschouwt die ten overstaan van iedere derde afdwingbaar is, en niet kan worden aangetast door de initiator en zijn crediteuren of de tussenpersoon en diens crediteuren, hetgeen ook geldt in geval van een faillissement van de initiator of de tussenpersoon;

Artikel 76

Beoordeling van terugvorderingsregels voor effecten op onderpand van activa

1.   Effecten op onderpand van activa worden slechts als beleenbaar beschouwd indien het Eurosysteem heeft geoordeeld dat zijn rechten naar behoren zouden worden beschermd door de wetgeving van het betreffende EER-land tegen door het Eurosysteem relevant geachte terugvorderingsbepalingen. In dit kader kan het Eurosysteem, voordat de effecten op onderpand van activa als beleenbaar kunnen gelden, het volgende verlangen:

a)

een voor het Eurosysteem naar vorm en inhoud aanvaardbare onafhankelijke juridische beoordeling waarin de in het land van toepassing zijnde terugvorderingsregels worden uiteengezet; en/of

b)

andere documenten, zoals een solvabiliteitscertificaat van de overdragende partij voor de verdachte periode, hetgeen een bepaalde periode is gedurende welke de geldigheid van de verkoop van kasstroom genererende activa, die dienen als onderpand voor de effecten op onderpand van activa, kunnen worden vernietigd door een curator.

2.   Terugvorderingsregels die het Eurosysteem als streng beschouwt en daarom niet aanvaardbaar zijn, omvatten:

a)

regels krachtens welke de geldigheid van de verkoop van de kasstroom genererende activa die dienen als onderpand voor de effecten op onderpand van activa, kan worden vernietigd door de curator op de enkele grond dat de verkoop werd gesloten binnen de verdachte periode zoals vermeld in lid 1, onder b), voorafgaande aan de faillietverklaring van de verkoper; of

b)

regels waarbij de verkrijger een dergelijke vernietiging van de geldigheid alleen kan voorkomen indien hij kan bewijzen op het tijdstip van de verkoop niet op de hoogte te zijn geweest van het faillissement van de verkoper.

Voor de toepassing van dit criterium kan de verkoper, naargelang het geval, de initiator of de tussenpersoon zijn.

Artikel 77

Niet-achterstelling van tranches voor effecten op onderpand van activa

1.   Alleen tranches of subtranches van effecten als onderpand voor activa die niet achtergesteld zijn ten opzichte van andere tranches van dezelfde emissie gedurende de looptijd van het activum worden als beleenbaar beschouwd.

2.   Een tranche (of subtranche) wordt als niet-achtergesteld beschouwd ten opzichte van andere tranches of subtranches van dezelfde emissie indien, overeenkomstig de betalingsprioriteit na handhaving, en indien van toepassing, de betalingsprioriteit na versnelling zoals uiteengezet in het prospectus, geen andere tranche of subtranche voorrang krijgt voor die tranche of subtranche ten aanzien van de ontvangst van betaling, d.w.z. hoofdsom en rente, en die tranche of subtranche aldus als laatste van de verschillende tranches of subtranches verliezen neemt.

Artikel 78

Beschikbaarheid van leningsgewijze gegevens voor effecten op onderpand van activa

1.   Alomvattende en gestandaardiseerde leningsgewijze gegevens inzake het depot van kasstroomgenererende activa die dienen als onderpand voor effecten op onderpand van activa worden beschikbaar gesteld in overeenstemming met de in bijlage VIII weergegeven procedures, waaronder de informatie aangaande de vereiste scores inzake gegevenskwaliteit. Bij de beleenbaarheidsbeoordeling houdt het Eurosysteem rekening met: a) niet-ingediende gegevens; en b) hoe vaak in specifieke velden de leningsgewijze gegevens nietszeggend worden bevonden.

2.   Niettegenstaande de vereiste scoringswaardes die zijn uiteengezet in bijlage VIII met betrekking tot leningsgewijze gegevens, kan het Eurosysteem effecten op onderpand van activa met een lagere score dan de vereiste scoringswaarde (A1) na de betrokken overgangsperiode die van toepassing is in overeenstemming met bijlage VIII, als onderpand aanvaarden, zulks van geval tot geval en mits het niet-bereiken van de vereiste score genoegzaam wordt verklaard. Voor iedere genoegzame verklaring stelt het Eurosysteem een maximaal tolerantieniveau en een tolerantiehorizon vast, zoals verder uiteengezet op de website van de ECB. De tolerantiehorizon vermeldt de tijdspanne waarbinnen de gegevenskwaliteit voor de effecten op onderpand van activa verbeterd moet worden.

Artikel 79

Verzoek om gegevens voor effecten op onderpand van activa

Het Eurosysteem behoudt zich het recht voor van enige derde die zij relevant acht, inclusief maar niet beperkt tot de emittent, de initiator en/of de organisator, verduidelijking en/of de juridische bevestiging te verlangen die het Eurosysteem noodzakelijk acht voor de beoordeling van de beleenbaarheid van de effecten op onderpand van activa en tevens inzake de verstrekking van leningsgewijze gegevens. Indien een derde niet voldoet aan een specifiek verzoek, kan het Eurosysteem besluiten de effecten op onderpand van activa niet te aanvaarden als onderpand of kan besluiten de beleenbaarheid van dergelijk onderpand op te schorten.

Onderafdeling 2

Specifieke beleenbaarheidscriteria voor gedekte obligaties, die gedekt worden door effecten op onderpand van activa

Artikel 80

Beleenbaarheidscriteria voor gedekte obligaties die gedekt worden door effecten op onderpand van activa

1.   In geval van gedekte obligaties die gedekt worden door effecten op onderpand van activa, omvat de cover pool van een gedekte obligatie alleen effecten op onderpand van activa die aan alle volgende criteria voldoen:

a)

De kasstroomgenererende activa die dienen als dekking voor de effecten op onderpand van activa voldoen aan de criteria die zijn vermeld in artikel 129, lid 1, onder d) tot en met f), van Verordening (EU) nr. 575/2013 met betrekking tot effecten op onderpand van activa die tot dekking dienen voor gedekte obligaties.

b)

De kasstroomgenererende activa zijn geïnitieerd door een entiteit die nauw verbonden is met de uitgevende instelling van de gedekte obligaties, zoals omschreven in artikel 138.

c)

Ze worden gebruikt als een technisch instrument voor de overdracht van hypothecaire of gegarandeerde onroerend-goed leningen van de initiërende entiteit naar de cover pool van de betreffende gedekte obligatie.

2.   Met inachtneming van lid 4 passen de NCB's de volgende maatregelen toe om te verifiëren dat de cover pool van gedekte obligaties, die gedekt worden door effecten op onderpand van activa, geen effecten op onderpand van activa bevatten die niet voldoen aan lid 1.

a)

De NCB's verzoeken eenmaal per kwartaal om een zelfcertificering en waarborg van de uitgevende instelling waarin wordt bevestigd dat de cover pool van gedekte obligaties die gedekt worden door effecten op onderpand van activa, geen effecten op onderpand van activa bevat die niet voldoen aan lid 1. Het verzoek van de NCB specificeert dat de zelfcertificering moet worden ondertekend door de chief executive officer (CEO), chief financial officer (CFO) of een manager van vergelijkbare rang van de uitgevende instelling, of door een tekenbevoegde namens hen.

b)

De NCB's verzoeken eenmaal per jaar om een bevestiging achteraf van externe accountants of coverpoolbewakers van de uitgevende instelling, waarin wordt bevestigd dat de cover pool van gedekte obligaties, die gedekt worden door effecten op onderpand van activa, gedurende de bewakingsperiode geen effecten op onderpand van activa bevat die niet voldoen aan lid 1.

3.   Indien de uitgevende instelling niet voldoet aan een specifiek verzoek of indien het Eurosysteem van mening is dat de inhoud van een bevestiging niet correct is of niet voldoende is in die mate dat het niet mogelijk is te verifiëren dat de cover pool van gedekte obligaties, die gedekt worden door effecten op onderpand van activa, voldoet aan de criteria van lid 1, besluit het Eurosysteem de gedekte obligaties niet te accepteren als beleenbaar onderpand of schorst de beleenbaarheid daarvan op.

4.   Indien de toepasselijke wetgeving of prospectus de opname van effecten op onderpand van activa die niet voldoen aan lid 1 als cover pool van activa uitsluit, is geen verificatie op basis van lid 2 vereist.

5.   Voor de toepassing van lid 1, onder b), worden de nauwe banden bepaald op het moment dat de bevoorrechte aandelen van de effecten op onderpand van activa overgeboekt worden naar de cover pool van de gedekte obligatie.

Onderafdeling 3

Specifieke beleenbaarheidscriteria voor door het Eurosysteem uitgegeven schuldbewijzen

Artikel 81

Beleenbaarheidscriteria voor schuldbewijzen die zijn uitgegeven door het Eurosysteem

1.   Schuldbewijzen die zijn uitgegeven door de ECB en schuldbewijzen die zijn uitgegeven door NCB's vóór de datum waarop de betrokken lidstaat op de euro is overgegaan, zijn beleenbaar als onderpand voor Eurosysteemkrediettransacties.

2.   Schuldbewijzen die zijn uitgegeven door het Eurosysteem zijn niet onderworpen aan de criteria van dit hoofdstuk.

HOOFDSTUK 2

Kredietkwaliteitsvereisten van het Eurosysteem voor verhandelbare activa

Artikel 82

Kredietkwaliteitsvereisten van het Eurosysteem voor verhandelbare activa

1.   In aansluiting op de algemene regels die zijn uiteengezet in artikel 59 en de specifieke regels die zijn uiteengezet in artikel 84, dienen verhandelbare activa te voldoen aan de volgende kredietkwaliteitsvereisten teneinde beleenbaar te zijn voor Eurosysteemkrediettransacties:

a)

Met uitzondering van effecten op onderpand van activa, dienen alle verhandelbare activa een kredietbeoordeling te hebben die is afgegeven door ten minste een aanvaard EKBI-systeem, uitgedrukt in de vorm van een openbare kredietbeoordeling, ter naleving van ten minste kredietkwaliteitscategorie 3 van de geharmoniseerde ratingschaal van het Eurosysteem.

b)

Effecten op onderpand van activa hebben kredietbeoordelingen die zijn afgegeven door ten minste twee aanvaarde EKBI-systemen, uitgedrukt in de vorm van twee openbare kredietbeoordelingen, waarvan elk van deze EKBI-systemen er een heeft aangeleverd, ter naleving van ten minste kredietkwaliteitscategorie 2 van de geharmoniseerde ratingschaal van het Eurosysteem.

2.   Het Eurosysteem kan, indien het dit nodig acht, nadere toelichting te vragen met betrekking tot de openbare kredietbeoordeling van lid 1.

Artikel 83

Typen EKBI-kredietbeoordelingen die worden gebruikt voor kredietkwaliteitsbeoordelingen van verhandelbare activa

De volgende typen EKBI-kredietbeoordelingen door aanvaarde EKBI-systemen worden gebruikt om naleving vast te stellen van de kredietkwaliteitsbeoordelingen van verhandelbare activa.

a)   Een EKBI-emissierating: deze rating verwijst naar een EKBI-kredietbeoordeling voor hetzij een emissie dan wel, bij gebreke aan een emissierating van dezelfde EKBI, de programma-/of emissiereeksen onder welke het activum wordt geëmitteerd. Een EKBI-beoordeling voor een programma-/of emissiereeks is slechts relevant indien deze geldt voor het betreffende specifieke activum en er geen afwijkende emissierating van dezelfde EKBI bestaat. Voor EKBI-emissieratings maakt het Eurosysteem geen onderscheid op basis van de oorspronkelijke looptijd van het activum. Iedere EKBI-kredietbeoordeling voor emissies en programma-/of emissiereeksen is aanvaardbaar.

b)   Een EKBI-beoordeling van emittenten: deze rating verwijst naar een EKBI-kredietbeoordeling voor een emittent. Voor EKBI-beoordelingen van emittenten maakt het Eurosysteem een onderscheid op basis van de oorspronkelijke looptijd van het activum met betrekking tot de aanvaardbare EKBI-kredietbeoordeling. Er wordt onderscheid gemaakt tussen:

i)

kortetermijnactiva, d.w.z. activa met een oorspronkelijke looptijd tot en met 390 dagen, en

ii)

langetermijnactiva, d.w.z. activa met een oorspronkelijke looptijd van meer dan 390 dagen. Voor kortetermijnactiva zijn EKBI-korte- en langetermijnbeoordelingen van emittenten aanvaardbaar. Voor langetermijnactiva zijn slechts EKBI-langetermijnbeoordelingen van emittenten aanvaardbaar.

c)   EKBI-beoordeling van garanten: deze rating verwijst naar een EKBI-kredietbeoordeling voor een garant, indien de garant voldoet aan de vereisten van titel IV. Voor EKBI-beoordelingen van garanten maakt het Eurosysteem geen onderscheid op basis van de oorspronkelijke looptijd van het activum. Slechts EKBI-langetermijnbeoordelingen van garanten zijn aanvaardbaar.

Artikel 84

Prioriteit van EKBI-kredietbeoordelingen van verhandelbare activa

Voor verhandelbare activa neemt het Eurosysteem EKBI-kredietbeoordelingen in aanmerking die vaststellen of het activum voldoet aan de kredietkwaliteitsbeoordelingen in overeenstemming met de volgende regels:

a)

Voor verhandelbare activa anders dan die welke zijn uitgegeven door centrale overheden, regionale overheden, lagere overheden, agentschappen, multilaterale ontwikkelingshulpbanken of internationale organisaties en effecten op onderpand van activa gelden de volgende regels:

i)

het Eurosysteem neemt EKBI-emissieratings met voorrang in aanmerking ten opzichte van EKBI-beoordelingen van emittenten of EKBI-beoordelingen van garanten. Zonder afbreuk te doen aan de toepassing van deze prioriteitsregel, geldt dat met inachtneming van artikel 82, lid 1, onder a), ten minste een EKBI-kredietbeoordeling moet voldoen aan de toepasselijke kredietkwaliteitsvereisten van het Eurosysteem;

ii)

indien meerdere EKBI-emissieratings van toepassing zijn voor dezelfde emissie, wordt de „beste-geldt” van deze EKBI-emissieratings in aanmerking genomen door het Eurosysteem. Indien de „beste-geldt” van de EKBI-emissieratings niet voldoet aan de kredietkwaliteitsdrempel van het eurosysteem voor verhandelbare activa, is het activum niet beleenbaar, zelfs niet indien er een waarborg bestaat die aanvaardbaar is op basis van titel IV;

iii)

in afwezigheid van enige EKBI-emissierating kan een EKBI-beoordeling van emittenten of EKBI-beoordelingen van garanten overwogen worden door het Eurosysteem. Indien meerdere EKBI-beoordelingen van emittenten of garanten beschikbaar zijn voor dezelfde emissie, wordt de „beste-geldt” van deze beoordelingen in aanmerking genomen door het Eurosysteem.

b)

Voor verhandelbare activa die zijn uitgegeven door centrale overheden, regionale overheden, lagere overheden, agentschappen, multilaterale ontwikkelingshulpbanken of internationale organisaties, gelden de volgende regels:

i)

met inachtneming van artikel 82, lid 1, onder a), moet ten minste een EKBI-kredietbeoordeling voldoen aan de toepasselijke kredietkwaliteitsvereisten van het Eurosysteem. Het Eurosysteem neemt alleen EKBI-beoordelingen van emittenten of EKBI-beoordelingen van garanten in aanmerking;

ii)

indien meerdere EKBI-beoordelingen van emittenten of garanten beschikbaar zijn voor dezelfde emissie, wordt de „beste-geldt” van deze beoordelingen in ogenschouw genomen door het Eurosysteem;

iii)

gedekte obligaties die zijn uitgegeven door agentschappen worden niet beoordeeld op basis van de regels in dit punt en worden in plaats daarvan beoordeeld in overeenstemming met punt a).

c)

Voor effecten op onderpand van activa gelden de volgende vereisten:

i)

met inachtneming van artikel 82, lid 1, onder b), moeten ten minste twee EKBI-kredietbeoordelingen voldoen aan de toepasselijke kredietkwaliteitsvereisten van het Eurosysteem. Het Eurosysteem neemt alleen EKBI-emissieratings in aanmerking;

ii)

indien meer dan twee EKBI-emissieratings beschikbaar zijn, worden de „beste-geldt” en de „één na beste” van deze EKBI-emissieratings in aanmerking genomen door het Eurosysteem;

Artikel 85

Effecten van meerdere emittenten

Voor verhandelbare activa met meer dan een emittent („multi-emittenten effecten”), wordt de toepasselijke EKBI-emissierating bepaald op basis van de mogelijke aansprakelijkheid van iedere emittent, als volgt:

a)

indien iedere emittent hoofdelijk aansprakelijk is voor de verplichtingen van alle andere emittenten bij de emissie of, indien van toepassing, voor de programma-/of emissiereeksen, wordt de EKBI-emissierating in aanmerking genomen die de hoogste rating heeft van de „beste-geldt” EKBI-emissieratings van alle betreffende emittenten; of

b)

Indien een emittent niet hoofdelijk aansprakelijk is voor de verplichtingen van alle andere emittenten bij de emissie of, indien van toepassing, voor de programma-/of emissiereeksen, wordt de EKBI-emissierating in aanmerking genomen die de laagste rating heeft onder de „beste-geldt” EKBI-emissieratings van alle betreffende emittenten.

Artikel 86

Beoordelingen in andere valuta dan de euro

Voor de toepassing van EKBI-beoordelingen van emittenten is een beoordeling in buitenlandse valuta aanvaardbaar. Indien het activum in de nationale valuta van de emittent luidt, is de beoordeling in de lokale valuta ook aanvaardbaar.

Artikel 87

Criteria voor kredietkwaliteitsbeoordelingen voor verhandelbare activa bij gebreke aan een door een aanvaarde EKBI verstrekte kredietbeoordeling

1.   Bij gebreke aan een behoorlijke kredietbeoordeling door een aanvaarde EKBI voor de emissie, emittent of de garant, zoals deze van toepassing zou zijn krachtens artikel 84 onder a) of b), wordt door het Eurosysteem een stilzwijgende kredietbeoordeling van verhandelbare activa (met uitzondering van effecten op onderpand van activa) afgeleid, in overeenstemming met de regels van lid 2 en 3. Deze stilzwijgende kredietbeoordeling is vereist om te voldoen aan de kredietkwaliteitsvereisten van het Eurosysteem.

2.   Indien de schuldbewijzen worden uitgegeven of gegarandeerd door een regionale of lagere overheid of een publiekrechtelijk lichaam, zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 8, van Verordening (EU) nr. 575/2013 („CRR publiekrechtelijk lichaam”) die is gevestigd in een eurogebiedlidstaat, wordt de kredietbeoordeling uitgevoerd door het Eurosysteem in overeenstemming met de volgende regels:

a)

Indien emittenten of garanten regionale, lagere overheden of CRR publiekrechtelijke lichamen zijn, die volgens bevoegde autoriteiten op basis van artikel 115, lid 2, en artikel 116, lid 1 en 4, van Verordening (EU) nr. 575/2013, gelijk worden behandeld voor kapitaalvereistendoeleinden als de centrale overheid in wiens jurisdictie zij zijn gevestigd; de door deze entiteiten uitgegeven of gegarandeerde schuldbewijzen worden toegewezen aan de kredietkwaliteitscategorie die correspondeert met de beste kredietbeoordeling gegeven door een aanvaarde EKBI aan de centrale overheid in wiens jurisdictie deze entiteiten zijn gevestigd.

b)

Indien emittenten of garanten regionale, lagere overheden of CRR publiekrechtelijke lichamen zijn, die volgens bevoegde autoriteiten op basis van artikel 115 lid 1, en artikel 116, lid 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013, gelijk worden behandeld voor kapitaalvereistendoeleinden als kredietinstellingen, de door deze entiteiten uitgegeven of gegarandeerde schuldbewijzen worden toegewezen aan de kredietstap die correspondeert met een kredietkwaliteitstap onder de beste kredietbeoordeling gegeven door een aanvaarde EKBI met betrekking tot de centrale overheid in wiens jurisdictie deze entiteiten zijn gevestigd.

c)

Indien de emittenten of garanten CRR publiekrechtelijke lichamen zijn waar niet naar wordt verwezen onder a) en b), wordt geen impliciete kredietbeoordeling afgeleid en worden zij behandeld als zijnde entiteiten uit de particuliere sector.

3.   Indien de schuldbewijzen worden uitgegeven of gegarandeerd door niet-financiële vennootschappen die zijn gevestigd in een lidstaat die de euro als munt hebben, wordt de kredietkwaliteitsbeoordeling uitgevoerd door het Eurosysteem op basis van de kredietkwaliteitsbeoordelingsregels die van toepassing zijn op de kredietkwaliteitsbeoordeling van kredietvorderingen in hoofdstuk 2 van titel III. Activa waarvan de kredietkwaliteit wordt beoordeeld in overeenstemming met de in dit lid vermelde regels worden niet opgenomen in de openbare lijst van beleenbare verhandelbare activa.

Tabel 9

Stilzwijgende kredietbeoordelingen voor emittenten of garanten zonder een EKBI-kredietbeoordeling

 

Toewijzing van emittenten of garanten overeenkomstig Verordening (EU) nr. 575/2013

ECAF-afleiding van de stilzwijgende kredietbeoordeling van de emittent of garant uit de overeenkomstige categorie

Categorie 1

Regionale en lagere overheden en CRR publiekrechtelijke lichamen, die volgens de bevoegde autoriteiten wat kapitaalvereisten betreft aan de centrale overheid kunnen worden gelijkgesteld

De EKBI-kredietbeoordeling van de centrale overheid van het land van vestiging wordt toegewezen

Categorie 2

Regionale en lagere overheden en CRR publiekrechtelijke lichamen, die volgens de bevoegde autoriteiten wat kapitaalvereisten betreft aan kredietinstellingen kunnen worden gelijkgesteld

Een kredietbeoordeling die één kredietkwaliteitscategorie (18) lager is dan de EKBI-kredietbeoordeling van de centrale overheid van het land van vestiging wordt toegewezen

Categorie 3

Overige CRR publiekrechtelijke lichamen

Behandeld als emittenten of debiteuren uit de particuliere sector

Artikel 88

Aanvullende kredietkwaliteitsvereisten voor effecten op onderpand van activa

1.   Voor effecten op onderpand van activa wordt de kredietkwaliteitsbeoordeling gebaseerd op een openbare emissierating die wordt uitgelegd in een publiekelijk beschikbaar kredietbeoordelingsrapport, d.w.z. een nieuw uitgifterapport. Het publiekelijk beschikbaar kredietbeoordelingsrapport bevat onder meer een uitgebreide analyse van de structurele en juridische aspecten, een gedetailleerde beoordeling van het onderpanddepot, een analyse van de deelnemers aan de transactie, alsook een analyse van alle andere relevante details van een transactie.

2.   In aansluiting op het in lid 1 vermelde vereiste, zijn ten aanzien van effecten op onderpand van activa regelmatige toezichtrapporten vereist die worden gepubliceerd door de aanvaarde EKBI's. De publicatie van deze rapporten vindt niet later dan vier weken na de couponbetalingsdatum van de effecten op onderpand van activa plaats. De referentiedatum van deze rapporten is de meest recente couponbetalingsdatum, behalve ten aanzien van effecten op onderpand van activa die de coupon op maandelijkse basis betalen, in welk geval het toezichtrapport ten minste eenmaal per kwartaal wordt gepubliceerd. In de toezichtrapporten dient ten minste te zijn opgenomen de belangrijkste transactiegegevens, bijvoorbeeld de samenstelling van het onderpanddepot, de deelnemers aan de transactie, de kapitaalstructuur en prestatiegegevens.

TITEL III

BELEENBAARHEIDSCRITERIA EN KREDIETKWALITEITSVEREISTEN VOOR NIET-VERHANDELBARE ACTIVA

HOOFDSTUK 1

Beleenbaarheidscriteria voor niet-verhandelbare activa

Afdeling 1

Beleenbaarheidscriteria voor kredietvorderingen

Artikel 89

Beleenbaar soort activum

1.   Het beleenbare soort activum moet een kredietvordering zijn die een schuldverplichting is van een debiteur ten opzichte van een wederpartij.

2.   Soorten kredietvorderingen met een „teruglopend saldo”, d.w.z. waarbij hoofdsom en rente aan de hand van een vooraf overeengekomen schema worden afbetaald, evenals opgenomen kredietlijnen, zijn ook beleenbare kredietvorderingen.

3.   Rekening-courantkredieten, kredietbrieven en onbenutte kredietfaciliteiten, bijvoorbeeld onbenutte doorlopende kredietvorderingen die toestemming geven krediet op te nemen, maar zelf geen kredietvorderingen zijn, zijn geen beleenbare soorten kredietvorderingen.

4.   Een aandeel in een syndicaatslening is een beleenbaar soort kredietvordering. Voor de toepassing van deze afdeling, houdt een aandeel in een syndicaatslening een kredietvordering in die voortvloeit uit deelname van een geldverschaffer aan een lening die is verschaft door een groep geldverschaffers in een leningsyndicaat.

5.   Een in een andere context dan een gewone leningovereenkomst verstrekte kredietvordering kan een beleenbaar type activum zijn. Een aan bepaalde leasing- of factoringstructuren inherente vordering kan een beleenbaar activum zijn, indien deze vordering een kredietvordering is. Uit hoofde van factoring aangekochte vorderingen zijn slechts een beleenbaar type activum voor zover deze in vergelijking met overige vorderingen zoals aankoopprijsvorderingen inderdaad kredietvorderingen zijn.

Artikel 90

Hoofdsom en coupons van kredietvorderingen

Teneinde beleenbaar te zijn dienen kredietvorderingen tot hun finale aflossing te voldoen aan de volgende vereisten:

a)

een vaste, onvoorwaardelijke hoofdsom; en

b)

een rentevoet die niet kan resulteren in een negatieve kasstroom, waarbij de rentevoet één van de volgende is:

i)

een „nulcoupon”;

ii)

vast;

iii)

variabel, d.w.z. gekoppeld aan een andere referentierente of aan het inflatiepercentage.

Artikel 91

Niet-achterstelling

Kredietvorderingen mogen geen rechten verlenen op de hoofdsom en/of de rente die zijn achtergesteld aan: a) rechten van houders van andere niet-gedekte schuldbewijzen van de debiteur, inclusief andere aandelen of subaandelen in dezelfde syndicaatslening; en b) de rechten van houders van schuldbewijzen van dezelfde emittent.

Artikel 92

Kredietkwaliteitsvereisten voor kredietvorderingen

De kredietkwaliteit van kredietvorderingen wordt beoordeeld op basis van de kredietkwaliteit van de debiteur of garant. De betreffende debiteur of garant voldoet aan de Eurosysteemkredietkwaliteitsvereisten zoals gespecificeerd door de ECAF-regelgeving voor kredietvorderingen die is vastgelegd in hoofdstuk 2 van titel III van deel vier.

Artikel 93

Minimumbedrag van kredietvorderingen

Voor binnenlands gebruik dienen kredietvorderingen ten tijde van hun aanbieding als onderpand door de wederpartij te voldoen aan een minimumbedrag dat is bepaald door de eigen NCB. Voor grensoverschrijdend gebruik geldt een minimumbedrag van 500 000 EUR.

Artikel 94

Denominatievaluta van kredietvorderingen

Kredietvorderingen luiden in euro of in een van de voormalige valuta van de eurogebiedlidstaten.

Artikel 95

Soort debiteur of garant

1.   De debiteuren en garanten van beleenbare kredietvorderingen zijn niet-financiële vennootschappen, publiekrechtelijke lichamen, multilaterale ontwikkelingshulpbanken of internationale organisaties. Voor de toepassing van dit artikel kan een multilaterale ontwikkelingshulpbank of internationale organisatie op dezelfde manier erkend worden door het Eurosysteem als beschreven in artikel 69, lid 2.

2.   Indien een kredietvordering meer dan een debiteur heeft, is iedere debiteur hoofdelijk aansprakelijk voor volledige terugbetaling van de gehele kredietvordering.

Artikel 96

Locatie van debiteur of garant

1.   De debiteur van een kredietvordering is gevestigd in een eurogebiedlidstaat.

2.   De garant van een kredietvordering is ook gevestigd in een eurogebiedlidstaat, tenzij een waarborg niet nodig is om de kredietkwaliteitsvereisten voor niet-verhandelbare activa vast te stellen, omdat er een toereikende kredietbeoordeling van de debiteur is.

3.   Ten aanzien van debiteuren of garanten die multilaterale ontwikkelingsbanken of internationale organisaties zijn, gelden de regels van lid 1 en 2 niet en deze zijn dus beleenbaar ongeacht hun plaats van vestiging.

Artikel 97

Toepasselijk recht

De kredietvorderingsovereenkomst en de overeenkomst tussen de wederpartij en de eigen NCB waarbij de kredietvordering als onderpand wordt aangeboden moeten beide worden beheerst door het recht van een eurogebiedlidstaat. Bovendien mogen er in totaal niet meer dan twee heersende rechtstelsels zijn ten aanzien van:

a)

de wederpartij;

b)

de crediteur;

c)

de debiteur;

d)

de garant (indien van toepassing);

e)

de kredietvorderingsovereenkomst, en

f)

de overeenkomst tussen de wederpartij en de eigen NCB waarbij de kredietvordering als onderpand wordt aangeboden.

Artikel 98

Transactieprocedures

Kredietvorderingen worden verwerkt overeenkomstig de procedures van het Eurosysteem als omschreven in de toepasselijke nationale documentatie van de NCB's.

Artikel 99

Aanvullende juridische vereisten voor kredietvorderingen

1.   Om te waarborgen dat een geldig zekerheidsrecht wordt gevestigd op kredietvorderingen en de kredietvordering vlot te gelde kan worden gemaakt indien een wederpartij in gebreke blijft, moet aan additionele juridische vereisten worden voldaan. Deze juridische vereisten hebben betrekking op:

a)

controle of de kredietvorderingen daadwerkelijk bestaan;

b)

inkennisstelling van de debiteur dat de kredietvordering als onderpand is aangeboden, dan wel registratie van een dergelijke mobilisatie;

c)

afwezigheid van beperkingen op de mobilisatie van de kredietvordering;

d)

afwezigheid van beperkingen op het te gelde maken van de kredietvordering;

e)

afwezigheid van beperkingen in verband met bankgeheim en vertrouwelijkheid.

2.   Deze juridische vereisten worden uiteengezet in de artikelen 100 tot en met 105. Nadere details over de kenmerken van de nationale jurisdicties worden gegeven in de betreffende nationale documentatie van de NCB's.

Artikel 100

Controle van de procedures voor het indienen van kredietvorderingen

NCB's of toezichthouders of externe accountants controleren eenmalig de geschiktheid van de procedures die de wederpartij heeft gevolgd voor het indienen van kredietvorderingeninformatie bij het Eurosysteem.

Artikel 101

Controle of kredietvorderingen daadwerkelijk bestaan

1.   De NCB's moeten ten minste alle volgende maatregelen nemen om te controleren of de als onderpand geleverde kredietvorderingen werkelijk bestaan:

a)

Ten minste eenmaal per kwartaal ontvangen zij een schriftelijke bevestiging van wederpartijen, door middel waarvan wederpartijen bevestigen dat:

i)

de als onderpand aangeboden kredietvorderingen bestaan (deze bevestiging kan eventueel vervangen worden door onderlinge toetsingen van de gegevens in centrale kredietregisters, indien aanwezig);

ii)

de kredietvorderingen voldoen aan de beleenbaarheidscriteria van het Eurosysteem;

iii)

een dergelijke kredietvordering niet tegelijkertijd wordt gebruikt als onderpand ten gunste van een derde partij, en te garanderen dat de wederpartij een dergelijke kredietvordering niet als onderpand zal mobiliseren ten gunste van een derde partij;

iv)

de wederpartij toezegt elke gebeurtenis aan de betreffende NCB te zullen mededelen, niet later dan gedurende de eerstvolgende werkdag, welke gebeurtenis een substantiële invloed heeft op de contractuele betrekkingen tussen de wederpartij en de NCB, met name vroege, gedeeltelijke of volledige aflossingen, neerwaarts bijgestelde ratings en substantiële wijzigingen in de voorwaarden van de kredietvordering.

b)

Zij, dan wel de betrokken centrale kredietregisters, bevoegde bankentoezichtautoriteiten of externe accountants, voeren willekeurige controles uit met betrekking tot de kwaliteit en accuraatheid van de schriftelijke bevestiging van wederpartijen, door middel van bezorging van fysieke documentatie of bezoeken ter plekke. De ten aanzien van iedere kredietvordering gecontroleerde informatie bestrijkt minimaal de eigenschappen die bepalend zijn voor het bestaan en de beleenbaarheid van kredietvorderingen. Voor wederpartijen met, door het ECAF goedgekeurde, op interne ratings gebaseerde systemen (IRB-systemen), worden aanvullende controles uitgeoefend ten aanzien van de kredietkwaliteitsbeoordeling van kredietvorderingen, hetgeen controles van de kans op wanbetaling behelst met betrekking tot debiteuren van kredietvorderingen die worden gebruikt als onderpand in Eurosysteemkrediettransacties.

