EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52012AB0096

Advies van de Europese Centrale Bank van 27 november 2012 inzake een voorstel voor een verordening van de Raad waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid op het gebied van het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 tot oprichting van een Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Bankautoriteit) (CON/2012/96)

OJ C 30, 1.2.2013, p. 6–11 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

1.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 30/6


ADVIES VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 27 november 2012

inzake een voorstel voor een verordening van de Raad waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid op het gebied van het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 tot oprichting van een Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Bankautoriteit)

(CON/2012/96)

2013/C 30/05

Inleiding en rechtsgrondslag

Op 27 september 2012 ontving de Europese Centrale Bank (ECB) een verzoek van de Raad om een advies inzake een voorstel voor een verordening van de Raad waarbij aan de ECB specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid op het gebied van het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (1) (hierna de „ontwerp-SSM-verordening”). Op dezelfde dag ontving de ECB een verzoek van de Raad om een advies inzake een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 tot oprichting van een Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Bankautoriteit) wat de interactie daarvan betreft met Verordening (EU) nr. …/… van de Raad waarbij aan de ECB specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid op het gebied van het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (2) (hierna de „ontwerp-EBA-verordening”).

Op 5 november 2012 ontving de ECB een verzoek van het Europees Parlement krachtens artikel 282, lid 5 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie om een advies inzake de ontwerp-EBA-verordening.

De bevoegdheid van de ECB om een advies uit te brengen inzake de ontwerpverordening is gebaseerd op artikel 127, lid 6 van het Verdrag. De adviesbevoegdheid van de ECB inzake de ontwerp-EBA-verordening is gebaseerd op de artikelen 127, lid 4 en artikel 282, lid 5 van het Verdrag, aangezien de ontwerp-EBA-verordening bepalingen bevat aangaande de bijdrage van het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB) tot een goede beleidsvoering in verband met prudentieel toezicht op kredietinstellingen en de stabiliteit van het financiële stelsel, zoals bedoeld in artikel 127, lid 5 van het Verdrag. De ontwerp-EBA-verordening houdt rekening met de aan de ECB overeenkomstig artikel 127, lid 6 van het Verdrag en de ontwerp-SSS-verordening opgedragen specifieke taken.

Aangezien beide teksten verband houden met het opdragen van specifieke toezichthoudende taken aan de ECB en de instelling van het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme (SSM — Single Supervisory Mechanism), en niettegenstaande de verschillende op deze teksten van toepassing zijnde wetgevingsprocedures, heeft de ECB aangaande de twee ontwerpen één advies aangenomen. Overeenkomstig de eerste volzin van artikel 17.5 van het Reglement van orde van de Europese Centrale Bank heeft de Raad van bestuur dit advies goedgekeurd.

1.   Algemene opmerkingen

1.1.

De ontwerp-SSM-verordening strookt met het door de staatshoofden en regeringsleiders tijdens de top van he eurogebied van 29 juni 2012 gedane verzoek om voorstellen voor een SSM in te dienen (3). Globaal verwelkomt de ECB die voorstellen, die stroken met de hoofdconclusies van het verslag van de president van de Europese Raad van 26 juni 2012 (4) en met de conclusies van de Europese Raad van 29 juni en 18 oktober 2012. De architectuur van de economische en monetaire unie dient substantieel te worden versterkt om de negatieve samenhang tussen banken en overheden in een aantal lidstaten van het eurogebied en om de huidige fragmentatie van financiële markten in het eurogebied tegen te gaan.

1.2.

De instelling van het SSM dient het vertrouwen in de bancaire sector te herstellen en het interbancaire lenen en grensoverschrijdende kredietverlening nieuw leven in te blazen middels onafhankelijk geïntegreerd toezicht voor alle deelnemende lidstaten, gestoeld op een systeem met betrokkenheid van de ECB en de nationale toezichthouders. Het SSM zal ook bijdragen tot een effectieve toepassing van het gemeenschappelijke rulebook voor financiële diensten en de harmonisatie van toezichtprocedures en –praktijken, zulks door nationale onevenwichtigheden weg te nemen en de vereisten van een geïntegreerd valutagebied beter weer te geven. Binnen deze context is de ECB in staat de in het voorstel voor de ontwerp-SSM-verordening opgenomen met prudentieel toezicht op kredietinstellingen verband houdende nieuwe taken uit te voeren. De ECB is van mening dat artikel 127, lid 6 van het Verdrag de juiste rechtsgrondslag vormt voor het snel en effectief toedelen van specifieke toezichtstaken aan de ECB.

