EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52013AB0076

Advies van de Europese Centrale Bank van 6 november 2013 inzake een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad (CON/2013/76)

OJ C 109, 11.4.2014, p. 2–25 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

11.4.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 109/2


ADVIES VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 6 november 2013

inzake een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad

(CON/2013/76)

2014/C 109/02

Inleiding en rechtsgrondslag

Op 3 september 2013 ontving de Europese Centrale Bank (ECB) een verzoek van de Raad van de Europese Unie om een advies inzake een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad (1) (hierna de „ontwerpverordening”). Op 14 oktober 2013 ontving de ECB een verzoek van het Europees Parlement om een advies inzake de ontwerpverordening.

De adviesbevoegdheid van de ECB is gebaseerd op artikel 127, lid 4, en artikel 282, lid 5, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, aangezien de ontwerpverordening bepalingen bevat betreffende de taken van de ECB op het gebied van het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en andere financiële instellingen met uitzondering van verzekeringsondernemingen, zoals bedoeld in artikel 127, lid 6, van het Verdrag en bepalingen betreffende de bijdrage van het Europees Stelsel van centrale banken tot een goede beleidsvoering ten aanzien van de stabiliteit van het financiële stelsel, zoals bedoeld in artikel 127, lid 5, van het Verdrag. Overeenkomstig de eerste volzin van artikel 17.5 van het Reglement van orde van de Europese Centrale Bank, heeft de Raad van bestuur dit advies goedgekeurd.

1.   Algemene opmerkingen

De ECB staat volledig achter de oprichting van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme (GAM), wat zal bijdragen aan de versterking van de opbouw en stabiliteit van de economische en monetaire unie. De ECB herhaalt bij deze de positie zoals uitgesproken in haar Advies van 27 november 2012 inzake een voorstel voor een verordening van de Raad waarbij aan de Europese Centrale bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid op het gebied van het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 tot oprichting van een Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Bankautoriteit) (CON/2012/96) (2), namelijk dat het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme (GAM) een noodzakelijke aanvulling is op het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme (GTM) teneinde een soepel werkende unie van financiële markten te realiseren. Een dergelijk mechanisme dient daarom opgericht zijn tegen de tijd dat de ECB haar toezichtsverantwoordelijkheid volledig op zich neemt. De ontwerpverordening bevat drie essentiële elementen voor effectieve afwikkeling, namelijk: a) een gemeenschappelijk systeem, b) één enkele autoriteit en c) een gemeenschappelijk fonds. De ontwerpverordening reageert op de conclusies van de Europese Raad van 13/14 december 2012 en 27/28 juni 2013 (3), die voortborduren op het rapport „Naar een hechte Economische en Monetaire Unie” (4). De ECB is van mening dat de algemene principes die in de volgende alinea’s zijn beschreven van essentieel belang zijn voor de effectiviteit van het GAM en is ingenomen met het feit dat deze grotendeels zijn opgenomen in de ontwerpverordening.

1.1.   Qua reikwijdte dient het GAM alle kredietinstellingen te omvatten die zijn gevestigd in de lidstaten die deelnemen aan het GAM.

1.2.   De kern van het GAM dient gevormd te worden door een sterke en onafhankelijke gemeenschappelijke afwikkelingsautoriteit (GAA), met voldoende besluitvormende bevoegdheden om afwikkelingsactie te ondernemen in het belang van stabiliteit binnen het eurogebied en van de Unie als geheel. Het GAM is een noodzakelijke aanvulling op het GTM (5), aangezien de verantwoordelijkheidsniveaus en de besluitvormingsniveaus op het gebied van afwikkeling en toezicht op elkaar afgestemd moeten worden. In dit opzicht deelt de ECB de mening van de Commissie dat een dergelijk gemeenschappelijk mechanisme beter in staat is optimale afwikkelingsmaatregelen te garanderen, met inbegrip van voldoende verdeling van de lasten, dan een netwerk van nationale afwikkelingsautoriteiten. Het is gebleken dat coördinatie tussen nationale afwikkelingssystemen niet afdoende is ter realisering van de meest effectieve en tijdige afwikkelingsbesluiten, met name in een grensoverschrijdend kader.

1.3.   Het besluitvormingsproces dient een tijdige en efficiënte besluitvorming mogelijk te maken, indien noodzakelijk op zeer korte termijn, zoals een paar dagen, of in voorkomende gevallen binnen een paar uur. Het dient gebaseerd te zijn op adequate afwikkelingsplanning.

1.4.   Het GAA dient te beschikken over voldoende bevoegdheden, instrumenten en financiële middelen om instellingen af te wikkelen zoals beschreven in de verwachte richtlijn inzake het herstel en de afwikkeling van banken (Bank Recovery and Resolution Directive).

1.5.   Het GAA dient toegang te hebben tot afwikkelingsfinanciering via een gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds, dat gefinancierd moet worden middels ex-ante risicogedifferentieerde bijdragen van alle banken die onder het GTM vallen, aan te vullen met ex-post bijdragen waar nodig. Bovendien moet er een tijdelijke budget-neutrale openbare achtervangregeling beschikbaar zijn, zulks in de vorm van een kredietlijn aan het gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds.

1.6.   Het beoogde GTM-kader dient te voorzien in nauwe coördinatie tussen de afwikkelingstaak van het GAM en de toezichttaak van het GTM, waarbij de respectievelijke verantwoordelijkheden van de instellingen worden nageleefd en gerespecteerd.

Zowel het GTM als het GAM zijn essentiële onderdelen van het geïntegreerde financiële kader van de bankenunie en zullen bijdragen aan het opbreken van de samenhang tussen banken en landen en het keren van het huidige proces van fragmentatie van financiële markten.

De ECB is een sterk voorstander van het beoogde tijdspad voor het GTM. Op basis van dit tijdspad treedt het GTM medio 2014 in werking en zal op 1 januari 2015 volledig operationeel worden. Dit tijdspad houdt rekening met het feit dat het GTM een essentieel onderdeel van de bankenunie is.

2.   Specifieke opmerkingen

2.1.   Rechtsgrondslag

De Commissie stelt voor de ontwerpverordening te baseren op artikel 114 van het Verdrag, dat de vaststelling mogelijk maakt van maatregelen inzake de onderlinge aanpassing van nationale voorschriften welke op de totstandbrenging en de werking van de interne markt betrekking hebben. De ECB is op de hoogte van doorlopende evaluaties van andere Unie-instellingen inzake de voorgestelde rechtsgrondslag en heeft kennisgenomen van de wijzigingen die zijn voorgesteld met betrekking tot de ontwerpverordening, met als doel te garanderen dat artikel 114 een mogelijke rechtsgrondslag is voor het bereiken van het doel van de ontwerpverordening, namelijk het behouden van de integriteit en de versterking van de werking van de interne markt door middel van de eenvormige toepassing van een gemeenschappelijk pakket afwikkelingsregels door een Unie-autoriteit en toegang tot het gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds.

2.2.   Governance en verantwoordingsplicht van de gemeenschappelijke afwikkelingsraad

De ECB verwelkomt het voorgestelde governancekader in grote lijnen, in het bijzonder dat geen partij, met name nationale afwikkelingsautoriteiten, een vetorecht zal hebben inzake de besluitvorming van de gemeenschappelijke afwikkelingsraad (hierna de „afwikkelingsraad”). Terwijl de uiteindelijke beslissingsbevoegdheid met betrekking tot de eigenlijke afwikkeling van een kredietinstelling bij de Commissie blijft, zal de afwikkelingsraad over brede en onafhankelijke bevoegdheden beschikken om afwikkelingsplannen (6) en afwikkelingsregelingen (7) voor te bereiden en om implementatie daarvan te verzoeken. Het is van het grootste belang dat de besluitvormingscapaciteit en de stemmingsregelingen van het GAM efficiënte en tijdige beslissingen mogelijk maken, vooral in tijden van crisis. De verantwoordelijkheden van de bij het afwikkelingsproces betrokken autoriteiten dienen nauwkeuriger gedefinieerd te worden ter voorkoming van duplicering of overlapping van bevoegdheden. Met betrekking tot de bevoegdheden van de afwikkelingsraad zou een uitgebreidere beschrijving van de uitoefening hiervan voor een betere naleving van de Meroni-doctrine zorgen (8), voor zover noodzakelijk, met als doel tegelijkertijd te garanderen dat er voldoende flexibiliteit bestaat inzake de behandeling van ieder individueel afwikkelingsgeval. Tot slot dient de ontwerpverordening te verzekeren dat een daadwerkelijke afwikkelingsbeslissing van de Commissie met de daartoe noodzakelijke snelheid wordt genomen (9).

De ECB verwelkomt het voorgestelde kader voor de verantwoordingsplicht van de afwikkelingsraad, die overeenstemt met het institutionele kader van de Unie. De regeling tussen het Europees Parlement en de afwikkelingsraad over praktische modaliteiten in verband met de uitoefening van de democratische verantwoordingsplicht en het toezicht (10) dient geheimhouding op basis van Unierecht en nationaal recht te respecteren, in het bijzonder met betrekking tot toezichtinformatie die de afwikkelingsraad heeft verkregen van de ECB en nationale bevoegde autoriteiten.

2.3.   Samenwerking tussen afwikkelingsautoriteiten en toezichthoudende autoriteiten

De ECB verwelkomt de beoogde nauwe samenwerking tussen afwikkelingsautoriteiten en toezichthoudende autoriteiten (11). Met betrekking tot de ECB moeten de in de ontwerpverordening voorgestelde taken en verantwoordelijkheden onderworpen zijn aan, en niet verder reiken dan, de taken die aan de ECB zijn opgedragen bij het Verdrag, de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank (de „ESCB-statuten”) en in het bijzonder Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (12) (de „GTM-verordening”). De ECB merkt op dat de ontwerpverordening geen nieuwe taken en bevoegdheden aan haar toebedeelt, maar voorziet in nauwe samenwerking en uitwisseling van informatie (13). Ter wille van de duidelijkheid beveelt de ECB aan dat verwijzingen in de ontwerpverordening naar de taken en verantwoordelijkheden van de ECB, waar van toepassing, dienen te refereren aan de taken en verantwoordelijkheden van de ECB zoals aan haar opgedragen in de GTM-verordening (14) .

De ECB merkt verder op dat de ontwerpverordening bepaalt dat, indien de ECB een vertegenwoordiger van de afwikkelingsraad uitnodigt om deel te nemen aan de raad van toezicht van de ECB, de afwikkelingsraad een vertegenwoordiger zal aanwijzen. De GTM-verordening bepaalt echter dat wanneer de afwikkelingsraad eenmaal is opgericht, de raad van toezicht van de ECB de voorzitter van de Europese afwikkelingsautoriteit kan uitnodigen om deel te nemen aan de vergaderingen van de raad van toezicht (15) als waarnemer. Ter garandering van volledige consistentie moet de ontwerpverordening dienovereenkomstig worden aangepast (16).

Het is van cruciaal belang dat de respectievelijke rollen en verantwoordelijkheden van de afwikkelingsautoriteiten en toezichthoudende autoriteiten gescheiden worden gehouden voordat een crisis wordt voorzien en tevens, bij de eerste fase van een crisis, wanneer de toezichthouder vroege interventiemaatregelen zou kunnen toepassen en tijdens de beoordeling van de voorwaarden voor afwikkeling en de afwaardering van kapitaalinstrumenten.

Ten eerste dient tijdens de vroegtijdige interventiefase de exclusieve verantwoordelijkheid met betrekking tot acties of maatregelen te berusten bij de toezichthouder. Bij de toepassing van vroegtijdige interventiemaatregelen is het van belang dat de toezichthouder de afwikkelingsraad onverwijld op de hoogte brengt. De voorgestelde taak voor de ECB (of nationale toezichthoudende autoriteiten), namelijk om te overleggen met de afwikkelingsautoriteiten voordat extra vroegtijdige interventiemaatregelen worden genomen, strookt niet met de behoefte om tot snelle en efficiënte vroegtijdige interventie-acties over te gaan krachtens een geïntegreerd systeem van exclusieve toezichthoudende verantwoordelijkheid. Om die reden zou de ECB of nationale toezichthoudende autoriteit alleen gevraagd moeten worden om de afwikkelingsautoriteit zo snel mogelijk te informeren omtrent dergelijke acties (17). Bovendien zou de afwikkelingsraad tijdens de vroegtijdige interventiefase zijn interne voorbereidende activiteiten zodanig kunnen verrichten dat wordt voorkomen dat het marktvertrouwen wordt ondermijnd of de situatie van een dergelijke instelling wordt verslechterd. Om die reden zou de toezichthouder activiteiten zoals het opvragen van informatie en inspecties ter plaatse primair moeten verrichten, die in overeenstemming met de richtlijn inzake het herstel en de afwikkeling van banken alle informatie verschaft aan de afwikkelingsraad die nodig is voor de voorbereiding van de afwikkeling van de instelling (18). Ongecoördineerde, door de afwikkelingsautoriteit uitgevoerde onderzoeksactiviteiten en inspecties ter plaatse dienen vermeden te worden op basis van het feit dat daarmee het vertrouwen ondermijnd zou kunnen worden (19).