2.   Voor controles die worden uitgevoerd in overeenstemming met artikel 100 of lid 1, onder a) en b), of dit artikel door NCB's, toezichthouders, externe accountants of centrale kredietregisters, moeten diegenen die de controles verrichten worden gemachtigd om deze onderzoeken te verrichten, zo nodig contractueel of in overeenstemming met de toepasselijke nationale vereisten.

Artikel 102

Geldigheid van de overeenkomst voor de mobilisatie van kredietvorderingen

De overeenkomst voor de mobilisatie van de kredietvordering als onderpand dient onder het toepasselijke nationale recht geldig te zijn tussen de wederpartij en de betreffende NCB. Alle benodigde juridische formaliteiten die noodzakelijk zijn voor de geldigheid van de overeenkomst en de mobilisatie van een kredietvordering als onderpand dienen te zijn vervuld door de wederpartij en/of de verkrijger, naargelang van het geval.

Artikel 103

Volledige werking van de mobilisatie ten overstaan van derden

1.   De overeenkomst voor de mobilisatie van de kredietvordering als onderpand dient onder het toepasselijke nationale recht geldig te zijn ten opzichte van derden. Alle juridische formaliteiten die noodzakelijk zijn voor een geldige mobilisatie dienen te zijn vervuld door de wederpartij en/of de verkrijger, naargelang van het geval.

2.   Met betrekking tot de schuldenaar geldt, afhankelijk van het toepasselijke nationale recht, het volgende:

a)

Indien een mededeling aan de schuldenaar of openbare registratie van de mobilisatie van een kredietvordering als onderpand vereist is ter garantie van volledige werking van de mobilisatie ten overstaan van derden, en met name voor de voorrang van het zekerheidsbelang van de eigen NCB ten overstaan van de overige schuldeisers, dient voldaan te zijn aan deze mededelings- of registratievereisten voorafgaande aan of ten tijde van de eigenlijke mobilisatie van de kredietvordering als onderpand.

b)

Indien ex-ante mededeling aan de schuldenaar of openbare registratie van de mobilisatie van de kredietvordering als onderpand zoals beschreven onder a) niet vereist is, zoals uiteengezet in de toepasselijke nationale documentatie, vindt ex-post mededeling aan de schuldenaar plaats. Ex-post mededeling aan de schuldenaar betekent dat de schuldenaar door de wederpartij of de eigen NCB, zoals uiteengezet in de nationale documentatie, onmiddellijk na een geval van wanbetaling of een soortgelijke kredietgebeurtenis in kennis wordt gesteld van de mobilisatie van de kredietvordering door de wederpartij als onderpand ten gunste van de NCB.

c)

De NCB's kunnen besluiten dat ex-ante mededeling of openbare registratie voorafgaande aan of ten tijde van de mobilisatie vereist is, ook indien deze formaliteiten niet benodigd zijn voor de in punt a) uiteengezette doeleinden.

d)

Voor kredietvorderingen die instrumenten aan toonder zijn, kan de eigen NCB verlangen dat die instrumenten aan toonder voorafgaand aan of ten tijde van de daadwerkelijke mobilisatie als onderpand fysiek aan haar of een derde worden overgedragen. De in punt a) en b) uiteengezette mededelingsvereisten zijn niet van toepassing op kredietvorderingen die instrumenten aan toonder zijn.

3.   De bovenstaande bepalingen zijn minimumvereisten. NCB's kunnen bepalen dat ex-ante mededeling of registratie ook in andere dan de bovenstaande gevallen vereist is, inclusief in het geval van instrumenten aan toonder.

Artikel 104

Afwezigheid van beperkingen met betrekking tot de mobilisatie en de tegeldemaking van kredietvorderingen

1.   Kredietvorderingen zijn volledig overdraagbaar en kunnen zonder beperkingen ten gunste van het Eurosysteem als onderpand worden gemobiliseerd. In de kredietvorderingsovereenkomst of andere contractuele regelingen tussen de wederpartij en de schuldenaar mag de mobilisatie op geen enkele wijze worden beperkt, tenzij nationale wetgeving bepaalt dat dergelijke contractuele beperkingen de positie van het Eurosysteem met betrekking tot de mobilisatie van onderpand onverlet laten.

2.   In de kredietvorderingsovereenkomst of andere contractuele regelingen tussen de wederpartij en de schuldenaar mag het te gelde maken van de als onderpand voor Eurosysteemkrediettransacties gebruikte kredietvordering op geen enkele wijze worden beperkt, waaronder mede begrepen formele, temporele of andere vereisten met betrekking tot tegeldemaking.

3.   Onverminderd lid 1 en 2, kunnen de bepalingen die de onderbrenging beperken van aandelen in syndicaatsleningen bij banken, financiële instellingen en entiteiten die regelmatig betrokken zijn bij of opgericht zijn ten behoeve van het creëren, aankopen of investeren in leningen, effecten of andere financiële activa, niet worden beschouwd als een beperking ten aanzien van de tegeldemaking van de kredietvordering.

4.   Onverminderd lid 1 en 2, wordt een facilitair agent voor de verzameling en distributie van betalingen en het beheer van de lening niet beschouwd als een beperking ten aanzien van de mobilisatie en tegeldemaking van een aandeel in een syndicaatslening, op voorwaarde dat: a) de facilitair agent een kredietinstelling is die is gevestigd binnen de Unie; en b) de dienstenrelatie tussen het betreffende syndicaatslid en de facilitair agent overgedragen kan worden samen met of als onderdeel van het aandeel in de syndicaatslening.

Artikel 105

Afwezigheid van beperkingen in verband met bankgeheim en vertrouwelijkheid

De wederpartij en de debiteur dienen contractueel te zijn overeengekomen dat de debiteur onvoorwaardelijk instemt met openbaarmaking door de wederpartij aan het Eurosysteem van gegevens met betrekking tot de kredietvordering en de debiteur die de eigen NCB vereist om te waarborgen dat een geldig zekerheidsrecht wordt gevestigd op kredietvorderingen en dat de kredietvorderingen vlot te gelde kunnen worden gemaakt indien een wederpartij wanprestatie pleegt. Dit vereiste is niet noodzakelijk indien ongelimiteerde verschaffing van dergelijke gegevens is verzekerd op basis van het toepasselijke nationale recht, zoals uiteengezet in de nationale documentatie van de eigen NCB.

Afdeling 2

Beleenbaarheidscriteria voor termijndeposito's

Artikel 106

Beleenbaarheidscriteria voor termijndeposito's

Termijndeposito's zoals bedoeld in artikel 12, die een wederpartij aanhoudt, zijn beleenbare activa die als onderpand dienen voor Eurosysteemkrediettransacties.

Afdeling 3

Beleenbaarheidscriteria voor RMBD's

Artikel 107

Beleenbaarheidscriteria voor RMBD's

1.   Een RMBD is een schuldbewijs (promesse of wissel) dat wordt gedekt door een depot van woninghypotheken en niet volledig gesecuritiseerd is. De activa in de onderliggende pool kunnen worden vervangen en middels een mechanisme kan gewaarborgd worden dat de eigen NCB voorrang heeft boven andere crediteuren, afgezien van degenen die om redenen van overheidsbeleid zijn vrijgesteld.

2.   RMBD's hebben een vaste onvoorwaardelijke hoofdsom en een rentevoet die niet kan resulteren in een negatieve kasstroom.

3.   RMBD's voldoen aan de kredietkwaliteitsvereisten van het Eurosysteem zoals vastgelegd in de ECAF-regels voor RMBD's, zoals bedoeld in hoofdstuk 2 van titel III van dit deel vier.

4.   RMBD's worden uitgegeven door kredietinstellingen die in een eurogebiedlidstaat gevestigde wederpartijen zijn.

5.   RMBD's luiden in euro of in een van de voormalige munteenheden van eurogebiedlidstaten.

6.   Een RMBD-emittent attesteert zelf minstens maandelijks dat de woninghypotheken die de cover pool vormen, voldoen aan de beleenbaarheidscriteria zoals vastgelegd in de nationale regelingen die de eigen NCB heeft ingevoerd en waarop de kredietbeoordeling is gebaseerd.

7.   De procedures van het Eurosysteem die zijn omschreven in de nationale documentatie van de eigen NCB zijn van toepassing op de mobilisatie-, gebruiks- en de transactieprocedures met betrekking tot RMBD's.

HOOFDSTUK 2

Kredietkwaliteitsvereisten van het Eurosysteem voor niet-verhandelbare activa

Artikel 108

Kredietkwaliteitsvereisten van het Eurosysteem voor niet-verhandelbare activa

Om als onderpand te kunnen dienen, gelden voor niet-verhandelbare activa de volgende kredietkwaliteitsvereisten van het Eurosysteem.

a)

Voor kredietvorderingen wordt de kredietkwaliteit van kredietvorderingen beoordeeld op basis van de kredietkwaliteit van de debiteur of garant die minimaal voldoet aan kredietkwaliteitscategorie 3, zoals vastgelegd in de geharmoniseerde Eurosysteemratingschaal.

b)

Voor RMBD's voldoet een kredietkwaliteitsbeoordeling minimaal aan kredietkwaliteitscategorie 2 zoals vastgelegd in de geharmoniseerde Eurosysteemratingschaal.

Afdeling 1

Kredietkwaliteitsvereisten van het Eurosysteem voor kredietvorderingen

Artikel 109

Algemene regels voor de kredietkwaliteitsbeoordeling van kredietvorderingen

1.   Het Eurosysteem beoordeelt de kredietkwaliteit van kredietvorderingen op basis van de kredietkwaliteit van de debiteuren of garanten luidens het kredietbeoordelingssysteem of de kredietbeoordelingsbron waarvoor de wederpartij overeenkomstig artikel 110 opteert.

2.   Wederpartijen informeren de betrokken NCB in de loop van de volgende werkdag over een kredietgebeurtenis waarvan zij kennis hebben, waaronder een vertraagde betaling door de schuldenaar van de als onderpand gemobiliseerde kredietvorderingen en, indien de betrokken NCB zulks verzoekt, trekken de wederpartijen de activa in of vervangen deze.

3.   Wederpartijen waarborgen dat zij de meest recente kredietkwaliteitsbeoordeling gebruiken uit het door hun geselecteerde kredietbeoordelingssysteem of de kredietbeoordelingsbron voor de debiteuren of garanten van als onderpand gemobiliseerde kredietvorderingen.

Artikel 110

Selectie van het kredietbeoordelingssysteem of de kredietbeoordelingsbron

1.   Wederpartijen die kredietvorderingen als onderpand mobiliseren, selecteren een kredietbeoordelingssysteem uit een van de vier kredietbeoordelingsbronnen die het Eurosysteem overeenkomstig de algemene aanvaardingscriteria in titel V van deel vier heeft aanvaard. Indien de wederpartijen de EKBI-bron geselecteerd hebben, kan elk EKBI-systeem gebruikt worden.

2.   Krachtens lid 1 mogen NCB's wederpartijen toestaan meer dan een kredietbeoordelingsysteem of -bron te gebruiken, zulks middels een onderbouwd verzoek dat is ingediend bij de eigen NCB en dat wordt ondersteund door een adequate business case, uitgaande van onvoldoende dekking van de „belangrijkste” kredietbeoordelingsbron of het belangrijkste kredietbeoordelingssysteem.

3.   Indien wederpartijen meer dan een kredietbeoordelingssysteem of -bron mogen gebruiken, wordt verondersteld dat het „belangrijkste” systeem of de „belangrijkste” bron de kredietkwaliteitsbeoordeling genereert van het grootste aantal debiteuren van de als onderpand gemobiliseerde kredietvorderingen. Indien een kredietbeoordeling voor een debiteur of een garant uit dit belangrijkste systeem of deze belangrijkste bron beschikbaar is, bepaalt alleen deze kredietbeoordeling de beleenbaarheid en de surpluspercentages die op de debiteur of garant van toepassing zijn.

4.   Wederpartijen gebruiken de geselecteerde kredietbeoordelingsystemen of -bronnen gedurende minstens twaalf maanden.

5.   Na de in lid 4 bedoelde periode kunnen wederpartijen een expliciet onderbouwd verzoek indienen bij de eigen NCB om van geselecteerd kredietbeoordelingssysteem of -bron te veranderen.

6.   Onder bepaalde omstandigheden, en met name wanneer een wederpartij haar IRB-systeem geleidelijk aan invoert of kredietvorderingen als onderpand begint te gebruiken, kan bij wijze van uitzondering na indiening van een onderbouwd verzoek een NCB een wederpartij een vrijstelling verlenen met betrekking tot de beperking van de minimumduur van twaalf maanden zoals bedoeld in lid 4 en deze wederpartijen toestaan binnen die periode van het door hen geselecteerde kredietbeoordelingssysteem of de kredietbeoordelingsbron te veranderen.

7.   Indien de wederpartij de EKBI-kredietbeoordelingsbron heeft gekozen, kan het een EKBI-debiteurrating of een EKBI-garantrating gebruiken. Indien meer dan een EKBI-debiteurratings en/of EKBI-garantratings beschikbaar zijn voor dezelfde kredietvordering, dan mag daarvan de beste beschikbare EKBI-kredietbeoordeling gebruikt worden.

Artikel 111

Kredietbeoordeling van kredietvorderingen met publiekrechtelijke lichamen, of niet-financiële vennootschappen als debiteuren of garanten

1.   Het Eurosysteem beoordeelt de kredietkwaliteit van kredietvorderingen van publiekrechtelijke lichamen die als debiteur of garant optreden overeenkomstig de volgende regels, toegepast in de volgende volgorde:

a)

Indien een kredietbeoordeling van het door de wederpartij geselecteerde systeem of bron bestaat, gebruikt het Eurosysteem die beoordeling om vast te stellen of het publiekrechtelijke lichaam dat optreedt als debiteur of garant voldoet aan de kredietkwaliteitsvereisten voor niet-verhandelbare activa, zoals bedoeld in artikel 108.

b)

Bij gebreke van een kredietbeoordeling onder a), gebruikt het Eurosysteem een EKBI-kredietbeoordeling van een aanvaard EKBI-systeem voor het publiekrechtelijke lichaam dat optreedt als debiteur of garant.

c)

Indien een kredietbeoordeling niet onder a) of b) beschikbaar is, is de in artikel 87 bedoelde procedure voor verhandelbare activa van toepassing voor het publiekrechtelijke lichaam dat optreedt als debiteur of garant.

2.   Het Eurosysteem beoordeelt de kredietkwaliteit van kredietvorderingen met niet-financiële vennootschappen als debiteur of garant als volgt: de kredietbeoordeling van het door de wederpartij geselecteerde kredietbeoordelingssysteem of -bron voldoet aan de kredietkwaliteitsvereisten van het Eurosysteem voor niet-verhandelbare activa, zoals bedoeld in artikel 108.

Afdeling 2

Kredietkwaliteitsvereisten van het Eurosysteem voor RMBD's

Artikel 112

Opstellen van kredietkwaliteitsvereisten van het Eurosysteem voor RMBD's

Om te voldoen aan de kredietkwaliteitsvereisten, zoals bedoeld in artikel 108, beoordeelt de eigen NCB de kredietkwaliteit van RMBD's op basis van een jurisdictiespecifiek kredietkwalitetsbeoordelingskader zoals vastgelegd in de toepasselijke nationale documentatie.

TITEL IV

WAARBORGEN VOOR VERHANDELBARE EN NIET-VERHANDELBARE ACTIVA

Artikel 113

Toepasselijke vereisten voor waarborgen

1.   De kredietkwaliteitsvereisten van het Eurosysteem kunnen opgesteld worden op basis van kredietskwaliteitsvereisten voor garanten, zulks overeenkomstig artikel 82 tot en met 84 ten aanzien van achtereenvolgens verhandelbare activa en artikel 108 ten aanzien van kredietvorderingen.

2.   Door garanten verstrekte waarborgen die zijn vereist om kredietkwaliteitsvereisten van het Eurosysteem in te stellen, voldoen aan deze titel.

3.   Binnen het kader van lid 1 wordt de betrokken garant beoordeeld op basis van zijn kredietbeoordeling en voldoet aan de kredietkwaliteitsvereisten van het Eurosysteem.

Artikel 114

Waarborgkenmerken

1.   Overeenkomstig de voorwaarden van de waarborgen, verstrekt de garant een onvoorwaardelijke en onherroepelijke waarborg op eerste verzoek ten aanzien van de verplichtingen van de emittent of de debiteur in verband met de betaling van de hoofdsom, interest en enig ander bedrag dat uit hoofde van de vordering inzake het verhandelbare activum of de kredietvordering verschuldigd is aan de houders of de crediteuren daarvan, zulks tot de vordering inzake het verhandelbare activum of de kredietvordering volledig is voldaan. Dienaangaande wordt niet vereist dat de waarborg specifiek aan het verhandelbare activum of de kredietvordering gekoppeld is, maar kan slechts op de emittent of de debiteur van toepassing zijn, mits het verhandelbare activum of de kredietvordering specifiek door de waarborg gedekt is.

2.   De waarborg moet ongeacht het gewaarborgde verhandelbare activum of de kredietvordering op eerste aanvraag opeisbaar zijn. Indien de waarborgen zijn verstrekt door publiekrechtelijke lichamen die het recht van belastingheffing hebben, moeten de verstrekte waarborgen op eerste aanvraag opeisbaar zijn dan wel op andere wijze voorzien in prompte en stipte betaling in geval van wanbetaling.

3.   De waarborg is rechtsgeldig, bindend en ten aanzien van de garant afdwingbaar.

4.   Op de waarborg is de het recht van een lidstaat van toepassing.

5.   Indien de garant geen publiekrechtelijk lichaam is die het recht van belastingheffing heeft, wordt een juridische bevestiging van de rechtsgeldigheid, de bindende werking en de afdwingbaarheid van de waarborg ingediend bij de betrokken NCB die formeel en inhoudelijk voor het Eurosysteem aanvaardbaar is, zulks voordat het verhandelbare activum of de kredietvordering die de waarborg afdekt als beleenbaar beschouwd kan worden. In de juridische bevestiging wordt tevens bevestigd dat de waarborg geen persoonlijke is, die slechts door de houders van de verhandelbare activa of de crediteur van de kredietvordering kan worden afgedwongen. Indien de garant is gevestigd in een andere jurisdictie dan de jurisdictie wier recht op de waarborg van toepassing is, moet de juridische bevestiging tevens behelzen dat de waarborg rechtsgeldig en afdwingbaar is krachtens het recht van de plaats van vestiging van de garant. Voor verhandelbare activa moet de juridische bevestiging ter goedkeuring ingediend worden bij de NCB die het desbetreffende door een waarborg ondersteunde activum aanmeldt voor opname op de lijst van beleenbare activa. Voor kredietvorderingen moet de wederpartij die de kredietvordering wil mobiliseren de juridische bevestiging ter toetsing indienen bij de NCB in de jurisdictie van het recht dat van toepassing is op de kredietvordering. Op de afdwingbaarheidseis is alle wetgeving van toepassing betreffende insolventie of faillissement, algemene billijkheidsbeginselen en andere soortgelijke wetten en beginselen voor zover deze van toepassing zijn op de garant en de rechten van crediteuren jegens de garant in algemene zin betreffen.

Artikel 115

Niet-achterstelling van de verplichtingen van de garant

De verplichtingen van de garant uit hoofde van de waarborg moeten ten minste een gelijke rang hebben (pari passu), en inzake rating, pro rata, als alle overige niet door zakelijke zekerheden gedekte verplichtingen van de garant.

Artikel 116

Kredietkwaliteitsvereisten voor garanten

De garant voldoet aan de kredietkwaliteitsvereisten van het Eurosysteem, zoals bedoeld in de ECAF-regels voor garanten van verhandelbare activa, zoals vastgelegd in artikel 82 tot en met 84 of de garant voldoet aan de regels voor garanten van kredietvorderingen zoals bedoeld in artikel 108.

Artikel 117

Type garant

De garant is:

a)

voor verhandelbare activa overeenkomstig artikel 69: een centrale bank van een lidstaat, een publiekrechtelijk lichaam, een agentschap, een kredietinstelling, een financiële instelling die geen kredietinstelling is, een niet-financiële vennootschap, een multilaterale ontwikkelingsbank of een internationale organisatie; of

b)

voor kredietvorderingen overeenkomstig artikel 95: een niet-financiële vennootschap, een publiekrechtelijk lichaam, een multilaterale ontwikkelingsbank of een internationale organisatie

Artikel 118

Vestigingsplaats van garant

1.   De garant is gevestigd:

a)

in geval van verhandelbare activa overeenkomstig artikel 70, in de EER, tenzij een waarborg niet vereist is om voor een specifiek schuldbewijs kredietkwaliteitsvereisten op te stellen. De mogelijkheid om een EKBI-garantrating te gebruiken om de betrokken kredietkwaliteitsvereisten voor verhandelbare activa op te stellen, wordt in artikel 84 behandeld.

b)

voor schuldbewijzen die niet-financiële vennootschappen garanderen en waarvoor ten behoeve van de emissie, de emittent of de garant overeenkomstig artikel 70 geen kredietbeoordeling is afgegeven door een aanvaarde EKBI, is de garant in een eurogebiedlidstaat gevestigd;

c)

in geval van kredietvorderingen overeenkomstig artikel 96, in een eurogebiedlidstaat, tenzij een waarborg niet vereist is om voor een niet-verhandelbare activa kredietkwaliteitsvereisten op te stellen. De mogelijkheid om een kredietbeoordeling voor een garant te gebruiken om de betrokken kredietkwaliteitsvereisten voor kredietvorderingen op te stellen, wordt in artikel 108 behandeld.

2.   Ongeacht lid 1, overeenkomstig artikel 70 en 96, zijn multilaterale ontwikkelingsbanken en internationale organisaties in aanmerking komende garanten, ongeacht hun vestigingsplaats.

TITEL V

KREDIETBEOORDELINGSKADER VAN HET EUROSYSTEEM VOOR BELEENBARE ACTIVA

Artikel 119

Aanvaarde kredietbeoordelingsbronnen en -systemen

1.   De kredietbeoordelingsinformatie op grond waarvan het Eurosysteem beoordeelt of activa in aanmerking komen als onderpand voor Eurosysteemkrediettransacties wordt opgesteld door kredietbeoordelingssystemen die deel uitmaken van een van de volgende bronnen:

a)

EKBI's;

b)

in-house kredietbeoordelingssystemen van NCB's (IKAS-en);

c)

op interne ratings gebaseerde (IRB)-systemen van wederpartijen;

d)

derde verstrekkers van ratinginstrumenten (RT's).

2.   Onder elke kredietbeoordelingsbron zoals bedoeld in lid 1 kan een reeks kredietbeoordelingssystemen ressorteren. Kredietbeoordelingssystemen voldoen aan de aanvaardingscriteria van deze titel. Een lijst van aanvaarde kredietbeoordelingssystemen, d.w.z. de lijst van aanvaarde EKBI's, IKAS's en RT's wordt op de ECB-website gepubliceerd.

3.   Op alle aanvaarde kredietbeoordelingssystemen is de ECAF-prestatietoezichtprocedure van artikel 126 van toepassing.

4.   Het Eurosysteem maakt deze gegevens inzake de aanvaarde kredietbeoordelingssystemen bekend in samenhang met zijn Eurosysteemkrediettransacties en aanvaardt geen aansprakelijkheid voor zijn evaluatie van de aanvaarde kredietbeoordelingssystemen.

5.   Indien de ECAF-regels en -procedures zijn geschonden, kan het betrokken kredietbeoordelingssysteem van de lijst van aanvaarde ECAF-systemen geschrapt worden.

Artikel 120

Algemene aanvaardingscriteria voor externe kredietbeoordelingsinstellen en kredietbeoordelingssystemen

1.   In het ECAF-kader gelden voor EKBI's de volgende algemene aanvaardingscriteria:

a)

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1060/2009 zijn EKBI's geregistreerd of gecertificeerd door de Europese Autoriteit voor effecten en markten.

b)

EKBI's voldoen aan de operationele criteria en bieden relevante dekking om te waarborgen dat het ECAF efficiënt wordt toegepast. Met name hangt het gebruik van een EKBI-kredietbeoordeling ervan af of het Eurosysteem informatie over deze beoordelingen heeft, evenals informatie voor de vergelijking en de toewijzing, d.w.z. mapping, van de beoordeling aan de kredietkwaliteitscategorieën van het Eurosysteem, de kredietkwaliteitsdrempel en voor dc prestatietoezichtprocedure krachtens artikel 126.

2.   Het Eurosysteem behoudt zich het recht voor een EKBI voor ECAF-doeleinden al dan niet te aanvaarden, onder meer rekening houdend met de criteria en regels van de ECAF-prestatietoezichtprocedure.

3.   Bij de overeenkomstig artikel 126 verstrekte ECAF-prestatietoezichtgegevens dient een door de EKBI-CEO, dan wel door een tekenbevoegde die verantwoordelijk is voor de audit- en compliancefunctie binnen de EKBI, ondertekende verklaring te worden gevoegd, die de nauwkeurigheid en juistheid van de ingediende prestatietoezichtinformatie bevestigt.

Artikel 121

Algemene aanvaarde criteria en operationele procedures voor de in-house kredietbeoordelingssystemen van de NCB

1.   NCB's kunnen besluiten voor kredietbeoordelingen hun eigen IKAS te gebruiken. Op het NCB-besluit haar eigen IKAS te gebruiken, is een Eurosysteemvalidatieprocedure van toepassing.

2.   Een IKAS kan vooraf een kredietbeoordeling uitvoeren, dan wel op uitdrukkelijk daartoe strekkend verzoek van een wederpartij bij de indiening van een activum bij de NCB met behulp van IKAS (de „NCB-IKAS”).

3.   Aangaande lid 2, bij de indiening van een activum bij de NCB-IKAS waarvoor beoordeeld wordt of een debiteur of garant in aanmerking komt, deelt de NCB-IKAS de wederpartij mede of deze al dan niet in aanmerking komt of informeert de wederpartij over de voor de opstelling van een kredietbeoordeling benodigde tijd. Indien een IKAS een beperkt toepassingsgebied heeft en slechts specifieke typen debiteuren of garanten beoordeelt, dan wel indien een NCB-IKAS de voor haar kredietbeoordeling benodigde informatie en gegevens niet kan ontvangen, stelt zij de wederpartij daarvan onverwijld in kennis. In beide gevallen wordt de betrokken debiteur of garant als niet-inaanmerkingkomend beschouwd, tenzij de activa voldoen aan de kredietkwaliteitsvereisten in overeenstemming met een alternatief kredietbeoordelingsbron of -systeem dat de wederpartij krachtens artikel 110 mag gebruiken. Indien gemobiliseerde activa onbeleenbaar worden door de verminderde kredietwaardigheid van de debiteur of de garant, wordt het activum op de eerst mogelijke datum verwijderd. Aangezien noch een contractuele relatie bestaat tussen de niet-financiële vennootschappen en de NCB-IKAS, noch een juridische verplichting voor deze vennootschappen om de NCB-IKAS niet-openbare informatie te verstrekken, wordt de informatie vrijwillig verstrekt.

4.   In landen waarin RMBD's worden gemobiliseerd als onderpand voor Eurosysteemkrediettransacties, hanteert de eigen NCB in overeenstemming met het ECAF een kredietbeoordelingskader voor dit type activum. Op die kaders is een door het Eurosysteem uit te voeren validatieprocedure van toepassing en tevens een jaarlijkse prestatietoezichtprocedure, zoals bedoeld in artikel 126.

Artikel 122

Algemene aanvaardingscriteria voor op interne ratings gebaseerde systemen

1.   Om goedkeuring te verkrijgen van het ECAF voor een IRB-systeem dient de wederpartij bij de eigen NCB een verzoek in.

2.   Het vereiste in lid 1 is van toepassing op alle wederpartijen die voornemens zijn een IRB-systeem te gaan gebruiken, zulks ongeacht de status van die wederpartijen, d.w.z. moederonderneming, dochteronderneming of bijkantoor en ongeacht de herkomst van de goedkeuring van het IRB-systeem, hetzij van de toezichthouder in hetzelfde land, voor een moederonderneming en eventueel voor dochterondernemingen, hetzij van een toezichthouder in het thuisland van de moederonderneming, voor bijkantoren en eventueel voor dochterondernemingen.

3.   Een overeenkomstig lid 1 door de wederpartij ingediend verzoek omvat de volgende informatie en documenten die, indien nodig, vertaald worden in een werktaal van de eigen NCB:

a)

een kopie van het besluit van de bevoegde autoriteit houdende de toestemming voor de wederpartij om haar IRB-systeem voor doeleinden van kapitaalvereisten te gebruiken, geconsolideerd of niet-geconsolideerd, met eventuele voorwaarden voor dat gebruik;

b)

een kopie van de meest recente beoordeling door de bevoegde autoriteit van het IRB-systeem van de wederpartij;

c)

eventuele door de bevoegde autoriteit aanbevolen of vereiste wijzigingen in het IRB-systeem van de wederpartij en de uiterste datum voor de doorvoering van deze wijzigingen;

d)

informatie over de manier waarop de wederpartij de kans op wanbetaling van debiteuren beoordeelt en gegevens over de ratings en daarmee verbonden kansen op wanbetaling binnen een jaar die worden gebruikt om de beleenbaarheidsratingklasse te bepalen;

e)

een kopie van de meest recent pijler-3-informatie (marktdiscipline) die de wederpartij regelmatig moet publiceren in overeenstemming met de marktdisciplinevereisten uit hoofde van het Bazel-III-kader, de Richtlijn 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 575/2013;

f)

de naam en het adres van de bevoegde autoriteit en de externe accountant;

g)

informatie over de historiek van de door het IRB-systeem van de wederpartij vastgestelde wanbetalingsgraden over vijf jaar voorafgaand aan het betrokken verzoek. Indien de bevoegde autoriteit in deze tijdspanne voor het IRB-systeem voor doeleinden van kapitaalvereisten een vergunning heeft afgegeven, bestrijkt de informatie de tijdspanne sinds de verlening van vergunning voor het IRB-systeem voor doeleinden van kapitaalvereisten. De historische jaargegevens inzake de vastgestelde graad van wanbetaling en mogelijke aanvullende informatie voldoen aan de bepalingen voor prestatietoezicht in artikel 126, ervan uitgaande dat deze bepalingen gedurende deze tijdspanne op het IRB-systeem van toepassing geweest zouden zijn;

h)

informatie vereist voor prestatietoezicht zoals bedoeld in artikel 126 zoals verlangd van IRB-systemen met een ECAF-goedkeuring voor het lopende kalenderjaar ten tijde van de indiening van het verzoek.

4.   Van een wederpartij wordt niet verlangd dat deze de onder a) tot en met c) opgesomde informatie verstrekt, indien de bevoegde autoriteit die informatie direct naar de eigen NCB stuurt indien deze daarom verzoekt.

5.   De CEO, CFO of een manager van vergelijkbare rang van de wederpartij, of een tekenbevoegde namens een van hen, moet het door de wederpartij krachtens lid 1 ingediende verzoek ondertekenen.

Artikel 123

Rapportageverplichtingen van wederpartijen die een op interne ratings gebaseerd systeem gebruiken

1.   Jaarlijks communiceren wederpartijen aan hun eigen NCB informatie inzake artikel 122, lid 3, onder b) tot en met f), dan wel telkens op verzoek van de eigen NCB, tenzij de bevoegde autoriteit die informatie direct verstuurt aan de eigen NCB indien deze daarom verzoekt.

2.   De CEO, CFO of een manager van vergelijkbare rang van de wederpartij, of een tekenbevoegde namens een van hen, moet de in lid 1 bedoelde jaarlijkse mededeling ondertekenen. De bevoegde autoriteit en, indien toepasselijk, de externe accountant van de wederpartij ontvangen een kopie van deze brief aan het Eurosysteem.

3.   Als onderdeel van de periodieke monitoring van IRB-systemen voert de NCB on- en off-site controles uit aangaande de statistische informatie die wederpartijen verstrekt hebben binnen het kader van de jaarlijkse prestatietoezichtprocedure. Het controle-oogmerk is na te gaan of de statische pools correct, juist en volledig zijn.

4.   Wederpartijen voldoen aan enige nadere operationele criteria die de eigen NCB in de betrokken door haar gehanteerde relevante contracten of reglementen heeft vastgelegd, waaronder bepalingen in verband met:

a)

ad-hoccontroles aangaande de ingestelde procedures voor de communicatie van de kenmerken van een kredietvordering aan de eigen NCB;

b)

jaarlijkse controles door de eigen NCB (dan wel, indien toepasselijk, de bevoegde autoriteit of externe accountant) om te verifiëren of de in bijlage IX bedoelde statische pools correct, juist en volledig zijn;

c)

uiterlijk in de loop van de volgende werkdag, verstrekking van informatie aangaande beleenbaarheidswijzigingen en de onverwijlde intrekking van betrokken kredietvorderingen, indien noodzakelijk;

d)

kennisgeving aan de eigen NCB van feiten of omstandigheden die het gebruik van het IRB-systeem voor ECAF-doeleinden, dan wel de wijze waarop het IRB-systeem beleenbaar onderpand vaststelt, wezenlijk zouden kunnen beïnvloeden, waaronder met name wezenlijke wijzigingen van het IRB-systeem van een wederpartij die kunnen beïnvloeden hoe de rating van het IRB-systeem of kansen op wanbetaling stroken met de geharmoniseerde Eurosysteemratingschaal.