1.3.

De ECB steunt de conclusies van het tussentijdse verslag van de president van de Europese Raad inzake de economische en monetaire unie en een geïntegreerd financieel kader (5). De ECB merkt dienaangaande op dat de Europese Raad oproept tot een snelle goedkeuring van de bepalingen inzake de harmonisatie van nationale afwikkelingsregelingen (6) en deposito-garantieregelingen (7) vervat in de ontwerpen van regelgeving en de voorstellen inzake bankkapitaalvereisten tegen eind 2012 (8) hetgeen de SSM-implementatie zou ondersteunen. Bovendien werd in het Tussentijdse Verslag erop gewezen dat een geïntegreerd financieel kader niet los kan worden gezien van een verdere integratie van fiscale en economische kaders en werd tevens benadrukt dat verdere vooruitgang ter zake van een uniform afwikkelingsmechanisme noodzakelijk is. De ECB is van mening dat een dergelijk uniform afwikkelingsmechanisme — gefocust op een Europese Afwikkelingsautoriteit — inderdaad noodzakelijk is ter aanvulling van het SSM ten einde een soepel werkende unie van financiële markten te realiseren. Een dergelijk mechanisme dient derhalve te worden ingesteld, of ten minste zouden er duidelijke richtlijnen moeten bestaan voor de instelling ervan, op het tijdstip waarop de ECB haar toezichtsverantwoordelijkheid ten volle gaat uitoefenen — d.w.z. aan het einde van de hierna vermelde overgangsperiode.

1.4.

Vanuit de ECB bezien, dient de ontwerp-SSM verordening aan de volgende hoofdbeginselen te voldoen: Ten eerste dient de ECB binnen het SSM in staat te zijn de haar toebedeelde taken effectief en nauwgezet uit te voeren, zonder dat zulks afbreuk doet aan haar reputatie; Ten tweede dient de ECB bij de uitvoering van al haar taken haar onafhankelijkheid te bewaren; Ten derde dienen de nieuwe taken van de ECB aangaande toezicht strikt te worden gescheiden van de haar uit hoofde van het Verdrag toegewezen taken; Ten vierde dient de ECB volledige toegang te kunnen hebben tot de kennis, deskundigheid en operationele faciliteiten van de nationale toezichthouders; Ten vijfde dient het functioneren van het SSM volledig te stroken met de beginselen die ten grondslag liggen aan de eenvormige markt in financiële diensten en het gemeenschappelijke rulebook voor financiële diensten volledig te respecteren. Dienaangaande verwelkomt de ECB tevens de mogelijkheid niet-eurolidstaten bij het SSM te betrekken teneinde een hogere mate van harmonisatie van toezichtpraktijken binnen de Europese Unie te waarborgen, waardoor de interne markt wordt versterkt; Ten zesde kan de ECB voldoen aan de hoogste verantwoordelijkheidsnormen inzake toezichttaken.

1.5.

Ten eerste, opdat het SSM effectief toezicht kan houden, draagt de ontwerp-SSM-verordening de ECB specifieke toezichttaken op die verband houden met de noodzakelijke overeenkomstige toezichthoudende bevoegdheden en onderzoeksbevoegdheden en de directe toegang tot informatie. Zulks is essentieel om de effectieve taakvervulling door het SSM te waarborgen. De ECB verwelkomt dat alle kredietinstellingen zijn opgenomen. Zulks is van belang om gelijke omstandigheden tussen banken in stand te houden en versplintering in het bancaire stelsel te voorkomen. Tot slot is de voorgestelde toekenning van macro-prudentiële toezichtsbevoegdheden aan de ECB welkom, aangezien de ECB daardoor de toepassing van macro- en microprudentieel beleid kan coördineren. De ECB merkt tevens op dat de ontwerp-SSM-verordening bepaalt dat de ECB bij de uitvoering van haar toezichttaken de veiligheid en soliditeit van kredietinstellingen en de stabiliteit van het financiële stelsel dient te bevorderen (9), hetgeen impliceert dat haar verantwoordelijkheden tevens macro-prudentieel zijn. De ECB is van mening dat de ontwerp-SSM-verordening zou moeten voorzien in de initiatie van bij Unie-wetgeving voorziene macro-prudentiële instrumenten, op initiatief van de ECB of van de nationale overheden. Gezien hun verantwoordelijkheid voor financiële stabiliteit en de nabijheid tot en kennis van de nationale economie en het nationale financiële stelsel (10), dienen de nationale overheden over voldoende instrumenten te beschikken om macro-prudentiële risico’s te bestrijden die verband houden met de specifieke situatie van deelnemende lidstaten, ongeacht de mogelijkheid voor het SSM eveneens handelend op te treden om dergelijke risico’s effectief te beperken. Gezien het belang van een functionele scheiding tussen macro-en microprudentieel toezicht en de verantwoordelijkheid van de Raad van Bestuur voor de stabiliteit en het financiële stelsel, dienen specifieke procedures te worden voorzien binnen het SSM-kader om de Raad van Bestuur te betrekken bij de beslissingen van de ECB inzake maatregelen inzake het macroprudentiële beleid.