Ten tweede merkt de ECB ten aanzien van de beoordeling van de voorwaarden om tot afwikkeling over te gaan op dat de ontwerpverordening erkent dat de toezichthouder bij uitstek geschikt is te beoordelen of een kredietinstelling (waarschijnlijk) failleert en of er redelijkerwijs niet te verwachten valt dat alternatieve maatregelen van de particuliere sector of van toezichthouders het failleren ervan binnen een redelijk tijdsbestek zou voorkomen (20). De ECB is van mening dat de exclusieve verantwoordelijkheid voor de beoordeling van deze twee criteria zou moeten worden toebedeeld aan de respectievelijke toezichthoudende autoriteiten, namelijk de ECB of nationale bevoegde autoriteiten, overeenkomstig de in de GTM-verordening geregelde bevoegdheidsverdeling. Dit zal in het belang van snelle en efficiënte afwikkelingsacties een duidelijke verdeling van verantwoordelijkheden garanderen (21). De ontwerpverordening dient te bepalen dat de Commissie enkel op basis van een dergelijke beoordeling door de toezichthouder kan besluiten tot afwikkeling van een instelling over te gaan (22). Dit laatste zal om die reden een noodzakelijke, maar niet voldoende eerste voorwaarde te zijn om de instelling in afwikkeling te plaatsen.

Ten derde is de toezichthouder ook bij uitstek in staat om te beoordelen of een entiteit of groep niet langer levensvatbaar is zonder een kapitaalafwaardering of –omzetting, of dat buitengewone overheidssteun noodzakelijk is. Deze levensvatbaarheidsbeoordeling zal voorafgaande aan, dan wel tegelijkertijd met, de beoordeling plaatsvinden of een bank voldoet aan de voorwaarden voor afwikkeling en zal zodoende uitgevoerd worden voor de afwikkelingsstart. De ontwerpverordening dient daarom de verantwoordelijkheid voor deze beoordeling duidelijk toe te wijzen aan de toezichthouder; deze beoordeling door de toezichthouder dient een noodzakelijke eerste voorwaarde te zijn voor de afwaardering of omzetting van kapitaalinstrumenten (23).

Bovendien, om doeltreffende controlemechanismen te verzekeren, moeten de afwikkelingsraad en de Commissie op ieder moment kunnen verzoeken om een beoordeling door de toezichthouder (ECB of de nationale bevoegde autoriteit) indien een instelling (waarschijnlijk) failleert of niet langer levensvatbaar wordt geacht zonder een kapitaalafwaardering. Hiermee wordt enig niet-handelen op het gebied van toezicht bestreden in situaties waarin de afwikkelingsautoriteit handelen noodzakelijk acht (24).

Tot slot stelt de ontwerpverordening dat de ECB en de nationale toezichthoudende autoriteiten alle informatie verschaffen aan de afwikkelingsraad en de Commissie die zij nodig hebben voor de uitoefening van hun taken. Informatie-uitwisseling is een belangrijke eerste voorwaarde voor het efficiënt functioneren van zowel toezicht als afwikkeling. Er zou dus verduidelijkt moeten worden dat alle taken met betrekking tot informatievoorziening wederzijds gelden. Met name dient de toezichthouder zo spoedig mogelijk geïnformeerd te worden omtrent alle geplande en genomen stappen in het kader van de afwikkelingsprocedure, zodat de toezichthouder in staat is te anticiperen op mogelijke implicaties voor de financiële stabiliteit en de afwikkelingsautoriteit daaromtrent kan waarschuwen (25).

2.4.   Deelname van de ECB in de afwikkelingsraad en de betrokkenheid van centrale banken in het algemeen

De ECB wijst erop dat overweging 19 van de ontwerpverordening, die verwijst naar „vertegenwoordigers” van de Commissie en de ECB, niet in overeenstemming is met het resterende gedeelte van de ontwerpverordening, op basis waarvan sommige leden van de afwikkelingsraad worden benoemd door de Commissie en de ECB. Meer in het bijzonder bepaalt artikel 39 van de ontwerpverordening dat de afwikkelingsraad wordt samengesteld uit, inter alia, een door de ECB aangewezen lid voor een niet-verlengbare ambtstermijn van vijf jaar. Volgens artikel 43 van de ontwerpverordening dienen de leden van de afwikkelingsraad onafhankelijk en objectief te handelen in het belang van de Unie als geheel en geen instructies te vragen of te aanvaarden van instellingen of organen van de Unie, van de regering van een lidstaat of van andere publieke of particuliere organen. Volgens artikel 45 en artikel 49 van de ontwerpverordening neemt het door de ECB benoemde lid deel aan zowel de plenaire vergaderingen als de bestuursvergaderingen van de afwikkelingsraad en heeft het lid stemrecht.

Teneinde het verschil tussen de rol van de ECB op basis van de GTM-verordening en de rol van de ECB als deelnemer aan de afwikkelingsraad op basis van de ontwerpverordening duidelijker weer te geven, en tevens de scheiding van institutionele verantwoordelijkheden tussen de toezichtfunctie en de afwikkelingsfunctie in de Unie te handhaven, beveelt de ECB aan dat de ECB een open uitnodiging zal krijgen om als waarnemer deel te nemen aan alle vergaderingen, zowel de plenaire vergaderingen als de bestuursvergaderingen, van de afwikkelingsraad (26).

Met betrekking tot de belangrijke rol en de deskundigheid van centrale banken met betrekking tot financiële stabiliteit en hun macroprudentiële verantwoordelijkheden, dienen nationale centrale banken — die niet optreden als afwikkelingsautoriteiten op basis van nationaal recht — het recht te hebben de vergaderingen van de afwikkelingsraad bij te wonen als waarnemers en bovendien dienen zij, naast de ECB, betrokken te worden bij de beoordeling van het systeemeffect van een afwikkelingshandeling (27).

2.5.   Toetsing van de afwikkelbaarheid en de minimumvereisten voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva

De ECB verwelkomt het feit dat de ontwerpverordening bepaalt dat de afwikkelingsraad de afwikkelbaarheid van de in artikel 2 vermelde entiteiten zal toetsen in overleg met de bevoegde autoriteit, inclusief de ECB (28). Waar overleg met de toezichthouder volstaat voor wat betreft de beoordeling zelf, dienen maatregelen ter verwijdering van obstakels voor afwikkelbaarheid gezamenlijk vastgesteld en uitgevoerd te worden in samenwerking met de toezichthouder. Dit is een afspiegeling van de sterke toezichthoudende betrokkenheid bij het opstellen van de afwikkelingsplannen (29). Deze beoordeling dient niet uit te gaan van enige financiële steun van het gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds, anders dan de verschaffing van tijdelijke liquiditeit. Het rekenen op solvabiliteitssteun van het fonds zou niet consistent zijn met het algemene principe dat aandeelhouders en crediteuren van de individuele instelling of een groep als eersten aan de beurt zijn om verliezen te dragen in geval van een afwikkeling (30). Het bankenafwikkelingsfonds zal slechts middelen ter beschikking stellen indien de afwikkelingsfinanciering via de aandeelhouders en crediteuren onvoldoende is. Om die reden dient de toetsing van de afwikkelbaarheid van een instelling of groep te verzekeren dat er voldoende verliesabsorberende capaciteit is voor een plausibele afwikkelingsstrategie binnen de instelling of groep zelf (31).

De ECB is van mening dat de minimumvereisten voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva een essentieel onderdeel zijn voor het garanderen van afwikkelbaarheid en voldoende verliesabsorberende capaciteit. In dit kader zou de bevoegde autoriteit een versterkte rol moeten hebben bij de vaststelling van de minimumvereisten voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva, gezien het feit dat deze vereisten de bedrijfsactiviteiten van een bank als going concern direct kunnen beïnvloeden en dus relevant zijn voor de bevoegde autoriteit. De minimumvereisten voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva moeten daarom vastgesteld worden door de afwikkelingsraad „in samenwerking met” de bevoegde autoriteit (32). Ten aanzien van de algemene bepalingen die van toepassing zijn op de minimumvereisten voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva begrijpt de ECB dat de ontwerpverordening volledige consistentie garandeert met de op handen zijnde richtlijn inzake het herstel en de afwikkeling van banken, en zo tevens verwijst naar de geschiktheidscriteria voor het voldoen door passiva aan de minimumvereisten voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva (33).

2.6.   Inbreng van de particuliere sector

De ontwerpverordening bepaalt dat de voorwaarden voor inbreng van de particuliere sector in werking zullen treden met ingang van 1 januari 2018. Dit betekent dat het GAM vanaf 2015 tot 2018 banken zal moeten afwikkelen zonder dit afwikkelingsinstrument. Indien echter overheidsgelden of fondsen van het gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds worden gebruikt bij een afwikkeling, vereisen de nieuwe regels voor staatssteun (34) een verplichte inbreng van de particuliere sector van kapitaal en achtergestelde schuld. Desalniettemin zal er onzekerheid bestaan of preferente niet-gedekte schuld kan worden ingebracht, aangezien lidstaten vrij zijn te beslissen of zij willen anticiperen op de introductie van een kader voor inbreng van de particuliere sector.

In dit licht pleit de ECB ervoor dat het instrument van inbreng van de particuliere sector eerder wordt ingevoerd dan 2018. Inbreng van de particuliere sector wordt geacht reeds grotendeels ingeprijsd te zijn, dus het effect op financiering zal naar verwachting marginaal zijn. Het reeds voorzien hebben in het instrument van inbreng van de particuliere sector zou bijdragen aan de rechtszekerheid, consistentie en voorspelbaarheid en derhalve het vermijden van ad-hocoplossingen (35).

De bepaling met betrekking tot de preferentie van vorderingen bij insolventie, die de volgorde bepaalt waarin verliezen worden verdeeld bij inbreng van de particuliere sector (36), lijkt niet identiek te zijn aan de bepalingen van de verwachte richtlijn inzake het herstel en de afwikkeling van banken. Om die reden dient, afhankelijk van de definitieve tekst van de Unie-wetgever, gestreefd te worden naar consistentie. Met name gedekte deposito’s zouden een „supervoorrang” moeten hebben, terwijl in aanmerking komende deposito's van natuurlijke personen en ondernemingen uit het midden- en kleinbedrijf een hogere voorrang zouden moeten hebben dan andere preferente niet-gedekte vorderingen. In dit opzicht zou de rol van depositogarantiestelsels in afwikkeling ook volledig aangepast moeten worden aan de bepalingen van de op handen zijnde richtlijn inzake het herstel en de afwikkeling van banken, door te voorzien in subrogatie daarvan in de rechten en verplichtingen van gedekte depositohouders (37).

2.7.   Gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds

De ECB verwelkomt het feit dat een gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds is opgenomen in het GAM, dat wordt gefinancierd middels ex-ante risicogedifferentieerde bijdragen van de instellingen die zijn gevestigd in lidstaten die deelnemen aan het GAM. Een dergelijk beheer van een gemeenschappelijk afwikkelingsfonds is een essentieel element van het GAM met het oog op garandering van adequate afwikkelingsfinanciering zonder een beroep te hoeven doen op overheidsgelden. Het stelt de afwikkelingsraad in staat snelle maatregelen te nemen zonder dat langdurige discussies over de verdeling van de lasten nodig zijn door grensoverschrijdende banken, waardoor de meest optimale en kostentechnisch meest efficiënte afwikkelingsstrategie wordt gegarandeerd op Europees niveau. Het gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds zal door middel van het middelenspreiding de belastingbetaler beter kunnen beschermen dan onder nationale regelingen en daardoor de negatieve samenhang tussen banken en hun respectievelijke landen te doorbreken.

De ontwerpverordening voorziet in een streefomvang van ten minste 1 % aan gedekte deposito’s voor het bankenafwikkelingsfonds. De ECB is van mening dat gedekte deposito’s niet de meest geschikte benchmark zijn, gezien het feit dat zij de mogelijke financieringskosten bij afwikkeling niet volledig weergeven. Gedekte deposito’s kunnen stabiel blijven terwijl de totale passiva aanzienlijk stijgen, of gedekte deposito’s kunnen stijgen terwijl de totale passiva stabiel blijven. In beide gevallen zou het mogelijke risico voor het afwikkelingsfonds niet voldoende weergegeven worden. Het feit dat gedekte deposito’s reeds zijn verzekerd via het depositogarantiestelsel dient ook overwogen te worden, aangezien het depositogarantiestelsel zou kunnen bijdragen aan afwikkelingsfinanciering indien de gedekte deposito’s (met een voorrang) een verlies opleveren. Deze benchmark dient daarom aangevuld te worden met een referentiewaarde ten aanzien van totale passiva, die voldoende gekalibreerd dient te worden door de afwikkelingsraad, waarbij de ondergrens wordt aangehouden van 1 % aan gedekte deposito’s (38).