Artikel 124

Algemene aanvaardingscriteria voor verstrekkers van ratinginstrumenten van derden als kredietbeoordelingssystemen

1.   De bron, zijnde de verstrekker van ratinginstrumenten (RT) van derden, bestaat uit entiteiten die de kredietkwaliteit van debiteuren systematisch en mechanisch beoordelen middels voornamelijk kwantitatieve modellen, gebruik makend van onder meer gecontroleerde rekeningen, en wier kredietbeoordelingen niet bedoeld zijn voor algemene publieke bekendmaking.

2.   Een RT-ratinginstrumentenverstrekker die voornemens is deel te nemen aan het ECAF, moet daartoe middels een door het Eurosysteem verstrekt sjabloon een verzoek indienen bij de betrokken NCB met de aanvullende documentatie zoals bedoeld in het op de ECB-website ter beschikking staande sjabloon.

3.   Wederpartijen die voor ECAF-doeleinden gebruik willen maken van een specifieke niet door het Eurosysteem geaccepteerde RT-verstrekker, moeten daartoe middels een door het Eurosysteem verstrekt sjabloon een verzoek indienen bij de betrokken NCB, met de aanvullende documentatie zoals bedoeld in het op de ECB-website ter beschikking staande sjabloon.

4.   Aangaande de in lid 2 en 3 bedoelde verzoeken besluit het Eurosysteem de RT-verstrekker al dan niet te aanvaarden, waarbij het Eurosysteem beoordeelt in hoeverre voldaan wordt aan de door het Eurosysteem vastgestelde op de ECB-website bekendgemaakte aanvaardingscriteria.

5.   Wederpartijen die gebruikmaken van een RT-verstrekker stellen de betrokken RT-verstrekker onverwijld in kennis van enige kredietgebeurtenis waarvan slechts de wederpartij kennis heeft, waaronder een vertraagde betaling door de debiteuren van de als onderpand gemobiliseerde beleenbare activa, en die op een verminderde kredietkwaliteit zou kunnen wijzen.

Artikel 125

Rapportageverplichting voor verstrekkers van ratinginstrumenten van derden

1.   De RT-verstrekker communiceert de binnen het kader van het ECAF-prestatietoezichtrapport vereiste informatie aan de betrokken NCB met een ondertekende verklaring van de CEO, of door een tekenbevoegde namens een van hen die verantwoordelijk is voor de audit- en compliancefunctie, welke verklaring de juistheid en geldigheid van de ingediende prestatietoezichtgegevens bevestigt.

2.   De RT-verstrekker verbindt zich ertoe gegevens over statische pools en wanbetalingsgegevens vijf jaar lang te bewaren.

Artikel 126

ECAF-prestatietoezichtprocedure

1.   Overeenkomstig bijlage IX, is jaarlijks op alle aanvaarde kredietbeoordelingssystemen de prestatietoezichtprocedure van toepassing, zulks om te waarborgen dat de toewijzing van kredietbeoordelingsinformatie, die het kredietbeoordelingssysteem aan de geharmoniseerde Eurosysteemratingschaal verstrekt heeft, passend blijft en dat de kredietbeoordelingsresultaten tussen alle systemen en bronnen vergelijkbaar blijft.

2.   Het Eurosysteem behoudt zich het recht voor aanvullende informatie te verlangen die vereist is voor het uitvoeren van het prestatietoezichtprocedure.

3.   De prestatietoezichtprocedure kan de mate waarin de door het kredietbeoordelingssysteem verstrekte kredietinformatie voldoet aan de geharmoniseerde Eurosysteemratingschaal wijzigen.

4.   Het Eurosysteem kan op grond van de uitslag van de prestatietoezichtprocedure besluiten een kredietbeoordelingssysteem te schorsen of uit te sluiten.

5.   Indien ECAF-regels aangaande de ECAF-prestatietoezichtprocedure zijn geschonden, kan het betrokken kredietbeoordelingssysteem van de lijst van aanvaarde ECAF-systemen geschrapt worden.

TITEL VI

KADER VOOR RISICOCONTROLE EN WAARDERING VAN VERHANDELBARE EN NIET-VERHANDELBARE ACTIVA

Artikel 127

Doel van het kader voor risicocontrole en waardering

1.   Op als onderpand voor Eurosysteemkrediettransacties gemobiliseerde beleenbare activa zijn de in artikel 128, lid 1, bedoelde risicobeheersingsmaatregelen van toepassing, die beogen het Eurosysteem te beschermen tegen het risico van financieel verlies bij wanbetaling van een wederpartij.

2.   Het Eurosysteem kan steeds de in artikel 128, lid 2, bedoelde aanvullende risicobeheersingsmaatregelen nemen indien dit nodig is om conform artikel 18.1 van de ESCB-statuten adequate risicobescherming van het Eurosysteem te waarborgen. Aanvullende risicobeheersingsmaatregelen kunnen tevens op het niveau van individuele wederpartijen toegepast worden indien die bescherming dat vereist.

3.   Alle door het Eurosysteem toegepaste risicobeheersingsmaatregelen waarborgen consistente, transparante en niet-discriminerende voorwaarden voor enig type van gemobiliseerde beleenbare activa in alle eurogebiedlidstaten.

Artikel 128

Risicobeheersingsmaatregelen

1.   Het Eurosysteem past voor beleenbare activa de volgende risicobeheersingsmaatregelen toe:

a)

surpluspercentages;

b)

variatiemarges (marktwaardemethode) (marking-to-market):

het Eurosysteem vergt dat voor de bij liquiditeitsverruimende transacties met wederinkoop gebruikte beleenbare activa in de loop van de tijd de voor het surpluspercentage gecorrigeerde marktwaarde wordt aangehouden. Indien de dagelijks gemeten waarde van de beleenbare activa onder een bepaald niveau komt, vereist de eigen NCB dat de wederpartij aanvullende activa ter beschikking stelt, of contant geld, zulks middels een margestorting. Evenzo, indien de waarde van de beleenbare activa na hun herwaardering tot boven een bepaald niveau stijgt, kan de NCB het teveel aan activa retourneren of contanten terugstorten;

c)

beperkt gebruik van ongedekte schuldbewijzen die zijn uitgegeven door een kredietinstelling of door enige andere entiteit waarmee de kredietinstelling nauwe banden heeft zoals bedoeld in artikel 138;

d)

waarderingsverlagingen.

2.   Het Eurosysteem kan de volgende risicobeheersingsmaatregelen toepassen:

a)

initiële marge: wederpartijen verstrekken beleenbare activa met een waarde die ten minste gelijk is aan het door het Eurosysteem verstrekte bedrag aan liquiditeiten plus het bedrag van de betrokken initiële marge;

b)

limieten ten aanzien van emittenten, debiteuren of garanten:

het Eurosysteem kan aanvullende limieten toepassen op de risicoposities ten opzichte van emittenten, debiteuren of garanten, m.u.v. de limieten die worden toegepast op de in lid 1, onder c), genoemde ongedekte schuldbewijzen;

c)

aanvullende surpluspercentages;

d)

om bepaalde activa te aanvaarden, aanvullende waarborgen van garanten, die voldoen aan de kredietkwaliteitsvereisten van het Eurosysteem;

e)

de uitsluiting van bepaalde activa voor het gebruik als onderpand in Eurosysteemkrediettransacties.

HOOFDSTUK 1

Risrisicobeheersingsmaatregelen voor verhandelbare activa

Artikel 129

Opstelling van risicobeheersingsmaatregelen voor verhandelbare activa

1.   Voor de opstelling van toepasselijke risicobeheersingsmaatregelen worden beleenbare verhandelbare activa toegewezen aan een van de volgende vijf surpluspercentagecategorieën, zulks op grond van het type emittent en/of type activum en zoals weergegeven in tabel 10:

a)

schuldbewijzen uitgegeven door centrale overheden, ECB-schuldbewijzen en schuldbewijzen die zijn uitgegeven door NCB's voordat de desbetreffende lidstaat overging op de euro, worden opgenomen in surpluspercentagecategorie I;

b)

schuldbewijzen uitgegeven door lokale en regionale overheid, entiteiten die het Eurosysteem heeft ingedeeld als agentschappen, multilaterale ontwikkelingsbanken en internationale organisaties, alsook gedekte obligaties van het „Jumbo”-type, worden in surpluspercentagecategorie II ondergebracht;

c)

traditionele gedekte bankbrieven, overige gedekte bankbrieven en schuldbewijzen die zijn uitgegeven door niet-financiële vennootschappen worden ondergebracht in surpluspercentagecategorie III;

d)

door kredietinstellingen en financiële instellingen, niet zijnde kredietinstellingen, uitgegeven ongedekte schuldbewijzen worden ondergebracht in surpluspercentagecategorie IV;

e)

effecten op onderpand van activa worden ondergebracht in categorie surpluspercentagecategorie V, ongeacht de indeling van de emittent.

2.   De surpluspercentagecategorieën voor verhandelbare activa worden in de hiernavolgende tabel samengevat, rekening houdend met de indeling van de emittent.

Tabel 10

Surpluspercentagecategorieën voor verhandelbare activa

Categorie I

Categorie II

Categorie III

Categorie IV

Categorie V

Schuldbewijzen uitgegeven door centrale overheden

ECB-schuldbewijzen

Schuldbewijzen uitgegeven door NCB's voor de aannemingsdatum van de euro in hun respectieve lidstaat

Schuldbewijzen uitgegeven door lokale en regionale overheden

Schuldbewijzen uitgegeven door entiteiten die het Eurosysteem als agentschap heeft ingedeeld

Schuldbewijzen uitgegeven door multilaterale ontwikkelingsbanken en internationale organisaties

Gedekte obligatie van het „Jumbo”-type

Traditionele gedekte bankbrieven en overige gedekte bankbrieven

Schuldbewijzen uitgegeven door niet-financiële vennootschappen

Ongedekte schuldbewijzen uitgegeven door kredietinstellingen

Ongedekte schuldbewijzen uitgegeven door financiële instellingen, niet zijnde kredietinstellingen

Effecten op onderpand van activa

Artikel 130

Surpluspercentages voor verhandelbare activa

1.   Op verhandelbare activa zijn specifieke surpluspercentages van toepassing door van de marktwaarde van het betrokken activum een bepaald percentage af te trekken. De specifieke surpluspercentages die worden toegepast op schuldbewijzen van surpluspercentagecategorieën I tot en met IV, zoals bedoeld in bijlage X verschillen inzake enige of alle volgende factoren:

a)

restlooptijd;

b)

couponstructuur;

c)

kredietkwaliteitscategorie;

d)

surpluspercentagecategorie, zoals vastgesteld overeenkomstig artikel 129.

2.   Op verhandelbare schuldbewijzen van categorie V is een surpluspercentage van 10 % van toepassing, ongeacht de looptijd of couponstructuur.

3.   Op effecten op onderpand van activa, gedekte obligaties en ongedekte schuldbewijzen, die een kredietinstelling heeft uitgegeven en waarvan de waarde theoretisch is bepaald overeenkomstig de regels in artikel 134, is een aanvullend surpluspercentage van toepassing in de vorm van een waarderingsverlaging van 5 %.

4.   Op gedekte obligaties voor eigen gebruik is een aanvullend surpluspercentage van toepassing dat rechtstreeks wordt toegepast op de gehele emissie van het individuele schuldbewijs in de vorm van een waarderingsverlaging van: a) 8 % voor gedekte obligaties voor eigen gebruik in kredietkwaliteitscategorieën 1 en 2, en b) 12 % voor gedekte obligaties voor eigen gebruik in kredietkwaliteitscategorie 3. Binnen het kader van dit lid betekent „gedekte obligaties voor eigen gebruik” gedekte obligaties die hetzij een wederpartij, dan wel nauw met haar verbonden entiteiten, heeft uitgegeven, en die deze wederpartij en/of nauw met haar verbonden entiteiten voor meer dan 75 % van de uitstaande fictieve hoofdsom benutten. „Nauwe banden” binnen het kader van dit lid worden vastgesteld overeenkomstig artikel 138. Deze waarderingsverlaging geldt voor alle wederpartijen die de betrokken gedekte obligaties mobiliseren.

5.   Op verhandelbare activa ingedeeld in surpluspercentagecategorieën I tot en met IV met variabele couponrente wordt hetzelfde surpluspercentage toegepast als op verhandelbare activa met een vaste couponrente in het restlooptijdsegment van nul tot en met één jaar binnen de surpluspercentagecategorie en kredietkwaliteitscategorie waarin het instrument is ingedeeld. Binnen het kader van dit artikel gelden couponbetalingen met een vaststellingsperiode van langer dan één jaar als vastrentende instrumenten, waarbij de restlooptijd van het verhandelbare activum geldt als de voor het surpluspercentage relevante looptijd.

6.   De surpluspercentages toegepast op verhandelbare activa ingedeeld in de categorieën I tot en met IV met meer dan een type couponbetaling worden uitsluitend bepaald op grond van de couponbetalingen gedurende de restlooptijd van het instrument. Het op dat instrument toepasselijke surpluspercentage is gelijk aan het hoogste surpluspercentage dat van toepassing is op een verhandelbaar activum met dezelfde restlooptijd en kredietkwaliteitscategorie, en couponbetalingen van enige van de typen gedurende de restlooptijd van het instrument kunnen in aanmerking genomen worden.

7.   De op schuldbewijzen met een vaste couponrente toepasselijke surpluspercentageniveaus zijn eveneens van toepassing op schuldbewijzen waarvan de betrokken coupon is gekoppeld aan inflatiegeïndexeerde schuldbewijzen.

8.   Op liquiditeitsverkrappende transacties zijn geen surpluspercentages van toepassing.

HOOFDSTUK 2

Risicobeheersingsmaatregelen voor niet-verhandelbare activa

Artikel 131

Instelling van risicobeheersingsmaatregelen voor kredietvorderingen

1.   Op individuele kredietvorderingen met een vaste rentebetaling en kredietvorderingen met rentebetalingen die gekoppeld zijn aan het inflatiepercentage zijn specifieke surpluspercentages van toepassing die afhankelijk zijn van de restlooptijd, de kredietkwaliteitscategorie en de door de NCB toegepaste waarderingsmethode, zoals bedoeld in bijlage X.

2.   Op individuele kredietvorderingen met een variabele rentevoet is een surpluspercentage van toepassing dat wordt toegepast op kredietvorderingen met een vaste rentevoet ingedeeld in het restlooptijdsegment van nul tot en met één jaar met dezelfde door de NCB toegepaste kredietkwaliteitscategorie en waarderingsmethode. Binnen het kader van dit artikel geldt een rentebetaling als een variabele rentebetaling indien zij is gekoppeld aan een referentierente en de periode tussen twee rentevaststellingen niet langer is dan één jaar. Rentebetalingen met een vaststellingsperiode van langer dan één jaar gelden als vastrentende instrumenten, waarbij de restlooptijd van de kredietvordering geldt als de voor het surpluspercentage relevante looptijd.

3.   Het surpluspercentage voor een kredietvordering met meer dan één type rentebetaling wordt uitsluitend bepaald op grond van de rentebetalingen gedurende de restlooptijd van de kredietvordering. Indien er gedurende de restlooptijd van de kredietvordering meer dan één type rentebetaling is, worden de resterende rentebetalingen behandeld als vastrentende instrumenten, waarbij de restlooptijd van de kredietvordering geldt als de voor het surpluspercentage relevante looptijd.

Artikel 132

Risicobeheersingsmaatregelen voor RMBD's

Op niet-verhandelbare RMBD's is een surpluspercentage van 39,5 % van toepassing.

Artikel 133

Risicobeheersingsmaatregelen voor termijndeposito's

Op termijndeposito's zijn geen surpluspercentages van toepassing, zulks overeenkomstig de benadering voor verhandelbare activa zoals bedoeld in artikel 130 voor liquiditeitsverkrappende transacties.

HOOFDSTUK 3

Waarderingsregels voor verhandelbare en niet-verhandelbare activa

Artikel 134

Waarderingsregels voor verhandelbare activa

Voor de waardebepaling van activa die gebruikt worden als onderpand in openmarkttransacties middels transacties met wederinkoop passen de NCB's de volgende regels toe.

a)

Voor elke beleenbaar verhandelbaar activum stelt het ESCB vast welke meest representatieve koers moet worden gebruikt voor het berekenen van de marktwaarde.

b)

De waarde van een verhandelbaar activum wordt berekend op basis van de meest representatieve koers op de werkdag voorafgaand aan de waarderingsdag. Bij gebreke van een representatieve koers voor een bepaald activum stelt het Eurosysteem een theoretische koers vast.

c)

De marktwaarde of theoretische waarde van een verhandelbaar activum wordt berekend met inbegrip van lopende rente.

d)

Afhankelijk van verschillen in nationale rechtstelsels en operationele kenmerken kan de behandeling van inkomensstromen, bijvoorbeeld couponbetalingen die gekoppeld zijn aan een activum en die gedurende de looptijd van een Eurosysteemkrediettransactie worden ontvangen per NCB verschillen. Indien de inkomensstroom aan de wederpartij wordt overgedragen, zorgt de eigen NCB ervoor dat de desbetreffende transacties volledig gedekt blijven door een toereikende hoeveelheid beleenbare activa alvorens het inkomen over te dragen. De NCB's zorgen ervoor dat het economische effect van de behandeling van inkomensstromen gelijk is aan de situatie waarin het inkomen op de betaaldatum aan de wederpartij wordt overgedragen.

Artikel 135

Waarderingsregels voor niet-verhandelbare activa

Het Eurosysteem wijst niet-verhandelbare activa een waarde toe die overeenkomt met hetzij de theoretische koers, hetzij het uitstaande bedrag.

Artikel 136

Margestortingen

1.   Overeenkomstig de waarderingsregels zoals bedoeld in artikel 134 en135 bepalen NCB's dagelijks de waarde van activa die zijn gemobiliseerd voor Eurosysteemkrediettransacties. Indien tripartietdiensten gebruikt worden, wordt het dagelijkse waarderingsproces gedelegeerd aan de betrokken tripartietagent en is gebaseerd op door de betrokken NCB aan de tripartietagent gestuurde informatie.

2.   Indien na waardebepaling en toegepaste surpluspercentages de gemobiliseerde activa niet stroken met de op die dag berekende vereisten, worden margestortingen uitgevoerd. Indien de waarde van door een wederpartij gemobiliseerde beleenbare activa na herwaardering hoger ligt dan het door de wederpartij verschuldigde bedrag plus de variatiemarge, kan de NCB de overtollige activa of contanten die de wederpartij voor een margestorting heeft verstrekt, retourneren.

3.   Om de margestortingfrequentie te verlagen, kan een NCB een drempel van 0,5 % van het verstrekte liquiditeitsbedrag toepassen. NCB's kunnen verlangen dat margestortingen uitgevoerd worden, hetzij door terbeschikkingstelling van aanvullende activa of middels cashstortingen door de wederpartij, indien de waarde van de als onderpand gemobiliseerde activa onder de lagere drempel vallen, zulks afhankelijk van de toepasselijke nationale wetgeving. Daarentegen, indien de waarde van de als onderpand gebruikte activa de hogere drempel overschrijdt, kan de NCB de overtollige activa (of contanten die de wederpartij voor een margestorting heeft verstrekt), aan de wederpartij retourneren.

4.   De depositorente is tevens van toepassing op cashmarges.

TITEL VII

ACCEPTATIE VAN NIET IN EURO LUIDEND ONDERPAND IN ONVOORZIENE GEVALLEN

Artikel 137

Acceptatie van niet in euro luidend onderpand in onvoorziene gevallen

1.   De Raad van bestuur van de ECB kan bepaalde verhandelbare activa als onderpand aanvaarden die niet-eurogebied G10 centrale overheden in hun nationale valuta hebben uitgegeven. Nadat de Raad van bestuur van de ECB een dergelijke beslissing heeft genomen worden wederpartijen in kennis gesteld van de toepasselijke:

a)

beleenbaarheidscriteria;

b)

selectie- en mobilisatieprocedures;

c)

waarderingsbronnen en -beginselen;

d)

risicobeheersingsmaatregelen;

e)

afwikkelingsprocedures.

2.   De algemene beleenbaarheidscriteria voor verhandelbare activa zoals bedoeld in titel II van deel vier zijn van toepassing, met dien verstande dat verhandelbare activa:

a)

uitgegeven, aangehouden en afgewikkeld mogen worden buiten de EER; en

b)

in andere valuta dan de euro mogen luiden.

3.   Wederpartijen die bijkantoren zijn van een buiten de EER of Zwitserland gevestigde kredietinstelling mogen de in dit artikel bedoelde verhandelbare activa niet als onderpand mobiliseren.

TITEL VIII

VOORSCHRIFTEN VOOR HET GEBRUIK VAN BELEENBARE ACTIVA

Artikel 138

Nauwe banden tussen wederpartij en de emittent, debiteur of garant van beleenbare activa

1.   Een wederpartij biedt niet aan noch gebruikt als onderpand activa die zijzelf, of een andere entiteit waarmee zij nauwe banden heeft, heeft uitgegeven, in eigendom had of heeft gegarandeerd, zulks ongeacht de eventuele beleenbaarheid van het activum.

„Nauwe banden”: een van de volgende situaties waarin de wederpartij en de andere in lid 1 genoemde entiteit banden onderhouden:

a)

de wederpartij heeft rechtstreeks dan wel onrechtstreeks via een of meer ondernemingen, een belang van 20 % of meer in het kapitaal van die andere entiteit;

b)

die andere entiteit heeft rechtstreeks dan wel onrechtstreeks via een of meer ondernemingen, een belang van 20 % of meer in het kapitaal van de wederpartij;

c)

een derde partij heeft rechtstreeks dan wel onrechtstreeks via een of meer ondernemingen, een belang van 20 % of meer in het kapitaal van de wederpartij en een belang van 20 % of meer in het kapitaal van die andere entiteit.

Om voor multi-cédulas nauwe banden vast te stellen, past het Eurosysteem een „doorkijkbenadering” toe, d.w.z. het gaat nauwe banden na tussen elk van de onderliggende multi-cédulasemittenten en de wederpartij.

3.   Lid 1 is niet van toepassing met betrekking tot het volgende:

a)

nauwe banden tussen de wederpartij en een EER-publiekrechtelijk lichaam met belastingheffingsbevoegdheid, dan wel gevallen waarin een schuldbewijs dat is gegarandeerd door een of meer EER-publiekrechtelijke lichamen met belastingheffingsbevoegdheid en de betrokken waarborg voldoet aan de kenmerken zoals bedoeld in artikel 114;

b)

gedekte obligaties die voldoen aan de vereisten zoals bedoeld in artikel 129, lid 1 tot en met 3 en lid 6, van Verordening (EU) nr. 575/2013;

c)

schuldbewijzen die zijn beschermd door specifieke juridische waarborgen die vergelijkbaar zijn met gedekte obligaties die voldoen aan de vereisten zoals bedoeld in artikel 129, lid 1 tot en met 3, en lid 6, van Verordening (EU) nr. 575/2013. Die specifieke juridische waarborgen vereisen een afgescheiden coverpool die waarborgt dat in geval van faillissement van de emittent de vorderingen van de obligatiehouder uit de afgescheiden coverpool voldaan worden. Een beoordeling van het bestaan en de vergelijkbaarheid van juridische waarborgen, waarvoor de vereisten zoals bedoeld onder b) als benchmark dienen, voert het Eurosysteem op een van-geval-tot-gevalbasis uit en vereist een extern juridisch advies.

Voorbeelden van schuldbewijzen die zijn beschermd door specifieke juridische waarborgen die vergelijkbaar zijn met de onder b) genoemde gedekte obligaties zijn:

i)

niet-verhandelbare RMBD's; en

ii)

multi-cédulas die zijn uitgegeven voor de inwerkingtredingsdatum van dit richtsnoer, indien de onderliggende cédulas voldoen aan de criteria zoals bedoeld in artikel 129, lid 1 tot en met 3, en lid 6, van Verordening (EU) nr. 575/2013.

Artikel 139

Gebruik van gegarandeerde ongedekte door een wederpartij of een nauw met haar verbonden entiteit uitgegeven schuldbewijzen

1.   Ongedekte schuldbewijzen die een wederpartij of enige nauw met haar verbonden entiteit heeft uitgegeven, zoals bedoeld in artikel 138, en volledig gegarandeerd worden door een of meer EER-publiekrechtelijke lichamen met belastingheffingsrecht, worden door die wederpartij niet gemobiliseerd als onderpand voor Eurosysteemkrediettransacties noch:

a)

rechtstreeks; of

b)

onrechtstreeks indien zij zijn opgenomen in een pool van gedekte obligaties,

2.   Onder uitzonderlijke omstandigheden kan de Raad van bestuur van de ECB voor maximaal drie jaar tijdelijke uitzonderingen op de in lid 1 vastgelegde beperking toestaan. Een verzoek om een uitzondering omvat een financieringsplan van de verzoekende wederpartij dat vermeldt hoe de mobilisatie van de respectievelijke activa geleidelijk zal worden afgebouwd binnen drie jaar na toekenning van de uitzondering. Die uitzondering wordt slechts toegekend indien de aard van de waarborg, die werd verstrekt door een of meer centrale EER-regeringen, regionale overheden, lokale autoriteiten of andere publiekrechtelijke lichamen met belastingheffingsrecht, voldoet aan de waarborgvereisten zoals bedoeld in artikel 114.

Artikel 140

Nauwe banden aangaande effecten op onderpand van activa en valutahedges

Een wederpartij mag effecten op onderpand van activa niet als onderpand mobiliseren, indien de wederpartij of enige entiteit waarmee zij nauwe banden onderhoudt, zoals bedoeld in artikel 138, een valutahedge verschaft voor de effecten op onderpand van activa door een valutahedgetransactie aan te gaan met de emittent als hedgewederpartij.

Artikel 141

Beperkingen aangaande ongedekte schuldbewijzen die zijn uitgegeven door kredietinstellingen en met hen nauw verbonden entiteiten

1.   Een wederpartij biedt niet aan noch gebruikt als onderpand ongedekte schuldbewijzen die een kredietinstelling heeft uitgegeven, of een andere entiteit waarmee zij nauwe banden heeft voor zover zulks meer dan 5 % bedraagt van de totale waarde van de door die wederpartij na toepassing van het surpluspercentage als onderpand gebruikte activa. Deze 5 %-drempel is niet van toepassing in de volgende gevallen:

a)

indien de waarde van die activa na enige toepassing van het surpluspercentage niet meer dan 50 miljoen EUR bedraagt; of

b)

indien die activa gegarandeerd worden door een publiekrechtelijk lichaam met belastingheffingsrecht in de vorm van een garantie met de in artikel 114 bedoelde kenmerken.

2.   Binnen het kader van lid 1 wordt het aangaan van een nauwe band tussen twee of meerdere emittenten van ongedekte schuldbewijzen slechts in aanmerking genomen vanaf een jaar na de datum waarop die nauwe band werd aangegaan.

3.   Binnen het kader van dit artikel heeft „nauwe banden” dezelfde betekenis als in artikel 138.

Artikel 142

Liquiditeitssteun aangaande effecten op onderpand van activa

1.   Met ingang van 1 november 2015 mag een wederpartij effecten op onderpand van activa niet als onderpand mobiliseren, indien de wederpartij of enige entiteit waarmee zij nauwe banden heeft de hiernavolgende liquiditeitssteun verstrekt. Het Eurosysteem neemt twee vormen van liquiditeitssteun voor effecten op onderpand van activa in aanmerking: cashreserves en liquiditeitsfaciliteiten.

2.   Voor liquiditeitssteun in de vorm van cashreserves mag een wederpartij effecten op onderpand van activa niet als onderpand mobiliseren, indien tegelijkertijd aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan:

a)

de wederpartij heeft nauwe banden met de bank waar de emittent een rekening aanhoudt voor de transactie inzake effecten op onderpand van activa;

b)

het bestaande bedrag van het reservefonds van de transactie inzake effecten op onderpand van activa is hoger dan 5 % van het initiële uitstaande bedrag van alle prioritaire en achtergestelde tranches van de transactie inzake effecten op onderpand van activa;

c)

het bestaande bedrag van het reservefonds van de transactie inzake effecten op onderpand van activa is hoger dan 25 % van het bestaande uitstaande bedrag van alle achtergestelde tranches van de transactie inzake effecten op onderpand van activa.

3.   Voor liquiditeitssteun in de vorm van liquiditeitsfaciliteiten mag een wederpartij effecten op onderpand van activa niet als onderpand mobiliseren, indien tegelijkertijd aan de twee volgende voorwaarden wordt voldaan:

a)

de wederpartij heeft nauwe banden met een liquiditeitsfaciliteitverstrekker; en

b)

het bestaande bedrag van de liquiditeitsfaciliteit van de transactie inzake effecten op onderpand van activa is hoger dan 20 % van het initiële uitstaande bedrag van alle prioritaire en achtergestelde tranches van de transactie inzake effecten op onderpand van activa.

4.   Binnen het kader van dit artikel heeft nauwe banden dezelfde betekenis als in artikel 138, lid 2.

Artikel 143

Overgangsbepalingen aangaande liquiditeitssteun inzake effecten op onderpand van activa

1.   Tot van kracht worden van artikel 142 zijn de overgangsbepalingen van dit artikel van toepassing zoals bedoeld in artikel 191.

2.   Een wederpartij mobiliseert effecten op onderpand van activa niet als onderpand, indien de wederpartij, of een andere entiteit waarmee zij nauwe banden heeft, zoals bedoeld in artikel 138, liquiditeitssteun verstrekt van 20 % of meer van het uitstaande bedrag van effecten op onderpand van activa.

3.   Binnen het kader van dit artikel betekent „liquiditeitssteun” enig structureel kenmerk dat kan worden toegepast om tijdelijke cashflowtekorten te dekken die gedurende de looptijd van de transactie kunnen optreden.

Artikel 144

Niet-aanvaarding van beleenbare activa om operationele redenen

Ongeacht de al dan niet beleenbaarheid van een activum kan een NCB om operationele redenen de wederpartij verzoeken het activum te verwijderen vooraleer een cahsflowsituatie zich voordoet, waaronder betaling van de hoofdsom of coupons, zoals bedoeld in de betrokken nationale documentatie.

Artikel 145

Notificatie, waardering en verwijdering van activa die niet-beleenbaar zijn of niet voldoen aan de voorschriften voor het gebruik van beleenbare activa

1.   Indien een wederpartij activa heeft aangeboden of gebruikt die niet of niet meer als onderpand gebruikt mogen worden, onder meer wegens de identiteit van de emittent, debiteur of garant, dan wel wegens het bestaan van nauwe banden, stelt zij de eigen NCB daarvan onverwijld in kennis.

2.   De waarde van de in lid 1 bedoelde activa is uiterlijk op de volgende waarderingsdatum nihil en een margestorting kan verlangd worden.

3.   Een wederpartij die de in lid 1 bedoelde activa heeft aangeboden of gebruikt verwijdert die activa op de eerst mogelijke datum.

4.   Een wederpartij verstrekt het Eurosysteem accurate en bijgewerkte informatie aangaande de waarde van het onderpand.

Artikel 146

Sancties wegens niet-naleving van de regels voor het gebruik van beleenbare activa

Wegens niet-naleving van de regels van deze titel worden overeenkomstig artikel 154 tot en met 157 sancties opgelegd. Sancties zijn toepasselijk, ongeacht de al dan niet deelname van een wederpartij aan monetairbeleidstransacties.

Artikel 147

Informatiedeling binnen het Eurosysteem

Ten behoeve van de tenuitvoerlegging van monetair beleid, met name voor het toezicht op de naleving van de regels voor het gebruik van beleenbare activa, deelt het Eurosysteem informatie betreffende kapitaalbezit die toezichthoudende autoriteiten voor dergelijke doeleinden hebben verschaft. Voor de informatie gelden dezelfde geheimhoudingsnormen die toezichthoudende autoriteiten toepassen.

TITEL IX

GRENSOVERSCHRIJDEND GEBRUIK VAN BELEENBARE ACTIVA

Artikel 148

Algemene beginselen

1.   Wederpartijen mogen voor het verwerken van alle typen Eurosysteemkrediettransacties in het hele eurogebied beleenbare activa grensoverschrijdend gebruiken.

2.   Wederpartijen mogen beleenbare activa, behalve termijndeposito's, voor grensoverschrijdend gebruik als volgt mobiliseren:

a)

verhandelbare activa worden gemobiliseerd middels: i) middels in aanmerking komende koppelingen, zoals bedoeld in artikel 150, tussen EER-SSS-en die krachtens het Gebruikersbeoordelingskader van het Eurosysteem („Eurosystem User Assessment Framework”) positief beoordeeld werden; ii) de toepasselijke CCBM-procedures; en iii) in aanmerking komende koppelingen in combinatie met de CCBM; en

b)

kredietvorderingen en RMBD's worden overeenkomstig de toepasselijke CCBM-procedures gemobiliseerd aangezien zij niet middels SSS-en overgedragen kunnen worden.