1.6.

Ten tweede moet de ECB de haar krachtens de ontwerp-SSM-verordening toevertrouwde taken vervullen onverlet de doelstellingen van het ESCB zoals bepaald in artikel 127 van het Verdrag (11). De ECB moet garanderen dat haar activiteiten binnen het SSM noch de vervulling van de ESCB-taken of andere taken krachtens het Verdrag en de Statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank (hierna: de „Statuten van het ESCB”) beïnvloeden, noch haar institutionele kader zullen in gevaar brengen. Volgens het Verdrag en de Statuten (12) is de ECB volledig onafhankelijk (13) bij de uitoefening van haar taken, waaronder de toezichthoudende taken die haar krachtens artikel 127, lid 6, van het Verdrag zijn opgedragen. Dienaangaande geldt het vereiste van het Verdrag van onafhankelijk van de ECB voor de instelling in haar geheel, dus ook voor haar organen, zoals de raad van toezicht en de leden ervan wanneer zij taken krachtens de ontwerp-SSM-verordening uitvoeren. Voorts omvat de onafhankelijkheid van de ECB eveneens de operationele onafhankelijkheid van toezichthouders zoals omschreven in de recentelijk vastgestelde Basisbeginselen voor effectief banktoezicht van het Bazels Comité voor Bankentoezicht (14) (hierna: de „Basisbeginselen”).

1.7.

Een ander verband houdend aspect van de Basisbeginselen ter garantie van de effectiviteit van het toezicht is dat de toezichthouders bij de uitoefening van hun taak om het algemene belang te beschermen op een adequate wijze juridisch worden beschermd. Dienaangaande merkt de ECB een tendens op in de wetgeving en in case-law in meerdere lidstaten, alsook op mondiaal niveau, om de aansprakelijkheid van de toezichthouders te beperken. De ECB is van oordeel dat de ECB, de nationale bevoegde autoriteiten en hun respectievelijke ambtenaren uitsluitend aansprakelijk mogen worden gesteld in gevallen van opzet of grove nalatigheid. Ten eerste zou deze beperking de gemeenschappelijke beginselen in de nationale wetgeving inzake bankentoezicht in een toenemend aantal lidstaten en in meerdere belangrijke financiële centra wereldwijd weerspiegelen, die ernaar streven om de aansprakelijkheid van de toezichthouders te beperken. Ten tweede zou het consistent zijn met de case-law van het Hof van Justitie van de Europese Unie, welke rechtspraak aansprakelijkheid uitsluitend aanvaardt in geval van gekwalificeerde schending. Ten derde zou deze bepaling de Unie in lijn brengen met de door de Basisbeginselen bereikte globale consensus, volgens welke wettelijk bepalingen inzake toezicht de toezichthouder en zijn personeel moeten beschermen tegen rechtszaken wegens gestelde handelingen en/of nalatigheden bij de vervulling te goeder trouw van hun taken en wegens de kosten bij de verdediging van dergelijke handelingen en/of nalatigheden, met als doel de positie van de toezichthoudende autoriteit tegenover de onder toezicht staande entiteiten te verbeteren (15). Ten vierde is een dergelijke globale consensus gebaseerd op de complexiteit van de toezichthoudende taken. Toezichthoudende instanties moeten de pluraliteit van belangen in een soepel werkend banksysteem en het financiële stelsel in zijn geheel beschermen. Voorts moeten toezichthoudende autoriteiten, in het bijzonder in tijden van crisis, onder strakke tijdsbeperkingen werken. Ten vijfde, zou de verduidelijking van de aansprakelijkheidsregeling binnen een SSM die in verschillende jurisdicties actief is bijdragen tot: i) een geharmoniseerd aansprakelijkheidsregime binnen het SSM; ii) de handhaving van de volledige bekwaamheid van het SSM om te handelen, daar een te strikte en gediversifieerde aansprakelijkheidsregeling binnen de complexe structuur van het SSM de vastberadenheid van een SSM toezichthoudende instantie om de nodige maatregelen te nemen zou afzwakken, en iii) de beperking van speculatieve rechtsvorderingen op basis van beweerde aansprakelijkheid voor een handeling of een nalatigheid van een SSM-autoriteit.

