EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52004AB0012

Advies van de Europese Centrale Bank van 1 april 2004 op verzoek van de Raad van de Europese Unie betreffende een aanbeveling door de Commissie van de Europese Gemeenschappen voor een beschikking van de Raad met betrekking tot het standpunt dat de Gemeenschap zal innemen ten aanzien van een overeenkomst over de monetaire betrekkingen met het Vorstendom Andorra (SEC(2004) 204 def.) (CON/2004/12)

OJ C 88, 8.4.2004, p. 18–19 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

52004AB0012

Advies van de Europese Centrale Bank van 1 april 2004 op verzoek van de Raad van de Europese Unie betreffende een aanbeveling door de Commissie van de Europese Gemeenschappen voor een beschikking van de Raad met betrekking tot het standpunt dat de Gemeenschap zal innemen ten aanzien van een overeenkomst over de monetaire betrekkingen met het Vorstendom Andorra (SEC(2004) 204 def.) (CON/2004/12)

Publicatieblad Nr. C 088 van 08/04/2004 blz. 0018 - 0019


Advies van de Europese Centrale Bank

van 1 april 2004

op verzoek van de Raad van de Europese Unie betreffende een aanbeveling door de Commissie van de Europese Gemeenschappen voor een beschikking van de Raad met betrekking tot het standpunt dat de Gemeenschap zal innemen ten aanzien van een overeenkomst over de monetaire betrekkingen met het Vorstendom Andorra (SEC(2004) 204 def.)

(CON/2004/12)

(2004/C 88/09)

1. Op 27 februari 2004 ontving de Europese Centrale Bank (ECB) een verzoek van de Raad van de Europese Unie om een advies betreffende een aanbeveling door de Commissie van de Europese Gemeenschappen voor een beschikking van de Raad met betrekking tot het standpunt dat de Gemeenschap zal innemen ten aanzien van een overeenkomst over de monetaire betrekkingen met het Vorstendom Andorra (SEC(2004) 204 def.) (hierna de "aanbeveling" te noemen).

2. De bevoegdheid van de ECB om een advies over de aanbeveling uit te brengen is gebaseerd op artikel 111, lid 3 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. Overeenkomstig de eerste zin van artikel 17.5 van het Reglement van orde van de Europese Centrale Bank heeft de raad van bestuur van de ECB dit advies goedgekeurd.

3. De aanbeveling omvat een voorstel voor een ontwerpbeschikking van de Raad (hierna de "ontwerpbeschikking" te noemen) die het standpunt bepaalt dat de Gemeenschap dient in te nemen bij de onderhandelingen over een monetaire overeenkomst (hierna de "Overeenkomst" te noemen) tussen de Gemeenschap en het Vorstendom Andorra (hierna "Andorra" te noemen) betreffende de volgende aangelegenheden:

a) het gebruik van de euro als de officiële munteenheid van Andorra; en

b) een verbod voor Andorra om bankbiljetten, munten of monetaire surrogaten van welke aard dan ook uit te geven, tenzij de voorwaarden voor de uitgifte daarvan met de Gemeenschap zijn overeengekomen; en

c) de verplichting voor Andorra om zich te voegen naar de regels van de Gemeenschap betreffende eurobankbiljetten en -munten, met inbegrip van de verplichting tot samenwerking met de Gemeenschap op het gebied van maatregelen ter bescherming van eurobankbiljetten en -munten tegen fraude en vervalsing, en tot invoering van de rechtshandelingen van de Gemeenschap op dat gebied; en

d) het nemen van alle passende maatregelen door Andorra ter verzekering van de toepassing van alle relevante communautaire bancaire en financiële wetgeving in Andorra, met name die welke betrekking heeft op de werkzaamheden van en het toezicht op de betrokken instellingen, alsook van alle relevante Gemeenschapswetgeving betreffende de voorkoming van het witwassen van geld, de preventie van fraude en vervalsing van girale betaalmiddelen en betreffende statistische rapportageverplichtingen.

e) het onderzoeken van de mogelijkheid om financiële instellingen die in Andorra gevestigd zijn, op passende voorwaarden toegang te verlenen tot de betalings- en afwikkelingssystemen in de eurozone, welke voorwaarden worden vastgesteld in overleg met de ECB en worden vastgelegd in de Overeenkomst.

Het is echter niet de bedoeling dat de Overeenkomst financiële instellingen die in Andorra gevestigd zijn, toegang verleent tot monetaire beleidstransacties van het Eurosysteem.

4. De ECB erkent dat het in het belang van de Gemeenschap zou zijn onderhandelingen te beginnen over een monetaire overeenkomst met Andorra. Bij het bepalen van het toepassingsgebied van een dergelijke overeenkomst dient speciale aandacht te worden geschonken aan de historische banden tussen Andorra, Spanje en Frankrijk. De ECB overweegt dat een overeenkomst tussen de Gemeenschap en Andorra duidelijkheid zal scheppen over de wettige status van de euro in Andorra. Vóór de invoering van de gemeenschappelijke munteenheid gebruikte Andorra de Franse frank en de Spaanse peseta. Op 11 oktober 2000 heeft Andorra éénzijdig de Wet inzake maatregelen ter garantie van de overgang op de euro in het Vorstendom Andorra(1) vastgesteld, waaraan als bijlagen bepaalde verordeningen van de Raad(2) betreffende de invoering van de euro zijn gehecht. De ECB is van oordeel dat een derde land de euro alleen dient in te voeren na overeenstemming met de Gemeenschap.