3.   Verhandelbare activa kunnen gebruikt worden middels een NCB-rekening bij een SSS dat in een ander land is gevestigd dan dat van de betrokken NCB, zulks indien het Eurosysteem het gebruik van een dergelijke rekening goedgekeurd heeft.

4.   De Nederlandsche Bank kan haar rekening bij Euroclear Bank gebruiken om onderpandtransacties af te wikkelen met de in die ICSD uitgegeven Eurobonds. De Banc Ceannais na hÉireann/Central Bank of Ireland kan een dergelijke rekening bij Euroclear Bank openen. Deze rekening kan gebruikt worden voor alle bij Euroclear Bank aangehouden beleenbare activa, bijvoorbeeld via in aanmerking komende koppelingen naar Euroclear Bank overgedragen beleenbare activa.

5.   Wederpartijen voeren de overdracht van beleenbare activa uit via hun effectenafwikkelingsrekeningen bij een SSS dat krachtens het Gebruikersbeoordelingskader van het Eurosysteem („Eurosystem User Assessment Framework”) positief beoordeeld werd.

6.   Wederpartijen zonder een effectenrekening bij een NCB of een effectenafwikkelingsrekening bij een SSS dat krachtens het Gebruikersbeoordelingskader van het Eurosysteem („Eurosystem User Assessment Framework”) positief beoordeeld werd, mogen de transacties via de effectenafwikkelingsrekening of de effectenrekening van een correspondentkredietinstelling afwikkelen.

Artikel 149

CCBM

1.   In het CCBM betreft het een grensoverschrijdende relatie tussen NCB's. De NCB's treden op als bewaarnemers (hierna de „correspondenten”) voor elkaar en voor de ECB aangaande in hun lokale depot, tripartietagent of afwikkelingssysteem aanvaarde verhandelbare activa. Specifieke procedures zijn uit hoofde van het CCBM voor kredietvorderingen en RMBD's van toepassing. Details aangaande het CCBM en de toepasselijke procedures zijn gespecificeerd in bijlage VI en in de brochure getiteld „Correspondentenmodel voor centrale banken (CCBM), procedure voor Eurosysteemwederpartijen”, gepubliceerd op de ECB-website.

2.   Bij een correspondentcentrale bank gedeponeerde activa kunnen alleen worden gebruikt als onderpand voor Eurosysteemkrediettransacties.

Artikel 150

In aanmerking komende koppelingen tussen SSS-en

1.   Naast de CCBM mogen wederpartijen voor de grensoverschrijdende overdracht van verhandelbare activa koppelingen gebruiken die krachtens het Gebruikersbeoordelingskader van het Eurosysteem („Eurosystem User Assessment Framework”) (hierna, „in aanmerking komende koppelingen”) positief beoordeeld werden.

2.   In aanmerking komende koppelingen mogen alleen ingesteld worden tussen SSS-en die krachtens het Gebruikersbeoordelingskader van het Eurosysteem („Eurosystem User Assessment Framework”) positief beoordeeld werden en bestaat uit een reeks procedures en regelingen voor de overdracht van effecten middels een giraal proces.

3.   Er bestaan twee typen in aanmerking komende koppelingen die tot stand komen middels contractuele en technische akkoorden tussen de betrokken SSS-en:

a)

directe koppelingen tussen twee SSS-en zonder een tussenpersoon; en

b)

door middel van een indirecte koppeling kunnen twee niet direct met elkaar verbonden SSS-en middels een als tussenpersoon optredende derde-SSS effectentransacties of -overdrachten uitvoeren.

4.   Slechts krachtens het Gebruikersbeoordelingskader van het Eurosysteem („Eurosystem User Assessment Framework”) door het Eurosysteem beoordeelde en goedgekeurde koppelingen komen in aanmerking. De ECB maakt op haar website een bijgewerkte lijst van in aanmerking komende koppelingen bekend.

5.   Via een in aanmerking komende koppeling aangehouden activa kunnen gebruikt worden voor Eurosysteemkrediettransacties, alsook voor enig ander door de wederpartij verkozen doel.

6.   Een tabel die het gebruik uiteenzet van tussen SSS-en in aanmerking komende koppelingen is vastgelegd in bijlage VI.

Artikel 151

CCBM in combinatie met in aanmerking komende koppelingen

1.   Wederpartijen kunnen tevens de in artikel 150 genoemde directe en indirecte koppelingen gebruiken in combinatie met het CCBM om beleenbare verhandelbare activa grensoverschrijdend te mobiliseren.

2.   Indien in aanmerking komende koppelingen tussen SSS-en in combinatie met het CCBM gebruikt worden, houden wederpartijen de bij de uitgevende-SSS uitgegeven activa aan middels een rekening bij een investerende-SSS, zulks direct of via een bewaarnemer. In geval van in aanmerking komende indirecte koppelingen kan een derde-SSS optreden als de intermediaire-SSS.

3.   Uit hoofde van lid 2 gemobiliseerde activa kunnen in een niet-eurogebied EER-SSS uitgegeven worden dat krachtens het Gebruikersbeoordelingskader van het Eurosysteem („Eurosystem User Assessment Framework”) positief beoordeeld werd, mits een koppeling tussen de uitgevende-SSS en de investerende-SSS krachtens het Gebruikersbeoordelingskader van het Eurosysteem („Eurosystem User Assessment Framework”) positief beoordeeld werd.

4.   Een tabel die het gebruik uiteenzet van CCBM in combinatie met in aanmerking komende koppelingen is vastgelegd in bijlage VI.

Artikel 152

CCBM en tripartietonderpandbeheerdiensten

1.   Middels grensoverschrijdende tripartietonderpandbeheerdiensten kan een wederpartij de hoeveelheid onderpand, die de wederpartij bij haar eigen NCB mobiliseert, verhogen of verlagen, zulks door beroep te doen op bij een tripartietagent aangehouden onderpand.

2.   De CCBM (waaronder de CCBM in combinatie met in aanmerking komende koppelingen) kan als grondslag gebruikt worden voor het grensoverschrijdend gebruik van tripartietonderpandbeheerdiensten. Bij grensoverschrijdend gebruik van tripartietonderpandbeheerdiensten is een NCB betrokken, indien tripartietonderpandbeheerdiensten worden aangeboden voor grensoverschrijdend Eurosysteemgebruik, waarbij de NCB optreedt als een correspondent voor NCB's wier wederpartijen het grensoverschrijdend gebruik van die tripartietonderpandbeheerdiensten voor Eurosysteemkrediettransacties hebben aangevraagd. Ter bevordering van grensoverschrijdend gebruik overeenkomstig dit lid, moet het Eurosysteem de betrokken tripartietagent positief beoordeeld hebben.

3.   Een tabel die het gebruik uiteenzet van CCBM met tripartietonderpandbeheerdiensten is vastgelegd in bijlage VI.

DEEL VIJF

SANCTIES IN GEVAL NIET AAN WEDERPARTIJVERPLICHTINGEN VOLDAAN WORDT

Artikel 153

Sancties wegens niet-naleving aangaande minimumreserves

1.   De ECB legt krachtens Verordening (EG) nr. 2532/98, Verordening (EG) nr. 157/1999 (ECB/1999/4), Verordening (EG) nr. 2531/98 of Verordening (EG) nr. 1745/2003 (ECB/2003/9) sancties op aan instellingen die niet voldoen aan verplichtingen die voortvloeien uit ECB-verordeningen en -besluiten inzake de toepassing van reserveverplichtingen. De desbetreffende sancties en de procedurele regels voor de toepassing ervan zijn in die verordeningen vastgelegd.

2.   Ongeacht lid 1 kan het Eurosysteem bij ernstige overtreding van de reserveverplichtingen een wederpartij schorsen als deelnemer aan openmarkttransacties.

Artikel 154

Sancties wegens niet-naleving van bepaalde operationele voorschriften

1.   Overeenkomstig de bepalingen van door het Eurosysteem gehanteerde contracten of reglementen legt het NCB een of meer sancties op indien een wederpartij niet voldoet aan enige van de volgende verplichtingen:

a)

aangaande transacties met wederinkoop en deviezenswaps voor monetairbeleidsdoeleinden, de verplichtingen van toereikend onderpand en de verevening van het bedrag dat de wederpartij toegewezen werd gedurende de hele loopduur van een specifieke transactie; dan wel het uitstaande bedrag van een specifieke transactie in geval de NCB ten aanzien van de restlooptijd van de transactie overgaat tot vroegtijdige beëindiging, zoals bedoeld in artikel 15;

b)

aangaande het aantrekken van termijndeposito's, onvoorwaardelijke transacties en de uitgifte van ECB-schuldbewijzen, de verplichting de transactie af te wikkelen, zoals bedoeld in artikel 16;

c)

aangaande het gebruik van beleenbare activa, de verplichting alleen beleenbare activa te mobiliseren of te gebruiken en te voldoen aan de voorschriften voor het gebruik van beleenbare activa zoals bedoeld in titel VIII van deel vier;

d)

aangaande dagultimoprocedures en toegangsvoorwaarden voor de marginale beleningsfaciliteit, de verplichting vooraf voldoende beleenbare activa aan te bieden in geval van een negatief restsaldo op de afwikkelingsrekening van een wederpartij in Target2 na finalisatie van de dagultimocontroleprocedures en een automatisch beroep op de marginalebeleningsfaciliteit derhalve verondersteld wordt plaats te vinden, zoals bedoeld in artikel 19, lid 6.

2.   Een krachtens dit artikel opgelegde sanctie betreft:

a)

slechts een financiële sanctie; of

b)

zowel een financiële sanctie alsook een niet-financiële sanctie.

Artikel 155

Sancties wegens niet-naleving van bepaalde operationele voorschriften

Indien een wederpartij niet voldoet aan enige van de in artikel 154, lid 1, bedoelde verplichtingen, legt het Eurosysteem een financiële sanctie op voor elk van de gevallen van niet-naleving. De toepasselijke financiële sanctie wordt overeenkomstig bijlage VII berekend.

Artikel 156

Niet-financiële sancties wegens niet-naleving van bepaalde operationele voorschriften

1.   Indien een wederpartij niet voldoet aan een verplichting zoals bedoeld in artikel 154, lid 1, onder a) of b) en wel meer dan twee keer in een periode van twaalf maanden en ten aanzien van elk geval van niet-naleving:

a)

een financiële sanctie van toepassing was;

b)

de wederpartij in kennis werd gesteld van elk besluit tot oplegging van een financiële sanctie;

c)

elk geval van niet-naleving verband houdt met hetzelfde type van niet-naleving,

schorst het Eurosysteem de wederpartij bij het derde geval van niet-naleving en elk daaropvolgend geval van niet-naleving van een verplichting van hetzelfde type in de betrokken periode van twaalf maanden. De periode van twaalf maanden wordt berekend met ingang van de datum van het eerste geval van niet-naleving van een verplichting zoals bedoeld in artikel 154, lid 1, onder a) of b), zoals toepasselijk.

2.   Enige uit hoofde van lid 1 door het Eurosysteem opgelegde schorsing is van toepassing op enige opeenvolgende openmarkttransactie van hetzelfde type als de openmarkttransactie die resulteerde in een sanctie krachtens lid 1.

3.   De overeenkomstig lid 1 opgelegde schorsingsperiode wordt overeenkomstig bijlage VII vastgesteld.

4.   Indien een wederpartij niet voldoet aan een verplichting zoals bedoeld in artikel 154, lid 1, onder c), en wel meer dan twee keer in een periode van twaalf maanden en ten aanzien van elk geval van niet-naleving:

a)

een financiële sanctie van toepassing was;

b)

de wederpartij in kennis werd gesteld van elk besluit tot oplegging van een financiële sanctie;

c)

elk geval van niet-naleving verband houdt met hetzelfde type van niet-naleving,

schorst het Eurosysteem de wederpartij voor de volgende openmarkttransactie na het derde geval van niet-naleving en na iedere daaropvolgende niet-naleving in de betrokken periode van twaalf maanden. De periode van twaalf maanden wordt berekend met ingang van de datum van het eerste geval van niet-naleving van een verplichting zoals bedoeld artikel 154, lid 1, onder c).

5.   In uitzonderlijke gevallen kan het Eurosysteem een wederpartij schorsen voor drie maanden voor alle toekomstige monetairbeleidstransacties van het Eurosysteem vanwege enig geval van niet-naleving van de verplichtingen zoals bedoeld in artikel 154, lid 1. In dergelijke gevallen houdt het Eurosysteem rekening met de ernst van het geval en, met name, de betrokken bedragen en de frequentie en duur van niet-naleving.

6.   De krachtens dit artikel door het Eurosysteem opgelegde schorsingsperiode wordt toegepast naast de overeenkomstig artikel 155 betrokken financiële sanctie.

Artikel 157

Toepassing van niet-financiële sancties op bijkantoren wegens niet-naleving van bepaalde operationele voorschriften

Indien het Eurosysteem een wederpartij overeenkomstig artikel 156, lid 5, schorst dan kan die schorsing ook worden toegepast op bijkantoren van die wederpartij die zijn gevestigd in andere eurogebiedlidstaten.

DEEL ZES

DISCRETIONAIRE MAATREGELEN

Artikel 158

Discretionaire maatregelen uit overwegingen van prudentieel handelen of in gevallen van wanbetaling

1.   Uit overwegingen van prudentieel handelen kan het Eurosysteem enige van de volgende maatregelen treffen:

a)

schorst of beperkt de toegang van de wederpartij tot openmarkttransacties of permanente faciliteiten van het Eurosysteem of sluit die toegang uit, zulks krachtens door de eigen NCB of de ECB gehanteerde contracten of reglementen;

b)

verleent een wederpartij vrijstelling van minimumreserveverplichtingen, zulks op grond van de door de eigen NCB of de ECB gehanteerde contracten of reglementen;

c)

verwerpt, beperkt het gebruik van activa die zijn gemobiliseerd als onderpand in Eurosysteemkrediettransacties door een bepaalde wederpartij, of past aanvullende surpluspercentages daarop, zulks op basis van enige informatie die het Eurosysteem relevant acht, met name indien de kredietkwaliteit van de wederpartij een hoge correlatie vertoont met de kredietkwaliteit van de activa die zijn gemobiliseerd als onderpand.

2.   Indien een discretionaire maatregel zoals bedoeld in lid 1 berust op prudentiële informatie, wordt deze van wederpartijen of toezichthouders afkomstige informatie door het Eurosysteem uitsluitend gebruikt voor zover noodzakelijk voor de vervulling van de taken van het Eurosysteem ten aanzien van de uitvoering van het monetaire beleid.

3.   Het Eurosysteem toegang van wederpartijen tot openmarkttransacties of permanente faciliteiten schorsen, beperken of uitsluiten, indien zijdens wederpartijen uit hoofde van door het Eurosysteem gehanteerde contracten of reglementen sprake is van wanbetaling.

4.   Alle discretionaire maatregelen uit hoofde van lid 1 en 3 worden evenredig en niet-discriminatoir toegepast en worden naar behoren gemotiveerd door het Eurosysteem.

Artikel 159

Discretionaire maatregelen met betrekking tot de kredietkwaliteitsbeoordeling van het Eurosysteem

1.   Het Eurosysteem bepaalt op basis van enige door hem relevant geachte informatie of een emissie, emittent, debiteur of garant voldoet aan de kredietkwaliteitsvereisten van het Eurosysteem.

2.   Het Eurosysteem kan de mobilisatie of het gebruik van activa afwijzen of beperken, dan wel aanvullende surpluspercentages toepassen om de in lid 1 genoemde redenen, indien een dergelijk besluit vereist is om adequate risicobescherming van het Eurosysteem te waarborgen.

3.   In geval een afwijzing zoals bedoeld in lid 2 is gebaseerd op prudentiële informatie, gebruikt het Eurosysteem die door een wederpartij of toezichthouders verstrekte informatie die strikt evenredig is aan, en noodzakelijk is voor, de uitvoering van de taken van het Eurosysteem voor het ten uitvoer leggen van monetair beleid.

4.   Het Eurosysteem kan de volgende activa van de lijst van beleenbare verhandelbare activa uitsluiten:

a)

activa die zijn uitgegeven of gegarandeerd door entiteiten waarop fondsenbevriezing en/of andere door de Unie opgelegde maatregelen van toepassing zijn krachtens artikel 75 van het Verdrag dan wel door een lidstaat opgelegde maatregelen ter beperking van het gebruik van middelen; en/of

b)

activa die zijn uitgegeven of gegarandeerd door entiteiten tegenover wie de Raad van bestuur van de ECB heeft beslist hun toegang tot openmarkttransacties of permanente faciliteiten van het Eurosysteem te schorsen of uit te sluiten.

DEEL ZEVEN

AANVULLENDE GEMEENSCHAPPELIJKE BASISKENMERKEN IN VERBAND MET MONETAIRBELEIDSTRANSACTIES VAN HET EUROSYSTEEM

Artikel 160

Juridische relatie tussen centrale banken van het Eurosysteem en wederpartijen

Het Eurosysteem draagt er zorg voor dat hun contracten of reglementen ten aanzien van hun wederpartijen zoals bedoeld in artikel 1, lid 3, stroken met de bepalingen van deel zeven.

HOOFDSTUK 1

Aanvullende gemeenschappelijke basiskenmerken van toepassing op alle regelingen inzake monetairbeleidstransacties van het Eurosysteem

Artikel 161

Wijzigingen in de tenuitvoerlegging van het monetairbeleidskader van het Eurosysteem

1.   Iedere NCB past contracten of reglementen toe die waarborgen dat zij in staat is onverwijld enige wijziging van het monetairbeleidskader om te zetten.

2.   Iedere NCB neemt in haar contracten of reglementen een bepaling op die vergt dat wederpartijen in kennis gesteld moeten worden van wijzigingen zoals bedoeld in lid 1. Iedere NCB draagt er zorg voor dat die kennisgeving zekerheid verschaft aangaande het moment met ingang waarvan die wijzigingen van kracht worden.

Artikel 162

Denominatie van betalingen

Iedere NCB hanteert contracten of reglementen die bepalen dat alle betalingen in verband met monetairbeleidstransacties van het Eurosysteem in euro luiden, met uitzondering van in vreemde valuta luidende betalingen in deviezenswaps voor monetairbeleidsdoeleinden.

Artikel 163

Vorm van contractuele regelingen

Indien alle transacties uit hoofde van een overeenkomst één contractuele regeling moeten vormen en/of de overeenkomst een kaderovereenkomst moet vormen voor een effectieve voortijdige beëindiging (waaronder afwikkeling) van alle uitstaande transacties in geval van wanbetaling, moeten de door de NCB gebruikte contracten of reglementen dergelijke bepalingen omvatten.

Artikel 164

Formulieren, gegevensdragers en communicatiemiddelen

De door iedere NCB gehanteerde relevante contracten of reglementen waarborgen, dat, in de betrekkingen tussen de NCB en haar wederpartijen, passende en ondubbelzinnige regels voor het gebruik van formulieren, met inbegrip van de bevestiging van transactievoorwaarden, gegevensdragers en communicatiemiddelen en -modaliteiten van toepassing zijn.

Artikel 165

Gevallen van wanbetaling

1.   De door de NCB gehanteerde relevante contracten of reglementen omvatten ten minste gevallen inzake wanbetaling die materieel niet verschillen van de hiernavolgende:

a)

een uitspraak van een bevoegde gerechtelijke of andere instantie inzake de tenuitvoerlegging van een liquidatieprocedure ten aanzien van de wederpartij of de aanstelling van een curator of een soortgelijke functionaris voor de wederpartij, of een soortgelijke procedure;

b)

een uitspraak van een bevoegde gerechtelijke of andere instantie inzake de tenuitvoerlegging van een sanerings- of een soortgelijke procedure ten aanzien van de wederpartij teneinde haar financiële positie te vrijwaren of te herstellen en een uitspraak als bedoeld onder a) te voorkomen;

c)

een schriftelijke verklaring van de wederpartij dat zij niet in staat is haar schulden geheel of gedeeltelijk te betalen of aan haar verplichtingen in het kader van monetairbeleidstransacties te voldoen, dan wel een akkoord met de crediteuren, of een regeling, of indien de wederpartij insolvent is, dan wel geacht wordt insolvent te zijn of dan wel geacht wordt haar schulden niet te kunnen betalen;

d)

aan een uitspraak als onder a) of b) voorafgaande procedurele stappen;

e)

een toezegging of enige andere precontractuele verklaring van de wederpartij, dan wel die zij geacht wordt te hebben afgelegd uit hoofde van toepasselijke vigerende wetgeving, is onjuist dan wel niet waar;

f)

de vergunning van de wederpartij om werkzaamheden te verrichten krachtens ofwel: a) Richtlijn 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 575/2013; of b) Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad (19), zoals geïmplementeerd in de betrokken eurogebiedlidstaat, is opgeschort of ingetrokken;

g)

schorsing of beëindiging van het lidmaatschap van de wederpartij van een betalingssysteem of van een regeling via welke betalingen uit hoofde van monetairbeleidstransacties plaatsvinden, of (met uitzondering van deviezenswaps) schorsing of beëindiging van haar lidmaatschap van een effectenafwikkelingssysteem voor de afwikkeling van monetairbeleidstransacties van het Eurosysteem;

h)

maatregelen waarnaar wordt verwezen in artikel 41, lid 1, artikel 43, lid 1, en artikel 44, van Richtlijn 2013/36/EU worden genomen tegen de wederpartij;

i)

met betrekking tot transacties met wederinkoop: de wederpartij voldoet niet aan de bepalingen inzake risicobeheersingsmaatregelen;

j)

met betrekking tot repotransacties, de wederpartij betaalt de aan- of terugkoopprijs niet of levert de aan- of teruggekochte activa niet; of in geval van leningen tegen onderpand: de wederpartij levert de activa niet of betaalt het krediet niet terug op de toepasselijke data voor de betalingen en leveringen;

k)

aangaande deviezenswaps voor monetairbeleidsdoeleinden en termijndeposito's, de wederpartij betaalt het bedrag in euro; of in geval van deviezenswaps voor monetairbeleidsdoeleinden, in deviezen niet op de toepasselijke betaaldata;

l)

wanbetaling, die materieel niet verschilt van de in dit artikel genoemde gevallen, met betrekking tot een wederpartij uit hoofde van een overeenkomst voor het beheer van de deviezenreserves of van het eigen vermogen van de ECB of NCB's;

m)

de wederpartij verstrekt relevante informatie niet, wat ernstige gevolgen voor de eigen NCB heeft;

n)

de wederpartij komt andere verplichtingen uit hoofde van regelingen voor transacties met wederinkoop en deviezenswaps niet na en, indien herstel mogelijk is, verzuimt zulks te herstellen binnen ten hoogste 30 dagen in geval van transacties tegen verstrekking van zekerheid en ten hoogste tien dagen in geval van deviezenswaps na aanmaning tot herstel door de NCB;

o)

wanbetaling doet zich voor in verband met de wederpartij in de nakoming van een overeenkomst inzake monetairbeleidstransacties met een ander Eurosysteemlid, waarbij het andere Eurosysteemlid iedere transactie onder een dergelijke overeenkomst voortijdig heeft beëindigd wegens wanbetaling;

p)

op de wederpartij worden bevriezing van gelden en/of andere door de Unie opgelegde maatregelen van toepassing krachtens artikel 75 van het Verdrag waardoor de wederpartij beperkt wordt in het gebruik van haar gelden;

q)

op de wederpartij worden bevriezing van gelden en/of andere door een eurogebiedlidstaat opgelegde maatregelen van toepassing waardoor de wederpartij beperkt wordt in het gebruik van haar gelden;

r)

op alle activa van de deelnemer, of een aanzienlijk deel daarvan, is een bevriezingsbevel, beslag, inbeslagneming of een andere procedure van toepassing strekkende tot bescherming van het algemeen belang of de rechten van de schuldeisers van de wederpartij;

s)

alle activa van de wederpartij, of een essentieel deel daarvan, worden aan een andere entiteit overgedragen;

t)

een andere gebeurtenis dreigt of is ingetreden, die een bedreiging kan vormen voor de nakoming door de wederpartij van haar verplichtingen uit hoofde van de rechtsbetrekking, die zij is aangegaan teneinde monetairbeleidstransacties te kunnen uitvoeren, of andere regels van toepassing op de rechtsbetrekking tussen de wederpartij en een van de NCB's.

2.   De gebeurtenissen zoals bedoeld in lid 1, onder a) en p), zijn automatisch; de gebeurtenissen zoals bedoeld onder b), c) en q), kunnen automatisch zijn; de gebeurtenissen zoals bedoeld onder d) tot en met o), en r) tot en met t), kunnen niet automatisch zijn en zijn discretionair, d.w.z. zijn slechts tegenwerpbaar na betekening van de ingebrekestelling. Een dergelijke ingebrekestelling kan een „respijtperiode” stipuleren van maximum drie werkdagen om de betreffende gebeurtenis te rectificeren. Voor discretionaire gevallen van wanbetaling moeten NCB's waarborgen dat de bepalingen betreffende de uitoefening van een dergelijke beoordelingsvrijheid zekerheid biedt aangaande de gevolgen van een dergelijke uitoefening.

Artikel 166

Verhaalsmogelijkheden bij wanbetaling en op grond van overwegingen van prudentieel handelen

1.   Door elke NCB gehanteerde contracten of reglementen waarborgen dat de NCB zich in een geval van wanbetaling, dan wel uit overwegingen van prudentieel handelen, één van de volgende verhaalsmogelijkheden mag inzetten:

a)

de toegang van de wederpartij tot openmarkttransacties opschorten, beperken of uitsluiten;

b)

de toegang van de wederpartij tot de permanente faciliteiten opschorten, beperken of uitsluiten;

c)

alle overeenkomsten en transacties beëindigen;

d)

vervroegde voldoening van nog niet opeisbare of voorwaardelijke vorderingen eisen;

e)

het verrekenen van vorderingen op de wederpartij met de deposito's van die wederpartij bij de NCB;

f)

de nakoming van verplichtingen jegens de wederpartij opschorten tot de vordering op de wederpartij werd voldaan;

2.   Elke NCB kan contracten of reglementen hanteren die in een geval van wanbetaling, dan wel uit overwegingen van prudentieel handelen, de eigen NCB machtigen één van de volgende verhaalsmogelijkheden in te zetten:

a)

het vorderen van vertragingsrente; en

b)

schadeloosstelling vorderen voor eventuele ten gevolge van het wanbetaling van de wederpartij geleden verliezen.

3.   Elke NCB kan contracten of reglementen hanteren die uit overwegingen van prudentieel handelen de eigen NCB machtigen het gebruik door wederpartijen in Eurosysteemkrediettransacties van als onderpand gemobiliseerde activa te verwerpen, of te beperken, of aanvullende surpluspercentages daarop toe te passen.

4.   Elke NCB hanteert contracten of reglementen die waarborgen dat de eigen NCB steeds het recht heeft alle in onderpand gegeven activa onverwijld ten belope van het verstrekte krediet te gelde te maken, als de wederpartij niet onmiddellijk haar negatief saldo vereffent.

5.   Ter garantie van de uniforme tenuitvoerlegging van de opgelegde maatregelen kan de Raad van bestuur van de ECB beslissingen nemen betreffende verhaalsmogelijkheden, met inbegrip van de opschorting, beperking of uitsluiting van de toegang tot openmarkttransacties of de permanente faciliteiten van het Eurosysteem.

Artikel 167

Informatieverstrekking door wederpartijen

Elke NCB hanteert contracten of reglementen die waarborgen dat een NCB van wederpartijen binnen het kader van monetairbleidstransacties van het Eurosysteem enige relevante informatie kan verkrijgen.

Artikel 168

Kennisgevingen en andere mededelingen

1.   Elke NCB hanteert contracten of reglementen die waarborgen dat alle kennisgevingen of andere mededelingen schriftelijk en/of elektronisch gedaan worden.

2.   Elke NCB hanteert contracten of reglementen die waarborgen hoe kennisgevingen of andere mededelingen gedaan moeten worden en vanaf wanneer zij gelden. De duur van de termijn voorafgaande aan het van kracht worden van kennisgevingen of andere mededelingen mag het economische effect van de regelingen als geheel niet wijzigen. Met name moet een bevestiging onverwijld afgegeven en prompt geverifieerd worden.

Artikel 169

Rechten van derden

1.   De door elke NCB gehanteerde contracten of reglementen bepalen, dat de wederpartij haar rechten en verplichtingen niet mag cederen, bezwaren of anderszins verplichten zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de eigen NCB.

2.   De door elke NCB gehanteerde contracten of reglementen bepalen, dat slechts de contracterende of de eigen NCB en de geïdentificeerde wederpartij uit hoofde van de transactie rechten en plichten hebben. Op grond van die gehanteerde relevante contracten of reglementen zijn de volgende relaties tussen NCB's en/of de ECB mogelijk:

a)

voortvloeiende uit het grensoverschrijdend- gebruik van beleenbare activa; en

b)

indien noodzakelijk voor met wederpartijen via een centrale instelling uitgevoerde transacties.

Artikel 170

Toepasselijk recht en jurisdictie

1.   De door elke NCB gehanteerde contracten of reglementen bepalen dat het toepasselijke recht voor de door die NCB gehanteerde betrokken contracten of reglementen, en voor alle transacties krachtens die regelingen, het recht van de eurogebiedlidstaat is waarin die NCB gevestigd is, behalve wanneer het grensoverschrijdende gebruik van beleenbare activa anders vergt.

2.   De geschillenbeslechting moet, onverminderd de bevoegdheid van het Hof van Justitie van de Europese Unie, geschieden voor de rechtbanken van voornoemde eurogebiedlidstaat.

Artikel 171

Afwikkelingsdag met betrekking tot termijndeposito's

Elke NCB past depositoregelingen toe die bepalen dat de verrekening inzake de acceptatie en de uitbetaling van termijndeposito's geschiedt op de in de ECB-aankondiging van de depositotransactie genoemde dagen.

HOOFDSTUK 2

Aanvullende gemeenschappelijke basiskenmerken van toepassing op zowel repo's als op leningen tegen onderpand

Artikel 172

De datum van het wederinkoopdeel van de transactie

De door elke NCB gehanteerde contracten of reglementen waarborgen dat de datum van het wederinkoopdeel van de transactie, waaronder de aflossing van de lening tegen onderpand, indien toepasselijk, wordt vastgelegd bij het aangaan van elke transactie.

Artikel 173

Werkdagen

De door elke NCB gehanteerde contracten of reglementen definiëren „werkdag” zoals bedoeld in artikel 2.

Artikel 174

Rentevoeten

1.   Bij een repo komt het verschil tussen de aankoopprijs en de wederinkoopprijs overeen met het totale bedrag zijnde de toepassing van een vastgestelde rentevoet op de aankoopprijs over de periode van de geplande aankoopdatum tot de wederinkoopdatum.

2.   Bij een lening tegen onderpand wordt de rente bepaald door de vastgestelde rentevoet toe te passen op het kredietbedrag over de transactielooptijd.

3.   De op wederinkooptransacties toegepaste rente is enkelvoudig en wordt berekend volgens de werkelijk-aantal-dagen/360 conventie.

Artikel 175

Mechanismen voor de omrekening van niet in euro luidende bedragen

De door elke NCB gehanteerde contracten of reglementen waarborgen dat mechanismen voor het omrekenen in euro van niet in euro luidende bedragen bepalen dat de dagelijks vastgestelde ECB-referentiewisselkoers de toe te passen koers is, of bij gebreke daarvan, de contante wisselkoers die de ECB op de aan de omrekening voorafgaande werkdag voor verkoop van euro tegen de aankoop van een andere valuta heeft vermeld.

HOOFDSTUK 3

Aanvullende gemeenschappelijke basiskenmerken uitsluitend van repo-overeenkomsten

Artikel 176

Onderwerp van repo-overeenkomsten

1.   Bij het overeenkomen van repo-overeenkomsten waarborgen de door elke NCB gehanteerde contracten of reglementen dat een verkoop van beleenbare activa plaatsvindt tegen euro cash, terwijl tegelijkertijd wordt overeengekomen om op een welbepaalde datum tegen euro cash equivalente activa terug te verkopen.

2.   Elke NCB verstaat onder „equivalente activa” activa van dezelfde emittent die deel uitmaken van dezelfde emissie, zulks ongeacht de uitgiftedatum, en wel van dezelfde soort, met een gelijke nominale waarde, voor hetzelfde bedrag en met dezelfde beschrijving als de activa waarmee deze worden vergeleken.

3.   Indien de onder lid 2 vergeleken activa zijn geconverteerd of geredenomineerd of in geval van een call, is een zodanige wijziging van equivalentie vereist dat dit concept de volgende betekenis verkrijgt:

a)

conversie betreft de geconverteerde activa;

b)

in geval van een call op activa die equivalent zijn aan de volgestorte activa, op voorwaarde dat de verkoper aan de koper een aan de call equivalent bedrag heeft betaald;

c)

in geval van geredenomineerde activa, activa die equivalent zijn aan de geredenomineerde activa, inclusief, indien toepasselijk, een bedrag dat gelijk is aan enig waardeverschil tussen de activa vóór en na de redenominatie.

Artikel 177

Overeenkomsten tot saldering bij vroegtijdige beëindiging aangaande repo-overeenkomsten

1.   De door elke NCB gehanteerde contracten of reglementen waarborgen dat zij in geval van wanbetaling alle uitstaande repo's voortijdig mogen beëindigen en afwikkelen.