2.8.   Achtervangregelingen

De ECB verwelkomt het voorstel om aanvullende achtervangregelingen in te stellen die geactiveerd zouden kunnen worden in buitengewone omstandigheden, indien de ex-ante bijdragen van het bankenafwikkelingsfonds niet volstaan en de ex-post bijdragen niet direct toegankelijk zijn om de onkosten daarvan te dekken, door het verkrijgen van leningen of andere vormen van steun van financiële instellingen of andere derden. Dergelijke achtervangregelingen zouden het GAM robuuster maken in geval van zeer nadelige economische en financiële schokken en daardoor het vermogen van het GAM om systeemcrises te voorkomen versterken. Bovendien steunt de ECB het vereiste dat alle financieringen uit achtervangregelingen verhaald moeten worden op de financiële sector en niet gedragen dienen te worden door budgettaire autoriteiten. Dit vereiste bestendigt één van de belangrijkste redenen voor het instellen van een GAM, namelijk om banken af te wikkelen zonder de belastingbetaler op te zadelen met permanente kosten. De ontwerpverordening strookt met betrekking tot deze elementen volledig met de conclusies van de Europese Raad van 13/14 december 2012 en 27/28 juni 2013 (39) die voortvloeien uit het rapport „Naar een hechte economische en monetaire unie”.

De ECB merkt tegelijkertijd op dat de ontwerpverordening vaag blijft over de beoogde inrichting van de achtervangregelingen. In het bijzonder, terwijl de ontwerpverordening voorziet in de mogelijkheid tot lenen van derden (40), wordt er niet gespecificeerd of de aanvullende achtervangregelingen ook tijdelijke toegang tot overheidsgelden inhouden of enkel is gebaseerd op het verkrijgen van leningen van de particuliere sector. Aangezien in het ontwerpartikel 6, lid 4, duidelijk wordt aangegeven dat lidstaten niet verplicht zijn dergelijke toegang te verlenen, lijkt het erop dat een dergelijke achtervang slechts op vrijwillige basis verleend kan worden. De ECB is van mening dat toegang tot budgettaire middelen, met inachtneming van het principe van begrotingsneutraliteit, een essentieel onderdeel zou zijn van de achtervangregelingen van het GAM. Dit is omdat particuliere financieringsbronnen, zeker bij aanvang van het GAM, schaars zouden kunnen zijn en tijdelijk kunnen opdrogen bij acute onrust op de financiële markt. De ECB begrijpt dat de Commissie geen verplichting voor deelnemende lidstaten heeft opgenomen tot verschaffing van toegang tot overheidsgelden, aangezien dit de begrotingssoevereiniteit van de lidstaten, waar geen inbreuk op gepleegd mag worden krachtens de wettelijke basis van de ontwerpverordening, in gevaar zou kunnen brengen. Tegen deze achtergrond acht de ECB het van belang dat deelnemende lidstaten inspelen op een gezamenlijke en solide openbare achtervang die beschikbaar komt wanneer de ontwerpverordening in werking treedt (41).

Deze openbare achtervang zou een kredietlijn kunnen omvatten die het GAM toegang biedt tot gezamenlijke budgettaire middelen van de deelnemende lidstaten. Ter voldoening aan het principe van begrotingsneutraliteit zou de kredietlijn in geval van activering volledig verhaald moeten worden. Het is belangrijk dat de tijdhorizon voor verhaal van deze fondsen op de financiële sector zorgvuldig wordt gekalibreerd zodat overmatige procyclische lasten worden vermeden. Een dergelijke kredietlijnregeling dient volledig in overeenstemming te zijn met de bepalingen van de conclusies van de Europese Raad van december 2012 (42) en soortgelijke afwikkelingskaders in andere landen, bijvoorbeeld de kredietlijn van het Amerikaanse Ministerie van Financiën aan de Federal Deposit Insurance Corporation.

2.9.   Verhouding tot de staatssteunregels

De ECB merkt op dat de ontwerpverordening is ontworpen om het behoud te garanderen van de staatssteunbevoegdheden van de Commissie in afwikkelingsgevallen waar steun aan de orde is die als staatssteun betiteld kan worden. Dit wordt bereikt door de staatssteunprocedure parallel te laten lopen aan de afwikkelingsprocedure (43). De ontwerpverordening beoogt echter ook de staatssteuncontrole toe te passen in gevallen waarin sprake is van steun van het gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds, naar analogie van en parallel aan de afwikkelingsprocedure (44).

De ECB erkent dat de staatssteunregels essentieel zijn gebleken voor de definitie van gemeenschappelijke parameters voor nationale openbare steun binnen de context van de afwikkeling van banken in de Unie. De ECB is echter van mening dat het effect van toepassing van de staatssteuncontrole en de impact daarvan op de door het GAM uitgevoerde afwikkelingen zorgvuldig bekeken dienen te worden. Zodra het GAM volledig operationeel is, zullen afwikkelingsbesluiten op Unie-niveau genomen worden, waardoor gelijke omstandigheden worden bewaard en de gemeenschappelijke markt niet wordt verstoord (45). Op grond hiervan mag de parallelle beoordeling op basis van de staatssteunprocedure het afwikkelingsproces niet vertragen, dupliceren of belemmeren. Het doel van behoud van de interne markt en het niet verstoren van de concurrentie tussen de deelnemende lidstaten en niet-deelnemende lidstaten kan bereikt worden binnen het afwikkelingsproces. Er kan met name voorzien worden in integratie van aspecten van staatssteun in het afwikkelingsproces, gezien het feit dat de Commissie de definitieve beslissingsbevoegdheid heeft. De toepassing van de ontwerpverordening dient in ieder geval te verzekeren dat staatssteuncontrole geen bovenmatige vertragingen tot gevolg heeft en de verwezenlijking van de afwikkelingsdoeleinden niet belemmert, met name gezien de behoefte aan bescherming van de financiële stabiliteit (46). Om redenen van helderheid en rechtszekerheid zou het nuttig zijn voor de Commissie om duidelijk aan te geven in de ontwerpverordening welke staatssteunregels en procedure naar analogie zullen worden toegepast en, indien noodzakelijk, verdere uitleg geven omtrent de details van de toepassing daarvan door middel van geëigende middelen.

Tot slot zou in de toekomst een nadere analyse noodzakelijk kunnen zijn met betrekking tot de analoge toepassing van de staatsteunregels en met betrekking tot het samenspel tussen staatssteunoverwegingen en overwegingen omtrent financiële stabiliteit in het kader van afwikkeling (47).

2.10.   Rechterlijke toetsing van afwikkelingsbeslissingen

De ontwerpverordening bevat geen bepalingen inzake rechterlijke controle en aanverwante zaken met betrekking tot afwikkelingsbeslissingen. De ECB begrijpt dat a) zowel de besluiten omtrent afwikkeling van de afwikkelingsraad/Commissie (48) als de besluiten van de Commissie met betrekking tot naleving van de staatsteunregels aan de ene kant, en b) de afwikkelingshandelingen van de nationale afwikkelingsautoriteiten ter uitvoering van de afwikkelingsregeling in overeenstemming met die beslissingen en staatssteun aan de andere kant, onderworpen blijven aan rechterlijke toetsing door respectievelijk het Hof van Justitie van de Europese Unie en de nationale gerechten. De ECB merkt op dat de combinatie van voorzieningen in rechte bij de in het Verdrag en de ontwerpverordening aangegeven rechter alsmede bij nationale rechterlijke instanties op basis van het nationale recht van de deelnemende lidstaten een garantie zou moeten zijn voor het recht op behoorlijke procesgang van natuurlijk personen en rechtspersonen die worden beïnvloed door GAM-besluiten.

Om redenen van juridische duidelijkheid zou het nuttig zijn indien de ontwerpverordening aangeeft dat deze geen afbreuk doet aan de bevoegdheden van nationale rechters om handelingen en/of nalatigheden te beoordelen van nationale afwikkelingsautoriteiten en andere bevoegde autoriteiten tijdens de uitvoering van besluiten van de afwikkelingsraad in het kader van de afwikkelingsprocedure krachtens artikel 16. Verder zou overwogen kunnen worden of bepalingen geïntroduceerd moeten worden die de omkeerbaarheid van door de afwikkelingsraad genomen besluiten uitsluiten of ten minste beperken, met name met betrekking tot besluiten genomen op basis van artikel 26, lid 2, van de ontwerpverordening, in overeenstemming met bepalingen uit de richtlijn inzake het herstel en de afwikkeling van banken met betrekking tot het recht van beroep en uitsluiting van andere acties. De betreffende bepalingen moeten zorgvuldig afgestemd worden om de naleving te garanderen van eigendomsrechten krachtens het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en de Europese Conventie voor de rechten van de mens.

Tot slot is het raadzaam, ter verhoging van het transparantieniveau met betrekking tot rechterlijke voorzieningen die beschikbaar zijn op basis van het GAM, om de reikwijdte en inhoud te schetsen van het recht op rechterlijke toetsing van partijen die zijn getroffen door afwikkelingsmaatregelen op basis van het GAM, door bijvoorbeeld te specificeren dat de juridische toetsing van handelingen en/of nalatigheden volledig rekening dient te houden met het feit dat nationale autoriteiten op basis van artikel 16, lid 8, van de ontwerpverordening verplicht zijn alle mogelijke maatregelen te nemen ter implementering van de besluiten van de afwikkelingsraad en dat deze besluiten onderworpen zijn aan juridische toetsing door het Hof van Justitie van de Europese Unie. Dit zou vastgelegd kunnen worden in de Toelichting bij de ontwerpverordening of in een afzonderlijk document.

2.11.   Terminologie

De ECB ondersteunt het streven van de Commissie om te verzekeren dat de ontwerpverordening in overeenstemming is met de op handen zijnde richtlijn inzake het herstel en de afwikkeling van banken, wat zal leiden tot algehele consistentie, ook met betrekking tot de gebruikte termen. De definities van de richtlijn inzake het herstel en de afwikkeling van banken dienen behouden te worden, tenzij er objectieve redenen zijn om daar in de ontwerpverordening van af te wijken of deze weg te laten (49). In dit kader zou de ontwerpverordening, wanneer hierin wordt gerefereerd aan de toezichthoudende autoriteit, een consistente benadering moeten toepassen, bijvoorbeeld door te verwijzen naar „de bevoegde autoriteit”, waarbij wordt verduidelijkt dat dit zowel verwijst naar de ECB in haar rol van toezichthouder als naar nationale toezichthoudende autoriteiten.

2.12.   Lidstaten die een nauwe samenwerking zijn aangegaan

De ECB beveelt aan om in de ontwerpverordening een bepaling op te nemen ten aanzien van nog niet afgeronde afwikkelingsprocedures, indien een lidstaat die een nauwe samenwerking is aangegaan (50) en daardoor automatisch onder de ontwerpverordening valt, deze samenwerking beëindigt.

Gedaan te Frankfurt am Main, 6 november 2013.

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  COM(2013) 520 final.

(2)  PB C 30 van 1.2.2013, blz. 6. Alle ECB-adviezen worden gepubliceerd op de ECB-website: www.ecb.europa.eu

(3)  Beschikbaar op de website van de Europese raad: www.consilium.europa.eu.

(4)  Gepresenteerd tijdens de Europese Raad in december 2012 en beschikbaar op de website van de Europese Raad: www.consilium.europa.eu.

(5)  Zie ook het Advies van de Europese Centrale Bank van 29 november 2012 inzake een voorstel voor een richtlijn betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen (CON/2012/99) (PB C 39 van 12.2.2013, blz. 1.).

(6)  Zie Artikel 7 van de ontwerpverordening.

(7)  Zie Artikel 20 van de ontwerpverordening.

(8)  Vonnis van 13 juni 1958 in de zaak 9/56, Meroni v High Authority (ECR 1958, blz. 133), vonnis van 14 mei 1981 in de zaak 98/80, Romano v INAMI (ECR 1981, p. 1241) en vonnis van 12 juli 2005 in de gevoegde zaken C-154/04 en C-155/04, Alliance for Natural Health and others (ECR 2005, blz. I-6451).

(9)  Zie bijvoorbeeld de opmerkingen bij artikel 16 van de ontwerpverordening, die hieronder zijn uiteengezet alsmede in het formuleringsvoorstel in wijziging 6.

(10)  Artikel 41, lid 8 van de ontwerpverordening.

(11)  Zie hoofdstuk 4 van de ontwerpverordening: Samenwerking

(12)  PB L 287 van 29.10.2013, blz. 63. Zie met name artikel 3, lid 3, en artikel 27, lid 2, van de GTM-verordening.

(13)  Artikel 27, lid 2 en 3, van de ontwerpverordening.

(14)  Zie bijvoorbeeld de formuleringsvoorstellen in wijzigingen 2, 5, 8 en 10.