1.8.

Ten derde, is het van essentieel belang om ervoor te zorgen dat het monetaire beleid en de aan de ECB toevertrouwde toezichthoudende taken strikt worden gescheiden, ter vermijding van mogelijke belangenconflicten en ter waarborging van zelfstandige besluitvorming bij de vervulling van deze taken, terwijl de inachtneming van het institutioneel kader van het ESCB wordt gewaarborgd. Daartoe zijn passende bestuursstructuren nodig ter garantie van de scheiding van deze taken, terwijl tegelijkertijd de globale structuur van deze synergieën moet kunnen profiteren. Dienaangaande zou moeten worden gegarandeerd dat de nieuwe toezichthoudende raad krachtens de ontwerp-SSM-verordening en binnen de context van kader van het Verdrag het zwaartepunt van de toezichtfunctie van de ECB zal uitmaken. Naast de hoofden van toezicht van de bevoegde autoriteiten in de deelnemende lidstaten, zou de raad van toezicht, indien dat is voorzien in de statutaire bepalingen, eveneens vertegenwoordigers van nationale centrale banken die toezichthoudende werkzaamheden verrichten die bijkomstig zijn ten opzichte van deze van de nationale bevoegde autoriteiten moeten opnemen als waarnemers. Voorts zou de raad van toezicht zoveel mogelijk moeten beschikken over de nodige instrumenten en ervaring om haar taken doelmatig te vervullen, met inachtneming van de uiteindelijke statutaire verantwoordelijkheid van de besluitvormende organen van de ECB. In deze context moet het kader voor de werking van de raad van toezicht de gelijke behandeling in verband met de deelneming van vertegenwoordigers van de nationale bevoegde autoriteiten van alle deelnemende lidstaten, inclusief de lidstaten die een nauwe samenwerking met de ECB hebben ingesteld, garanderen. Tot slot, eveneens rekening houdend met de ervaring van de verschillende nationale centrale banken die reeds toezicht uitoefenen, moet de ECB passende interne regels en procedures vaststellen ter garantie van een adequate scheiding binnen de functies die deze taken ondersteunen.

1.9.