2.   De door de NCB gehanteerde contracten of reglementen bevatten verrekeningsbepalingen, die economische effecten beogen te realiseren, die equivalent zijn aan de hiernavolgende:

a)

In geval van wanbetaling wordt de terugkoopdatum voor iedere transactie geacht onmiddellijk in te gaan en waarvoor een van de volgende keuzemogelijkheden geldt:

i)

equivalente activa onmiddellijk worden geleverd, d.w.z. levering van de activa en de betaling van de wederinkoopprijs voor wederingekochte activa geschieden slechts conform het onder b) tot en met d) vermelde); dan wel

ii)

de repotransactie zal vervroegd afgewikkeld worden.

b)

De marktwaarde ten tijde van de wanbetaling van de wederingekochte activa en equivalente activa die moeten worden overgedragen en de wederinkoopprijs die door iedere partij moet worden betaald, worden voor alle transacties door de NCB per wederinkoopdatum vastgesteld, zulks op een commercieel billijke wijze.

c)

Op basis van punt b) berekent de NCB wat de partijen elkaar per wederinkoopdatum verschuldigd zijn. Het door partijen aan elkaar verschuldigde wordt verrekend en alleen het nettosaldo is verschuldigd door de partij met de aldus berekende laagste vordering.

d)

Het nettosaldo is verschuldigd en betaalbaar op de eerstvolgende dag waarop Target2 operationeel is voor het effectueren van een betaling. Voor deze berekening worden alle niet in euro luidende bedragen op de aangewezen dag geconverteerd in euro tegen de overeenkomstig artikel 175 berekende koers.

3.   Elke NCB legt „marktwaarde ten tijde van de wanbetaling” vast overeenkomstig artikel 2.

Artikel 178

Naleving van risicobeheersingsmaatregelen

Indien de door de NCB gehanteerde contracten of reglementen bepalingen bevatten voor de vervanging van onderpand, waarborgen die regelingen naleving van de vereiste risicobeheersingsmaatregelen.

Artikel 179

Cashmarges

Indien de door de NCB gehanteerde contracten of reglementen bepalingen bevatten voor margestortingen of terugstorting ervan, moet daarin worden bepaald, dat aan andere verplichtingen tot terugstorting of storting van marges in beginsel contant moet worden voldaan ten belope van hetzelfde bedrag, inclusief de toepasselijke rente.

Artikel 180

Nadere bepalingen aangaande repo-overeenkomsten

Ongeacht de bepalingen van dit richtsnoer mag elke NCB in de door haar gehanteerde contracten of reglementen nadere bepalingen aangaande repo-overeenkomsten opnemen.

HOOFDSTUK 4

Aanvullende gemeenschappelijke basiskenmerken uitsluitend van leningen tegen onderpand

Artikel 181

Verstrekking en uitwinning van onderpand

1.   Aangaande de regelingen voor liquiditeitsverstrekking in de vorm van leningen tegen onderpand houdt elke NCB in de door haar gehanteerde contracten of reglementen rekening met de in haar jurisdictie verschillende toepasselijke procedures en formaliteiten voor het vestigen en de daaropvolgende onderpanduitwinning, pandrecht, cessie of een andere vorm van bezwaring.

2.   De door elke NCB gehanteerde regelingen inzake leningen tegen onderpand waarborgen dat de NCB het recht heeft alle in onderpand gegeven activa uit te winnen zonder vorderingen met een hogere voorrang op de betrokken activa. Derden, waaronder de vereffenende instantie in geval van faillissement, kunnen niet interveniëren noch met succes de verpande activa opeisen, tenzij er sprake is van fraude of op de activa rustende rechten.

3.   De door elke NCB gehanteerde regelingen inzake leningen tegen onderpand waarborgen dat de NCB in geval van wanbetaling, zoals bedoeld in artikel 165, het recht heeft de economische waarde van de in onderpand gegeven activa te realiseren. Wanbetaling omvat tevens de situaties waarin de NCB de wederpartij kan behandelen alsof voor deze wederpartij krachtens de repo-overeenkomsten sprake is van wanbetaling.

Artikel 182

Verlenging gedurende de nacht van intradaytransacties

De door elke NCB gehanteerde contracten of reglementen voorzien in de mogelijke verlenging gedurende de nacht van intradaytransacties.

HOOFDSTUK 5

Aanvullende gemeenschappelijke basiskenmerken uitsluitend van deviezenswaps voor monetairbeleidsdoeleinden

Artikel 183

Gelijktijdige contante en termijnverkoop- en aankoopovereenkomst

De door elke NCB gehanteerde contracten of reglementen waarborgen dat iedere transactie een gelijktijdige contante en termijnverkoop- en aankoopovereenkomst is van euro tegen een vreemde valuta.

Artikel 184

Timing en betalingsmechanisme

De door elke NCB gehanteerde contracten of reglementen bevatten bepalingen over het tijdstip en betalingsmechanisme. De datum van de termijnverkoop, en -aankoop wordt bij het afsluiten van iedere transactie vastgelegd.

Artikel 185

Definitie van specifieke termen

In de door de NCB gehanteerde contracten of reglementen worden deviezen, contante koersen, termijnkoersen, overboekings- en terugboekingsdata als volgt gedefinieerd:

a)   „deviezen”: ieder ander wettig betaalmiddel dan de euro;

b)   „contante koers”: met betrekking tot een specifieke transactie, de (overeenkomstig artikel 175 berekende koers), die ten behoeve van de desbetreffende transactie wordt toegepast voor de omrekening van het bedrag in euro in het overeenkomstige bedrag in de vreemde valuta, dat een partij op de overboekingsdatum in euro aan de andere partij moet overmaken, welke koers in de bevestiging wordt vermeld;

c)   „termijnkoers”: de overeenkomstig artikel 175 berekende wisselkoers, die wordt toegepast voor de convertering van het bedrag in euro in het overeenkomstige bedrag in de vreemde valuta dat een partij op de terugboekingsdatum in euro aan de andere partij moet overmaken; deze koers wordt in de bevestiging vermeld en in de door de betrokken NCB gehanteerde relevante contracten of reglementen gedefinieerd;

d)   „terugstorting van het bedrag in vreemde valuta”: het bedrag in vreemde valuta dat benodigd is om het bedrag in euro op de terugboekingsdatum aan te kopen;

e)   „overboekingsdatum”: met betrekking tot een transactie, de datum, en in voorkomend geval het tijdstip op die datum waarop overboeking van het bedrag in euro door de ene partij aan de andere daadwerkelijk plaats moet vinden, d.w.z. de datum, en in voorkomend geval het tijdstip op die dag, die de partijen zijn overeengekomen voor de afwikkeling van een overboeking in euro;

f)   „terugboekingsdatum”: met betrekking tot een transactie, de dag, en in voorkomend geval het tijdstip op die dag, waarop een partij het bedrag in euro aan de andere partij moet terugboeken.

Artikel 186

Overeenkomsten tot saldering bij vroegtijdige beëindiging aangaande deviezenswaps

1.   De door elke NCB gehanteerde contracten of reglementen waarborgen dat zij in geval van wanbetaling zij aangaande alle uitstaande repo's voortijdig mogen beëindigen en afwikkelen.

2.   De door de NCB gehanteerde contracten of reglementen bevatten verrekeningsbepalingen, die economische effecten beogen te realiseren, die equivalent zijn aan de hiernavolgende:

a)

In geval van wanbetaling wordt iedere transactie geacht voortijdig te zijn beëindigd en stelt de NCB het vervangende bedrag in euro en de terugboekingsbedragen in vreemde valuta vast, ervan uitgaande dat dergelijke vervangende bedragen noodzakelijk zijn om voor de NCB het equivalent ten belope van de oorspronkelijke betalingen te vrijwaren.

b)

Op basis van de aldus vastgestelde bedragen berekent de NCB wat de partijen elkaar op de terugboekingsdatum verschuldigd zijn. De door de ene partij verschuldigde bedragen worden zo nodig overeenkomstig artikel 175 geconverteerd in euro en verrekend met de door de andere partij verschuldigde bedragen. Alleen het nettosaldo is betaalbaar door de partij met de aldus berekende laagste vordering. Dat nettosaldo is verschuldigd en betaalbaar op de eerstvolgende dag waarop Target2 operationeel is voor het effectueren van een dergelijke betaling.

Artikel 187

Nadere bepalingen aangaande deviezenswaps

Ongeacht de in dit richtsnoer vastgestelde bepalingen, mag elke NCB in de door haar gehanteerde contracten of reglementen nadere bepalingen aangaande het uitvoeren van deviezenswaps opnemen.

DEEL ACHT

SLOTBEPALINGEN

Artikel 188

Informatiedeling

De NCB's mogen, indien dit noodzakelijk is voor de uitvoering van monetair beleid, met elkaar specifieke informatie delen, zoals operationele gegevens met betrekking tot wederpartijen die deelnemen aan monetairbeleidstransacties van het Eurosysteem. Op dergelijke informatie is het beroepsgeheim van toepassing zoals bedoeld in artikel 37 van de ESCB-statuten.

Artikel 189

Antiwitwaswetgeving en antiterrorismefinancieringswetgeving

Wederpartijen bij monetairbeleidstransacties van het Eurosysteem zijn bekend met, en voldoen aan, al hun verplichtingen uit hoofde van antiwitwaswetgeving en antiterrorismefinancieringswetgeving.

Artikel 190

Intrekking

1.   Richtsnoer ECB/2011/14 wordt met ingang van 1 mei 2015 ingetrokken.

2.   Verwijzingen naar het ingetrokken richtsnoer worden opgevat als verwijzingen naar dit richtsnoer en moet gelezen worden overeenkomstig de concordantietabel in bijlage XIII.

Artikel 191

Vankrachtwording, toepassing en implementatie

1.   Dit richtsnoer wordt van kracht op de dag van notificatie aan de NCB's.

2.   Alle bepalingen van dit richtsnoer zijn met ingang van 1 mei 2015 van toepassing, met uitzondering van de bepalingen van artikel 142 die met ingang van 1 november 2015 van toepassing zijn.

3.   De NCB's doen de ECB uiterlijk op 16 februari 2015 teksten en middelen toekomen, middels welke zij voornemens zijn te voldoen aan de bepalingen van dit richtsnoer die in vergelijking met Richtsnoer ECB/2011/14 aanzienlijke wijzigingen inhouden.

Artikel 192

Geadresseerden

Dit richtsnoer is gericht tot alle centrale banken van het Eurosysteem.

Gedaan te Frankfurt am Main, 19 december 2014.

Namens de Raad van bestuur van de ECB

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  Richtsnoer ECB/2011/14 van 20 september 2011 betreffende monetaire beleidsinstrumenten en -procedures van het Eurosysteem (PB L 331 van 14.12.2011, blz. 1).

(2)  Verordening (EG) nr. 2531/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot de toepassing van reserveverplichtingen door de Europese Centrale Bank (PB L 318 van 27.11.1998, blz. 1).

(3)  Verordening (EG) nr. 1745/2003 van de Europese Centrale Bank van 12 september 2003 inzake de toepassing van reserveverplichtingen (ECB/2003/9) (PB L 250 van 2.10.2003, blz. 10).

(4)  Richtsnoer ECB/2012/27 van de Europese Centrale Bank van 5 december 2012 betreffende een geautomatiseerd trans-Europees realtime-brutovereveningssysteem (Target2) (PB L 30 van 30.1.2013, blz. 1).

(5)  Verordening (EG) nr. 2532/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot de bevoegdheid van de ECB om sancties op te leggen (PB L 318 van 27.11.1998, blz. 4).

(6)  Verordening (EG) nr. 2157/1999 van de Europese Centrale Bank van 23 september 1999 met betrekking tot de bevoegdheid van de Europese Centrale Bank om sancties op te leggen (ECB/1999/4) (PB L 264 van 12.10.1999, blz. 21).

(7)  Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).

(8)  Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).

(9)  Verordening 1060/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 inzake ratingbureaus (PB L 302 van 17.11.2009, blz. 1).

(10)  Verordening (EU) nr. 549/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie (ESR 2010) (PB L 174 van 26.6.2013, blz. 1).

(11)  Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) (PB L 302 van 17.11.2009, blz. 32)

(12)  Met inachtneming van artikel 7, lid 4.

(13)  Midden-Europese tijd (CET) houdt rekening met de Midden-Europese zomertijd.

(14)  Vanwege vakanties kan er een afwijkende indeling zijn.

(15)  In verband met de vakantieperiode wordt de transactie van december normaliter één week vervroegd, dus tot de voorafgaande woensdag van die maand.

(16)  De aanduiding van de afwikkelingsdatum is gebaseerd op werkdagen van het Eurosysteem. T verwijst naar de transactiedag.

(17)  Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349).

(18)  Informatie over de kredietkwaliteitscategorieën is te vinden op de website van de ECB.

(19)  Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de Richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad (PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1).


BIJLAGE I

MINIMUMRESERVES

De inhoud van deze appendix is louter ter informatie. Indien deze bijlage en het juridische kader voor het Eurosysteemreservestelsel zoals bedoeld in lid 1 tegenstrijdig zijn, geldt het laatste.

1.

Krachtens artikel 19 van de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank (ESCB-statuten), eist de Europese Centrale Bank (ECB) dat kredietinstellingen op rekeningen bij de nationale centrale banken (NCB's) minimumreserves aanhouden in het kader van het reserveverplichtingenstelsel van het Eurosysteem. Het juridische kader voor dit stelsel is vastgelegd in artikel 19 van de ESCB-statuten, Verordening (EG) nr. 2531/98 en Verordening (EG) nr. 1745/2003 (ECB/2003/9). De toepassing van Verordening (EG) nr. 1745/2003 (ECB/2003/9) waarborgt uniforme modaliteiten van het reserveverplichtingenstelsel van het Eurosysteem in alle eurogebiedlidstaten.

2.

Het reserveverplichtingenstelsel van het Eurosysteem dient hoofdzakelijk om de geldmarktrente te stabiliseren en een structureel liquiditeitstekort te bewerkstelligen (of te vergroten).

3.

Overeenkomstig artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1745/2003 (ECB/2003/9) is het reserveverplichtingenstelsel van het Eurosysteem van toepassing op in eurogebiedlidstaten gevestigde kredietinstellingen. Bovendien, is het reserveverplichtingenstelsel van het Eurosysteem ook van toepassing op in het eurogebied gevestigde bijkantoren van niet in het eurogebied gevestigde kredietinstellingen. Het reserveverplichtingenstelsel van het Eurosysteem is evenwel niet van toepassing op buiten het eurogebied gevestigde bijkantoren van in het eurogebied gevestigde kredietinstellingen.

4.

Krachtens artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1745/2003 (ECB/2003/9) worden instellingen automatisch vrijgesteld van reserveverplichtingen vanaf het begin van de reserveperiode waarin hun vergunning wordt ingetrokken of waarin een rechtbank of andere bevoegde autoriteit van een lidstaat een besluit tot liquidatie van de instelling neemt.

5.

Krachtens artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1745/2003 (ECB/2003/9) kan de ECB op niet-discriminatoire basis, de in punt a) tot en met c) opgesomde instellingen vrijstellen van reserveverplichtingen. Tot die instellingen behoren onder meer instellingen waarop saneringsmaatregelen, bevriezing van middelen en/of aan andere maatregelen van toepassing zijn die door de Unie zijn opgelegd krachtens artikel 75 van het Verdrag, of door een lidstaat, waarbij het gebruik van hun gelden wordt beperkt, of ten aanzien waarvan de Raad van bestuur van de ECB een besluit heeft uitgevaardigd die hun toegang tot openmarkttransacties of de permanente faciliteiten van het Eurosysteem opschort of ontzegt.

6.

Krachtens artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1745/2003 (ECB/2003/9) stelt de ECB een lijst met instellingen op waarop het reserveverplichtingenstelsel van het Eurosysteem van toepassing is, en houdt deze lijst bij.

7.

De ECB maakt tevens een openbare lijst bekend van instellingen die van hun verplichtingen onder dit stelsel zijn vrijgesteld om andere redenen dan het feit dat saneringsmaatregelen, bevriezing van middelen en/of andere maatregelen van toepassing zijn die door de Unie zijn opgelegd krachtens artikel 75 van het Verdrag, of door een lidstaat, waarbij het gebruik van hun gelden wordt beperkt, of ten aanzien waarvan de Raad van bestuur van de ECB een besluit heeft uitgevaardigd die hun toegang tot openmarkttransacties of de permanente faciliteiten van het Eurosysteem opschort of ontzegt.

8.

De reservebasis van elke instelling is een percentage van een aantal balansposten. De balansgegevensrapportage aan de NCB's geschiedt in het bredere ECB-kader van monetaire en financiële statistieken. Doorgaans berekenen instellingen de reservebasis ten aanzien van een specifieke reserveperiode op basis van de gegevens die verband houden met de maand die twee maanden voorafgaat aan de maand binnen welke de reserveperiode begint krachtens artikel 3, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1745/2003 (ECB/2003/9), behoudens de uitzonderingen voor instellingen die bij de „cutting-off-the-tail”-procedure betrokken zijn, zoals bedoeld in artikel 3, lid 4, van diezelfde verordening.

9.

De reserveratio's worden door de ECB vastgesteld met inachtneming van het in de Verordening (EG) nr. 2531/98 vermelde maximum.

10.

Het ten aanzien van een specifieke reserveperiode door elke instelling aan te houden bedrag aan reserves wordt berekend door de reserveratio toe te passen op elke relevante post van de reservebasis voor die periode. De door de betrokken deelnemende NCB en de instelling overeenkomstig de procedures van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1745/2003 (ECB/2003/9) vastgestelde minimumreserves vormen de grondslag voor: a) de rentevergoeding over verplicht aangehouden reserves; en b) de beoordeling of een instelling voldoet aan de verplichting tot het aanhouden van het vereiste bedrag van minimumreserves.

11.

Teneinde de rentevoeten te stabiliseren, kunnen instellingen uit hoofde van het reserveverplichtingenstelsel van het Eurosysteem de middelingsbepaling toepassen, hetgeen inhoudt dat naleving van de reserveverplichtingen wordt vastgesteld op basis van de gedurende een reserveperiode per dagultimo op de reserverekening van een wederpartij aangehouden bedragen. Naleving van de reserveverplichting wordt vastgesteld op basis van gedurende een reserveperiode door een instelling dagelijks aangehouden gemiddelde reserves. Artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1745/2003 (ECB/2003/9) definieert het begrip reserveperiode.

12.

Overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1745/2003 (ECB/2003/9) wordt over de door de instelling gedurende de reserveperiode verplicht aangehouden reserves rente vergoed tegen het gemiddelde rentetarief van de ECB (gewogen naar het aantal kalenderdagen) voor de basisherfinancieringstransacties volgens de volgende formule (de uitkomst wordt tot op één cent nauwkeurig afgerond):

Formula Formula

waarbij:

Rt

=

vergoeding betaald over verplichte reserves tijdens reserveperiode t;

Ht

=

gemiddelde dagelijkse reserveaanhouding tijdens reserveperiode t;

nt

=

aantal kalenderdagen in reserveperiode t;

rt

=

vergoeding betaald over verplichte reserves tijdens reserveperiode t. De rentevoet wordt standaard afgerond op twee decimalen;

i

=

de i-de kalenderdag van reserveperiode t;

MR i

=

marginale rentevoet voor de laatste basisherfinancieringstransactie uitgevoerd op of vóór kalenderdag i.

Indien een instelling niet voldoet aan andere verplichtingen opgelegd ingevolge ECB-verordeningen en -besluiten met betrekking tot de reserveverplichtingen van het Eurosysteem (als bijvoorbeeld relevante gegevens niet tijdig of niet juist worden gerapporteerd), kan de ECB sancties opleggen conform Verordening (EG) nr. 2532/98 en Verordening (EG) nr. 2157/1999 (ECB/1999/4). De ECB-directie kan de criteria vaststellen, en deze bekendmaken, op grond waarvan zij de in artikel 7, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2531/98 genoemde sancties zal toepassen.


BIJLAGE II

TENDERAANKONDIGING

De openbare tenderaankondiging bevat de volgende informatie:

a)

het referentienummer van de tendertransactie;

b)

de tendertransactiedatum;

c)

het type transactie (liquiditeitsverruimend of -verkrappend, alsmede het soort monetairbeleidsinstrument);

d)

de transactielooptijd;

e)

de transactieduur (doorgaans uitgedrukt in een aantal dagen);

f)

het tendertype, d.w.z. vast of variabel;

g)

voor variabele rentetenders, de toewijzingsmethode, d.w.z. de toewijzingsprocedure op basis van een enkelvoudige rentevoet (Nederlands veilingsysteem) dan wel de toewijzingsprocedure op basis van een meervoudige rentevoet (Amerikaans veilingsysteem);

h)

het voorgenomen transactievolume, doorgaans alleen bij langerlopende herfinancieringstransacties (LTRO's);

i)

voor vaste rentetenders, de vaste tenderrentevoet, koers, swappunt of swapspread (de referentie-index voor geïndexeerde tenders en het offertetype in geval van een rentevoet of spread);

j)

minimaal of maximaal aanvaardbare rentevoet, koers of swappunt, indien van toepassing;

k)

bij uitgifte van ECB-schuldbewijzen, de aanvangsdatum en de afloopdatum van de transactie, indien van toepassing of de valutadatum en de vervaldatum van het instrument;

l)

de bij de transactie betrokken valuta's en bij deviezenswaps de valuta waarvan het bedrag vast blijft;

m)

bij deviezenswaps, de contante wisselkoers die dient als referentie bij het berekenen van inschrijvingen;

n)

het maximumbedrag waarvoor kan worden ingeschreven, indien van toepassing;

o)

de minimale toewijzing per wederpartij, indien van toepassing;

p)

minimaaltoewijzingspercentage, d.w.z. de ondergrens, uitgedrukt als een percentage van de inschrijvingen, van de toewijzingen tegen de marginale rentevoet bij een tendertransactie, indien toepasselijk;

q)

het tijdschema voor het indienen van inschrijvingen;

r)

bij de emissie van ECB-schuldbewijzen, de denominatie van de certificaten en de ISIN-code van de emissie;

s)

het maximum aantal inschrijvingen per wederpartij (voor variabele rentetenders, indien de ECB voornemens is het aantal inschrijvingen te beperken, bedraagt dit doorgaans tien inschrijvingen per wederpartij);

t)

het offertetype (rente of spread);

u)

de referentie-entiteit bij geïndexeerde tenders


BIJLAGE III

TENDERTOEWIJZING EN TENDERPROCEDURES

Tabel 1

Toewijzing van vaste rentetenders

Het toewijzingspercentage is:

Formula

Het aan de i-de wederpartij toegewezen bedrag is:

alli = all % × (ai )

waarbij:

A

=

totaal toegewezen bedrag

n

=

totaal aantal wederpartijen

ai

=

inschrijvingsbedrag van de i-de wederpartij

all %

=

toewijzingspercentage

alli

=

totale aan de i-de wederpartij toegewezen bedrag

Tabel 2

Toewijzing van variabele rentetenders in euro

(het voorbeeld gaat uit van inschrijvingen waarbij een rentevoet wordt opgegeven)

Het toewijzingspercentage tegen de marginale rentevoet is:

Formula

De toewijzing aan de i-de wederpartij tegen de marginale rentevoet is:

all (rm ) i = all % (rm ) × a(rm)i

Het totale aan de i-de wederpartij toegewezen bedrag is:

Formula

waarbij:

A

=

totaal toegewezen bedrag

r s

=

s-de rentevoet opgegeven door wederpartijen

N

=

totaal aantal wederpartijen

a(r s ) i

=

door de i-de wederpartij opgegeven bedrag bij s-de rentevoet (r s )

a(r s )

=

totaal opgegeven bedrag bij de s-de rentevoet (rs)

Formula

r m

=

marginale rentevoet:

 

r 1rs rm bij een liquiditeitsverruimende tender

 

rm rs r 1 bij een liquiditeitsverkrappende tender

r m – 1

=

rentevoet vóór de marginale rentevoet (laatste rentevoet waarbij inschrijvingen volledig worden toegewezen):

 

r m – 1 > rm bij een liquiditeitsverruimende tender

 

rm > r m – 1 bij een liquiditeitsverkrappende tender

all %(r m )

=

toewijzingspercentage bij de marginale rentevoet

all(r s ) i

=

toewijzing aan de i-de wederpartij bij de s-de rentevoet

all i

=

totaal aan de i-de wederpartij toegewezen bedrag

Tabel 3

Toewijzing van variabele rentevoet deviezenswaps

Het toewijzingspercentage tegen het marginaalswappunt is:

Formula

De toewijzing aan de i-de wederpartij tegen het marginaalswappunt is:

all m ) i = all % (Δ m ) × a(Δm)i

Het totale aan de i-de wederpartij toegewezen bedrag is:

Formula

waarbij:

A =

totaal toegewezen bedrag

Δs =

door wederpartijen opgegeven s-de swappunt

N =

totaal aantal wederpartijen

a(Δs) i =

door de i-de wederpartij opgegeven bedrag bij s-de swappunt (Δs)

a(Δs) =

totaal opgegeven bedrag bij s-de swappunt (Δs)

Formula

Δ m =

marginaalswappunt:

 

Δ m ≥ Δ s ≥ Δ1 bij een liquiditeitsverruimende deviezenswap

 

Δ1 Δ s Δ m bij een liquiditeitsverkrappende deviezenswap

Δ m – 1

swappunt vóór het marginaalswappunt (laatste opgegeven swappunt waarbij inschrijvingen volledig worden toegewezen),

 

Δ m > Δ m – 1 bij een liquiditeitsverruimende deviezenswap

 

Δ m – 1 > Δ m bij een liquiditeitsverkrappende deviezenswap

all %(Δ m )

toewijzingspercentage bij het marginaalswappunt

all(Δ s ) i

toewijzing aan de i-de wederpartij bij het s-de swappunt

all i

totaal aan de i-de wederpartij toegewezen bedrag


BIJLAGE IV

TENDERRESULTATENAANKONDIGING

De openbare tenderresultatenbekendmaking bevat de volgende indicatieve informatie:

a)

het referentienummer van de tendertransactie;

b)

de tendertransactiedatum;

c)

het transactietype;

d)

de transactielooptijd;

e)

de transactieduur (doorgaans uitgedrukt in een aantal dagen);

f)

het totale door Eurosysteemwederpartijen ingeschreven bedrag;

g)

het aantal inschrijvers;

h)

bij deviezenswaps, de betrokken valuta

i)

het totale toegewezen bedrag;

j)

voor vaste rentetenders, het toegewezen bedrag;

k)

bij deviezenswaps, de contante koers;

l)

bij variabele rentetenders, de marginale rentevoet, koers, het swappunt of aanvaarde spread en toewijzingspercentage bij de marginale rentevoet, koers of het swappunt;

m)

bij toewijzingsprocedures op basis van een meervoudige rentevoet, de minimale en de maximale opgegeven rentevoet, d.w.z. de ondergrens en de bovengrens van de rentevoet waartegen wederpartijen hebben ingeschreven op variabele rentetenders, en het gewogen gemiddelde toewijzingspercentage;

n)

de aanvangsdatum en de afloopdatum van de transactie, indien van toepassing, of de valutadatum en de vervaldatum van het instrument, zulks bij de emissie van ECB-schuldbewijzen,

o)

de minimale toewijzing per wederpartij, indien van toepassing;

p)

het minimaaltoewijzingspercentage, indien van toepassing;

q)

bij de emissie van ECB-schuldbewijzen, de denominatie van de certificaten en de ISIN-code van de emissie;

r)

het maximum aantal inschrijvingen per wederpartij (voor variabele rentetenders, indien de ECB voornemens is het aantal inschrijvingen te beperken, bedraagt dit doorgaans tien inschrijvingen per wederpartij).


BIJLAGE V

KEUZECRITERIA AANGAANDE WEDERPARTIJEN BIJ DEVIEZENINTERVENTIES VAN HET EUROSYSTEEM

1.

De keuze van wederpartijen bij deviezeninterventies van het Eurosysteem is gebaseerd op twee reeksen categorieën inzake prudentiële beginselen en efficiëntiebeginselen.

2.

De efficiëntiecriteria worden slechts toegepast nadat de prudentiële criteria zijn toegepast.

3.

De prudentiële criteria omvatten het volgende:

a)

wederpartijkredietwaardigheid, die wordt beoordeeld aan de hand van een samenstel van verschillende methoden, bijvoorbeeld door gebruik te maken van commercieel gepubliceerde ratings en een interne analyse van vermogensverhoudingen en andere kengetallen;

b)

een wederpartij staat onder toezicht van een erkende toezichthouder;

c)

een wederpartij heeft een goede reputatie en neemt hoge ethische normen in acht.

4.

De efficiëntiecriteria omvatten onder meer het volgende:

a)

het concurrerend prijsgedrag van de wederpartij en zijn vermogen om onder alle marktomstandigheden grootschalige deviezentransacties te verrichten; en

b)

de kwaliteit en de reikwijdte van door wederpartijen verstrekte informatie.

5.

Teneinde doelmatig in verschillende geografische locaties te kunnen interveniëren, kunnen nationale centrale banken wederpartijen selecteren in alle internationale financiële centra om hun deviezeninterventies af te sluiten.


BIJLAGE VI

GRENSOVERSCHRIJDEND GEBRUIK VAN BELEENBARE ACTIVA

I.   HET CORRESPONDENTENMODEL VOOR CENTRALE BANKEN (CCBM)

Tabel 1

Het correspondentenmodel voor centrale banken (CCBM)

Gebruik van in land B gedeponeerde beleenbare activa door een in land A gevestigde wederpartij om van de nationale centrale bank (NCB) van land A krediet te verkrijgen.

Image

1.

Voor het grensoverschrijdende gebruik van beleenbare activa houden alle NCB's effectenrekeningen bij elkaar aan. De precieze werking van het CCBM hangt er vanaf of de beleenbare activa voor een specifieke transactie worden geoormerkt („earmarking”) dan wel in een onderpanddepot worden aangehouden („pooling”).

2.

In het geval van „earmarking” geeft de wederpartij, zodra een kredietinschrijving van de wederpartij is aanvaard door de eigen NCB, opdracht eventueel via de eigen bewaarnemer aan het effectenafwikkelingssysteem (SSS) in het land waar de verhandelbare activa worden aangehouden om deze over te boeken naar de centrale bank van dat land (hierna de „correspondent-centrale bank”) op de rekening van de eigen NCB. Zodra de eigen NCB bericht krijgt van de correspondent-centrale bank dat het onderpand is ontvangen, maakt zij de gelden aan de wederpartij over. De NCB's verstrekken geen gelden voordat zeker is dat de verhandelbare activa van de wederpartij door de correspondent-centrale bank zijn ontvangen. Waar nodig met het oog op het uiterste tijdstip van afwikkeling kunnen wederpartijen vooraf bij correspondent-centrale banken op de rekening van de eigen NCB activa deponeren volgens de CCBM-procedures.

3.

Bij gebruikmaking van een onderpanddepot kan de wederpartij te allen tijde verhandelbare activa aan de correspondent-centrale bank overmaken op de rekening van de eigen NCB. Zodra de eigen NCB bericht krijgt van de correspondent-centrale bank dat de verhandelbare activa zijn ontvangen, zal zij deze verhandelbare activa opnemen in het onderpanddepot van de wederpartij.

4.

Voor bepaalde niet-verhandelbare activa, d.w.z. kredietvorderingen en retail-schuldbewijzen met hypothecair onderpand (RMBD's), zijn specifieke procedures voor grensoverschrijdend gebruik ontwikkeld. Wanneer kredietvorderingen in een grensoverschrijdende context als onderpand worden gebruikt, wordt een CCBM-variant op kredietvorderingen toegepast middels overdracht van eigendom of cessie aan of verpanding ten gunste van de eigen NCB, of een andere vorm van verpanding ten gunste van de correspondent-centrale bank die optreedt als vertegenwoordiger van de eigen NCB. Een andere ad-hocvariant gebaseerd op de verpanding ten gunste van de correspondent-centrale bank die optreedt als vertegenwoordiger van de eigen NCB wordt toegepast om grensoverschrijdend gebruik van RMBD's mogelijk te maken.

5.

Het CCBM is op elke TARGET2-werkdag voor wederpartijen beschikbaar van 9.00 tot 16.00 uur Midden-Europese tijd, zulks zowel voor verhandelbare als niet-verhandelbare activa. Een wederpartij die gebruik wenst te maken van het CCBM, moet de NCB waarvan zij krediet wenst te ontvangen, d.w.z. de eigen NCB, daarvan vóór 16.00 uur Midden-Europese tijd in kennis stellen. De wederpartij moet ervoor zorgen dat het desbetreffende onderpand voor de krediettransactie uiterlijk om 16.45 uur Midden-Europese tijd op de rekening van de correspondent-centrale bank wordt bijgeschreven. De verwerking van instructies of levering die deze uiterste termijn niet respecteren, geschiedt zo goed mogelijk en kan in aanmerking genomen worden voor op de volgende Target2-werkdag verstrekt krediet. Indien wederpartijen verwachten dat zij op een laat tijdstip gebruik moeten maken van het CCBM, moeten zij de activa zoveel mogelijk vooraf deponeren. In uitzonderlijke omstandigheden, dan wel indien voor monetairbeleidsdoeleinden vereist, kan de ECB besluiten de CCBM-sluitingstijd te verlengen tot de Target2-sluitingstijd, zulks in samenwerking met centrale effectenbewaarinstellingen (CSD's) aangaande hun mogelijkheden om hun uiterste termijnen voor verhandelbare activa te verlengen.