(15)  Zie artikel 26, lid 11, en overweging 70 van de GTM-verordening.

(16)  Zie het formuleringsvoorstel in wijziging 12.

(17)  Artikel 11, lid 4, van de ontwerpverordening zou dienovereenkomstig aangepast moeten worden. Zie het formuleringsvoorstel in wijziging 5.

(18)  Artikel 23, lid 1, van de algemene oriëntatie met betrekking tot de ontwerprichtlijn betreffende een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van de Richtlijnen 77/91/EEG en 82/891/EEG, de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG en 2011/35/EG en Verordening(EU) nr. 1093/2010 zoals overeengekomen door de ministers van financiën van de lidstaten tijdens de Ecofin-Raad van 27 juni 2013 [2012/0150 (COD)-11148/1/13 Rev 1].

(19)  Zie het formuleringsvoorstel in wijziging 14.

(20)  Overweging 16 van de ontwerpverordening stelt: „De ECB is, als toezichthouder binnen het GTM, bij uitstek geschikt om te beoordelen of een kredietinstelling failleert of waarschijnlijk failleert en of er niet redelijkerwijs te verwachten valt dat alternatieve maatregelen van de particuliere sector of van toezichthouders het failleren ervan binnen een redelijk tijdsbestek zou voorkomen”.

(21)  Dit punt is ook aangeroerd in Advies CON/2012/99, alinea 2.1.

(22)  Zie het formuleringsvoorstel in wijziging 6.

(23)  Zie het formuleringsvoorstel in wijziging 8.

(24)  Zie het formuleringsvoorstel in wijziging 8.

(25)  Zie het formuleringsvoorstel in wijzigingen 11, 12 en 13.

(26)  Zie het formuleringsvoorstel in wijzigingen 15, 16 en 17.

(27)  Zie het formuleringsvoorstel in wijziging 15.

(28)  Dit is in overeenstemming met de „Key Attributes of Effective Resolution Regimes for Financial Institutions” van de Financial Stability Board (FSB), oktober 2011, beschikbaar via de website van de FSB, www.financialstabilityboard.org. Zie bijlage II en sectie 10.

(29)  Zie het formuleringsvoorstel in wijziging 3.

(30)  Zie artikel 13, lid 1, van de ontwerpverordening.

(31)  Zie het formuleringsvoorstel in wijziging 7.

(32)  Zie het formuleringsvoorstel in wijziging 4.

(33)  Zie bijvoorbeeld ontwerpartikel 39, lid 2, van de richtlijn inzake het herstel en afwikkeling van banken, waarin de voorwaarden worden bepaald voor het kwalificeren van passiva als zijnde in aanmerking komende passiva.

(34)  Zie de Mededeling van de Commissie betreffende de toepassing vanaf 1 augustus 2013 van de staatssteunregels op maatregelen ter ondersteuning van banken in het kader van de financiële crisis van 30 juli 2013 (PB C 216 van 30.7.2013, blz. 1).

(35)  Zie het formuleringsvoorstel in wijziging 22.

(36)  Met inachtneming van de lijst met uitzonderingen die in buitengewone omstandigheden toegepast kunnen worden. Zie artikel 24, lid 5, van de ontwerpverordening.

(37)  De artikelen 15 en 73 van de ontwerpverordening dienen daarom et verwijzen naar artikel 98a en 99 van de aanstaande richtlijn inzake het herstel en de afwikkeling van banken.

(38)  Zie het formuleringsvoorstel in wijziging 19.

(39)  Beschikbaar op de website van de Europese raad op www.consilium.europa.eu.

(40)  In dit opzicht merkt de ECB op dat een centrale bank, conform het verbod op monetaire financiering, geen afwikkelingsfonds mag financieren. Zie bijvoorbeeld het Convergentieverslag 2013 van de ECB, blz.28.

(41)  Zie het formuleringsvoorstel in wijziging 20.

(42)  Volgens de conclusies van de Europese Raad van 13/14 december 2012„… het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme dient gebaseerd te zijn op bijdragen van de financiële sector zelf en te voorzien in passende en effectieve achtervangregelingen. Deze achtervang moet budgettair neutraal zijn op de middellange termijn, door te verzekeren dat openbare steun wordt verhaald door middel van ex-post heffingen op de financiële sector.” De ECB is zich ervan bewust dat de ontwerpverordening zelf een dergelijke kredietlijn niet kan opzetten en moet rekenen op de verplichting van de afwikkelingsraad om deze actief te verkrijgen, op voorwaarde dat er is voorzien in de financiële mechanismen om een dergelijke kredietlijn toe te kennen.

(43)  Zie alinea van de Toelichting op he ontwerpvoorstel (hierna de „Toelichting”) en zie ook de laatste zin van artikel 16, lid 8, van de ontwerpverordening.

(44)  Zie artikel 16, lid 10, van de ontwerpverordening en alinea 1.2 van de Toelichting.

(45)  Zie met name overwegingen 7, 9 en 13 van de ontwerpverordening.

(46)  Zie het formuleringsvoorstel in wijziging 6.

(47)  Zie het formuleringsvoorstel in wijziging 21.

(48)  Zie artikel 16 van de ontwerpverordening, ook rekening houdend met artikel 78 inzake niet-contractuele aansprakelijkheid van de afwikkelingsraad.

(49)  Zie bijvoorbeeld artikel 3, lid 13, van de ontwerpverordening waarin groep wordt gedefinieerd. Dit wijkt af van de definitie van deze term die is gegeven in artikel 2, lid 4, van de in artikel 2, lid 4, van de algemene oriëntatie met betrekking tot de ontwerprichtlijn betreffende een kader voor het herstel en de afwikkeling van faillerende banken van 27 juni 2013.

(50)  Zoals gedefinieerd in de GTM-verordening.


BIJLAGE

Formuleringsvoorstellen

Door de Commissie voorgestelde tekst

Door de ECB voorgestelde wijzigingen (1)

Wijziging 1

Overweging 43

„(43)

Deposanten met deposito's die door het depositogarantiestelsel zijn gewaarborgd, mogen niet onder de toepassing van het instrument van de inbreng van de particuliere sector vallen. Het depositogarantiestelsel draagt echter bij tot de financiering van het afwikkelingsproces voor zover dat noodzakelijk zou zijn geweest om de deposanten schadeloos te stellen. De uitoefening van de bevoegdheid om een inbreng van de particuliere sector te eisen, zou er immers voor zorgen dat deposanten toegang tot hun deposito's blijven hebben, wat de belangrijkste reden is waarom depositogarantiestelsels zijn opgezet. Mocht in dergelijke gevallen niet in de betrokkenheid van deze stelsels zijn voorzien, dan zou dat een ongerechtvaardigd voordeel betekenen ten opzichte van de rest van de crediteuren die wel door de uitoefening van de bevoegdheden van de afwikkelingsautoriteit worden geraakt.”

„(43)

Deposanten met deposito's die door het depositogarantiestelsel zijn gewaarborgd, mogen niet onder de toepassing van het instrument van de inbreng van de particuliere sector vallen. Het depositogarantiestelsel draagt echter bij tot de financiering van het afwikkelingsproces voor zover dat noodzakelijk zou zijn geweest om de deposanten schadeloos te stellen. De uitoefening van de bevoegdheid om een inbreng van de particuliere sector te eisen, zou er immers voor zorgen dat deposanten toegang tot hun deposito's blijven hebben, wat de belangrijkste reden is waarom depositogarantiestelsels zijn opgezet. Mocht in dergelijke gevallen niet in de betrokkenheid van deze stelsels zijn voorzien, dan zou dat een ongerechtvaardigd voordeel betekenen ten opzichte van de rest van de crediteuren die wel door de uitoefening van de bevoegdheden van de afwikkelingsautoriteit worden geraakt.”

Uitleg

Gezien het feit dat verzekerde deposanten voorrang hebben boven alle andere crediteuren en het depositogarantiestelsel in deze voorrang wordt gesubrogeerd, zullen alle andere crediteuren verlies lijden voordat het depositogarantiestelsel wordt aangesproken om bij te dragen. Om die reden tast de inbreng van het depositogarantiestelsel de positie van deze lager in rang zijnde crediteuren niet aan en de afwezigheid daarvan vormt geen „ongerechtvaardigd voordeel”.

Wijziging 2

Artikel 3, lid 1, Definities

„1.   „nationale bevoegde autoriteit”: een nationale bevoegde autoriteit als omschreven in artikel 2, punt 2, van Verordening (EU) nr. [ ] van de Raad; [waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen];”

„1.   „nationale bevoegde autoriteit”: een nationale bevoegde autoriteit als omschreven in artikel 2, punt 2, van Verordening (EU) nr. [ ] van de Raad; [waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen] aangewezen door een deelnemende lidstaat op basis van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en Richtlijn 2013/36/EU;

„([…]) „bevoegde autoriteit”: de nationale bevoegde autoriteit en de ECB in de uitoefening van de aan hun opgedragen taken door Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen;”

De voorgestelde definities beogen te verduidelijken dat de ECB beschouwd moet worden als de bevoegde autoriteit in overeenstemming met artikel 9 van de GTM-verordening.

Artikel 8, lid 1 en 5, artikel 10, lid 1, artikel 11, lid 1,4 en 5, artikel 18, lid 1, en artikel 41, lid 7, van de ontwerpverordening dienen dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

Wijziging 3

Artikel 8, lid 1 en 8, Toetsing van de afwikkelbaarheid

„1.   Bij de opstelling van afwikkelingsplannen in overeenstemming met artikel 7 beoordeelt de afwikkelingsraad, na raadpleging van de bevoegde autoriteit, met inbegrip van de ECB, en van de afwikkelingsautoriteiten van niet-deelnemende lidstaten waar significante bijkantoren zijn gevestigd, voor zover zulks relevant is voor het significante bijkantoor, in hoeverre instellingen en groepen afwikkelbaar zijn zonder buitengewone openbare financiële steun, afgezien van het beroep op het overeenkomstig artikel 64 ingestelde Fonds.”

„1.   Bij de opstelling van afwikkelingsplannen in overeenstemming met artikel 7 beoordeelt de afwikkelingsraad, in samenwerking met na raadpleging van de bevoegde autoriteit, met inbegrip van de ECB, en van de afwikkelingsautoriteiten van niet-deelnemende lidstaten waar significante bijkantoren zijn gevestigd, voor zover zulks relevant is voor het significante bijkantoor, in hoeverre instellingen en groepen afwikkelbaar zijn zonder: a) buitengewone openbare financiële steun, afgezien van of b) het beroep op het overeenkomstig artikel 64 ingestelde Fonds.

„8.   Indien de door de betrokken entiteit of moederonderneming voorgestelde maatregelen de belemmeringen voor de afwikkelbaarheid niet effectief wegnemen, neemt de afwikkelingsraad, na raadpleging van de bevoegde autoriteit en, in voorkomend geval, van de macroprudentiële autoriteit, een besluit waarin wordt gesteld dat de voorgestelde maatregelen de belemmeringen voor de afwikkelbaarheid niet effectief wegnemen en waarin de nationale afwikkelingsautoriteiten de instructie wordt gegeven van de instelling, de moederonderneming of een dochteronderneming van de betrokken groep te eisen dat deze een van de in lid 9 vermelde maatregelen neemt, op basis van de volgende criteria: […].”

8.   Indien de door de betrokken entiteit of moederonderneming voorgestelde maatregelen de belemmeringen voor de afwikkelbaarheid niet effectief wegnemen, neemt de afwikkelingsraad, na raadpleging van in samenwerking met de bevoegde autoriteit en, in voorkomend geval, van de macroprudentiële autoriteit, een besluit waarin wordt gesteld dat de voorgestelde maatregelen de belemmeringen voor de afwikkelbaarheid niet effectief wegnemen en waarin de nationale afwikkelingsautoriteiten de instructie wordt gegeven van de instelling, de moederonderneming of een dochteronderneming van de betrokken groep te eisen dat deze een van de in lid 9 vermelde maatregelen neemt, op basis van de volgende criteria: […].”

In lijn met de afwikkelingsplanning op basis van artikel 7, lid 7, van de ontwerpverordening, dienen de afwikkelingsbeoordeling en de instructie tot het nemen van reparerende maatregelen in samenwerking met de bevoegde autoriteit te worden verricht, omdat dit betrekking heeft op een situatie waarin de bank nog buiten afwikkeling verkeert en dus nog normaal zijn bedrijfsactiviteiten uitoefent, en derhalve nog onder toezicht staat van de bevoegde autoriteit.