Ten vierde is het voor het SSM essentieel om van de ervaring en de middelen van nationale toezichthouders gebruik te maken bij de uitvoering van de nieuwe toezichthoudende taken. Diepgaande kwalitatieve informatie en geconsolideerde kennis van kredietinstellingen zijn essentieel, net als betrouwbare kwantitatieve informatie. Het SSM zal via passende decentralisatieprocedures waarbij de eenvormigheid van het systeem van toezicht wordt bewaard en dubbel werk wordt vermeden, in staat zijn om voordeel te halen uit de grotere nabijheid van de nationale toezichthouders bij de onder toezicht staande entiteiten en tegelijkertijd de nodige continuïteit en consistentie van toezicht over de deelnemende lidstaten verzekeren. In deze context zou de ontwerp-SSM-verordening de praktische modaliteiten voor de decentralisatie van de toezichthoudende taken binnen het SSM beter kunnen verduidelijken, door namelijk bepaalde essentiële organisatorische beginselen te specificeren. In het bijzonder zou zij dienen te specificeren dat de ECB bij de vervulling van de toezichthoudende taken een beroep moet kunnen doen op de nationale bevoegde autoriteiten, in het bijzonder wat betreft kredietinstellingen van minder economische, financiële of prudentiële relevantie, onverminderd het recht van de ECB om begeleiding en instructies te geven, dan wel de taken van de nationale instanties waar te nemen, wanneer zij naar behoren daarom worden verzocht. Voorts zou de ontwerp-SSM-verordening de basis moeten verschaffen voor een geschikt kader voor de efficiënte toewijzing van toezichthoudende taken binnen het SSM, inclusief kennisgevingsprocedures voor de door de nationale instanties genomen beslissingen inzake toezicht. Daarom zou de ECB, naast de specifieke voorschriften die in de ontwerp-SSM-verordening zouden moeten worden opgenomen, in overleg met de nationale bevoegde autoriteiten die aan het SSM deelnemen, de criteria en mechanismen voor de decentralisatie binnen het SSM verder dienen te specificeren in de gedetailleerde regels die vereist zijn voor de uitvoering van dit kader. In het bijzonder zouden deze regels de kredietinstellingen als geadresseerden van de toezichtmaatregelen in staat dienen te stellen om de desbetreffende instelling duidelijk als hun contactpersoon te identificeren. Bovendien moeten zowel de ECB als de nationale bevoegde autoriteiten in overeenstemming met hun organisatorische autonomie in staat zijn om de middelen die zij nodig hebben ter uitvoering van de taken binnen het SSM te bepalen. Tot slot zal het belangrijk zijn te garanderen dat de uiteindelijke verantwoordelijkheid van de ECB voor toezicht binnen het SSM wordt gedekt door controlebevoegdheden over het SSM in zijn geheel en de onder toezicht staande entiteiten, alsook door zeer nauwe samenwerkingsovereenkomsten met de nationale bevoegde instanties, inclusief specifieke regels in noodsituaties en passende informatiestromen. Daarom moeten er efficiënte regelingen voor informatiestromen binnen het SSM bestaan, eveneens ter vermijding van dubbel werk bij de rapportageverplichtingen van kredietinstellingen.

1.10.

Ten vijfde moeten de ontwerp-SSM-verordening en de ontwerp-EBA-verordening garanderen dat het nieuwe kader verenigbaar is met de interne markt. De volgende twee belangrijke gegevens kunnen ertoe bijdragen deze doelstelling te bereiken. Ten eerste, de ontwerp-SSM-verordening moet de lidstaten die tot het SSM wensen toe te treden de mogelijkheid bieden om op gelijke voet met lidstaten van het eurogebied, d.w.z. met dezelfde rechten en verplichtingen, passende mechanismen van nauwe samenwerking toe te passen en volledig deel te nemen aan de activiteiten van de raad van toezicht. Ten tweede creëert de toekenning aan de ECB van taken inzake bedrijfseconomisch toezicht op kredietinstellingen voor lidstaten van het eurogebied een nieuw institutioneel kader dat kan vereisen dat aanpassingen worden aangebracht aan het bestuur van de Europese Bankautoriteit (EBA). De ontwerp-EBA-verordening zou in de nodige aanpassingen aan de bestuursstructuur en de bevoegdheden van de EBA moeten voorzien, in het bijzonder door te voorzien in de gelijke behandeling van de nationale toezichthoudende autoriteiten en de ECB, onder handhaving van de onafhankelijkheid van de ECB. De ECB blijft deelnemen aan de Raad van toezichthouders van de EBA volgens de in Verordening (EU) nr. 1093/2010 (16) vastgelegde voorwaarden. Bovendien, gelet op haar nieuwe centrale rol in het SSM, moet de ECB ertoe bijdragen dat de nationale bevoegde autoriteiten die deelnemen aan het SSM onderling consistente posities innemen in de besluitvormende organen van de EBA betreffende aangelegenheden die vallen binnen het bereik van toezichthoudende taken van de ECB, met inbegrip van desgevallend de ontwikkeling van specifieke regels op dat gebied, onverminderd de toezichthoudende taken die bij de nationale bevoegde autoriteiten blijven. Tot slot zouden passende regelingen kunnen worden ontwikkeld om een soepele samenwerking van het SSM met de niet-deelnemende lidstaten te garanderen.

1.11.