II.   IN AANMERKING KOMENDE KOPPELINGEN TUSSEN SSS-EN

Tabel 2

Koppelingen tussen effectenafwikkelingssystemen

Gebruik van in de SSS van land B uitgegeven beleenbare activa die een in land A gevestigde wederpartij aanhoudt middels een koppeling tussen de SSS-en in de landen A en B om van de NCB van land A krediet te verkrijgen.

Image

1.

Een in aanmerking komende koppeling tussen twee SSS-en in de Europese Economische Ruimte (EER) bestaat uit een reeks procedures en regelingen voor de grensoverschrijdende overdracht van activa middels een giraal proces. Een koppeling is een bij een SSS (de „investerende SSS”) geopende omnibusrekening in een andere SSS (de „uitgevende SSS”).

2.

Middels in aanmerking komende koppelingen kan een deelnemer in een SSS in de EER effecten aanhouden die zijn uitgegeven in een andere SSS in de EER zonder in die SSS deelnemer te zijn. Bij gebruikmaking van koppelingen tussen SSS-en houden de wederpartijen de activa aan op hun eigen rekening bij het SSS van het eigen land en is een bewaarnemer niet nodig.

III.   CCBM IN COMBINATIE MET IN AANMERKING KOMENDE KOPPELINGEN

Tabel 3

CCBM in combinatie met in aanmerking komende koppelingen

Gebruik van in de SSS van land C uitgegeven beleenbare activa die een in land A gevestigde wederpartij in de SSS van land B aanhoudt middels een directe koppeling tussen de SSS-en in de landen B en C om van de NCB van land A krediet te verkrijgen.

Image

Indien beleenbare activa via het CCBM met koppelingen worden overgedragen, verzekeren wederpartijen dat de effecten geleverd worden aan een rekening bij de betrokken investerende SSS uiterlijk om 16.00 uur Midden-Europese tijd op de afwikkelingsdatum teneinde de afwikkeling van transacties van dezelfde valutadagen te verzekeren. Enig na 16.00 uur Midden-Europese tijd door de eigen NCB van wederpartijen ontvangen mobilisatieverzoek, dan wel enig na 16.00 uur Midden-Europese tijd gedaan verzoek om levering van beleenbare activa aan een rekening bij de betrokken investerende SSS wordt zo goed mogelijk behandeld, zulks overeenkomstig de uiterste termijnen van de betrokken SSS-en.

IV.   CCBM EN TRIPARTIETONDERPANDBEHEERDIENSTEN

Tabel 4

Grensoverschrijdende tripartietdiensten

Gebruik van beleenbare activa die worden aangehouden in de tripartietagent van land B door een wederpartij die is gevestigd in land A om krediet te verkrijgen van de NCB van land A.

Image

De pijl „informatie inzake onderpand” tussen wederpartij A en NCB A kan bij bepaalde tripartietagenten niet relevant zijn, zulks afhankelijk van het verkozen contractuele model en in een dergelijk geval stuurt de wederpartij geen instructie aan NCB A noch ontvangt hij een bevestiging van NCB A.


BIJLAGE VII

BEREKENING VAN OVEREENKOMSTIG DEEL VIJF TOE TE PASSEN SANCTIES

I.   BEREKENING VAN FINANCIËLE SANCTIES WEGENS GESCHONDEN WEDERPARTIJVERPLICHTINGEN

1.

Indien een nationale centrale bank (NCB) overeenkomstig deel vijf een financiële sanctie oplegt aan een van haar wederpartijen, berekent zij de sanctie overeenkomstig een vooraf vastgestelde boeterente, en wel als volgt.

a)

Indien een in artikel 154, lid 1, onder a), b) of c), vastgelegde verplichting niet wordt nagekomen, wordt een financiële sanctie berekend middels de rentevoet van de marginale beleningsfaciliteit die wordt toegepast op de dag waarop de niet-naleving begon plus 2,5 procentpunten.

b)

Indien een in artikel 154, lid 1, onder d), vastgelegde verplichting niet wordt nagekomen, wordt een financiële sanctie berekend middels de rentevoet van de marginale beleningsfaciliteit die wordt toegepast op de dag waarop de niet-naleving begon plus 5 procentpunten. Voor herhaalde schendingen van de in artikel 154, lid 1, onder d), bedoelde verplichting binnen een periode van twaalf maanden (in aanmerking genomen vanaf de dag waarop de eerste schending plaatsvond), wordt de boeterente voor iedere schending met nog eens 2,5 procentpunten verhoogd.

2.

Indien een in artikel 154, lid 1, onder a) of b), vastgelegde verplichting niet wordt nagekomen, wordt een financiële sanctie berekend door toepassing van de boeterente overeenkomstig lid 1, onder a), op het onderpandbedrag of de liquiditeiten die de wederpartij niet kon leveren of afwikkelen, zulks vermenigvuldigd met de coëfficiënt X/360, waarbij X het aantal kalenderdag dagen is, maximaal zeven, gedurende welke de wederpartij geen onderpand kon verstrekken noch kon afwikkelen: a) het toegewezen bedrag zoals bepaald in de certificering van de afzonderlijke toewijzingsresultaten gedurende de looptijd van een transactie; of b) het resterende bedrag van een specifieke transactie indien de NCB voor de resterende tijd van de transactie overgaat tot vroegtijdige beëindiging.

3.

Indien een in artikel 154, lid 1, onder c), vastgelegde verplichting niet wordt nagekomen, wordt als volgt een financiële sanctie berekend door toepassing van de boeterente overeenkomstig lid 1, onder a), op de waarde van de niet-beleenbare activa na toepassing van de surpluspercentages of de activa die na toepassing van de surpluspercentages niet gemobiliseerd of gebruikt kunnen worden door de wederpartij:

a)

indien een wederpartij een NCB niet-beleenbare activa verstrekt, wordt rekening gehouden met de waarde van de niet-beleenbare activa na toepassing van de surpluspercentages; of

b)

indien aanvankelijk beleenbare activa niet-beleenbaar worden dan wel niet langer door de wederpartij gemobiliseerd of gebruikt kunnen worden, wordt rekening gehouden met de waarde van de activa na toepassing van de surpluspercentages, zulks met betrekking tot de activa die niet zijn verwijderd op of voor aanvang van de achtste kalenderdag volgende op een gebeurtenis waarna de beleenbare activa niet-beleenbaar worden of die de wederpartij niet langer kan mobiliseren of gebruiken.

4.

De in lid 3, onder a) en b), bedoelde bedragen worden vermenigvuldigd met de coëfficiënt X/360, waarbij X het aantal kalenderdag dagen is, maximaal zeven, gedurende welke de wederpartij niet voldeed aan haar verplichtingen aangaande het gebruik van de activa die zij heeft verstrekt als onderpand voor Eurosysteemkrediettransacties. In geval van lid 3, onder b), begint de berekening van X na afloop van de respijtperiode van zeven kalenderdagen.

[EUR [waarde van niet-beleenbare activa na surpluspercentages op de eerste dag van de niet-naleving] * (de toepasselijke marginale beleningsrente op de dag waarop de niet-naleving begon + 2,5 %) *[X]/360 = […] EUR]

5.

Voor limietovertredingen aangaande ongedekte schuldbewijzen, die een kredietinstelling heeft uitgegeven, of met haar nauw verbonden entiteiten zoals bedoeld in artikel 141, wordt de toepassing van een respijtperiode als volgt bepaald:

a)

een respijtperiode van zeven kalenderdagen is van toepassing indien de niet-naleving het gevolg is van een waardemutatie, zonder de aanvullende aanbieding van dergelijke ongedekte schuldbewijzen, en wel op de volgende grondslag:

i)

de waarde van de reeds aangeboden ongedekte schuldbewijzen is gestegen; of

ii)

het totale onderpanddepot is verlaagd.

In die gevallen moet de wederpartij de waarde van haar totale onderpanddepot, of de waarde van die ongedekte schuldbewijzen, binnen de respijtperiode aanpassen om aan de toepasselijke limiet te voldoen;

b)

door de indiening van aanvullende ongedekte schuldbewijzen die een kredietinstelling heeft uitgegeven, of met haar nauw verbonden entiteiten, die niet aan de toepasselijke limiet voldoet, heeft de wederpartij geen recht op een respijtperiode.

6.

Indien de wederpartij informatie heeft verstrekt die de waarde van haar onderpand vanuit het Eurosysteemperspectief aangaande artikel 145, lid 4, aantast, bijvoorbeeld onjuiste informatie inzake het uitstaande bedrag van een gebruikte kredietvordering die foutief is of was of achterhaald, wordt die gedaalde waarde van het onderpand aangerekend voor de berekening van de financiële sanctie krachtens lid 3. Indien de onjuiste informatie binnen de respijtperiode van zeven kalenderdagen gecorrigeerd wordt, wordt geen sanctie opgelegd.

7.

Indien in artikel 154, lid 1, onder d), vastgelegde verplichtingen niet worden nagekomen, wordt een financiële sanctie berekend door toepassing van de boeterente overeenkomstig lid 1, onder b), op het bedrag van de onterechte toegang tot de marginale beleningsfaciliteit door de wederpartij.

8.

Een NCB legt een minimum financiële sanctie van 500 EUR op indien de berekening overeenkomstig deze bijlage resulteert in een bedrag onder de 500 EUR. Een financiële sanctie wordt niet opgelegd indien een niet-naleving binnen de toepasselijke respijtperiode wordt gecorrigeerd.

II.   BEREKENING VAN NIET-FINANCIËLE SANCTIES WEGENS GESCHONDEN WEDERPARTIJVERPLICHTINGEN

Schorsing wegens niet-nakoming van de in artikel 154, lid 1), onder a) of b), bedoelde verplichtingen

9.

Indien overeenkomstig artikel 156, lid 1, een schorsingsperiode van toepassing is, legt een NCB overeenkomstig het hiernavolgende een schorsing op:

a)

als het bedrag aan niet-geleverd(e) onderpand of liquiditeiten minder is dan 40 % van de totale in te dienen hoeveelheid onderpand of liquiditeiten, volgt een schorsing van één maand;

b)

als het bedrag aan niet-geleverd(e) onderpand of liquiditeiten tussen de 40 % en 80 % van de totale in te dienen hoeveelheid onderpand of liquiditeiten bedraagt, volgt een schorsing van twee maanden;

c)

als het bedrag aan niet-geleverd(e) onderpand of liquiditeiten tussen de 80 % en 100 % van de totale in te dienen hoeveelheid onderpand of liquiditeiten bedraagt, volgt een schorsing van drie maanden.

10.

Aangaande I en II hierboven, indien een sanctie betrekking heeft op een transactie tussen een wederpartij en de ECB in een bilaterale procedure, betekenen de bepalingen hierboven dat de ECB sancties mag opleggen.


BIJLAGE VIII

VEREISTEN INZAKE LENINGSGEWIJZE GEGEVENSRAPPORTAGE VOOR EFFECTEN OP ONDERPAND VAN ACTIVA

Deze bijlage is van toepassing op de verstrekking van alomvattende en gestandaardiseerde leningsgewijze gegevens inzake de pool van cash-flow genererende activa die onderpand vormen voor effecten op onderpand van activa, zoals bedoeld in artikel 78.

I.   INDIENING VAN LENINGSGEWIJZE GEGEVENS

1.

Leningsgewijze gegevens moeten de betrokken partijen bij een door het Eurosysteem aangewezen databank voor leningsgewijze gegevens indienen. De databank voor leningsgewijze gegevens maakt die gegevens elektronisch bekend. Om aangewezen te worden, moet een databank voor leningsgewijze gegevens voldoen aan de toepasselijke Eurosysteemvereisten, waaronder open toegang, dekking, niet-discriminatie, passende bestuursstructuur en transparantie.

2.

Leningsgewijze gegevens moeten voor iedere afzonderlijke transactie ingediend worden met het betrokken up-to-date sjabloon voor de rapportage van leningsgewijze gegevens, zoals bekendgemaakt op de ECB-website, zulks afhankelijk van het type activa dat het onderpand vormt voor effecten op onderpand van activa, zoals bedoeld in artikel 73, lid 1.

3.

Leningsgewijze gegevens moeten ten minste kwartaalsgewijs gerapporteerd worden, zulks niet later dan één maand na de vervaldatum van de betaling van interest op het betrokken effect op onderpand van activa. Aangaande de ingediende gegevens, mag de poolsluitingsdatum niet ouder zijn dat twee maanden, d.w.z. „de indieningsdatum voor het rapport” min de „poolsluitingsdatum” moet minder dan twee maanden bedragen. De „poolsluitingsdatum” is de datum waarop een momentopname van de prestatie van de onderliggende activa werd gemaakt ten behoeve van het rapport.

4.

Teneinde naleving van deze vereisten van lid 2 en 3 te verzekeren, zal de databank voor leningsgewijze gegevens inzake elke transactie geautomatiseerde consistentie- en nauwkeurigheidscontroles uitvoeren op gerapporteerde nieuwe en bijgewerkte leningsgewijze gegevens.

II.   VEREISTE DETAILNIVEAU

1.

Na de toepassingsdatum van leningsgewijze rapportagevereisten voor de specifieke categorie van cash-flow generende activa die onderpand vormen voor effecten op onderpand van activa zoals bedoeld op de ECB-website, moet leningsgewijze informatie verstrekt worden voor effecten op onderpand van activa om beleenbaar te worden of te blijven.

2.

Binnen drie maanden moet het effect op onderpand van activa inzake naleving een verplicht minimumniveau verwezenlijken, zulks te beoordelen op grond van de informatie die beschikbaar is met name in specifieke gegevensvelden van het rapportagesjabloon voor leningsgewijze gegevens.

3.

Bij gebreke van velden voor specifieke gegevens, is een reeks van zes „non-gegevens” (ND)-opties opgenomen in ieder van die sjablonen voor leningsgewijze gegevens en moet worden ingevuld wanneer specifieke gegevens niet overeenkomstig het sjabloon voor leningsgewijze gegevens kunnen worden aangeleverd. Er is tevens een zevende ND-optie die alleen geldt voor het sjabloon voor leningsgewijze gegevens voor effecten op onderpand van commercieelvastgoedhypotheken (CMBS-en).

Tabel 1

Toelichting bij de ND-opties

„Non-gegevens”-opties

Toelichting

ND1

Gegevens niet verzameld aangezien de acceptatiecriteria zulks niet verlangen

ND2

Gegevens verzameld op verzoek, maar niet in het rapportagesysteem ingevoerd bij de afronding

ND3

Gegevens verzameld op verzoek, maar werd in een ander systeem ingevoerd dan het rapportagesysteem

ND4

Gegevens verzameld, maar slechts met ingang van xxxx-xx beschikbaar

ND5

Niet van belang

ND6

Niet van toepassing voor de jurisdictie

ND7

Slechts voor CMBS-leningen met een waarde van minder dan 500 000 EUR, d.w.z. de totale waarde van commerciële leningen bij initiatie

III.   OVERGANGSPERIODE

1.

De volgende overgangsperiode van negen maanden is van toepassing op alle effecten op onderpand van activa, zulks afhankelijk van de datum waarop de rapportagevereisten voor leningsgewijze gegevens voor de betrokken activacategorie, die het onderpand vormen voor effecten op onderpand van activa, van toepassing zijn:

a)

gedurende de eerste drie maanden (eerste kwartaal) volgende op de toepassingsdatum moeten leningsgewijze gegevens gerapporteerd worden, maar er zijn geen specifieke limieten aangaande het aantal verplichte velden met ND1 tot en met ND7;

b)

met ingang van de vierde maand tot en met het einde van de zesde maand (tweede kwartaal) mag het aantal verplichte velden met ND1 niet hoger zijn dan 30 % van het totale aantal verplichte velden en het aantal verplichte velden met ND2, ND3 of ND4 mag niet hoger zijn dan 40 % van het totale aantal verplichte velden;

c)

met ingang van de zevende maand tot en met het einde van de negende maand (derde kwartaal) mag het aantal verplichte velden met ND1 niet hoger zijn dan 10 % van het totale aantal verplichte velden en het aantal verplichte velden met ND2, ND3 of ND4 mag niet hoger zijn dan 20 % van het totale aantal verplichte velden;

d)

aan het einde van de negen maanden durende overgangsperiode, mogen er voor een specifieke transactie geen verplichte velden zijn bij de leningsgewijze gegevens met ND1-, ND2-, ND3- of ND4-waarden.

2.

Door de toepassing van deze drempels genereert de databank bij de indiening en verwerking van leningsgewijze gegevens een score en wijst deze toe aan elke transactie met effecten op onderpand van activa.

3.

Deze score geeft het aantal verplichte velden met ND1 weer en het aantal verplichte velden met ND2, ND3 of ND4, in elk geval gerelateerd aan het totale aantal verplichte velden. Dienaangaande mogen de opties ND5, ND6 en ND7 alleen worden gebruikt, indien de relevante gegevensvelden in het betrokken rapportagesjabloon van leningsgewijze gegevens zulks toestaan. De combinatie van de twee drempelreferentiewaarden genereert de volgende reeks van scores inzake leningsgewijze gegevens:

Tabel 2

Scores inzake leningsgewijze gegevens

Scorewaarde matrix

ND1-waarden

0

≤ 10 %

≤ 30 %

> 30 %

ND2

of

ND3

of

ND4

0

A1

B1

C1

D1

≤ 20 %

A2

B2

C2

D2

≤ 40 %

A3

B3

C3

D3

> 40 %

A4

B4

C4

D4

4.

Overeenkomstig het volgende overzicht moet tijdens de bovengenoemde overgangsperiode de score elk kwartaal geleidelijk aan verbeterd worden:

Tabel 3

Scorewaarde

Tijdschema

Scorewaarde (geschiktheidsbehandeling)

Eerste kwartaal

(geen minimum scorewaarde afgedwongen)

Tweede kwartaal

C3 (ten minste)

Derde kwartaal

B2 (ten minste)

Vanaf het vierde kwartaal

A1


BIJLAGE IX

PRESTATIETOEZICHTPROCES VAN HET KREDIETBEOORDELINGSKADER VAN HET EUROSYSTEEM

1.

Voor elk kredietbeoordelingssysteem bestaat het prestatietoezichtproces van het kredietbeoordelingskader van het Eurosysteem (Eurosystem credit assessment framework — ECAF) uit een jaarlijkse ex-post vergelijking van:

a)

de waargenomen wanbetalingsgraad voor alle door het kredietbeoordelingssysteem beoordeelde in aanmerking komende entiteiten en schuldinstrumenten die zijn ondergebracht in statische depots, zulks op grond van bepaalde kenmerken, bijvoorbeeld rating, activacategorie, bedrijfstak, kredietkwaliteitsbeoordelingsmodel; en

b)

de met de respectieve kredietkwaliteitscategorie van geharmoniseerde Eurosysteemratingschaal verbonden hoogste kans op wanbetaling.

2.

Het eerste element van het proces is de jaarlijkse samenstelling door de verstrekker van het kredietbeoordelingssysteem van de lijst van entiteiten en schuldinstrumenten met een kredietkwaliteitsbeoordeling die aan het begin van de toezichtperiode voldoen aan de kredietkwaliteitsvereisten van het Eurosysteem. De verstrekker van het kredietbeoordelingssysteem verstrekt vervolgens deze lijst aan het Eurosysteem, zulks middels het door het Eurosysteem verstrekte sjabloon met velden inzake identificatie, indeling en kredietkwaliteitsbeoordeling.

3.

Het tweede element van het proces voltrekt zich aan het einde van de twaalf maanden durende toezichtperiode. De verstrekker van het kredietbeoordelingssysteem werkt de prestatiegegevens voor de entiteiten en schuldinstrumenten op de lijst bij. Het Eurosysteem behoudt zich het recht voor om voor het uitvoeren van prestatietoezicht vereiste aanvullende informatie te verlangen.

4.

Het gedurende een periode van een jaar vastgestelde wanbetalingsgraad van het statische depot van een kredietbeoordelingssysteem dient als input voor de ECAF-prestatietoezichtprocedure, die bestaat uit een jaarlijkse regel en een beoordeling over meerdere perioden.

5.

Indien de waargenomen wanbetalingsgraad van het statische depot gedurende een periode van een jaar en/of meerdere jaren aanzienlijk afwijkt van de hoogste kans op wanbetaling van de betrokken kredietkwaliteitscategorie, analyseert het Eurosysteem met de verstrekker van het kredietbeoordelingssysteem de oorzaken van deze afwijking.


BIJLAGE X

SURPLUSPERCENTAGENIVEAUS

Tabel 1

Surpluspercentages voor beleenbare verhandelbare activa

 

Surpluscategorieën

Kredietkwaliteit

Restlooptijd (jaren) (2)

Categorie I

Categorie II (1)

Categorie III (1)

Categorie IV (1)

Categorie V (1)

vastrentende coupon

nulcoupon

vastrentende coupon

nulcoupon

vastrentende coupon

nulcoupon

vastrentende coupon

nulcoupon

 

Stap 1 en 2

[0, 1)

0,5

0,5

1,0

1,0

1,0

1,0

6,5

6,5

10,0

[1, 3)

1,0

2,0

1,5

2,5

2,0

3,0

8,5

9,0

[3, 5)

1,5

2,5

2,5

3,5

3,0

4,5

11,0

11,5

[5, 7)

2,0

3,0

3,5

4,5

4,5

6,0

12,5

13,5

[7, 10)

3,0

4,0

4,5

6,5

6,0

8,0

14,0

15,5

[10, ∞)

5,0

7,0

8,0

10,5

9,0

13,0

17,0

22,5

 

Surpluspercentagecategorieën

Kredietkwaliteit

Restlooptijd (jaren) (2)

Categorie I

Categorie II (1)

Categorie III (1)

Categorie IV (1)

Categorie V (1)

vastrentende coupon

nulcoupon

vastrentende coupon

nulcoupon

vastrentende coupon

nulcoupon

vastrentende coupon

nulcoupon

 

Categorie 3

[0, 1)

6,0

6,0

7,0

7,0

8,0

8,0

13,0

13,0

Niet-beleenbaar

[1, 3)

7,0

8,0

10,0

14,5

15,0

16,5

24,5

26,5

[3, 5)

9,0

10,0

15,5

20,5

22,5

25,0

32,5

36,5

[5, 7)

10,0

11,5

16,0

22,0

26,0

30,0

36,0

40,0

[7, 10)

11,5

13,0

18,5

27,5

27,0

32,5

37,0

42,5

[10, ∞)

13,0

16,0

22,5

33,0

27,5

35,0

37,5

44,0


Tabel 2

Surpluspercentageniveau voor kredietvorderingen met vaste rente

 

Waarderingsmethode

Kredietkwaliteit

Restlooptijd (jaren) (3)

Vaste rente en waardering op basis van een door de NCB toegewezen theoretische koers

Vaste rente en waardering overeenkomstig een door de NCB toegewezen uitstaand bedrag

Stap 1 en 2

[0, 1)

10,0

12,0

[1, 3)

12,0

16,0

[3, 5)

14,0

21,0

[5, 7)

17,0

27,0

[7, 10)

22,0

35,0

[10, ∞)

30,0

45,0

 

Waarderingsmethode

Kredietkwaliteit

Restlooptijd (jaren) (3)

Vaste rente en waardering op basis van een door de NCB toegewezen theoretische koers

Vaste rente en waardering overeenkomstig een door de NCB toegewezen uitstaand bedrag

Categorie 3

[0, 1)

17,0

19,0

[1, 3)

29,0

34,0

[3, 5)

37,0

46,0

[5, 7)

39,0

52,0

[7, 10)

40,0

58,0

[10, ∞)

42,0

65,0


(1)  

NB: Door kredietinstellingen uitgegeven effecten op onderpand van activa, gedekte obligaties en ongedekte schuldbewijzen waarvoor een aanvullend surpluspercentage kan gelden krachtens de bepalingen van deel vier.

(2)  „[0, 1)” is de restlooptijd van korter dan een jaar; „[1, 3)” is de restlooptijd gelijk aan of langer dan een jaar en korter dan drie jaar; „[3, 5)” is de restlooptijd gelijk aan of langer dan drie jaar en korter dan vijf jaar, enz.

(3)  „[0, 1)” is de restlooptijd van korter dan een jaar; „[1, 3)” is de restlooptijd gelijk aan of langer dan een jaar en korter dan drie jaar; „[3, 5)” is de restlooptijd gelijk aan of langer dan drie jaar en korter dan vijf jaar, enz.


BIJLAGE XI

EFFECTENVORMEN

Op 13 juni 2006 kondigde de ECB voor de nieuwe global notes (NGN) criteria aan voor internationale globale effecten aan toonder die met ingang van 1 januari 2007 beleenbaar zouden zijn als onderpand voor Eurosysteemkrediettransacties. Op 22 oktober 2008 kondigde de ECB aan dat na 30 september 2010 uitgegeven internationale globale schuldbewijzen op naam alleen beleenbaar onderpand voor Eurosysteemkrediettransacties zouden zijn indien de nieuwe bewaarnemingsstructuur voor internationale schuldbewijzen (new safekeeping structure — NSS) wordt gebruikt.

De volgende tabel geeft een overzicht van de beleenbaarheidsregels voor de verschillende effectenvormen na de invoering van de NGN-criteria.

Tabel 1

Beleenbaarheidsregels voor verschillende effectenvormen

Globaal/individueel

Aan toonder/Op naam

NGN/classic global note (CGN)

Bij NGN/NSS, is de common safekeeper (CSK) een ICSD (1)?

Beleenbaar?

Globaal

Aan toonder

NGN

Ja

Ja

Neen

Neen

Globaal

Aan toonder

NGN

NVT

Neen, maar op die voor 1 januari uitgegeven effecten zal tot de vervaldatum „grandfathering” toegepast worden, plus eventuele doorlopende uitgiften vanaf 1 januari 2007 indien de ISIN's fungibel zijn.

Globaal

Op naam

NGN

NVT

Krachtens deze structuur na 30 september 2010 uitgegeven obligaties zijn niet langer beleenbaar.

Globaal

Op naam

NSS

Ja

Ja

Neen

Neen

Individueel

Aan toonder

NVT

NVT

Krachtens deze structuur na 30 september 2010 uitgegeven obligaties zijn niet langer beleenbaar. Op uitgiften van individuele effecten aan toonder op of na 30 september 2010 wordt tot de vervaldatum „grandfathering” toegepast.


(1)  Dan wel, indien zulks toepasselijk wordt, in een positief beoordeelde centrale effectenbewaarinstelling.


BIJLAGE XII

VOORBEELDEN VAN MONETAIRBELEIDSTRANSACTIES EN –PROCEDURES VAN HET EUROSYSTEEM

Voorbeeldenlijst

Voorbeeld 1

Liquiditeitsverruimende transactie met wederinkoop door middel van een vaste rentetender

Voorbeeld 2

Liquiditeitsverruimende transactie met wederinkoop door middel van een variabele rentetender

Voorbeeld 3

Uitgifte van ECB-schuldbewijzen door middel van een variabele rentetender

Voorbeeld 4

Liquiditeitsverkrappende deviezenswap door middel van een variabele rentetender

Voorbeeld 5

Liquiditeitsverruimende deviezenswap door middel van een variabele rentetender

Voorbeeld 6

Risicobeheersingsmaatregelen

I.   VOORBEELD 1: LIQUIDITEITSVERRUIMENDE TRANSACTIE MET WEDERINKOOP DOOR MIDDEL VAN EEN VASTE RENTETENDER

1.

De ECB besluit liquiditeiten aan de markt te verstrekken door middel van een transactie met wederinkoop in de vorm van een vaste rentetender.

2.

Door drie wederpartijen worden de volgende inschrijvingen ingediend:

Wederpartij

Inschrijving (miljoen EUR)

Bank 1

30

Bank 2

40

Bank 3

70

Totaal

140

3.

De ECB besluit een totaal van 105 miljoen EUR toe te wijzen.

4.

Het toewijzingspercentage is:

Formula

5.

De toewijzing aan de wederpartijen is:

Wederpartij

Inschrijving (miljoen EUR)

Toewijzing (miljoen EUR)

Bank 1

30

22,5

Bank 2

40

30,0

Bank 3

70

52,5

Totaal

140

105,0

II.   VOORBEELD 2: LIQUIDITEITSVERRUIMENDE TRANSACTIE MET WEDERINKOOP DOOR MIDDEL VAN EEN VARIABELE RENTETENDER

1.

De ECB besluit liquiditeiten aan de markt te verstrekken door middel van een transactie met wederinkoop in de vorm van een variabele rentetender.

2.

Door drie wederpartijen worden de volgende inschrijvingen ingediend:

 

Bedrag (miljoen EUR)

Rentevoet (%)

Bank 1

Bank 2

Bank 3

Totale inschrijvingen

Cumulatieve inschrijvingen

3,15

 

 

 

0

0

3,10

 

5

5

10

10

3,09

 

5

5

10

20

3,08

 

5

5

10

30

3,07

5

5

10

20

50

3,06

5

10

15

30

80

3,05

10

10

15

35

115

3,04

5

5

5

15

130

3,03

5

 

10

15

145

Totaal

30

45

70

145

 

3.

De ECB besluit 94 miljoen EUR toe te wijzen, wat een marginale rentevoet van 3,05 % inhoudt.

4.

Alle inschrijvingen boven 3,05 % (bij een cumulatief bedrag van 80 miljoen EUR) worden volledig toegewezen. Bij 3,05 % is het toewijzingspercentage:

Formula

5.

De toewijzing aan bank 1 bij de marginale rentevoet is bijvoorbeeld:

0,4 × 10 = 4

6.

De totale toewijzing aan bank 1 is:

5 + 5 + 4 = 14

7.

Het toewijzingsresultaat kan als volgt worden samengevat:

 

Bedrag (miljoen EUR)

Wederpartijen

Bank 1

Bank 2

Bank 3

Totaal

Totale inschrijvingen

30,0

45,0

70,0

145

Totale toewijzing

14,0

34,0

46,0

94

8.

Als de toewijzing geschiedt op basis van een enkelvoudige rentevoet (Nederlands veilingsysteem), dan bedraagt de rentevoet voor de aan wederpartijen toegewezen bedragen 3,05 %.

9.

Als de toewijzing geschiedt op basis van een meervoudige rentevoet (Amerikaans veilingsysteem), wordt geen enkelvoudige rentevoet toegepast op de aan de wederpartijen toegewezen bedragen; bijvoorbeeld, Bank 1 ontvangt 5 miljoen EUR tegen 3,07 %, 5 miljoen EUR tegen 3,06 % en 4 miljoen EUR tegen 3,05 %.

III.   VOORBEELD 3: UITGIFTE VAN ECB-SCHULDBEWIJZEN DOOR MIDDEL VAN EEN VARIABELE RENTETENDER

1.

De ECB besluit liquiditeiten aan de markt te onttrekken door de uitgifte van schuldbewijzen met behulp van een variabele rentetender.

2.

Door drie wederpartijen worden de volgende inschrijvingen ingediend:

 

Bedrag (miljoen EUR)

Rentevoet (%)

Bank 1

Bank 2

Bank 3

Totaal

Cumulatieve inschrijvingen

3,00

 

 

 

0

0

3,01

5

 

5

10

10

3,02

5

5

5

15

25

3,03

5

5

5

15

40

3,04

10

5

10

25

65

3,05

20

40

10

70

135

3,06

5

10

10

25

160

3,08

5

 

10

15

175

3,10

 

5

 

5

180

Totaal

55

70

55

180

 

3.

De ECB besluit een nominaal bedrag van 124,5 miljoen EUR toe te wijzen, wat een marginale rentevoet van 3,05 % inhoudt.

4.

Alle inschrijvingen onder 3,05 % (bij een cumulatief bedrag van 65 miljoen EUR) worden volledig toegewezen. Bij 3,05 % is het toewijzingspercentage:

Formula

5.

De toewijzing aan bank 1 bij de marginale rentevoet is bijvoorbeeld:

0,85 × 20 = 17

6.

De totale toewijzing aan bank 1 is:

5 + 5 + 5 + 10 + 17 = 42

7.

Het toewijzingsresultaat kan als volgt worden samengevat:

 

Bedrag (miljoen EUR)

Wederpartijen

Bank 1

Bank 2

Bank 3

Totaal

Totale inschrijvingen

55,0

70,0

55,0

180,0

Totale toewijzing

42,0

49,0

33,5

124,5

IV.   VOORBEELD 4: LIQUIDITEITSVERKRAPPENDE DEVIEZENSWAP DOOR MIDDEL VAN EEN VARIABELE RENTETENDER

1.

De ECB besluit liquiditeiten aan de markt te onttrekken door een EUR/USD-deviezenswap uit te voeren met behulp van een variabele rentetender. (NB: in dit voorbeeld doet de euro agio.)

2.