Afwikkeling dient beoordeeld te worden aan de hand van de eigen parameters van een instelling of groep, zonder aan te nemen dat gebruik gemaakt zal worden van het gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds. Het uitgaan van financiële steun van het fonds zou de instelling/groep in staat stellen een onderneming te drijven die mogelijkerwijs ten koste is van de gehele bankensector, welke aangesproken zou worden tot betaling voor de afwikkeling van de instelling/groep. Het fonds verschaft echter alleen een achtervang indien afwikkelingsfinanciering via aandeelhouders en crediteuren niet volstaat. De algemene regel dat aandeelhouders en crediteuren van de individuele instelling of groep als eersten aan de beurt zijn om afwikkelingsverliezen te verwerken, zou weergegeven moeten worden in de afwikkelingsbeoordeling. Anders zou toegang tot het fonds worden aangenomen, wat niet de juiste stimulans is voor het zodanig structureren van instellingen of groepen dat hun eigen middelen voldoende zijn voor hun afwikkeling.

In overeenstemming met de „Key Attributes of Effective Resolution Regimes for Financial Institutions” van de Financial Stability Board (FSB), dient een instelling of groep beoordeeld te worden ten aanzien van afwikkeling om te verzekeren dat afwikkeling in de praktijk zal slagen. Het doel van de beoordeling is om uit te vinden of de instelling of groep afgewikkeld kan worden zonder een systeemeffect te veroorzaken en of maatregelen nodig zijn ter verbetering van afwikkeling. Dit dient streng toegepast te worden.

Wijziging 4

Artikel 10 Minimumvereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva

„1.   In overleg met de bevoegde autoriteiten, met inbegrip van de ECB, gaat de afwikkelingsraad over tot de vaststelling van het in lid 2 bedoelde minimumvereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva, behoudens de afschrijvings- en omzettingsbevoegdheden, die instellingen en in artikel 2 bedoelde moederondernemingen moeten aanhouden.”

„1.   In overleg samenwerking met de bevoegde autoriteiten, met inbegrip van de ECB, gaat de afwikkelingsraad over tot de vaststelling van het in lid 2 bedoelde minimumvereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva, behoudens de afschrijvings- en omzettingsbevoegdheden, die instellingen en in artikel 2 bedoelde moederondernemingen moeten aanhouden.”

Uitleg

De ECB is van mening dat de minimumvereisten voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva een essentieel onderdeel zijn van het garanderen van afwikkelbaarheid en voldoende verlies absorberende capaciteit. In dit kader zou de bevoegde autoriteit een versterkte rol moeten hebben bij de vaststelling van de minimumvereisten voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva, gezien het feit dat deze vereisten de bedrijfsactiviteiten van banken als going concern direct kunnen beïnvloeden en dus van belang zijn voor de bevoegde autoriteit. De minimumvereisten voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva moeten daarom vastgesteld worden door de afwikkelingsraad „in samenwerking met” de bevoegde autoriteit.

Wijziging 5

Artikel 11, lid 4, Vroegtijdige interventie

„4.   Indien de ECB of de bevoegde autoriteiten van de deelnemende lidstaten voornemens zijn een instelling of groep een aanvullende maatregel uit hoofde van artikel 13 ter van Verordening (EU) nr. [ ] van de Raad, uit hoofde van de artikelen 23 of 24 van Richtlijn [ ], dan wel uit hoofde van artikel 104 van Richtlijn 2013/36/EU op te leggen voordat de instelling of groep volledige uitvoering heeft gegeven aan de eerste maatregel waarvan de afwikkelingsraad in kennis is gesteld, raadplegen zij de afwikkelingsraad voordat zij de betrokken instelling of groep een dergelijke aanvullende maatregel opleggen.”

„4.   Indien de ECB uit hoofde van artikel 13 ter van Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen of de bevoegde autoriteiten van de deelnemende lidstaten voornemens zijn een instelling of groep een aanvullende maatregel uit hoofde van artikel 13 ter van Verordening (EU) nr. [ ] van de Raad, uit hoofde van de artikelen 23 of 24 van Richtlijn [ ], dan wel uit hoofde van artikel 104 van Richtlijn 2013/36/EU op te leggen voordat de instelling of groep volledige uitvoering heeft gegeven aan de eerste maatregel waarvan de afwikkelingsraad in kennis is gesteld, raadplegen informeren zij de afwikkelingsraad voordat wanneer zij de betrokken instelling of groep een dergelijke aanvullende maatregel opleggen.”

Artikel 13 ter (desnoods artikel 16) van de GTM-verordening verschaft alleen bevoegdheden aan de ECB. De voorgestelde wijziging is bedoeld ter verduidelijking dat alleen de ECB bevoegd is om te handelen op basis van artikel 13 ter van de GTM-verordening. In andere gevallen is het niet noodzakelijk om expliciet te verwijzen naar de ECB met betrekking tot de voorgestelde definitie van „bevoegde autoriteiten” (zie de voorgestelde wijziging 2).

De toezichthouder draagt de verantwoordelijkheid voor vroegtijdige interventiebevoegdheden.

Wijziging 6

Artikel 16 Afwikkelingsprocedure

„1.   Indien de ECB of een nationale afwikkelingsautoriteit oordeelt dat met betrekking tot een in artikel 2 bedoelde entiteit aan de in lid 2, onder a) en b), gestelde voorwaarden is voldaan, deelt zij dit oordeel onverwijld aan de Commissie en de afwikkelingsraad mee.

2.   Ontvangst van een mededeling in de zin van lid 1, of wanneer hij op eigen initiatief handelt, gaat de afwikkelingsraad over tot een beoordeling of aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de entiteit failleert of zal waarschijnlijk failleren;

b)

gezien de timing en andere ter zake doende omstandigheden valt het redelijkerwijze niet te verwachten dat een ten aanzien van de entiteit genomen alternatieve maatregel van de particuliere sector of van een toezichthouder (met inbegrip van vroegtijdige-interventiemaatregelen of de afschrijving of omzetting van kapitaalinstrumenten overeenkomstig artikel 14) het failleren van de entiteit binnen een redelijk tijdsbestek zou voorkomen;

c)

een afwikkelingsmaatregel is noodzakelijk in het algemeen belang als bedoeld in lid 4.

3.   Voor de toepassing van lid 2, onder a), wordt de entiteit als een faillerende of waarschijnlijk faillerende entiteit beschouwd onder ten minste een van de volgende omstandigheden:

a)

de entiteit maakt op zodanige wijze inbreuk op, of er bestaan objectieve elementen ter ondersteuning van de vaststelling dat de instelling in de nabije toekomst op zodanige wijze inbreuk zal maken op, de voor het behouden van de vergunning in acht te nemen vereisten dat intrekking van de vergunning door de ECB of de bevoegde autoriteit gerechtvaardigd zou zijn onder meer, doch niet uitsluitend omdat de instelling verliezen heeft geleden of waarschijnlijk verliezen zal lijden die haar eigen vermogen geheel of aanmerkelijk uitputten;

6.   Rekening houdend met de spoedeisendheid van de omstandigheden van de zaak besluit de Commissie, op eigen initiatief, dan wel rekening houdend met een in lid 1 bedoelde mededeling of met de in lid 5 bedoelde aanbeveling van de afwikkelingsraad, of de entiteit al dan niet in afwikkeling wordt geplaatst en welk kader voor de afwikkelingsinstrumenten wordt toegepast ten aanzien van de betrokken entiteit en voor het beroep op het Fonds ter ondersteuning van de afwikkelingsmaatregel. De Commissie kan op eigen initiatief besluiten een entiteit in afwikkeling te plaatsen indien aan alle in lid 2 gestelde voorwaarden is voldaan.

8.   Binnen het kader dat bij het Commissiebesluit is vastgesteld, neemt de afwikkelingsraad een besluit ten aanzien van de in artikel 20 bedoelde afwikkelingsregeling en draagt hij er zorg voor dat de afwikkelingsmaatregel wordt genomen die noodzakelijk is voor de uitvoering van de afwikkelingsregeling door de betrokken nationale afwikkelingsautoriteiten. Het besluit van de afwikkelingsraad wordt tot de betrokken nationale afwikkelingsautoriteiten gericht en bevat instructies voor deze autoriteiten, die alle maatregelen nemen die noodzakelijk zijn om het besluit van de afwikkelingsraad in overeenstemming met artikel 26 uit te voeren door uitoefening van een of meer van de afwikkelingsbevoegdheden waarin Richtlijn [ ] voorziet, en die met name zijn vastgelegd in de artikelen 56 tot en met 64 van Richtlijn [ ]. Wanneer er van staatssteun sprake is, mag de afwikkelingsraad pas een besluit nemen nadat de Commissie een besluit ten aanzien van deze staatssteun heeft genomen.”

„1.   Indien de ECB of een nationale afwikkelings bevoegde autoriteit oordeelt dat:

a)

de entiteit failleert of waarschijnlijk zal failleren; en

b)

gezien de timing en andere ter zake doende omstandigheden redelijkerwijze niet valt te verwachten dat een ten aanzien van de entiteit genomen alternatieve maatregel van de particuliere sector of van een toezichthouder het failleren van de entiteit binnen een redelijk tijdsbestek zou voorkomen met betrekking tot een in artikel 2 bedoelde entiteit aan de in lid 2, onder a) en b), gestelde voorwaarden is voldaan , deelt zij dit oordeel onverwijld aan de Commissie en de afwikkelingsraad mee. De afwikkelingsraad heeft het recht om te verzoeken om een dergelijk oordeel.

2.   Bij ontvangst van een mededeling in de zin van lid 1, of wanneer hij op eigen initiatief handelt, gaat de afwikkelingsraad, in overleg met de bevoegde autoriteit, over tot een beoordeling of aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de entiteit failleert of zal waarschijnlijk failleren;

(b a)

gezien de timing en andere ter zake doende omstandigheden valt het redelijkerwijze niet te verwachten dat een ten aanzien van de entiteit genomen alternatieve oplossing maatregel van de particuliere sector of van een toezichthouder (met inbegrip van vroegtijdige-interventiemaatregelen of de afschrijving of omzetting van kapitaalinstrumenten overeenkomstig artikel 14) het failleren van de entiteit binnen een redelijk tijdsbestek zou voorkomen;

(c b)

een afwikkelingsmaatregel is noodzakelijk in het algemeen belang als bedoeld in lid 4.

3.   Voor de toepassing van lid 21, onder a), wordt de entiteit als een faillerende of waarschijnlijk faillerende entiteit beschouwd onder ten minste een van de volgende omstandigheden:

a)

de entiteit maakt op zodanige wijze inbreuk op, of er bestaan objectieve elementen ter ondersteuning van de vaststelling dat de instelling in de nabije toekomst op zodanige wijze inbreuk zal maken op, de voor het behouden van de vergunning in acht te nemen vereisten dat intrekking van de vergunning door de bevoegde autoriteit ECB of de bevoegde autoriteit gerechtvaardigd zou zijn onder meer, doch niet uitsluitend omdat de instelling verliezen heeft geleden of waarschijnlijk verliezen zal lijden die haar eigen vermogen geheel of aanmerkelijk uitputten;

d)

het oordeel zoals bedoeld in artikel 16, lid 1.

6.   Rekening houdend met de spoedeisendheid van de omstandigheden van de zaak besluit de Commissie, op eigen initiatief, dan wel rekening houdend met een in lid 1 bedoelde mededeling of en met de in lid 5 bedoelde aanbeveling van de afwikkelingsraad, of de entiteit al dan niet in afwikkeling wordt geplaatst en welk kader voor de afwikkelingsinstrumenten wordt toegepast ten aanzien van de betrokken entiteit en voor het beroep op het Fonds ter ondersteuning van de afwikkelingsmaatregel. De Commissie kan op eigen initiatief besluiten een entiteit in afwikkeling te plaatsen indien aan alle in lid 2 gestelde voorwaarden is voldaan. Bij ontbreken van een aanbeveling van de afwikkelingsraad, kan de Commissie, op eigen initiatief, ook besluiten een entiteit in afwikkeling te plaatsen indien de bevoegde autoriteit heeft geoordeeld dat aan alle in lid 1 gestelde voorwaarden is voldaan.

8.   Binnen het kader dat bij het Commissiebesluit is vastgesteld, neemt de afwikkelingsraad een besluit ten aanzien van de in artikel 20 bedoelde afwikkelingsregeling en draagt hij er zorg voor dat de afwikkelingsmaatregel wordt genomen die noodzakelijk is voor de uitvoering van de afwikkelingsregeling door de betrokken nationale afwikkelingsautoriteiten. Het besluit van de afwikkelingsraad wordt tot de betrokken nationale afwikkelingsautoriteiten gericht en bevat instructies voor deze autoriteiten, die alle maatregelen nemen die noodzakelijk zijn om het besluit van de afwikkelingsraad in overeenstemming met artikel 26 uit te voeren door uitoefening van een of meer van de afwikkelingsbevoegdheden waarin Richtlijn [ ] voorziet, en die met name zijn vastgelegd in de artikelen 56 tot en met 64 van Richtlijn [ ]. Wanneer er van staatssteun sprake is, mag de afwikkelingsraad pas een besluit nemen handelt de afwikkelingsraad in overeenstemming met een door de Commissie genomen besluit ten aanzien van deze staatssteun. Het ontbreken van een dergelijk staatsteunbesluit zal echter niet in de weg staan aan of vertraging opleveren voor een onverwijlde afwikkelingshandeling die is gebaseerd op het besluit van de afwikkelingsraad.