5. De ECB merkt op dat artikel 3 van de ontwerpbeschikking de basis verschaft om Andorra toe te staan de euro als zijn officiële munteenheid te gebruiken en de status van wettig betaalmiddel te verlenen aan eurobankbiljetten en -munten. Een logisch gevolg hiervan is dat Andorra zich ertoe dient te verbinden zich te voegen naar de regels van de Gemeenschap betreffende eurobankbiljetten en -munten, zoals bepaald in artikel 5, lid 1 van de ontwerpbeschikking.

6. De ECB stemt in met het voorstel om Andorra een verplichting op te leggen nauw met de Gemeenschap samen te werken bij de bestrijding van vervalsing en fraude betreffende eurobankbiljetten en -munten, zoals neergelegd in artikel 5, lid 2 van de ontwerpbeschikking. De aan Andorra op te leggen verplichting om regels vast te stellen voor de tenuitvoerlegging van communautaire rechtshandelingen op dit gebied, dient niet te worden beperkt tot communautaire rechtshandelingen die in de eerste pijler zijn vastgesteld, maar dient ook rechtshandelingen te omvatten die in de derde pijler zijn vastgesteld, zoals het Kaderbesluit van de Raad van 29 mei 2000 tot versterking, door middel van strafrechtelijke en andere sancties, van de bescherming tegen valsemunterij in verband met het in omloop brengen van de euro(3).

7. De ECB verwelkomt artikel 6, lid 1, van de ontwerpbeschikking dat tot doel heeft het juridische kader dat van toepassing is op financiële instellingen die in de Gemeenschap gevestigd zijn, ook van toepassing te laten zijn op financiële instellingen die in Andorra gevestigd zijn, waarmee tegelijkertijd de gemeenschappelijke munteenheid wordt beschermd en gelijke concurrentievoorwaarden worden gegarandeerd. Met het oog op het belang van wetgeving betreffende het voorkomen van systeemrisico's in betalingssystemen en systemen voor de clearing en afwikkeling van effecten, beveelt de ECB aan dit gebied expliciet te noemen op de lijst van relevante Gemeenschapswetgeving die door Andorra moet worden toegepast.

8. Evenzeer verwelkomt de ECB het feit dat Andorra zich op grond van artikel 6, lid 1, van de ontwerpbeschikking verbindt alle passende maatregelen te nemen voor de toepassing van alle relevante Gemeenschapswetgeving betreffende statistische rapportageverplichtingen. Het statistische kader van de ECB is voldoende flexibel om door derde landen te worden toegepast, en door deze landen verschafte statistische informatie kan nuttig zijn voor de uitvoering van de taken van het ESCB.

9. Artikel 6, lid 2, van de ontwerpbeschikking bepaalt dat de Overeenkomst financiële instellingen die in Andorra gevestigd zijn, toegang kan verlenen tot betalings- en afwikkelingssystemen in de eurozone behoudens toestemming van de ECB. De ECB is van mening dat dit alleen mogelijk zou zijn op voorwaarde dat het financiële systeem van Andorra een aanzienlijke ontwikkeling doormaakt. De passende voorwaarden voor het verlenen van dergelijke toegang zullen in de Overeenkomst zelf moeten worden vastgelegd.

10. De ECB verwelkomt het feit dat de onderhandelingen namens de Gemeenschap zullen worden gevoerd door de Commissie met volledige betrokkenheid van Spanje en Frankrijk en betrokkenheid van de ECB bij alle aspecten die binnen haar bevoegdheid vallen.

11. Tenslotte zou de ECB willen benadrukken dat het openen van onderhandelingen met Andorra over een monetaire overeenkomst geenszins dient te worden gezien als een precedent voor het openen van toekomstige onderhandelingen tussen de Gemeenschap en andere derde landen. In dit verband merkt de ECB op dat het tot op heden ontbreken van formele monetaire regelingen tussen Andorra en enige lidstaat het feit weerspiegelt dat Andorra, in tegenstelling tot de Republiek San Marino, Vaticaanstad en het Vorstendom Monaco, pas in 1993 een soevereine staat is geworden. Dit zou ook kunnen verklaren waarom Andorra niet is opgenomen in de aan het Verdrag betreffende de Europese Unie gehechte Verklaring (nr. 6) betreffende de monetaire betrekkingen met de Republiek San Marino, Vaticaanstad en het Vorstendom Monaco(4).

Gedaan te Frankfurt am Main, 1 april 2004.

De president van de ECB

Jean-Claude Trichet

(1) Llei reguladora de les mesures per garantir la transició cap a l'euro al Principat d'Andorra, Butlletí Oficial, 8 november 2000.

(2) Verordening (EG) nr. 1103/97 van de Raad van 17 juni 1997 over enkele bepalingen betreffende de invoering van de euro (PB L 162 van 19.6.1997, blz. 1. Verordening zoals gewijzigd door Verordening (EG) nr. 2595/2000 (PB L 300 van 29.11.2000, blz. 1)), Verordening (EG) nr. 974/98 van de Raad van 3 mei 1998 over de invoering van de euro (PB L 139 van 11.5.1998, blz. 1. Verordening zoals gewijzigd door Verordening (EG) nr. 2596/2000 (PB L 300 van 29.11.2000, blz. 2)) en Verordening (EG) nr. 2866/98 van de Raad van 31 december 1998 over de omrekeningskoersen tussen de euro en de munteenheden van de lidstaten die de euro aannemen (PB L 359 van 31.12.1998, blz. 1. Verordening zoals gewijzigd door Verordening (EG) nr. 1478/2000 (PB L 167 van 7.7.2000, blz. 1)).

(3) PB L 140 van 14.6.2000, blz. 1.

(4) PB C 191 van 29.7.1992, blz. 99.

Top