Ten zesde is de democratische verantwoordingsplicht het onmisbare tegenwicht voor onafhankelijkheid. De ECB is al onderworpen aan verantwoordingsplichten en rapportageverplichtingen die voor haar bestaande verplichtingen volledig zouden moeten gehandhaafd blijven. De ECB merkt op dat soortgelijke verplichtingen krachtens de ontwerp-SSM-verordening zullen worden opgelegd met het oog op haar nieuwe toezichthoudende taken. Op basis van deze statutaire verplichtingen zouden afzonderlijke en geschikte vormen van verantwoording moeten worden ontworpen, eveneens in overeenstemming met de Basisbeginselen. Deze verantwoordingsmechanismen zouden de volgende overwegingen moeten weerspiegelen. Ten eerste dienen zij de onafhankelijkheid van de ECB te respecteren. Ten tweede moet het afleggen van verantwoording plaatsvinden op het niveau waarop de besluiten worden genomen en uitgevoerd. Verantwoordingsmechanismen zouden daarom voornamelijk op Europees niveau moeten worden ontworpen, onverminderd de bestaande verantwoordingsregelingen van nationale toezichthouders die eveneens gelden voor de respectievelijke toezichthoudende taken die niet aan het SSM zijn toevertrouwd, en desgevallend occasionele uitwisselingen van standpunten van de Voorzitter of de leden van de raad van toezicht met nationale parlementen. Ten derde moeten robuuste mechanismen bestaan ter bescherming van de vertrouwelijkheid van de toezichtinformatie.

2.   Overgangsbepalingen

De ECB benadrukt het belang ervan om een overeenkomst inzake bovenstaande voorstellen te bereiken tegen het einde van het jaar 2012, om het voorziene tijdschema te handhaven, namelijk de inwerkingtreding van de ontwerp-SSM-verordening op 1 januari 2013, geleidelijke operationele tenuitvoerlegging in de loop van 2013 en volledige tenuitvoerlegging tegen 1 januari 2014. Een bindende volgorde is van cruciaal belang om de ECB de mogelijkheid te bieden om de nodige voorbereidende regelingen te lanceren, de organisatie van de samenwerking tussen de ECB en nationale bevoegde autoriteiten onder een gedecentraliseerd kader te vestigen, de passende middelen toe te wijzen en intern klaar te zijn om de toezichthoudende taken waar te nemen in lijn met een overeengekomen geleidelijke regelgevend schema. In deze context ondersteunt de ECB het voorstel van de Commissie dat de ECB gedurende een overgangsperiode alle voor de ECB nodige informatie voor een uitgebreide beoordeling van de kredietinstellingen van de deelnemende Lidstaten mag opvragen (inclusief een beoordeling van de activakwaliteit). Dit zou een soepele overgang naar de start van operationeel toezicht door het SSM moeten ondersteunen. De ECB is van oordeel dat het door de Commissie voorgestelde tijdschema ambitieus, maar haalbaar is.

3.   Tenuitvoerlegging van de hervorming

Zoals hoger vermeld dient de ontwerp-SSM-verordening de ECB de nodige bevoegdheden te verlenen om de haar verleende taken doelmatig te vervullen. De ECB beschikt over regelgevende bevoegdheden krachtens artikel 132 van het Verdrag en artikel 34.1 van de Statuten van het ESCB en de ECB, waardoor zij deze taken kan uitvoeren in overeenstemming met het acquis van de Unie en toekomstige Uniewetgeving, in het bijzonder het gemeenschappelijk rulebook voor financiële diensten (inclusief de nalevings-of uitleggingsprocedures wat betreft EBA richtsnoeren of aanbevelingen). Na de vaststelling van de ontwerp-SSM-verordening en de tenuitvoerlegging van de hervormingen zouden echter bijkomende verbeteringen ertoe bijdragen dat de uitoefening door de ECB van haar taken wordt bevorderd. Ten eerste zou de ontwerp-SSM-verordening de ECB de mogelijkheid dienen te bieden om verordeningen vast te stellen om de regelingen en procedures voor nationale bevoegde autoriteiten om sancties op te leggen verder te specificeren. Voorts zou moeten worden gewaarborgd dat de ECB bevoegd is om de krachtens nationale wetgeving voor bevoegde instanties beschikbare voorzorgsmaatregelen vast te stellen. Ten tweede zouden de belangrijkste prudentiële instrumenten die worden voorzien in de bankwetgeving van de Unie desgevallend in toenemende mate moeten worden ondersteund door rechtstreeks toepasselijk Unierecht, zoals dit bijvoorbeeld reeds het geval is voor de bepalingen van de ontwerp-CRR. Een rechtstreeks toepasselijk gemeenschappelijk rulebook zou zowel bijdragen tot de doelmatigheid van het SSM, als tot de werking van de interne markt. Ten derde is de ECB in overeenstemming met artikel 25.1 van de Statuten van het ESCB en van de ECB bereid om bij te dragen tot de verdere harmonisering van de nationale wetgeving door de deelnemende lidstaten advies te verstrekken inzake de tenuitvoerlegging in nationaal recht van richtlijnen van de Unie inzake prudentieel toezicht op kredietinstellingen en de stabiliteit van het financiële stelsel voor aangelegenheden betreffende de taken die de ECB krachtens de ontwerp-SSM-verordening zijn toegewezen.