In het kader van een heldere verdeling van de verantwoordelijkheden die snelle en efficiënte afwikkelingsacties mogelijk maakt, zou alleen de toezichthouder verantwoordelijk moeten zijn voor het bepalen of een bank „faillerend of waarschijnlijk faillerend” is. Deze toezichthoudende beoordeling zou een noodzakelijk eerste voorwaarde moeten zijn voor het aanvangen van afwikkeling. Binnen het GAM zou de ECB aldus de enige bevoegde autoriteit moeten zijn die mag beslissen of een instelling die onder haar directe toezicht staat faillerend of waarschijnlijk faillerend is, terwijl de nationale bevoegde autoriteiten deze bevoegdheid moeten hebben met betrekking tot de instellingen waar zij toezicht op uitoefenen.

Teneinde doeltreffende controlemechanismen te verzekeren, moeten de afwikkelingsraad en de Commissie in staat zijn op ieder moment te verzoeken om een beoordeling door de toezichthouder (de ECB of de nationale bevoegde autoriteit) indien een bank (waarschijnlijk) failleert. Dit voorkomt inactiviteit op het gebied van toezicht waar de toezichthoudende autoriteit van mening is dat er gehandeld dient te worden.

Het is van essentieel belang dat een afwikkelingsactie snel genomen kan worden. Om die reden mogen staatssteunbesluiten geen belemmering of vertraging vormen voor een afwikkelingsactie. Het voorgestelde nieuwe lid 5, onder d), van artikel 16 heeft als doel te garanderen dat de Commissie over alle relevante informatie beschikt, inclusief een beoordeling door de ECB of een nationale bevoegde autoriteit met betrekking tot een bank die faillerend is of waarschijnlijk faillerend is.

Wijziging 7

Artikel 17 Waardering

„…

4.   De waardering heeft tot doel de waarde te bepalen van de activa en passiva van de in artikel 2 bedoelde faillerende of waarschijnlijk faillerende entiteit.

6.   In voorkomend geval is de waardering gebaseerd op prudente aannamen, onder meer met betrekking tot wanbetalingspercentages en de ernst van de verliezen. Bij de waardering wordt niet uitgegaan van een eventuele toekomstige toekenning van buitengewone openbare financiële steun aan de in artikel 2 bedoelde entiteit vanaf het ogenblik waarop een afwikkelingsmaatregel is genomen of de bevoegdheid tot afschrijving of omzetting van kapitaalinstrumenten wordt uitgeoefend. Daarnaast wordt bij de waardering in aanmerking genomen dat, indien een afwikkelingsinstrument wordt toegepast:

a)

de afwikkelingsraad alle redelijke en op rechtmatige wijze gemaakte kosten van de instelling in afwikkeling kan terugvorderen;

b)

het Fonds rente of vergoedingen in rekening kan brengen voor elke lening of garantie die het overeenkomstig artikel 71 aan de instelling in afwikkeling heeft verstrekt.

18.   Bij de in lid 16 bedoelde waardering wordt:

a)

aangenomen dat tegen de in artikel 2 bedoelde entiteit in afwikkeling waarop de gedeeltelijke overdracht, afschrijving of omzetting betrekking had, een normale insolventieprocedure zou zijn geopend vlak voordat de afwikkelingsmaatregel plaatsvond;

b)

aangenomen dat de gedeeltelijke overdracht, of overdrachten, van rechten, activa en passiva, dan wel de afschrijving of de omzetting niet had plaatsgevonden;

c)

geen rekening gehouden met de toekenning van buitengewone overheidssteun aan de in artikel 2 bedoelde entiteit in afwikkeling.”

„…

4.   De waardering heeft tot doel de waarde te bepalen van de activa en passiva van de in artikel 2 bedoelde faillerende of waarschijnlijk faillerende entiteit, waarbij geen rekening wordt gehouden met invloed van buitengewone overheidssteun of steun verleend door het fonds.

6.   In voorkomend geval is de waardering gebaseerd op prudente aannamen, onder meer met betrekking tot wanbetalingspercentages en de ernst van de verliezen. Bij de waardering wordt niet uitgegaan van geen rekening gehouden met een actuele of eventuele toekomstige toekenning van buitengewone openbare financiële steun aan de in artikel 2 bedoelde entiteit en gaat niet uit van steun van het fonds inzake een afwikkelingsactie. vanaf het ogenblik waarop een afwikkelingsmaatregel is genomen of de bevoegdheid tot afschrijving of omzetting van kapitaalinstrumenten wordt uitgeoefend. Daarnaast wordt bij de waardering in aanmerking genomen dat, indien een afwikkelingsinstrument wordt toegepast:

a)

de afwikkelingsraad alle redelijke en op rechtmatige wijze gemaakte kosten van de instelling in afwikkeling kan terugvorderen;

b)

het Fonds rente of vergoedingen in rekening kan brengen voor elke lening of garantie die het overeenkomstig artikel 71 aan de instelling in afwikkeling heeft verstrekt.

18.   Bij de in lid 16 bedoelde waardering wordt:

a)

aangenomen dat tegen de in artikel 2 bedoelde entiteit in afwikkeling waarop de gedeeltelijke overdracht, afschrijving of omzetting betrekking had, een normale insolventieprocedure zou zijn geopend vlak voordat de afwikkelingsmaatregel plaatsvond;

b)

aangenomen dat de gedeeltelijke overdracht, of overdrachten, van rechten, activa en passiva, dan wel de afschrijving of de omzetting niet had plaatsgevonden;

c)

geen rekening gehouden met de actuele of mogelijke toekenning van buitengewone overheidssteun aan de in artikel 2 bedoelde entiteit in afwikkeling.”

Uitleg

Het is belangrijk dat de waardering de waarde bepaalt van de activa en passiva zonder rekening te houden met enige huidige of toekomstige openbare steun of ondersteunende maatregel van het afwikkelingsfonds. De onderliggende reden is dat dergelijke steun wordt toegekend omdat het openbare belang op het spel staat (met name het bewaren van financiële stabiliteit) en niet om aandeelhouders en crediteuren direct of indirect te bevoordelen. Om die reden is het nodig om de effecten van deze externe factoren af te trekken teneinde de reële waarde te bepalen.

Wijziging 8

Artikel 18 Afschrijving en omzetting van kapitaalinstrumenten

„1.   De ECB, een bevoegde autoriteit of een afwikkelingsautoriteit, zoals aangewezen door een lidstaat in overeenstemming met artikel 51, lid 1, onder ba) en bb), en artikel 54 van Richtlijn [ ], stellen de afwikkelingsraad in kennis ingeval zij oordelen dat met betrekking tot een in artikel 2 bedoelde entiteit of een groep die in een deelnemende lidstaat is gevestigd, aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de entiteit is niet langer levensvatbaar tenzij de kapitaalinstrumenten worden afgeschreven of in eigen vermogen worden omgezet;

b)

de entiteit of groep heeft buitengewone openbare financiële steun nodig, behalve onder een van de omstandigheden die in artikel 16, lid 3, onder d), iii), zijn beschreven.

2.   Voor de toepassing van lid 1 wordt een in artikel 2 bedoelde entiteit of een groep geacht niet langer levensvatbaar te zijn indien beide onderstaande voorwaarden zijn vervuld:

a)

de entiteit of groep failleert of zal waarschijnlijk failleren;

b)

gezien de timing en andere ter zake doende omstandigheden valt het redelijkerwijze niet te verwachten dat een andere maatregel, inclusief een alternatieve maatregel van de particuliere sector of van een toezichthouder (met inbegrip van vroegtijdige-interventiemaatregelen), dan de afschrijving of omzetting van kapitaalinstrumenten, hetzij afzonderlijk, hetzij in combinatie met een afwikkelingsmaatregel, het failleren van de betrokken entiteit of groep binnen een redelijk tijdsbestek zou voorkomen.

3.   Voor de toepassing van lid 1, onder a), wordt een entiteit als een faillerende of waarschijnlijk faillerende entiteit beschouwd als zich ten minste één van de in artikel 16, lid 3, beschreven omstandigheden voordoet:

4.   Voor de toepassing van lid 2, onder a), wordt een groep als een faillerende of waarschijnlijk faillerende groep beschouwd indien de groep haar geconsolideerde prudentiële vereisten op zodanige wijze overtreedt, of er objectieve elementen bestaan ter ondersteuning van de vaststelling dat de groep de genoemde vereisten in de nabije toekomst op zodanige wijze zal overtreden, dat een optreden door de bevoegde autoriteit gerechtvaardigd zou zijn, onder meer, doch niet uitsluitend omdat de groep verliezen heeft geleden of waarschijnlijk zal lijden die haar eigen vermogen geheel of aanmerkelijk uitputten.

5.   Op aanbeveling van de afwikkelingsraad of op eigen initiatief verifieert de Commissie of aan de in lid 1 gestelde voorwaarden is voldaan. De Commissie bepaalt of de bevoegdheden om kapitaalinstrumenten af te schrijven of om te zetten afzonderlijk, dan wel, volgens de in artikel 16, leden 4 tot en met 7, beschreven procedure, in combinatie met een afwikkelingsmaatregel moeten worden uitgeoefend

6.   Ingeval de Commissie bepaalt dat de in lid 1 bedoelde voorwaarden zijn vervuld, maar dat niet aan de in artikel 16, lid 2, gestelde afwikkelingsvoorwaarden is voldaan, geeft de afwikkelingsraad, op grond van een besluit van de Commissie, de nationale afwikkelingsautoriteiten de instructie de afschrijvings- of de omzettingsbevoegdheid conform de artikelen 51 en 52 van Richtlijn [ ] uit te oefenen.

…”

„1.   De ECB, een bevoegde autoriteit of een afwikkelingsautoriteit, zoals aangewezen door een lidstaat in overeenstemming met artikel 51, lid 1, onder ba) en bb), en artikel 54 van Richtlijn [ ], stelt len de afwikkelingsraad in kennis ingeval de bevoegde autoriteit oordeelt zij oordelen dat met betrekking tot een in artikel 2 bedoelde entiteit of een groep die in een deelnemende lidstaat is gevestigd, aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de entiteit is niet langer levensvatbaar tenzij de kapitaalinstrumenten worden afgeschreven of in eigen vermogen worden omgezet;

b)

de entiteit of groep heeft buitengewone openbare financiële steun nodig, behalve onder een van de omstandigheden die in artikel 16, lid 3, onder d), iii), zijn beschreven.

De afwikkelingsraad heeft het recht om te verzoeken om een dergelijk oordeel.

2.   Voor de toepassing van lid 1 wordt een in artikel 2 bedoelde entiteit of een groep geacht niet langer levensvatbaar te zijn indien beide onderstaande voorwaarden zijn vervuld:

a)

de entiteit of groep failleert of zal waarschijnlijk failleren;

b)

gezien de timing en andere ter zake doende omstandigheden valt het redelijkerwijze niet te verwachten dat een andere maatregel, inclusief een alternatieve maatregel van de particuliere sector of van een toezichthouder (met inbegrip van vroegtijdige-interventiemaatregelen), dan de afschrijving of omzetting van kapitaalinstrumenten, hetzij afzonderlijk, hetzij in combinatie met een afwikkelingsmaatregel, het failleren van de betrokken entiteit of groep binnen een redelijk tijdsbestek zou voorkomen.

3.   Voor de toepassing van lid 1, onder a), wordt een entiteit als een faillerende of waarschijnlijk faillerende entiteit beschouwd als zich ten minste één van de in artikel 16, lid 3, beschreven omstandigheden voordoet:

4.   Voor de toepassing van lid 2, onder a), wordt een groep als een faillerende of waarschijnlijk faillerende groep beschouwd indien de groep haar geconsolideerde prudentiële vereisten op zodanige wijze overtreedt, of er objectieve elementen bestaan ter ondersteuning van de vaststelling dat de groep de genoemde vereisten in de nabije toekomst op zodanige wijze zal overtreden, dat een optreden door de bevoegde autoriteit gerechtvaardigd zou zijn, onder meer, doch niet uitsluitend omdat de groep verliezen heeft geleden of waarschijnlijk zal lijden die haar eigen vermogen geheel of aanmerkelijk uitputten.

5.   Op aanbeveling van de afwikkelingsraad en op basis van het oordeel of op eigen initiatief verifieert de Commissie of aan de in lid 1, gestelde voorwaarden is voldaan. De Commissie bepaalt de Commissie of de bevoegdheden om kapitaalinstrumenten af te schrijven of om te zetten afzonderlijk, dan wel, volgens de in artikel 16, leden 4 tot en met 7, beschreven procedure, in combinatie met een afwikkelingsmaatregel moeten worden uitgeoefend.