Door drie wederpartijen worden de volgende inschrijvingen ingediend:

 

Bedrag (miljoen EUR)

Swappunt (× 10 000)

Bank 1

Bank 2

Bank 3

Totaal

Cumulatieve inschrijvingen

6,84

 

 

 

0

0

6,80

5

 

5

10

10

6,76

5

5

5

15

25

6,71

5

5

5

15

40

6,67

10

10

5

25

65

6,63

25

35

40

100

165

6,58

10

20

10

40

205

6,54

5

10

10

25

230

6,49

 

5

 

5

235

Totaal

65

90

80

235

 

3.

De ECB besluit 158 miljoen EUR toe te wijzen, wat 6,63 marginaalswappunten betekent. Alle inschrijvingen boven 6,63 (bij een cumulatief bedrag van 65 miljoen EUR) worden volledig toegewezen. Bij 6,63 is het toewijzingspercentage:

Formula

4.

De toewijzing aan bank 1 bij het marginaalswappunt is bijvoorbeeld:

0,93 × 25 = 23,25

5.

De totale toewijzing aan bank 1 is:

5 + 5 + 5 + 10 + 23,25 = 48,25

6.

Het toewijzingsresultaat kan als volgt worden samengevat:

 

Bedrag (miljoen EUR)

Wederpartijen

Bank 1

Bank 2

Bank 3

Totaal

Totale inschrijvingen

65,0

90,0

80,0

235,0

Totale toewijzing

48,25

52,55

57,20

158,0

7.

De ECB stelt de contante EUR/USD-koers voor de transactie vast op 1,1300.

8.

Als de toewijzing geschiedt op basis van een enkelvoudige rentevoet (Nederlands veilingsysteem), dan koopt het Eurosysteem bij de aanvang van de transactie 158 000 000 EUR en verkoopt het 178 540 000 USD. Bij afloop van de transactie verkoopt het Eurosysteem 158 000 000 EUR en koopt het 178 644 754 USD (de termijnkoers is 1,130663 = 1,1300 + 0,000663).

9.

Als de toewijzing geschiedt op basis van een meervoudige rentevoet (Amerikaans veilingsysteem), zijn de door het Eurosysteem gekochte en verkochte bedragen aan euro en Amerikaanse dollars als volgt:

Contante transactie

Termijntransactie

Wisselkoers

Aankoop EUR

Verkoop USD

Wisselkoers

Verkoop EUR

Aankoop USD

1,1300

 

 

1,130684

 

 

1,1300

10 000 000

11 300 000

1,130680

10 000 000

11 306 800

1,1300

15 000 000

16 950 000

1,130676

15 000 000

16 960 140

1,1300

15 000 000

16 950 000

1,130671

15 000 000

16 960 065

1,1300

25 000 000

28 250 000

1,130667

25 000 000

28 266 675

1,1300

93 000 000

105 090 000

1,130663

93 000 000

105 151 659

1,1300

 

 

1,130658

 

 

1,1300

 

 

1,130654

 

 

1,1300

 

 

1,130649

 

 

Totaal

158 000 000

178 540 000

 

158 000 000

178 645 339

IV.   VOORBEELD 5: LIQUIDITEITSVERRUIMENDE DEVIEZENSWAP DOOR MIDDEL VAN EEN VARIABELE RENTETENDER

1.

De ECB besluit liquiditeiten aan de markt te verstrekken door een EUR/USD-deviezenswap uit te voeren met behulp van een variabele rentetender. (NB: in dit voorbeeld doet de euro agio.)

2.

Door drie wederpartijen worden de volgende inschrijvingen ingediend:

 

Bedrag (miljoen EUR)

Swappunt (× 10 000)

Bank 1

Bank 2

Bank 3

Totaal

Cumulatieve inschrijvingen

6,23

 

 

 

 

 

6,27

5

 

5

10

10

6,32

5

 

5

10

20

6,36

10

5

5

20

40

6,41

10

10

20

40

80

6,45

20

40

20

80

160

6,49

5

20

10

35

195

6,54

5

5

10

20

215

6,58

 

5

 

5

220

Totaal

60

85

75

220

 

3.

De ECB besluit 197 miljoen EUR toe te wijzen, wat 6,54 marginaalswappunten betekent. Alle inschrijvingen beneden 6,54 (bij een cumulatief bedrag van 195 miljoen EUR) worden volledig toegewezen. Bij 6,54 is het toewijzingspercentage:

Formula

4.

De toewijzing aan bank 1 bij het marginaalswappunt is bijvoorbeeld:

0,10 × 5 = 0,5

5.

De totale toewijzing aan bank 1 is:

5 + 5 + 10 + 10 + 20 + 5 + 0,5 = 55,5

6.

Het toewijzingsresultaat kan als volgt worden samengevat:

 

Bedrag (miljoen EUR)

Wederpartijen

Bank 1

Bank 2

Bank 3

Totaal

Totale inschrijvingen

60,0

85,0

75,0

220

Totale toewijzing

55,5

75,5

66,0

197

6.

De ECB stelt de contante EUR/USD-koers voor de transactie vast op 1,1300.

7.

Als de toewijzing geschiedt op basis van een enkelvoudige rentevoet (Nederlands veilingsysteem), dan koopt het Eurosysteem bij de aanvang van de transactie 197 000 000 EUR en verkoopt het 222 610 000 USD. Bij afloop van de transactie koopt het Eurosysteem 197 000 000 EUR en verkoopt het 222 738 838 USD (de termijnkoers is 1,130654 = 1,1300 + 0,000654).

8.

Als de toewijzing geschiedt op basis van een meervoudige rentevoet (Amerikaans veilingsysteem), zijn de door het Eurosysteem gekochte en verkochte bedragen aan euro en Amerikaanse dollars als volgt:

Contante transactie

Termijntransactie

Wisselkoers

Verkoop EUR

Aankoop USD

Wisselkoers

Aankoop EUR

Verkoop USD

1,1300

 

 

1,130623

 

 

1,1300

10 000 000

11 300 000

1,130627

10 000 000

11 306 270

1,1300

10 000 000

11 300 000

1,130632

10 000 000

11 306 320

1,1300

20 000 000

22 600 000

1,130636

20 000 000

22 612 720

1,1300

40 000 000

45 200 000

1,130641

40 000 000

45 225 640

1,1300

80 000 000

90 400 000

1,130645

80 000 000

90 451 600

1,1300

35 000 000

39 550 000

1,130649

35 000 000

39 572 715

1,1300

2 000 000

2 260 000

1,130654

2 000 000

2 261 308

1,1300

 

 

1,130658

 

 

Totaal

197 000 000

222 610 000

 

197 000 000

222 736 573

VI.   VOORBEELD 6: RISICOBEHEERSINGSMAATREGELEN

1.

Dit voorbeeld illustreert het risicobeheersingskader dat wordt toegepast op de activa die zijn gemobiliseerd als onderpand voor Eurosysteemkrediettransacties. Verondersteld wordt dat bij de berekening van de noodzaak van een margestorting, lopende rente op de verstrekte liquiditeiten in aanmerking wordt genomen en dat een margestortingspunt van 0,5 % van de verstrekte liquiditeiten wordt toegepast. In het voorbeeld wordt ervan uitgegaan dat een wederpartij aan de volgende monetairbeleidstransacties van het Eurosysteem deelneemt:

a)

een basisherfinancieringstransactie die op 30 juli 2014 aanvangt en op 6 augustus 2014 eindigt, waarbij aan de wederpartij 50 miljoen EUR wordt toegewezen tegen 0,15 %;

b)

een langerlopende herfinancieringstransactie die op 31 juli 2014 aanvangt en op 23 oktober 2014 eindigt, waarbij aan de wederpartij 45 miljoen EUR wordt toegewezen tegen 0,15 %;

c)

een basisherfinancieringstransactie die op 6 augustus 2014 aanvangt en op 13 augustus 2014 eindigt, waarbij aan de wederpartij 35 miljoen EUR wordt toegewezen tegen 0,15 %;

2.

De kenmerken van de door de wederpartij als onderpand voor deze transacties gemobiliseerde verhandelbare activa zijn in tabel 1 weergegeven.

Tabel 1

In de transacties gemobiliseerde verhandelbare activa

Kenmerken

Naam

Activumklasse

Vervaldatum

Couponkenmerken

Couponfrequentie

Restlooptijd

Surpluspercentage

Activum A

Gedekte bankbrief van het „Jumbo”-type

30.8.2018

Vaste rentevoet

6 maanden

4 jaar

2,50 %

Activum B

Obligatie van centrale overheid

19.11.2018

Variabele rentevoet

12 maanden

4 jaar

0,50 %

Activum C

Obligatie

12.5.2025

Rentevoet nulcoupon

 

> 10 jaar

13,00 %

Koersen in % (inclusief lopende rente) (1)

30.7.2014

31.7. 2014

01.8.2014

4.8. 2014

5.8. 2014

6.8. 2014

7.8. 2014

101,61

101,21

99,50

99,97

99,73

100,01

100,12

 

98,12

97,95

98,15

98,56

98,59

98,57

 

 

 

 

 

53,71

53,62

OORMERKINGSSYSTEEM

Ten eerste wordt aangenomen dat de transacties met een nationale centrale bank (NCB) worden uitgevoerd met gebruikmaking van een systeem waarbij aan elke krediettransactie afzonderlijke activa worden toegewezen. De waardering van als onderpand gemobiliseerde activa geschiedt dagelijks. Het risicobeheersingskader kan dan als volgt worden beschreven (zie ook tabel 2 hierna):

1.

Op 30 juli 2014 sluit de wederpartij een repo af met de NCB, die voor 50,6 miljoen EUR aan activum A koopt. Activum A is een gedekte bankbrief van het Jumbo-type met een vaste coupon die op 30 augustus 2018 vervalt en de kredietkwaliteitscategorie1-2 toegewezen krijgt. Activum A heeft derhalve een restlooptijd van vier jaar, waardoor een surpluspercentage van 2,5 % wordt toegepast. De marktkoers van activum A op de referentiemarkt op die dag is 101,61 %, waarbij de lopende couponrente is inbegrepen. De wederpartij moet een hoeveelheid activum A inbrengen die na aftrek van het surpluspercentage van 2,5 % meer bedraagt dan 50 miljoen EUR. De wederpartij levert derhalve activum A voor een nominaal bedrag van 50,6 miljoen EUR, de aangepaste marktwaarde daarvan is op die dag 50 129 294 EUR.

2.

Op 31 juli 2014 sluit de wederpartij een repo met de NCB, die voor 21 miljoen EUR aan activum A koopt (marktkoers 101,21 %, surpluspercentage 2,5 %) en voor 25 miljoen EUR aan activum B (marktkoers 98,02 %). Activum B is een staatsobligatie met variabele couponbetalingen en wordt ingedeeld in kredietkwaliteitscategorie 1-2 waarop een surpluspercentage van 0,5 % wordt toegepast. De gecorrigeerde marktwaarde van de activum A en activum B op die dag is 45 130 098 EUR, zodat het vereiste bedrag van 45 000 000 EUR wordt overschreden.

3.

Op donderdag 31 juli 2014 vindt herwaardering plaats van de beleenbare activa die als onderpand zijn gebruikt voor de basisherfinancieringstransactie uitgevoerd op 30 juli 2014. Bij een marktkoers van 101,21 % blijft de met het surpluspercentage gecorrigeerde marktwaarde van activum A tussen het onderste en het bovenste margestortingspunt. Het aanvankelijk gemobiliseerde onderpand wordt dus als voldoende beschouwd ter dekking van zowel het bedrag aan initieel verstrekte liquiditeit als de lopende rente 208 EUR.

4.

Op 1 augustus 2014 worden de onderliggende activa geherwaardeerd: de marktkoers van activum A is 99,50 % en die van activum B 97,95 %. De lopende rente op de basisherfinancieringstransactie van woensdag 30 juli 2014 bedraagt 417 EUR en die op de langer lopende herfinancieringstransactie van 30 juli 2014 188 EUR. Als gevolg daarvan daalt de gecorrigeerde marktwaarde van activum A in de eerste transactie tot 912 092 EUR onder het toetsingsbedrag, verstrekte liquiditeiten plus lopende rente, en tevens onder het onderste margestortingspunt 49 750 415 EUR. De wederpartij levert voor nominaal 950 000 EUR aan activum A, zodat na aftrek van een surpluspercentage van 2,5 van de marktwaarde bij een koers van 99,50 % weer voldoende onderpand aanwezig is. NCB's kunnen margestortingen in liquiditeiten in plaats van effecten verrichten.

Ook ten aanzien van de tweede transactie is een margestorting vereist aangezien de gecorrigeerde marktwaarde van de bij deze transactie gebruikte onderliggende activa, 44 737 688 EUR, onder het margestortingspunt van 44 775 187 EUR is gedaald. De wederpartij levert dus 270 000 EUR aan activum B, met een gecorrigeerde marktwaarde van 263 143 EUR.

5.

Op 4 en dinsdag 5 augustus 2014 worden de beleenbare activa geherwaardeerd; dit leidt niet tot een margestorting voor de op 30 en 31 juli 2014 afgesloten transacties.

6.

Op 6 augustus 2014 betaalt de wederpartij de liquiditeiten die waren verkregen bij de op 30 juli 2014 verrichte basisherfinancieringstransactie terug, inclusief de lopende rente ten belope van 1 458 EUR. De NCB retourneert nominaal 51 550 000 EUR aan activum A.

Diezelfde dag sluit de wederpartij een nieuwe repo af met de NCB, waarbij deze nominaal 75 miljoen EUR aan activum C koopt. Aangezien activum C een nulcouponobligatie is met een restlooptijd van meer dan tien jaar met een toegewezen kredietkwaliteitscategortie 1-2, waarop derhalve een surpluspercentage van 13 % moet worden toegepast, bedraagt de aldus gecorrigeerde marktwaarde op die dag 35 045 775 EUR. Bij herwaardering van de aan de langerlopende herfinancieringstransactie onderliggende activa uitgevoerd op 31 juli 2014 blijkt dat de gecorrigeerde marktwaarde van de verstrekte activa boven het bovenste margestortingspunt uitkomt, en de NCB retourneert daarom voor nominaal 262 000 EUR aan activum B aan de wederpartij. Indien de NCB in verband met de tweede transactie een margestorting aan de wederpartij had moeten verrichten, zou die margestorting in bepaalde gevallen gesaldeerd mogen worden met de margestorting door de wederpartij aan de NCB in verband met de eerste transactie. Er zou dan dus slechts één margeverrekening plaatsvinden.

ONDERPANDDEPOTSYSTEEM

Ten tweede wordt aangenomen dat de transacties worden afgesloten met een NCB met gebruikmaking van een onderpanddepot waarin de activa die in het onderpanddepot van de wederpartij worden aangehouden, worden niet aan specifieke transacties toegewezen:

1.

In dit voorbeeld wordt uitgegaan van dezelfde volgorde van transacties als bij het bovengenoemde voorbeeld ter illustratie van een oormerkingssysteem waarbij activa aan afzonderlijke transacties worden toegewezen. Het belangrijkste verschil is dat op de herwaarderingsdata de gecorrigeerde marktwaarde van alle in het depot opgenomen activa voldoende moet zijn ter dekking van het toetsingsbedrag van alle uitstaande transacties van de wederpartij met de NCB. De op 1 augustus 2014 vereiste margestorting 1 174 592 EUR is in dit voorbeeld gelijk aan die in het geval van het oormerkingssysteem waarbij aan afzonderlijke transacties afzonderlijke activa worden toegewezen. De wederpartij levert voor nominaal 1 300 000 EUR aan activum A, zodat na aftrek van een surpluspercentage van 2,5 % van de marktwaarde bij een koers van 99,50 % weer voldoende onderpand aanwezig is.

2.

Bovendien kan de wederpartij op woensdag 6 augustus 2014, wanneer de op woensdag 30 juli 2014 verrichte basisherfinancieringstransactie afloopt, de activa op de onderpandrekening aanhouden. Ook kan het ene activum worden verruild voor het andere, zoals in het voorbeeld, waar een bedrag van nominaal 51,9 miljoen EUR aan activum A wordt vervangen door nominaal 75,5 miljoen EUR aan activum C ter dekking van de bij alle lopende herfinancieringstransacties verschafte liquiditeit en de lopende rente daarop.

3.

Het risicobeheersingskader bij gebruikmaking van een onderpanddepot is weergegeven in tabel 3.

Tabel 2

Oormerkingssysteem

Datum

Uitstaande transacties

Begindatum

Einddatum

Rentevoet

Bedrag

Lopende rente

Toetsingsbedrag

Onderste margestortingspunt

Bovenste margestortingspunt

Gecorrigeerde marktwaarde

Margestorting

30.7.2014

Basisherfinanciering

30.7.2014

06.8.2014

0,15

50 000 000

50 000 000

49 750 000

50 250 000

50 129 294

31.7.2014

Basisherfinanciering

30.7.2014

6.8.2014

0,15

50 000 000

208

50 000 208

49 750 207

50 250 209

49 931 954

 

Langerlopende herfinanciering

31.7.2014

29.10.2014

0,15

45 000 000

45 000 000

44 775 000

45 225 000

45 130 098

1.8.2014

Basisherfinanciering

30.7.2014

6.8.2014

0,15

50 000 000

417

50 000 417

49 750 415

50 250 419

49 088 325

– 912 092

 

Langerlopende herfinanciering

31.7.2014

29.10.2014

0,15

45 000 000

188

45 000 188

44 775 187

45 225 188

44 737 688

– 262 500

4.8.2014

Basisherfinanciering

30.7.2014

6.8.2014

0,15

50 000 000

1 042

50 001 042

49 751 036

50 251 047

50 246 172

 

Langerlopende herfinanciering

31.7.2014

29.10.2014

0,15

45 000 000

750

45 000 750

44 775 746

45 225 754

45 147 350

5.8.2014

Basisherfinanciering

30.7.2014

6.8.2014

0,15

50 000 000

1 250

50 001 250

49 751 244

50 251 256

50 125 545

 

Langerlopende herfinanciering

31.07.2014

29.10.2014

0,15

45 000 000

938

45 000 938

44 775 933

45 225 942

45 201 299

6.08.2014

Basisherfinanciering

06.08.2014

13.08.2014

0,15

35 000 000

35 000 000

34 825 000

35 175 000

35 045 775

 

Langerlopende herfinanciering

31.07.2014

29.10.2014

0,15

45 000 000

1 125

45 001 125

44 776 119

45 226 131

45 266 172

265 047

7.08.2014

Basisherfinanciering

06.08.2014

13.08.2014

0,15

35 000 000

146

35 000 146

34 825 145

35 175 147

34 987 050

 

Langerlopende herfinanciering

31.07.2014

29.10.2014

0,15

45 000 000

1 313

45 001 313

44 776 306

45 226 319

45 026 704


Tabel 3

Onderpanddepotsysteem

Datum

Uitstaande transacties

Begindatum

Einddatum

Rentevoet

Bedrag

Lopende rente

Toetsingsbedrag

Onderste margestortingspunt (2)

Bovenste margestortingspunt (3)

Gecorrigeerde marktwaarde

Margestorting

30.7.2014

Basisherfinanciering

30.7.2014

6.8.2014

0,15

50 000 000

50 000 000

49 750 000

Niet van toepassing

50 129 294

31.7.2014

Basisherfinanciering

30.7.2014

6.8.2014

0,15

50 000 000

208

95 000 208

94 525 207

Niet van toepassing

95 062 051

 

Langerlopende herfinanciering

31.7.2014

29.10.2014

0,15

45 000 000

 

 

 

 

 

1.8.2014

Basisherfinanciering

30.7.2014

6.8.2014

0,15

50 000 000

417

95 000 604

94 525 601

Niet van toepassing

93 826 013

– 1 174 592

 

Langerlopende herfinanciering

31.7.2014

29.10.2014

0,15

45 000 000

188

 

 

 

 

 

4.8.2014

Basisherfinanciering

30.7.2014

6.8.2014

0,15

50 000 000

1 042

95 001 792

94 526 783

Niet van toepassing

95 470 989

 

Langerlopende herfinanciering

31.7.2014

29.10.2014

0,15

45 000 000

750

 

 

 

 

 

5.8.2014

Basisherfinanciering

30.7.2014

6.8.2014

0,15

50 000 000

1 250

95 002 188

94 527 177

Niet van toepassing

95 402 391

 

Langerlopende herfinanciering

31.7.2014

29.10.2014

0,15

45 000 000

938

 

 

 

 

 

6.8.2014

Basisherfinanciering

6.8.2014

13.8.2014

0,15

35 000 000

80 001 125

79 601 119

Niet van toepassing

80 280 724

 

Langerlopende herfinanciering

31.7.2014

29.10.2014

0,15

45 000 000

1 125

 

 

 

 

 

7.8.2014

Basisherfinanciering

6.8.2014

13.8.2014

0,15

35 000 000

146

80 001 458

79 601 451

Niet van toepassing

80 239 155

30.7.2014

Langerlopende herfinanciering

31.7.2014

29.10.2014

0,15

45 000 000

1 313

 

 

 

 

 


(1)  De koersen bij een specifieke afrekendatum komen overeen met de meest representatieve koers op de werkdag voorafgaand aan die afrekendatum.

(2)  In een onderpanddepotsysteem is het onderste margestortingspunt de onderste drempel voor een margestorting. In de praktijk vragen de meeste NCB's aanvullend onderpand zodra de voor surpluspercentages gecorrigeerde marktwaarde van het onderpanddepot beneden het totale te dekken bedrag daalt.

(3)  In een onderpanddepotsysteem is het begrip bovenste margestortingspunt niet relevant, aangezien de wederpartij voortdurend zal streven naar een overschot aan onderpand om het aantal operationele transacties zoveel mogelijk te beperken.


BIJLAGE XIII

CONCORDANTIETABEL

Dit richtsnoer

Richtsnoer ECB/2011/14

Besluit ECB/2013/6

Besluit ECB/2013/35

Besluit ECB/2014/23

Artikel 1, lid 1

 

 

 

 

Artikel 1, lid 2

Artikel 1

 

 

 

Artikel 1, lid 3

Inleiding

 

 

 

Artikel 1, lid 4

Afdeling 1.6

 

 

 

Artikel 1, lid 5

 

 

Artikel 2

 

Artikel 2, lid 1

Appendix 2

 

 

 

Artikel 2, lid 2

Afdeling 6.4.2

 

 

 

Artikel 2, lid 3

Appendix 2

 

 

 

Artikel 2, lid 4

Afdeling 5.2.1, appendix 2

 

 

 

Artikel 2, lid 5

Appendix 2

 

 

 

Artikel 2, lid 6

Bijlage II, afdeling II

 

 

 

Artikel 2, lid 7

Appendix 2

 

 

 

Artikel 2, lid 8

Afdeling 3.1.1.2

 

 

 

Artikel 2, lid 9

Appendix 2

 

 

 

Artikel 2, lid 10

 

 

 

 

Artikel 2, lid 11

Appendix 2

 

 

 

Artikel 2, lid 12

 

 

 

 

Artikel 2, lid 13

Afdeling 6.2.2.1

 

 

 

Artikel 2, lid 14

Appendix 2

 

 

 

Artikel 2, lid 15

Appendix 2

 

 

 

Artikel 2, lid 16

Afdeling 6.6

 

 

 

Artikel 2, lid 17

Appendix 2

 

 

 

Artikel 2, lid 18

Appendix 2

 

 

 

Artikel 2, lid 19

Annex II, punt 20

 

 

 

Artikel 2, lid 20

Appendix 2

 

 

 

Artikel 2, lid 21

Appendix 2

 

 

 

Artikel 2, lid 22

Appendix 2

 

 

 

Artikel 2, lid 23

 

 

 

 

Artikel 2, lid 24

Appendix 2

 

 

 

Artikel 2, lid 25

 

 

 

 

Artikel 2, lid 26

Appendix 2

 

 

 

Artikel 2, lid 27

 

 

Artikel 3, lid 2, onder b), ii), d)

 

Artikel 2, lid 28

 

 

Artikel 10

 

Artikel 2, lid 29

Appendix 2

 

 

 

Artikel 2, lid 30

Afdeling 4.1.3, appendix 2

 

 

 

Artikel 2, lid 31

 

 

 

 

Artikel 2, lid 32

 

 

 

 

Artikel 2, lid 33

 

 

 

 

Artikel 2, lid 34

Appendix 2

 

 

 

Artikel 2, lid 35

 

 

 

 

Artikel 2, lid 36

Appendix 2

 

 

 

Artikel 2, lid 37

 

 

 

 

Artikel 2, lid 38

Afdeling 5.1.1.3, appendix 2

 

 

 

Artikel 2, lid 39

Afdeling 6.4.2

 

 

 

Artikel 2, lid 40

Afdeling 3.4.1, 3.4.2, appendix 2

 

 

 

Artikel 2, lid 41

Afdeling 6.6.1

 

 

 

Artikel 2, lid 42

 

 

 

 

Artikel 2, lid 43

 

 

 

 

Artikel 2, lid 44

 

 

 

 

Artikel 2, lid 45

Appendix 2

 

 

 

Artikel 2, lid 46

Appendix 2

 

 

 

Artikel 2, lid 47

 

 

 

 

Artikel 2, lid 48

Afdeling 6.4.2

 

 

 

Artikel 2, lid 49

 

 

 

 

Artikel 2, lid 50

Appendix 2

 

 

 

Artikel 2, lid 51

Appendix 2

 

 

 

Artikel 2, lid 52

Appendix 2

 

 

 

Artikel 2, lid 53

Appendix 2

 

 

 

Artikel 2, lid 54

Appendix 2

 

 

 

Artikel 2, lid 55

Appendix 2

 

 

 

Artikel 2, lid 56

Appendix 2

 

 

 

Artikel 2, lid 57

 

 

 

 

Artikel 2, lid 58

Appendix 2

 

 

 

Artikel 2, lid 59

 

 

 

 

Artikel 2, lid 60

Appendix 2

 

 

 

Artikel 2, lid 61

 

 

 

 

Artikel 2, lid 62

 

 

 

 

Artikel 2, lid 63

 

 

 

 

Artikel 2, lid 64

Afdeling 5.1.5.4, appendix 2

 

 

 

Artikel 2, lid 65

 

 

 

 

Artikel 2, lid 66

Appendix 2

 

 

 

Artikel 2, lid 67

Appendix 2

 

 

 

Artikel 2, lid 68

 

 

 

 

Artikel 2, lid 69

Afdeling 6.2.1.3

 

 

 

Artikel 2, lid 70

Afdeling 6.2.2

 

 

 

Artikel 2, lid 71

Afdeling 6.4.2

 

 

 

Artikel 2, lid 72

Afdeling 3.2.1, 3.2.2, appendix 2

 

 

 

Artikel 2, lid 73

Appendix 2

 

 

 

Artikel 2, lid 74

 

 

 

 

Artikel 2, lid 75

 

 

 

 

Artikel 2, lid 76

Appendix 2

 

 

 

Artikel 2, lid 77

Afdeling 3.1.1.2, appendix 2

 

 

 

Artikel 2, lid 78

Appendix 2

 

 

 

Artikel 2, lid 79

Appendix 2

 

 

 

Artikel 2, lid 80

Afdeling 3.1.1.1

 

 

 

Artikel 2, lid 81

Appendix 2

 

 

 

Artikel 2, lid 82

Appendix 2

 

 

 

Artikel 2, lid 83

Appendix 2

 

 

 

Artikel 2, lid 84

Afdeling 5.1.5.4, appendix 2

 

 

 

Artikel 2, lid 85

 

 

 

 

Artikel 2, lid 86

Appendix 2

 

 

 

Artikel 2, lid 87

Appendix 2

 

 

 

Artikel 2, lid 88

 

 

 

 

Artikel 2, lid 89

Afdeling 3.4.3

 

 

 

Artikel 2, lid 90

 

 

 

 

Artikel 2, lid 91

Appendix 2

 

 

 

Artikel 2, lid 92

Appendix 2

 

 

 

Artikel 2, lid 93

 

 

 

 

Artikel 2, lid 94

Appendix 2

 

 

 

Artikel 2, lid 95

 

 

 

 

Artikel 2, lid 96

 

 

 

 

Artikel 2, lid 97

Kader 7, appendix 2

 

 

 

Artikel 2, lid 98

Appendix 2

 

 

 

Artikel 2, lid 99

Afdeling 5.1.1.3, appendix 2

 

 

 

Artikel 2, lid 100

 

 

 

 

Artikel 3, lid 1

Afdeling 1.3

 

 

 

Artikel 3, lid 2

 

 

 

 

Artikel 4

 

 

 

 

Artikel 5, lid 1

Preambule van hoofdstuk 3

 

 

 

Artikel 5, lid 2

Preambule van hoofdstuk 3

 

 

 

Artikel 5, lid 3

Preambule van hoofdstuk 3, afdeling 1.3.3

 

 

 

Artikel 5, lid 4

Preambule van hoofdstuk 3, afdeling 1.3.3, afdeling 3.1.5

 

 

 

Artikel 5, lid 5

Afdeling 1.3.1

 

 

 

Artikel 6, lid 1

Afdeling 3.1.1.1

 

 

 

Artikel 6, lid 2

Afdeling 3.1.2

 

 

 

Artikel 6, lid 3

 

 

 

 

Artikel 6, lid 4

 

 

 

 

Artikel 6, lid 5

 

 

 

 

Artikel 6, lid 6

 

 

 

 

Artikel 7, lid 1

Afdeling 3.1.1.1

 

 

 

Artikel 7, lid 2

Afdeling 3.1.3

 

 

 

Artikel 7, lid 3

 

 

 

 

Artikel 7, lid 4

 

 

 

 

Artikel 7, lid 5

 

 

 

 

Artikel 7, lid 6

Afdeling 3.1.3

 

 

 

Artikel 8, lid 1

Afdeling 3.1.4

 

 

 

Artikel 8, lid 2

Afdeling 3.1.4

 

 

 

Artikel 8, lid 3

Afdeling 5.1.2.3, 5.2.5

 

 

 

Artikel 8, lid 4

Afdeling 3.1.4

 

 

 

Artikel 9, lid 1

Afdeling 3.1.5

 

 

 

Artikel 9, lid 2

Afdeling 3.1.5

 

 

 

Artikel 9, lid 3

Afdeling 3.1.4

 

 

 

Artikel 10, lid 1

 

 

 

 

Artikel 10, lid 2

Bijlage II

 

 

 

Artikel 10, lid 3

 

 

 

 

Artikel 10, lid 4

 

 

 

 

Artikel 10, lid 5

Afdeling 6.1

 

 

 

Artikel 11, lid 1

Afdeling 3.4.1

 

 

 

Artikel 11, lid 2

Bijlage II

 

 

 

Artikel 11, lid 3

Afdeling 3.4.3

 

 

 

Artikel 11, lid 4

Afdeling 3.4.3

 

 

 

Artikel 11, lid 5

Afdeling 3.4.4

 

 

 

Artikel 11, lid 6

 

 

 

 

Artikel 12, lid 1

Afdeling 3.5.1

 

 

 

Artikel 12, lid 2

Afdeling 3.5.2

 

 

 

Artikel 12, lid 3

 

 

 

Artikel 1

Artikel 12, lid 4

Afdeling 3.5.3

 

 

 

Artikel 12, lid 5

Afdeling 3.1.3

 

 

 

Artikel 12, lid 6

Afdeling 3.5

 

 

 

Artikel 12, lid 7

 

 

 

 

Artikel 13, lid 1

Afdeling 3.3.2

 

 

 

Artikel 13, lid 2

Afdeling 3.3.2

 

 

 

Artikel 13, lid 3

Afdeling 3.3.2

 

 

 

Artikel 13, lid 4

Afdeling 3.3.3

 

 

 

Artikel 13, lid 5

Afdeling 3.3.4

 

 

 

Artikel 13, lid 6

 

 

 

 

Artikel 14, lid 1

Afdeling 3.2.2

 

 

 

Artikel 14, lid 2

Afdeling 3.2.3

 

 

 

Artikel 14, lid 3

Afdeling 3.2.4

 

 

 

Artikel 14, lid 4

 

 

 

 

Artikel 15, lid 1

Afdeling 3.2, afdeling 5.1.4

 

 

 

Artikel 15, lid 2

 

 

 

 

Artikel 15, lid 3

 

 

 

 

Artikel 16, lid 1

Afdeling 2.3

 

 

 

Artikel 16, lid 2

Afdeling 2.3

 

 

 

Artikel 17, lid 1

Appendix 2

 

 

 

Artikel 17, lid 2

 

 

 

 

Artikel 17, lid 3

Afdeling 4.1.1, afdeling 4.2.1

 

 

 

Artikel 17, lid 4

Afdeling 4.1.5, afdeling 4.2.5

 

 

 

Artikel 17, lid 5

Afdeling 4.1.5

 

 

 

Artikel 17, lid 6

Afdeling 4.1.4

 

 

 

Artikel 17, lid 7

 

 

 

 

Artikel 18, lid 1

Afdeling 4.1.1, afdeling 4.1.2

 

 

 

Artikel 18, lid 2

Afdeling 4.1.2

 

 

 

Artikel 18, lid 3

Afdeling 4.1.3

 

 

 

Artikel 18, lid 4

Afdeling 4.1.3

 

 

 

Artikel 19, lid 1

Afdeling 4.1.3

 

 

 

Artikel 19, lid 2

 

 

 

 

Artikel 19, lid 3

 

 

 

 

Artikel 19, lid 4

 

 

 