4.   Toekomstige wijzigingen aan de ontwerp-SSM-verordening

De ontwerp-SSM-verordening voorziet in een verslag inzake de toepassing ervan tegen 31 december 2015, welk verslag waarschijnlijk aanleiding zal geven tot aanpassingen van de tekst ervan die toepassing van de procedure artikel 127, lid 6 van het Verdrag zouden vereisen. Ter garantie dat de ontwerp-SSM-verordening in de toekomst tijdig en op flexibele wijze technisch kan worden aangepast aan nieuwe omstandigheden, beveelt de ECB aan dat de Europese Raad in overweging neemt om een beroep te doen op artikel 48 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Krachtens dat artikel 48 kan de Europese Raad ofwel de Raad machtigen om met gekwalificeerde meerderheid van stemmen (17) te besluiten voor toekomstige technische wijzigingen van de ontwerp-SSM-verordening, of dat dergelijke wijzigingen kunnen worden vastgesteld volgens de gewone wetgevingsprocedure (18). Een dergelijke vereenvoudigde wijzigingsprocedure voor de SSM-verordening zou het mogelijk maken dat rekening wordt gehouden met toekomstige ontwikkelingen in Uniewetgeving inzake banken en prudentieel toezicht die invloed hebben op het SSM.

Gedaan te Frankfurt am Main, 27 november 2012.

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  COM(2012) 511 definitief.

(2)  COM(2012) 512 definitief.

(3)  Verklaring van de top van het eurogebied van 29 juni 2012.

(4)  Naar een echte economische en monetaire unie.

(5)  Tussentijds verslag van de president van de Europese Raad, Naar een echte economische en monetaire unie, 12 oktober 2012.

(6)  Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van de Richtlijnen 77/91/EEG, 82/891/EEG, 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG en 2011/35/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 — COM(2012) 280 def.

(7)  Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de depositogarantiestelsels — COM(2010) 368 def.

(8)  Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de toegang tot de werkzaamheden van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van richtlijn 2002/87/EG van het Europees parlement en de Raad betreffende het aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat, COM(2011) 453 def.; en een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen — COM(2011) 452 def.

(9)  Zie artikel 1 van de ontwerp-SSM-verordening.

(10)  Zie ECB Advies CON/2012/5 van 25 januari 2012 inzake een voorstel voor een richtlijn betreffende de toegang tot de werkzaamheden van kredietinstellingen en het bedrijfseconomisch toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en een voorstel voor een verordening betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen (PB C 105 van 11.4.2012, blz. 1).

(11)  Zie de artikelen 127, lid 1 en 282, lid 2 van het Verdrag en artikel 2 van de Statuten van het ESCB.

(12)  Zie de artikelen 130, en 282, lid 3, van het Verdrag, en artikel 7 van de Statuten van het ESCB.

(13)  Het concept van onafhankelijkheid van de centrale bank omvat functionele, institutionele en financiële onafhankelijkheid (zie bijvoorbeeld het Convergentieverslag van de ECB van 2012, blz. 21).

(14)  Vastgesteld in september 2012. Beschikbaar op de website van de Bank voor Internationale Betalingen http://www.bis.org

(15)  Beginsel 2, lid 9, van de Basisbeginselen.

(16)  Artikel 40, lid 1, sub d, van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12).

(17)  Artikel 48, lid 7, eerste alinea

(18)  Artikel 48, lid 2, tweede alinea.


Top