6.   Ingeval de Commissie, op basis van een door de competente autoriteit uitgevoerde beoordeling bepaalt dat de in lid 1 bedoelde voorwaarden zijn vervuld, maar dat niet aan de in artikel 16, lid 2, gestelde afwikkelingsvoorwaarden is voldaan, geeft de afwikkelingsraad, op grond van een besluit van de Commissie, de nationale afwikkelingsautoriteiten de instructie de afschrijvings- of de omzettingsbevoegdheid conform de artikelen 51 en 52 van Richtlijn [ ] uit te oefenen.

…”

De toezichthouder is bij uitstek in staat om te beoordelen of een entiteit niet langer levensvatbaar is zonder een kapitaalafwaardering of –omzetting, of dat buitengewone overheidssteun noodzakelijk is. De ontwerpverordening erkent dit: „De ECB is, als toezichthouder binnen het GTM, bij uitstek geschikt om te beoordelen of een kredietinstelling failleert of waarschijnlijk failleert en of er niet redelijkerwijs te verwachten valt dat alternatieve maatregelen van de particuliere sector of van toezichthouders het failleren ervan binnen een redelijk tijdsbestek zou voorkomen”. De ontwerpverordening dient daarom de verantwoordelijkheid voor deze beoordeling duidelijk toe te wijzen aan de toezichthouder; deze toezichtbeoordeling dient een noodzakelijke eerste voorwaarde te zijn voor de afwaardering of omzetting van kapitaalinstrumenten. Dit is met name in overeenstemming met artikel 51 van de op handen zijnde richtlijn inzake het herstel en de afwikkeling van banken, waarin de beoordeling wordt overgelaten aan de geschikte autoriteit”. Gebaseerd op het bovenstaande betreft dit de toezichthouder, d.w.z. de bevoegde autoriteit. Bovendien kan de afwaardering of de omzetting ook buiten afwikkeling plaatsvinden (zie artikel 18, lid 6)en dus volledig in de „toezichtsfeer”.

Door de afwikkelingsraad in staat te stellen te kunnen verzoeken om een toezichtbeoordeling, is het duidelijk dat de raad altijd om een dergelijke beoordeling kan verzoeken. Dit voorkomt inactiviteit op het gebied van toezicht waar de toezichthoudende autoriteit van mening is dat er gehandeld dient te worden.

Wijziging 9

Artikel 24 Instrument van de inbreng van de particuliere sector

„1.   Het instrument van de inbreng van de particuliere sector kan voor een van beide volgende doeleinden worden toegepast:

a)

ofwel voor de herkapitalisatie van een in artikel 2 bedoelde entiteit die in zoverre aan de afwikkelingsvoorwaarden voldoet dat ervoor kan worden gezorgd dat zij weer aan de vergunningsvoorwaarden voldoet en de werkzaamheden kan uitoefenen waarvoor haar overeenkomstig Richtlijn 2013/36/EG of Richtlijn 2004/39/EG vergunning is verleend;

b)

voor de omzetting in eigen vermogen of verlaging van de hoofdsom van de vorderingen of schuldinstrumenten die aan een overbruggingsinstelling zijn overgedragen teneinde kapitaal voor die overbruggingsinstelling te verschaffen.”

„1.   Het instrument van de inbreng van de particuliere sector kan voor een van beide volgende doeleinden worden toegepast:

a)

ofwel voor de herkapitalisatie van een in artikel 2 bedoelde entiteit die in zoverre aan de afwikkelingsvoorwaarden voldoet dat ervoor kan worden gezorgd dat zij weer aan de vergunningsvoorwaarden voldoet en de werkzaamheden kan uitoefenen waarvoor haar overeenkomstig Richtlijn 2013/36/EG of Richtlijn 2004/39/EG vergunning is verleend;

b)

voor de omzetting in eigen vermogen of verlaging van de hoofdsom van de vorderingen of schuldinstrumenten die aan een overbruggingsinstelling zijn overgedragen teneinde kapitaal voor die overbruggingsinstelling te verschaffen.

c)

voor de omzetting in eigen vermogen of verlaging van de hoofdsom van de vorderingen of schuldinstrumenten die zijn overgedragen krachtens het instrument van verkoop van de onderneming of het instrument van afsplitsing van activa.

Uitleg

Het instrument van de inbreng van de particuliere sector kan gecombineerd worden met ieder ander afwikkelingsinstrument. Omwille van de consistentie dient, wanneer het instrument van de brugbank wordt vermeld, ook het instrument van verkoop van de onderneming en het instrument van afsplitsing van activa genoemd te worden. Hiermee vindt afstemming plaats met de tekst van de huidige compromistekst van de Raad. De tekst dient aangepast te worden aan de definitieve tekst in de op handen zijnde richtlijn inzake het herstel en de afwikkeling van banken.

Wijziging 10

Artikel 27, lid 2, Verplichting tot samenwerking

„2.   Bij de uitoefening van hun respectieve verantwoordelijkheden op grond van deze verordening werken de afwikkelingsraad, de Commissie, de ECB en de nationale bevoegde autoriteiten en afwikkelingsautoriteiten nauw samen. De ECB en de nationale bevoegde autoriteiten verstrekken de afwikkelingsraad en de Commissie alle informatie die zij nodig hebben voor de uitvoering van hun taken.”

„2.   Bij de uitoefening van hun respectieve verantwoordelijkheden op grond van deze verordening werken de afwikkelingsraad, de Commissie, de ECB en de nationale bevoegde autoriteiten en afwikkelingsautoriteiten nauw samen. De ECB en de nationale bevoegde autoriteiten Zij verstrekken elkaar de afwikkelingsraad en de Commissie alle informatie die zij nodig hebben voor de uitvoering van hun taken.”

Uitleg

De voorgestelde wijziging beoogt te benadrukken dat de ontwerpverordening geen nieuwe taken en bevoegdheden toebedeelt aan de ECB. Het is met name belangrijk om te verwijzen naar „bevoegde autoriteiten”, dat ook verwijst naar de ECB bij de uitoefening van haar toezichthoudermandaat. Er dient opgemerkt te worden dat de ECB niet verplicht is informatie uit te wisselen met betrekking tot haar monetaire-beleidstransacties. De wijziging stelt verder voor dat de verplichting tot verstrekking van alle benodigde informatie rust op alle bij de afwikkeling betrokken partijen.

Wijziging 11

Artikel 27, lid 3, Verplichting tot samenwerking

„3.   Bij de uitoefening van hun respectieve verantwoordelijkheden op grond van deze verordening werken de afwikkelingsraad, de Commissie, de ECB en de nationale bevoegde autoriteiten en afwikkelingsautoriteiten nauw samen in de fasen van afwikkelingsplanning, vroegtijdige interventie en afwikkeling krachtens de artikelen 7 tot en met 26. De ECB en de nationale bevoegde autoriteiten verstrekken de afwikkelingsraad en de Commissie alle informatie die zij nodig hebben voor de uitvoering van hun taken.”

„3.   Bij de uitoefening van hun respectieve verantwoordelijkheden op grond van deze verordening werken de afwikkelingsraad, de Commissie, de ECB en de nationale bevoegde autoriteiten en afwikkelingsautoriteiten nauw samen in de fasen van afwikkelingsplanning, vroegtijdige interventie en afwikkeling krachtens de artikelen 7 tot en met 26. De ECB en de nationale bevoegde autoriteiten Zij verstrekken elkaar de afwikkelingsraad en de Commissie alle informatie die zij nodig hebben voor de uitvoering van hun taken.”

Uitleg

Zie wijziging 10 met betrekking tot artikel 27, lid 2, van de ontwerpverordening. De wijziging stelt voor dat de verplichting tot verstrekking van alle benodigde informatie rust op alle partijen die zijn betrokken bij de fases van afwikkelingsplanning, vroegtijdige interventie en afwikkeling.

Wijziging 12

Artikel 27, lid 4, Verplichting tot samenwerking

„4.   Wanneer de ECB een vertegenwoordiger van de afwikkelingsraad uitnodigt om deel te nemen aan de raad van toezicht van de ECB die overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) nr. [.] van de Raad [waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen] is opgericht, wijst de afwikkelingsraad voor de toepassing van deze verordening een vertegenwoordiger aan.”

„4.   Wanneer de ECB een vertegenwoordiger van de afwikkelingsraad uitnodigt om als waarnemer deel te nemen aan de raad van toezicht van de ECB die overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) nr. [.] van de Raad [waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen] is opgericht, wijst de afwikkelingsraad voor de toepassing van deze verordening een vertegenwoordiger aan.”

Uitleg

Een expliciete verwijzing naar de status van waarnemer zou welkom zijn teneinde volledige duidelijkheid te verzekeren ten aanzien van de representatieve rol van de afwikkelingsraad in de raad van toezicht van de ECB.

Wijziging 13

Artikel 27, lid 8 (nieuw)

Geen tekst.

8.   De afwikkelingsraad pleegt overleg met de bevoegde autoriteit telkens wanneer een afwikkelingsregeling wordt voorgelegd. De bevoegde autoriteit dient zo snel mogelijk te reageren middels een vertrouwelijk antwoord aan de afwikkelingsraad. Indien de afwikkelingsraad van mening is dat het antwoord niet binnen een redelijke termijn is ontvangen, zal de raad de goedkeuring van het definitieve besluit voortzetten teneinde onnodige vertragingen te voorkomen.

Uitleg

Teneinde te verzekeren dat overwegingen van financiële stabiliteit voldoende worden gewaarborgd, dient de ECB of de nationale bevoegde autoriteit als toezichthouder in staat te zijn een mening te uiten omtrent de voorgelegde/voorgestelde afwikkelingsregelingen.

Wijziging 14

Artikel 34 Inspecties ter plaatse

„1.   Met het oog op de uitvoering van de in de artikelen 7, 8, 11, 16 en 17 bedoelde taken en behoudens andere in het toepasselijke Unierecht gestelde voorwaarden, kan de afwikkelingsraad na voorafgaande kennisgeving aan de betrokken nationale afwikkelingsautoriteiten alle nodige inspecties ter plaatse verrichten in de bedrijfsruimten van de in artikel 32, lid 1, bedoelde rechtspersonen. Indien dit voor het behoorlijk en efficiënt verrichten van de inspecties nodig is, kan de afwikkelingsraad de inspectie ter plaatse verrichten zonder dat vooraf aan die rechtspersonen aan te kondigen.

„1.   Met het oog op de uitvoering van de in de artikelen 7, 8, 11, 16 en 17 bedoelde taken en behoudens andere in het toepasselijke Unierecht gestelde voorwaarden, kan de afwikkelingsraad na voorafgaande kennisgeving aan de betrokken nationale afwikkelingsautoriteiten en de bevoegde autoriteit alle nodige inspecties ter plaatse verrichten in de bedrijfsruimten van de in artikel 32, lid 1, bedoelde rechtspersonen. Bovendien overlegt de afwikkelingsraad voorafgaande aan de uitvoering van de in de artikel 11 bedoelde taken met de bevoegde autoriteit. Indien dit voor het behoorlijk en efficiënt verrichten van de inspecties nodig is, kan de afwikkelingsraad de inspectie ter plaatse verrichten zonder dat vooraf aan die rechtspersonen aan te kondigen.

Uitleg

Het is belangrijk dat de toezichthouder wordt geïnformeerd omtrent inspecties ter plaatse.

Wijziging 15

Artikel 39 Samenstelling

„Samenstelling

1.   De afwikkelingsraad is samengesteld uit:

a)

de uitvoerend directeur;

b)

de plaatsvervangend uitvoerend directeur;

c)

een door de Commissie aangewezen lid;

d)

een door de ECB aangewezen lid;

e)

een door elke deelnemende lidstaat aangewezen lid, dat de nationale afwikkelingsautoriteit vertegenwoordigt.

2.   De ambtstermijn van de uitvoerend directeur, de plaatsvervangend uitvoerend directeur en de door de Commissie en de ECB aangewezen leden van de afwikkelingsraad bedraagt vijf jaar. Behoudens artikel 53, lid 6, is die ambtstermijn niet hernieuwbaar.

3.   De bestuurs- en beheersstructuur van de afwikkelingsraad omvat:

a)

een plenaire vergadering van de afwikkelingsraad, die de in artikel 47 vermelde taken uitvoert;

b)

een bestuursvergadering van de afwikkelingsraad, die de in artikel 51 vermelde taken uitvoert;

c)

een uitvoerend directeur, die de in artikel 53 vermelde taken uitvoert.”

„Samenstelling

1.   De afwikkelingsraad is samengesteld uit:

a)

de uitvoerend directeur;

b)

de plaatsvervangend uitvoerend directeur;

c)

een door de Commissie aangewezen lid;

d)

een door de ECB aangewezen lid

e)

een door elke deelnemende lidstaat aangewezen lid, dat de nationale afwikkelingsautoriteit vertegenwoordigt. Indien de nationale centrale bank niet de afwikkelingsautoriteit is, zal zij worden uitgenodigd de nationale afwikkelingsautoriteit bij te staan als waarnemer.