 

Artikel 19, lid 5

Afdeling 4.1.3

 

 

 

Artikel 19, lid 6

Afdeling 4.1.3

 

 

 

Artikel 20, lid 1

Afdeling 4.1.4

 

 

 

Artikel 20, lid 2

Afdeling 4.1.4

 

 

 

Artikel 20, lid 3

 

 

 

 

Artikel 21, lid 1

Afdeling 4.2.1

 

 

 

Artikel 21, lid 2

 

 

 

Artikel 1

Artikel 21, lid 3

Afdeling 4.2.2

 

 

 

Artikel 21, lid 4

Afdeling 4.2.3

 

 

 

Artikel 22, lid 1

Afdeling 4.2.3

 

 

 

Artikel 22, lid 2

Afdeling 4.2.3

 

 

 

Artikel 22, lid 3

Afdeling 4.2.3

 

 

 

Artikel 23, lid 1

Afdeling 4.2.4

 

 

 

Artikel 23, lid 2

Afdeling 4.2.4

 

 

 

Artikel 23, lid 3

 

 

 

 

Artikel 24

 

 

 

 

Artikel 25, lid 1

Afdeling 5.1.1, afdeling 5.1.1.3

 

 

 

Artikel 25, lid 2

Afdeling 5.1.1, afdeling 5.1.2.3

 

 

 

Artikel 25, lid 3

Afdeling 5.1.1.3

 

 

 

Artikel 26, lid 1

Afdeling 5.1.1.1

 

 

 

Artikel 26, lid 2

Afdeling 5.1.1.1

 

 

 

Artikel 26, lid 3

Afdeling 5.1.1.1

 

 

 

Artikel 26, lid 4

Afdeling 5.1.1.1

 

 

 

Artikel 27, lid 1

Afdeling 5.1.1.2

 

 

 

Artikel 27, lid 2

Afdeling 5.1.1.2

 

 

 

Artikel 27, lid 3

Afdeling 5.1.1.2

 

 

 

Artikel 27, lid 4

Afdeling 5.1.1.2

 

 

 

Artikel 28, lid 1

Afdeling 5.1.2

 

 

 

Artikel 28, lid 2

Afdeling 5.1.2

 

 

 

Artikel 28, lid 3

Afdeling 5.1.2, afdeling 5.1.2.3

 

 

 

Artikel 29, lid 1

Afdeling 5.1.2.2, afdeling 5.1.2.3

 

 

 

Artikel 29, lid 2

Afdeling 5.1.2.2, afdeling 5.1.2.3

 

 

 

Artikel 30, lid 1

Afdeling 5.1.3

 

 

 

Artikel 30, lid 2

Afdeling 5.1.3

 

 

 

Artikel 30, lid 3

 

 

 

 

Artikel 30, lid 4

Afdeling 5.1.3

 

 

 

Artikel 30, lid 5

Afdeling 5.1.3

 

 

 

Artikel 31, lid 1

Afdeling 5.1.4

 

 

 

Artikel 31, lid 2

Afdeling 5.1.4

 

 

 

Artikel 32, lid 1

Afdeling 5.1.4

 

 

 

Artikel 32, lid 2

Afdeling 5.1.1.3

 

 

 

Artikel 32, lid 3

Afdeling 5.1.4

 

 

 

Artikel 32, lid 4

Afdeling 5.1.1.3

 

 

 

Artikel 32, lid 5

Afdeling 5.1.4

 

 

 

Artikel 32, lid 6

Afdeling 5.1.4

 

 

 

Artikel 33, lid 1

Afdeling 5.1.4

 

 

 

Artikel 33, lid 2

Afdeling 5.1.4

 

 

 

Artikel 33, lid 3

Afdeling 5.1.4

 

 

 

Artikel 33, lid 4

Afdeling 5.1.4

 

 

 

Artikel 34, lid 1

Appendix 2

 

 

 

Artikel 34, lid 2

Appendix 2

 

 

 

Artikel 35, lid 1

Afdeling 5.1.4

 

 

 

Artikel 35, lid 2

 

 

 

 

Artikel 35, lid 3

 

 

 

 

Artikel 36, lid 1

Afdeling 5.1.4

 

 

 

Artikel 36, lid 2

 

 

 

 

Artikel 36, lid 3

 

 

 

 

Artikel 37, lid 1

Afdeling 5.1.5.1

 

 

 

Artikel 37, lid 2

 

 

 

 

Artikel 38, lid 1

Afdeling 5.1.5.2

 

 

 

Artikel 38, lid 2

Afdeling 5.1.5.2

 

 

 

Artikel 39, lid 1

Afdeling 5.1.5.2

 

 

 

Artikel 39, lid 2

Afdeling 5.1.5.2

 

 

 

Artikel 40, lid 1

Afdeling 5.1.5.3

 

 

 

Artikel 40, lid 2

 

 

 

 

Artikel 41, lid 1

Afdeling 5.1.5.3

 

 

 

Artikel 41, lid 2

 

 

 

 

Artikel 42

Afdeling 5.1.5.4

 

 

 

Artikel 43, lid 1

Afdeling 5.1.6

 

 

 

Artikel 43, lid 2

Afdeling 5.1.6

 

 

 

Artikel 43, lid 3

Afdeling 5.1.6

 

 

 

Artikel 43, lid 4

 

 

 

 

Artikel 44, lid 1

Afdeling 5.2.1

 

 

 

Artikel 44, lid 2

Afdeling 5.2.1

 

 

 

Artikel 45, lid 1

Afdeling 5.2.2

 

 

 

Artikel 45, lid 2

Afdeling 5.2.2

 

 

 

Artikel 45, lid 3

Afdeling 5.2.2

 

 

 

Artikel 46, lid 1

Afdeling 5.2.3

 

 

 

Artikel 46, lid 2

Afdeling 5.2.3

 

 

 

Artikel 46, lid 3

Afdeling 5.2.3

 

 

 

Artikel 47, lid 1

Afdeling 5.2.4

 

 

 

Artikel 47, lid 2

Afdeling 5.2.4

 

 

 

Artikel 48, lid 1

Afdeling 5.2.5

 

 

 

Artikel 48, lid 2

Afdeling 5.2.5

 

 

 

Artikel 49, lid 1

Afdeling 5.3.1

 

 

 

Artikel 49, lid 2

Afdeling 5.3.1

 

 

 

Artikel 50, lid 1

Afdeling 5.3.2

 

 

 

Artikel 50, lid 2

Afdeling 5.3.1

 

 

 

Artikel 51, lid 1

Afdeling 5.3.2

 

 

 

Artikel 51, lid 2

Afdeling 5.3.1

 

 

 

Artikel 51, lid 3

Afdeling 5.3.2

 

 

 

Artikel 52, lid 1

Afdeling 5.3.2

 

 

 

Artikel 52, lid 2

 

 

 

 

Artikel 53, lid 1

Afdeling 5.3.1

 

 

 

Artikel 53, lid 2

 

 

 

 

Artikel 54, lid 1

Afdeling 7.4.2

 

 

 

Artikel 54, lid 2

 

 

 

Artikel 2

Artikel 55

Afdeling 2.1

 

 

 

Artikel 56, lid 1

Afdeling 2.1

 

 

 

Artikel 56, lid 2

Afdeling 2.1

 

 

 

Artikel 56, lid 3

Afdeling 2.1

 

 

 

Artikel 56, lid 4

Afdeling 2.1

 

 

 

Artikel 57, lid 1

 

 

 

 

Artikel 57, lid 2

Afdeling 2.2

 

 

 

Artikel 57, lid 3

Afdeling 2.2, appendix 3

 

 

 

Artikel 57, lid 4

Afdeling 2.2, afdeling 5.2.2

 

 

 

Artikel 57, lid 5

 

 

 

 

Artikel 58, lid 1

Afdeling 1.5

 

 

 

Artikel 58, lid 2

Afdeling 1.5, afdeling 6.1

 

 

 

Artikel 58, lid 3

 

 

 

 

Artikel 58, lid 4

Afdeling 6.4.2

 

 

 

Artikel 58, lid 5

Afdeling 6.1

 

 

 

Artikel 58, lid 6

Afdeling 6.2

 

 

 

Artikel 59, lid 1

Afdeling 6.2.1.2

 

 

 

Artikel 59, lid 2

Afdeling 6.1, afdeling 6.3.1

 

 

 

Artikel 59, lid 3

Afdeling 6.3.1

 

 

 

Artikel 59, lid 4

 

 

 

 

Artikel 59, lid 5

Afdeling 6.3.1

 

 

 

Artikel 59, lid 6

Afdeling 6.3.1

 

 

 

Artikel 59, lid 7

Afdeling 6.3.1

 

 

 

Artikel 60

 

 

 

 

Artikel 61, lid 1

Afdeling 6.2

 

 

 

Artikel 61, lid 2

Afdeling 6.3.2, bijlage bij ECB/2014/10

 

 

 

Artikel 62, lid 1

Afdeling 6.2.1.1

 

Artikel 3, lid 2

 

Artikel 62, lid 2

 

 

Artikel 3, lid 2

 

Artikel 62, lid 3

 

 

Artikel 3, lid 2

 

Artikel 63, lid 1

 

 

Artikel 3, lid 2

 

Artikel 63, lid 2

 

 

 

 

Artikel 63, lid 3

Afdeling 6.2.1.1

 

Artikel 3, lid 3

 

Artikel 63, lid 4

 

 

Artikel 3, lid 4

 

Artikel 63, lid 5

 

 

Artikel 3, lid 5

 

Artikel 64

Afdeling 6.2.1.1

 

 

 

Artikel 65

Afdeling 6.2.1.8

 

 

 

Artikel 66, lid 1

Afdeling 6.2.1.3, ECB/2014/10

 

 

 

Artikel 66, lid 2

Afdeling 6.2.1.3

 

 

 

Artikel 66, lid 3

Afdeling 6.2.1.3

 

 

 

Artikel 67, lid 1

Afdeling 6.2.1.4, ECB/2014/10

 

 

 

Artikel 67, lid 2

 

 

 

 

Artikel 68, lid 1

Afdeling 6.2.1.5, bijlage bij ECB/2014/10

 

 

 

Artikel 68, lid 2

Afdeling 6.2.1.5

 

 

 

Artikel 68, lid 3

Afdeling 6.2.1.5, ECB/2014/10

 

 

 

Artikel 69, lid 1

Afdeling 6.2.1.6

 

 

 

Artikel 69, lid 2

 

 

 

 

Artikel 70, lid 1

Afdeling 6.2.1.7

 

 

 

Artikel 70, lid 2

 

 

 

 

Artikel 70, lid 3

 

 

 

 

Artikel 70, lid 4

 

 

 

 

Artikel 70, lid 5

 

 

 

 

Artikel 70, lid 6

 

 

 

 

Artikel 71

 

 

 

 

Artikel 72

Afdeling 6.2.1.1

 

 

 

Artikel 73, lid 1

Afdeling 6.2.1.1, ECB/2014/10

 

 

 

Artikel 73, lid 2

 

 

 

 

Artikel 73, lid 3

Afdeling 6.2.1.1

 

 

 

Artikel 73, lid 4

Afdeling 6.2.1.1

 

 

 

Artikel 73, lid 5

Afdeling 6.2.1.1

 

 

 

Artikel 73, lid 6

 

 

Artikel 4

 

Artikel 73, lid 7

 

 

 

 

Artikel 74, lid 1

Afdeling 6.2.1.1

 

 

 

Artikel 74, lid 2

Afdeling 6.2.1.1

 

 

 

Artikel 74, lid 3

 

 

 

 

Artikel 74, lid 4

Afdeling 6.2.1.1

 

 

 

Artikel 75, lid 1

Afdeling 6.2.1.1

 

 

 

Artikel 75, lid 2

Afdeling 6.2.1.1

 

 

 

Artikel 76, lid 1

Afdeling 6.2.1.1

 

 

 

Artikel 76, lid 2

 

 

 

 

Artikel 77, lid 1

Afdeling 6.2.1.1

 

 

 

Artikel 77, lid 2

 

 

 

 

Artikel 78, lid 1

Afdeling 6.2.1.1

 

 

 

Artikel 78, lid 2

 

 

Artikel 11

 

Artikel 79

Afdeling 6.2.1.1

 

 

 

Artikel 80, lid 1

Afdeling 6.2.1.1

 

 

 

Artikel 80, lid 2

 

 

 

 

Artikel 80, lid 3

 

 

 

 

Artikel 80, lid 4

 

 

 

 

Artikel 80, lid 5

 

 

Artikel 5, lid 2

 

Artikel 81, lid 1

Afdeling 6.2.1

 

 

 

Artikel 81, lid 2

 

 

 

 

Artikel 82, lid 1

Afdeling 6.3.1

 

Artikel 6, lid 2

 

Artikel 82, lid 2

Afdeling 6.3.1

 

 

 

Artikel 83

 

 

Artikel 1

 

Artikel 84

 

 

Artikel 1

 

Artikel 85

 

 

 

 

Artikel 86

 

 

 

 

Artikel 87, lid 1

Afdeling 6.3.2

 

 

 

Artikel 87, lid 2

 

 

 

 

Artikel 87, lid 3

Afdeling 6.3.2

 

 

 

Artikel 88, lid 1

Afdeling 6.3.1

 

 

 

Artikel 88, lid 2

 

 

 

 

Artikel 89, lid 1

Afdeling 6.2.2.1

 

 

 

Artikel 89, lid 2

 

 

 

 

Artikel 89, lid 3

 

 

 

 

Artikel 89, lid 4

 

 

 

 

Artikel 89, lid 5

 

 

 

 

Artikel 90

Afdeling 6.2.2.1

 

 

 

Artikel 91

Afdeling 6.2.2.1

 

 

 

Artikel 92

Afdeling 6.2.2.1

 

 

 

Artikel 93

Afdeling 6.2.2.1

 

 

 

Artikel 94

Afdeling 6.2.2.1

 

 

 

Artikel 95, lid 1

Afdeling 6.2.2.1

 

 

 

Artikel 95, lid 2

Afdeling 6.2.2.1

 

 

 

Artikel 96, lid 1

Afdeling 6.2.2.1

 

 

 

Artikel 96, lid 2

 

 

 

 

Artikel 96, lid 3

 

 

 

 

Artikel 97

Afdeling 6.2.2.1

 

 

 

Artikel 98

Afdeling 6.2.2.1

 

 

 

Artikel 99, lid 1

Afdeling 6.2.3.1

 

 

 

Artikel 99, lid 2

 

 

 

 

Artikel 100

Appendix 7

 

 

 

Artikel 101, lid 1

Appendix 7

 

 

 

Artikel 101, lid 2

Appendix 7

 

 

 

Artikel 102

Appendix 7

 

 

 

Artikel 103, lid 1

Appendix 7

 

 

 

Artikel 103, lid 2

Appendix 7

 

 

 

Artikel 103, lid 3

 

 

 

 

Artikel 104, lid 1

Appendix 7

 

 

 

Artikel 104, lid 2

Appendix 7

 

 

 

Artikel 104, lid 3

 

 

 

 

Artikel 104, lid 4

 

 

 

 

Artikel 105

 

 

 

 

Artikel 106

Afdeling 6.2.2

 

 

 

Artikel 107, lid 1

Afdeling 6.2.2.2

 

 

 

Artikel 107, lid 2

Afdeling 6.2.2.2

 

 

 

Artikel 107, lid 3

Afdeling 6.2.2.2

 

 

 

Artikel 107, lid 4

Afdeling 6.2.2.2

 

 

 

Artikel 107, lid 5

Afdeling 6.2.2.2

 

 

 

Artikel 107, lid 6

Afdeling 6.2.2.2

 

 

 

Artikel 107, lid 7

Afdeling 6.2.2.2

 

 

 

Artikel 108

Afdeling 6.3.1, afdeling 6.2.2.1, afdeling.3.3.2

 

 

 

Artikel 109, lid 1

Afdeling 6.3.3.1

 

 

 

Artikel 109, lid 2

Afdeling 6.3.3.1

 

 

 

Artikel 109, lid 3

Afdeling 6.3.3.1

 

 

 

Artikel 110, lid 1

Afdeling 6.3.3.1

 

 

 

Artikel 110, lid 2

Afdeling 6.3.3.1

 

 

 

Artikel 110, lid 3

Afdeling 6.3.3.1

 

 

 

Artikel 110, lid 4

Afdeling 6.3.3.1

 

 

 

Artikel 110, lid 5

 

 

 

 

Artikel 110, lid 6

 

 

 

 

Artikel 110, lid 7

Afdeling 6.3.3.1

 

 

 

Artikel 111, lid 1

Afdeling 6.3.3.1

 

 

 

Artikel 111, lid 2

Afdeling 6.3.3.1

 

 

 

Artikel 112

Afdeling 6.3.3.2

 

 

 

Artikel 113, lid 1

Afdeling 6.3.2

 

 

 

Artikel 113, lid 2

 

 

 

 

Artikel 113, lid 3

 

 

 

 

Artikel 114, lid 1

Afdeling 6.3.2, afdeling 6.3.3.1

 

 

 

Artikel 114, lid 2

Afdeling 6.3.3.1

 

 

 

Artikel 114, lid 3

Afdeling 6.3.2, afdeling 6.3.3.1

 

 

 

Artikel 114, lid 4

Afdeling 6.3.2, afdeling 6.3.3.1

 

 

 

Artikel 114, lid 5

Afdeling 6.3.2, afdeling 6.3.3.1

 

 

 

Artikel 115

Afdeling 6.3.2, afdeling 6.3.3.1

 

 

 

Artikel 116

Afdeling 6.2.1.2, afdeling 6.2.2.1

 

 

 

Artikel 117

Afdeling 6.2.1.6, afdeling 6.2.2.1

 

 

 

Artikel 118, lid 1

 

 

 

 

Artikel 119, lid 1

Afdeling 6.3.1

 

 

 

Artikel 119, lid 2

Afdeling 6.3.4.1, afdeling 6.3.4

 

 

 

Artikel 119, lid 3

 

 

 

 

Artikel 119, lid 4

Afdeling 6.3.4

 

 

 

Artikel 119, lid 5

Afdeling 6.3.5

 

 

 

Artikel 120, lid 1

 

 

 

 

Artikel 120, lid 2

 

 

 

 

Artikel 120, lid 3

 

 

 

 

Artikel 121, lid 1

Afdeling 6.3.4.2

 

 

 

Artikel 121, lid 2

 

 

 

 

Artikel 121, lid 3

 

 

 

 

Artikel 121, lid 4

 

 

 

 

Artikel 122, lid 1

Afdeling 6.3.4.3

 

 

 

Artikel 122, lid 2

 

 

 

 

Artikel 122, lid 3

Afdeling 6.3.4.3

 

 

 

Artikel 122, lid 4

 

 

 

 

Artikel 122, lid 5

 

 

 

 

Artikel 123, lid 1

 

 

 

 

Artikel 123, lid 2

 

 

 

 

Artikel 123, lid 3

 

 

 

 

Artikel 123, lid 4

 

 

 

 

Artikel 124, lid 1

Afdeling 6.3.4.4

 

 

 

Artikel 124, lid 2

 

 

 

 

Artikel 124, lid 3

 

 

 

 

Artikel 124, lid 4

Afdeling 6.3.4.4

 

 

 

Artikel 124, lid 5

Afdeling 6.3.4.4

 

 

 

Artikel 125

 

 

 

 

Artikel 126, lid 1

Afdeling 6.3.5

 

 

 

Artikel 126, lid 2

Afdeling 6.3.5

 

 

 

Artikel 126, lid 3

 

 

 

 

Artikel 126, lid 4

 

 

 

 

Artikel 126, lid 5

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 127, lid 1

Afdeling 6.4.1

 

 

 

Artikel 127, lid 2

Afdeling 6.4.1

 

 

 

Artikel 127, lid 3

Afdeling 6.4.1

 

 

 

Artikel 128, lid 1

Afdeling 6.4.1

 

 

 

Artikel 128, lid 2

Afdeling 6.4.1

 

 

 

Artikel 129, lid 1

Afdeling 6.4.2

 

Artikel 8, lid 1

 

Artikel 129, lid 2

Afdeling 6.4.2

 

 

 

Artikel 130, lid 1

Afdeling 6.4.2

 

Artikel 8, lid 2

 

Artikel 130, lid 2

 

 

Artikel 8, lid 3

 

Artikel 130, lid 3

Afdeling 6.4.2

 

 

 

Artikel 130, lid 4

 

 

Artikel 8, lid 4

 

Artikel 130, lid 5

Afdeling 6.4.2

 

 

 

Artikel 130, lid 6

Afdeling 6.4.2

 

 

 

Artikel 130, lid 7

Afdeling 6.4.2

 

 

 

Artikel 130, lid 8

Afdeling 6.4.2

 

 

 

Artikel 131, lid 1

Afdeling 6.4.3.1

 

Artikel 8, lid 5

 

Artikel 131, lid 2

Afdeling 6.4.3.1

 

 

 

Artikel 131, lid 3

Afdeling 6.4.3.1

 

 

 

Artikel 132

 

 

Artikel 8, lid 6

 

Artikel 133

Afdeling 6.4.3.3

 

 

 

Artikel 134

Afdeling 6.5, afdeling 6.5.1

 

 

 

Artikel 135

Afdeling 6.5.2

 

 

 

Artikel 136, lid 1

Afdeling 6.4.2

 

 

 

Artikel 136, lid 2

Afdeling 6.4.2

 

 

 

Artikel 136, lid 3

Afdeling 6.4.2

 

 

 

Artikel 136, lid 4

 

 

 

 

Artikel 137, lid 1

Afdeling 6.7

 

 

 

Artikel 137, lid 2

Afdeling 6.7

 

 

 

Artikel 137, lid 3

Afdeling 6.7

 

 

 

Artikel 138, lid 1

Afdeling 6.2.3.2

 

 

 

Artikel 138, lid 2

 

 

 

 

Artikel 138, lid 3

Afdeling 6.2.3.2

 

 

 

Artikel 139, lid 1

 

Artikel 1, lid 1

 

 

Artikel 139, lid 2

 

 

 

 

Artikel 140

Afdeling 6.3.2.3

 

 

 

Artikel 141, lid 1

Afdeling 6.4.2

 

 

 

Artikel 141, lid 2

 

 

 

 

Artikel 141, lid 3

Afdeling 6.2.3.2

 

 

 

Artikel 142, lid 1

 

 

 

 

Artikel 142, lid 2

 

 

 

 

Artikel 142, lid 3

 

 

 

 

Artikel 142, lid 4

 

 

 

 

Artikel 143, lid 1

 

 

 

 

Artikel 143, lid 2

Afdeling 6.2.3.2

 

 

 

Artikel 143, lid 3

 

 

 

 

Artikel 144

Afdeling 6.2.3

 

 

 

Artikel 145, lid 1

Afdeling 6.2.3.2

 

 

 

Artikel 145, lid 2

Afdeling 6.2.3.2

 

 

 

Artikel 145, lid 3

Afdeling 6.2.3.2

 

 

 

Artikel 145, lid 4

Appendix 6

 

 

 

Artikel 146

 

 

 

 

Artikel 147

Afdeling 6.2.3.2

 

 

 

Artikel 148, lid 1

Afdeling 6.6

 

 

 

Artikel 148, lid 2

Afdeling 6.6

 

 

 

Artikel 148, lid 3

Afdeling 6.6.1

 

 

 

Artikel 148, lid 4

 

 

 

 

Artikel 148, lid 5

 

 

 

 

Artikel 148, lid 6

 

 

 

 

Artikel 149, lid 1

Afdeling 6.6

 

 

 

Artikel 149, lid 2

Afdeling 6.6, afdeling 6.6.2

 

 

 

Artikel 150, lid 1

Afdeling 6.6.2

 

 

 

Artikel 150, lid 2

Afdeling 6.2.1.4, afdeling 6.6.2, ECB/2014/10

 

 

 

Artikel 150, lid 3

 

 

 

 

Artikel 150, lid 4

Afdeling 6.6.2

 

 

 

Artikel 150, lid 5

Afdeling 6.6.2

 

 

 

Artikel 150, lid 6

 

 

 

 

Artikel 151, lid 1

ECB/2014/10

 

 

 

Artikel 151, lid 2

ECB/2014/10

 

 

 

Artikel 151, lid 3

ECB/2014/10

 

 

 

Artikel 151, lid 4

ECB/2014/10

 

 

 

Artikel 152, lid 1

Bijlage bij ECB/2014/10

 

 

 

Artikel 152, lid 2

 

 

 

 

Artikel 152, lid 3

 

 

 

 

Artikel 153, lid 1

Afdeling 2.3

 

 

 

Artikel 153, lid 2

 

 

 

 

Artikel 154, lid 1

Afdeling 2.3

 

 

 

Artikel 154, lid 2

 

 

 

 

Artikel 155

Appendix 6

 

 

 

Artikel 156, lid 1

Appendix 6

 

 

 

Artikel 156, lid 2

Appendix 6

 

 

 

Artikel 156, lid 3

Appendix 6

 

 

 

Artikel 156, lid 4

Appendix 6

 

 

 

Artikel 156, lid 5

Appendix 6, afdeling 2.3

 

 

 

Artikel 156, lid 6

Appendix 6

 

 

 

Artikel 157

Afdeling 2.3

 

 

 

Artikel 158, lid 1

Afdeling 2.4.1, afdeling 6.3.1

 

Artikel 9, lid 2

 

Artikel 158, lid 2

Afdeling 6.3.1

 

 

 

Artikel 158, lid 3

Afdeling 2.4.2

 

 

 

Artikel 158, lid 4

Afdeling 2.4.3

 

 

 

Artikel 159, lid 1

Afdeling 6.3.1

 

 

 

Artikel 159, lid 2

Afdeling 6.3.1

 

 

 

Artikel 159, lid 3

Afdeling 6.3.1

 

 

 

Artikel 159, lid 4

Afdeling 6.3.1

 

 

 

Artikel 160

 

 

 

 

Artikel 161, lid 1

Bijlage II, afdeling I

 

 

 

Artikel 161, lid 2

Bijlage II, afdeling I

 

 

 

Artikel 162

Bijlage II, afdeling I

 

 

 

Artikel 163

Bijlage II, afdeling I

 

 

 

Artikel 164

Bijlage II, afdeling I

 

 

 

Artikel 165, lid 1

Bijlage II, afdeling I

 

 

 

Artikel 165, lid 2

Bijlage II, afdeling I

 

 

 

Artikel 166, lid 1

 

 

Artikel 9, lid 2

 

Artikel 166, lid 2

 

 

Artikel 9, lid 3

 

Artikel 166, lid 3

 

 

Artikel 9, lid 4

 

Artikel 166, lid 4

 

 

Artikel 9, lid 5

 

Artikel 166, lid 5

 

 

Artikel 9, lid 6

 

Artikel 167

Bijlage II, afdeling I

 

 

 

Artikel 168, lid 1

Bijlage II, afdeling I

 

 

 

Artikel 168, lid 2

Bijlage II, afdeling I

 

 

 

Artikel 169, lid 1

Bijlage II, afdeling I

 

 

 

Artikel 169, lid 2

Bijlage II, afdeling I

 

 

 

Artikel 170

Bijlage II, afdeling I

 

 

 

Artikel 171

Bijlage II, afdeling I

 

 

 

Artikel 172

Bijlage II, afdeling II

 

 

 

Artikel 173

Bijlage II, afdeling II

 

 

 

Artikel 174, lid 1

Afdeling 3.1.1.3

 

 

 

Artikel 174, lid 2

 

 

 

 

Artikel 174, lid 3

 

 

 

 

Artikel 175

Bijlage II, afdeling II

 

 

 

Artikel 176, lid 1

Bijlage II, afdeling II

 

 

 

Artikel 176, lid 2

Bijlage II, afdeling II

 

 

 

Artikel 176, lid 3

 

 

 

 

Artikel 177, lid 1

Bijlage II, afdeling II

 

 

 

Artikel 177, lid 2

Bijlage II, afdeling II

 

 

 

Artikel 177, lid 3

Bijlage II, afdeling II

 

 

 

Artikel 178

Bijlage II, afdeling II

 

 

 

Artikel 179

Bijlage II, afdeling II

 

 

 

Artikel 180

Afdeling 3.1.1.2

 

 

 

Artikel 181, lid 1

Afdeling 4.1.2

 

 

 

Artikel 181, lid 2

Bijlage II, afdeling II

 

 

 

Artikel 181, lid 3

Bijlage II, afdeling II

 

 

 

Artikel 182

Bijlage II, afdeling II

 

 

 

Artikel 183

Bijlage II, afdeling III

 

 

 

Artikel 184

Bijlage II, afdeling III

 

 

 

Artikel 185

Bijlage II, afdeling III

 

 

 

Artikel 186, lid 1

Bijlage II, afdeling III

 

 

 

Artikel 186, lid 2

Bijlage II, afdeling III

 

 

 

Artikel 187

Afdeling 3.4.2

 

 

 

Artikel 188

 

 

 

 

Artikel 189

Afdeling 1.4

 

 

 

Artikel 190, lid 1

 

 

 

 

Artikel 190, lid 2

 

 

 

 

Artikel 191, lid 1

 

 

 

 

Artikel 191, lid 2

 

 

 

 

Artikel 191, lid 3

 

 

 

 

Artikel 192

 

 

 

 

Bijlage I

Inleiding

Afdeling 7.1

 

 

 

Bijlage I 1

Afdeling 7.1

 

 

 

Bijlage I 2

Afdeling 7.1

 

 

 

Bijlage I 3

Afdeling 1.3.3, afdeling 7.2

 

 

 

Bijlage I 4

 

 

 

 

Bijlage I 5

 

 

 

 

Bijlage I 6

Afdeling 7.2

 

 

 

Bijlage I 7

 

 

 

 

Bijlage I 8

Afdeling 1.3.3, afdeling 7.3.1

 

 

 

Bijlage I 9

Afdeling 7.3.1

 

 

 

Bijlage I 10

 

 

 

 

Bijlage I 11

 

 

 

 

Bijlage I 12

Afdeling 1.3.3, afdeling 7.4.3

 

 

 

Bijlage I 13

Appendix 7.6

 

 

 

Bijlage II

Afdeling 5.1.3

 

 

 

Bijlage III

Afdeling 5.1.5.1

 

 

 

Bijlage IV

Afdeling 5.1.6

 

 

 

Bijlage V

Bijlage I, appendix 3

 

 

 

Bijlage VI I.1

Afdeling 6.6.1

 

 

 

Bijlage VI I.2

 

 

 

 

Bijlage VI I.3

 

 

 

 

Bijlage VI I.4

Afdeling 6.6.1

 

 

 

Bijlage VI I.5

Afdeling 6.6.1

 

 

 

Bijlage VI II.1

Afdeling 6.6.2

 

 

 

Bijlage VI II.2

Afdeling 6.6.2

 

 

 

Bijlage VI III

ECB/2014/10

 

 

 

Bijlage VI IV

ECB/2014/10

 

 

 

Bijlage VII I.1

Afdeling 2.3, appendix 6, afdeling 1

 

 

 

Bijlage VII I.2

Appendix 6, afdeling 1

 

 

 

Bijlage VII I.3

Appendix 6, afdeling 1

 

 

 

Bijlage VII I.4

 

 

 

 

Bijlage VII I.5

 

 

 

 

Bijlage VII I.6

 

 

 

 

Bijlage VII I.7

Appendix 6, afdeling 1

 

 

 

Bijlage VII I.8

Appendix 6, afdeling 1

 

 

 

Bijlage VII II

Appendix 6, afdeling 2.1

 

 

 

Bijlage VIII I.1

Bijlage I, appendix 8

 

 

 

Bijlage VIII I.2

Bijlage I, appendix 8

 

 

 

Bijlage VIII I.3

Bijlage I, appendix 8

 

 

 

Bijlage VIII I.4

 

 

 

 

Bijlage VIII II.1

Appendix 8

 

 

 

Bijlage VIII II.2

 

 

 

 

Bijlage VIII II.3

Appendix 8

 

 

 

Bijlage VIII II.4

Appendix 8

 

 

 

Bijlage VIII III.1

Appendix 8

 

 

 

Bijlage VIII III.2

Appendix 8

 

 

 

Bijlage VIII III.3

Appendix 8

 

 

 

Bijlage VIII III.4

Appendix 8

 

 

 

Bijlage IX

Afdeling 6.3.5

 

 

 

Bijlage X

 

 

Bijlage I, bijlage II

 

Bijlage XI

 

 

 

 

Bijlage XII

 

 

 

 

Bijlage XIII

 

 

 

 

Bijlage XIV

 

 

 

 


BIJLAGE XIV

INGETROKKEN RICHTSNOER MET LIJST VAN OPEENVOLGENDE WIJZIGINGEN

Richtsnoer ECB/2011/14 (PB L 331 van 14.12.2011, blz. 1)

Richtsnoer ECB/2012/25 (PB L 359 van 29.12.2012, blz. 74)

Richtsnoer ECB/2014/10 (PB L 166 van 5.6.2014, blz. 33)

Besluit ECB/2013/6 (PB L 95 van 5.4.2013, blz. 22)

Besluit ECB/2013/35 (PB L 301 van 12.11.2013, blz. 6)

Besluit ECB/2014/23 (PB L 168 van 7.6.2014, blz. 115)


Top