2.   Er dient een permanente plaats gereserveerd te worden voor een door de ECB aangewezen waarnemer tijdens zowel de plenaire vergaderingen als de bestuursvergaderingen van de afwikkelingsraad.

3.   De ambtstermijn van de uitvoerend directeur, de plaatsvervangend uitvoerend directeur en de door de Commissie en de ECB aangewezen leden van de afwikkelingsraad bedraagt vijf jaar. Behoudens artikel 53, lid 6, is die ambtstermijn niet hernieuwbaar.

4.   De bestuurs- en beheersstructuur van de afwikkelingsraad omvat:

a)

een plenaire vergadering van de afwikkelingsraad, die de in artikel 47 vermelde taken uitvoert;

b)

een bestuursvergadering van de afwikkelingsraad, die de in artikel 51 vermelde taken uitvoert;

c)

een uitvoerend directeur, die de in artikel 53 vermelde taken uitvoert.”

Teneinde het verschil tussen de rol van de ECB op basis van de GTM-verordening en haar rol als deelnemer aan de afwikkelingsraad op basis van de ontwerpverordening duidelijker weer te geven, en ter vermijding van mogelijke belangenconflicten voor het door de ECB benoemde lid, beveelt de ECB aan dat dit lid deelneemt aan de vergaderingen van de afwikkelingsraad als waarnemer.

Met betrekking tot de belangrijke rol en de deskundigheid van centrale banken met betrekking tot financiële stabiliteit en hun macroprudentiële verantwoordelijkheden, dienen nationale centrale banken — die niet optreden als afwikkelingsautoriteiten krachtens nationaal recht — het recht te hebben de vergaderingen van de afwikkelingsraad bij te wonen als waarnemer. Bovendien dienen zij betrokken te worden bij de beoordeling van het systeemeffect van een afwikkelingshandeling.

Wijziging 16

Artikel 45 Deelname aan plenaire vergaderingen

„Alle leden van de afwikkelingsraad nemen deel aan zijn plenaire vergaderingen.”

„Alle leden van de afwikkelingsraad en de door de ECB aangewezen permanente waarnemer nemen deel aan zijn plenaire vergaderingen, tenzij zij op geldige wijze zijn geëxcuseerd.”

Het moet duidelijk gemaakt worden dat afwezigheid van een lid niet in de weg staat aan het houden/organiseren van een vergadering of een geldige stemming, onder voorbehoud van het toekomstige reglement van orde, waarin volgens artikel 48, lid 3, mogelijk quorumvereisten ingesteld kunnen worden.

Teneinde het verschil tussen de rol van de ECB op basis van de GTM-verordening en haar rol als deelnemer aan de afwikkelingsraad op basis van de ontwerpverordening duidelijker weer te geven, en ter vermijding van mogelijke belangenconflicten voor het door de ECB benoemde lid, beveelt de ECB aan dat dit lid deelneemt aan de vergaderingen van de afwikkelingsraad als waarnemer.

Wijziging 17

Artikel 50, lid 4, Taken en artikel 51, lid 4, Besluitvormingsproces

Artikel 50, lid 4. „4. De afwikkelingsraad komt in zijn bestuursvergadering bijeen op initiatief van de uitvoerend directeur of op verzoek van zijn leden.”

Artikel 50, lid 4. „4. De afwikkelingsraad komt in zijn bestuursvergadering bijeen op initiatief van de uitvoerend directeur of op verzoek van zijn leden of de door de ECB aangewezen permanente waarnemer.

Artikel 51, lid 4. „4. De afwikkelingsraad stelt in zijn bestuursvergadering het reglement van orde van zijn bestuursvergaderingen vast en maakt dit openbaar. De bestuursvergadering van de afwikkelingsraad komt bijeen op initiatief van de uitvoerend directeur of op verzoek van twee leden, en wordt door de uitvoerend directeur voorgezeten. De afwikkelingsraad kan op ad-hoc basis waarnemers bij de bijeenkomsten van zijn bestuursvergadering uitnodigen.”

Artikel 51, lid 4. „4. De afwikkelingsraad stelt in zijn bestuursvergadering het reglement van orde van zijn bestuursvergaderingen vast en maakt dit openbaar. De bestuursvergadering van de afwikkelingsraad komt bijeen op initiatief van de uitvoerend directeur of op verzoek van twee één van zijn leden of de door de ECB aangewezen permanente waarnemer en wordt door de uitvoerend directeur voorgezeten. De afwikkelingsraad kan op ad-hoc basis andere waarnemers bij de bijeenkomsten van zijn bestuursvergadering uitnodigen.”

Uitleg

Deze artikelleden lijken niet volledig op elkaar afgestemd te zijn, gezien het feit dat artikel 50, lid 4, suggereert dat alle leden het initiatief kunnen nemen voor een bestuursvergadering. Indien een quorum van twee leden gehandhaafd zou worden met betrekking tot het initiëren van een dergelijke vergadering, zou aan de ECB een speciaal recht toegekend moeten worden tot het initiëren van een bestuursvergadering. De toezichthouder kan een duidelijke noodzaak zien voor een dergelijke vergadering, met name nadat zij heeft geoordeeld dat een instelling failleert of waarschijnlijk failleert, en zij zou in ieder geval in staat moeten zijn een discussie op gang te brengen met betrekking tot een dergelijk geval.

Wijziging 18

Artikel 52, lid 7, Benoeming en taken

„7.   Een uitvoerend directeur of plaatsvervangend uitvoerend directeur wiens ambtstermijn is verlengd, kan aan het eind van de volledige termijn niet deelnemen aan een andere selectieprocedure voor dezelfde functie.”

„7.   Een uitvoerend directeur of plaatsvervangend uitvoerend directeur wiens ambtstermijn is verlengd, kan aan het eind van de volledige termijn niet deelnemen aan een andere selectieprocedure voor dezelfde functie.”

Uitleg

Deze clausule lijkt niet geschikt met betrekking tot de uitvoerend directeur omdat er geen uitzondering is voorzien waarin de ambtstermijn van de uitvoerend directeur verlengd zou kunnen worden (in tegenstelling tot de voorzieningen voor de plaatsvervangend uitvoerend directeur in artikel 52, lid 6).

Wijziging 19

Artikel 65, lid 1, Streefbedrag van de financiering

„1.   Uiterlijk binnen tien jaar na de inwerkingtreding van deze verordening bereiken de beschikbare financiële middelen van het Fonds ten minste 1 % van het bedrag van de deposito’s van alle kredietinstellingen waaraan in de deelnemende lidstaten vergunning is verleend, die op grond van Richtlijn 94/19/EG gegarandeerd zijn.”

„1.   Uiterlijk binnen tien jaar na de inwerkingtreding van deze verordening bereiken de beschikbare financiële middelen van het Fonds ten minste 1 % van het bedrag van de deposito’s van alle kredietinstellingen waaraan in de deelnemende lidstaten vergunning is verleend, die op grond van Richtlijn 94/19/EG gegarandeerd zijn. In aanvulling op dit streefbedrag van de financiering, neemt de afwikkelingsraad een besluit omtrent een passende referentiewaarde ten aanzien van totale passiva die binnen de periode van 10 jaar bereikt dient te worden.

Uitleg

De ECB is van mening dat gedekte deposito’s niet de meest geschikte benchmark zijn voor het streefbedrag van de financiering van het gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds, gezien het feit dat zij de mogelijke financieringskosten bij afwikkeling niet volledig weergeven. Gedekte deposito’s kunnen stabiel blijven terwijl de totale passiva aanzienlijk stijgen, of gedekte deposito’s kunnen stijgen terwijl de totale passiva stabiel blijven. In beide gevallen wordt het mogelijke risico voor het afwikkelingsfonds niet voldoende weergegeven. Het feit dat gedekte deposito’s reeds zijn verzekerd via het depositogarantiestelsel dient ook overwogen te worden, aangezien het depositogarantiestelsel zou kunnen bijdragen aan afwikkelingsfinanciering. Deze benchmark dient daarom aangevuld te worden met een referentiewaarde ten aanzien van totale passiva, die voldoende gekalibreerd dient te worden door de afwikkelingsraad, waarbij een ondergrens wordt aangehouden van 1 % aan gedekte deposito’s.

Wijziging 20

Artikel 69, lid 1, Alternatieve financieringsmiddelen

„1.   De afwikkelingsraad kan voor het Fonds leningen sluiten of contracten voor andere vormen van steun van financiële instellingen of andere derden, ingeval de overeenkomstig de artikelen 66 en 67 geïnde bedragen niet onmiddellijk beschikbaar zijn of niet toereikend zijn om de uitgaven als gevolg van een beroep op het Fonds te dekken.”

„1.   De afwikkelingsraad kan voor het Fonds leningen sluiten of contracten voor andere vormen van steun van financiële instellingen of andere derden, met name gezamenlijke budgettaire middelen van de deelnemende lidstaten, ingeval de overeenkomstig de artikelen 66 en 67 geïnde bedragen niet onmiddellijk beschikbaar zijn of niet toereikend zijn om de uitgaven als gevolg van een beroep op het Fonds te dekken.”Deze leningen of andere vormen van financiële steun moeten volledig verhaald worden indien dergelijke maatregelen geactiveerd zouden worden.”

Uitleg

Tijdelijke toegang tot budgettaire middelen dient een essentieel onderdeel te zijn van de achtervangregelingen van het GAM, aangezien particuliere financieringsbronnen tijdelijk op kunnen drogen bij acute onrust op de financiële markt.

Wijziging 21

Artikel 83 Evaluatie

„1.   Tegen 31 december 2016, en daarna elke vijf jaar, brengt de Commissie een verslag uit over de toepassing van deze verordening, met bijzondere aandacht voor het monitoren van de mogelijke gevolgen voor het vlot functioneren van de interne markt.

In dat verslag wordt het volgende geëvalueerd:

d)

de interactie tussen de afwikkelingsraad en de nationale afwikkelingsautoriteiten van niet-deelnemende lidstaten en de gevolgen van het GAM voor die lidstaten;”

„1.   Tegen 31 december 2016, en daarna elke vijf jaar, brengt de Commissie een verslag uit over de toepassing van deze verordening, met bijzondere aandacht voor het monitoren van de mogelijke gevolgen voor het vlot functioneren van de interne markt.

d)

de interactie tussen de afwikkelingsraad en de nationale afwikkelingsautoriteiten van niet-deelnemende lidstaten en de gevolgen van het GAM voor die lidstaten;

e)

de analoge toepassing van de criteria van artikel 107 van het VWEU indien de door de afwikkelingsraad voorgestelde afwikkelingshandeling het gebruik van het fonds inhoudt.”

Uitleg

Kijkend naar de toekomst zou een nadere analyse noodzakelijk kunnen zijn met betrekking tot de toepassing naar analogie van de staatsteunregels en met betrekking tot het samenspel tussen staatssteunoverwegingen en overwegingen omtrent financiële stabiliteit in het kader van afwikkeling.

Wijziging 22

Artikel 88 Inwerkingtreding

„Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

De artikelen 7 tot en met 23 en de artikelen 25 tot en met 38 zijn van toepassing vanaf 1 januari 2015.

Artikel 24 is van toepassing vanaf 1 januari 2018.”

„Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

De artikelen 7 tot en met 23 en de artikelen 25 tot en met 38 zijn van toepassing vanaf 1 januari 2015.

Artikel 24 is van toepassing vanaf 1 januari 2018.”

Indien het instrument van inbreng van de particuliere sector in de ontwerpverordening pas in werking treedt vanaf 1 januari 2018, zal er onzekerheid bestaan of preferente niet-gedekte schuld kan worden ingebracht, aangezien lidstaten vrij zijn te beslissen of zij willen anticiperen op de introductie van een kader voor inbreng van de particuliere sector in hun nationale wetten.

Inbreng van de particuliere sector wordt geacht reeds grotendeels ingeprijsd te zijn, dus het effect op financiering zal naar verwachting marginaal zijn. Het reeds voorzien hebben in het instrument van inbreng van de particuliere sector zou bijdragen aan de rechtszekerheid, consistentie en voorspelbaarheid en aldus het vermijden van ad hoc oplossingen. In dit licht steunt de ECB eerdere invoering van het instrument van inbreng van de particuliere sector dan 2018. Bovendien zou een vroege invoering ook inhouden dat het GAM alle instrumenten en bevoegdheden tot zijn beschikking heeft wanneer het GAM de afwikkelingsverantwoordelijkheden op zich neemt. Eerdere invoering zou ook de mogelijke financieringsdruk op het fonds, terwijl het fonds financiële middelen verzamelt, verlichten.


(1)  Vetgedrukte tekst betreft door de ECB voorgestelde nieuwe tekst. Doorgehaalde tekst betreft tekst waarvan de ECB voorstelt om deze te laten vervallen.


Top