EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31998O0010

Richtsnoer van de Europese Centrale Bank van 3 november 1998 inzake de tenuitvoerlegging van artikel 52 van de Statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank (ECB/1998/NP10)

OJ L 55, 24.2.2001, p. 69–70 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/guideline/1998/10/oj

31998O0010

Richtsnoer van de Europese Centrale Bank van 3 november 1998 inzake de tenuitvoerlegging van artikel 52 van de Statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank (ECB/1998/NP10)

Publicatieblad Nr. L 055 van 24/02/2001 blz. 0069 - 0070


RICHTSNOER VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 3 november 1998

inzake de tenuitvoerlegging van artikel 52 van de Statuten van het Europees Stelsel van Centrale Banken en van de Europese Centrale Bank

(ECB/1998/NP10)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (hierna aangeduid als het "Verdrag"), inzonderheid op artikel 105 A, lid 1, en de artikelen 12.1, 14.3 en 52 van de Statuten van het Europees Stelsel van Centrale Banken en van de Europese Centrale Bank (hierna aangeduid als de "statuten"),

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Met ingang van 1 januari 1999 wordt de euro de munteenheid van de deelnemende lidstaten. Overeenkomstig artikel 109 L, lid 4, van het Verdrag moet de Raad van de Europese Unie de omrekeningskoersen aannemen die voor de munteenheden van de lidstaten zonder derogatie onherroepelijk worden vastgesteld en waartegen deze munteenheden worden vervangen door de euro. De nationale munteenheden zullen ondereenheden van de euro zijn overeenkomstig de omrekeningskoersen. Artikel 52 van de statuten geeft de Raad van bestuur van de Europese Centrale Bank (ECB) de bevoegdheid tot het treffen van de noodzakelijke maatregelen om te verzekeren dat bankbiljetten luidende in valuta's met onherroepelijk vastgestelde wisselkoersen door de nationale centrale banken worden ingewisseld tegen hun respectieve pari-waarden.

(2) Artikel 52 van de statuten beoogt na aanneming van de in artikel 109 L, lid 4, van het Verdrag een hoge mate van substitutie tussen de nationale munteenheden te verzekeren en te dien einde dient de Raad van bestuur van de ECB er zorg voor te dragen dat iedere nationale centrale bank elk door de nationale centrale bank van een andere lidstaat zonder derogatie als wettig betaalmiddel uitgegeven bankbiljet tegen de omrekeningskoersen kan inwisselen in haar eigen bankbiljetten.

(3) Artikel 52 van de statuten is tot het einde van de overgangsperiode van kracht, zoals vastgelegd in artikel 1, zesde streepje, van Verordening (EG) nr. 974/98 van de Raad van 3 mei 1998 over de invoering van de euro(1) (de overgangsperiode). Aan het einde van de overgangsperiode zullen de inwisseling van bankbiljetten van andere deelnemende lidstaten en de overschakeling van het contante geld naar de euro samen worden geregeld.

(4) De nationale centrale banken dragen er voor zorg dat bankbiljetten van andere deelnemende lidstaten hetzij kunnen worden ingewisseld tegen nationale bankbiljetten en muntstukken of, overeenkomstig nationale wetgeving dat daarvoor een rekening wordt gecrediteerd. Nationale centrale banken dragen er voor zorg dat de inwisseling van bankbiljetten van andere deelnemende lidstaten tegen nationale bankbiljetten en muntstukken tegen pari-waarde geschiedt. Nationale centrale banken zijn gehouden deze diensten zelf te verlenen of een agent te benoemen die namens hen deze dienst verleent.

(5) Overeenkomstig de artikelen 12.1 en 14.3 van de statuten maken richtsnoeren van de ECB een integrerend deel uit van de Gemeenschapswetgeving,

STELT HET VOLGENDE RICHTSNOER VAST:

Artikel 1

Definities

In dit richtsnoer van de ECB wordt verstaan onder:

- "bankbiljetten van andere deelnemende lidstaten": door een nationale centrale bank uitgegeven bankbiljetten die ter inwisseling aan een andere nationale centrale bank of aan haar benoemde agent worden aangeboden;

- "inwisseling van bankbiljetten van andere deelnemende lidstaten": de inwisseling van door een nationale centrale bank als wettig betaalmiddel uitgegeven bankbiljetten die aan een andere nationale centrale bank of aan haar benoemde agent ter inwisseling tegen haar nationale bankbiljetten en muntstukken of voor het crediteren van een rekening worden aangeboden;

- "NCB's": de nationale centrale banken van lidstaten die de ene munt overeenkomstig het Verdrag hebben aangenomen;

- "pari-waarde": de waarde die resulteert uit de door de Raad van de Europese Unie overeenkomstig artikel 109 L, lid 4, van het Verdrag aangenomen omrekeningskoersen zonder een marge tussen "aankoop- en verkoopkoersen";

- "deelnemende lidstaten": alle lidstaten die de ene munt overeenkomstig het Verdrag hebben aangenomen;

- "overgangsperiode": de periode die ingaat op 1 januari 1999 en eindigt op 31 december 2001.

Artikel 2

Verplichting tot inwisseling tegen pari-waarde

1. De NCB's dragen er zorg voor dat bankbiljetten van andere deelnemende lidstaten op minstens één locatie op het nationale grondgebied door hen of door een door hen benoemde agent hetzij kunnen worden ingewisseld tegen nationale bankbiljetten en muntstukken, of, op verzoek, dat een rekening wordt gecrediteerd bij de instelling die de inwisseling uitvoert, indien de nationale wetgeving een dergelijke mogelijkheid biedt, in beide gevallen tegen de respectieve pari-waarden.

2. NCB's kunnen het aanvaarden van het aantal en/of de totale waarde aan bankbiljetten van andere deelnemende lidstaten per transactie of per dag beperken.

Artikel 3

Bankbiljetten die voor inwisseling in aanmerking komen

De bankbiljetten van andere deelnemende lidstaten die uit hoofde van dit richtsnoer van de ECB voor inwisseling in aanmerking komen, mogen niet zwaar beschadigd zijn. Meer bepaald, zij mogen uit niet meer dan twee samengevoegde delen van hetzelfde bankbiljet bestaan noch mogen zij beschadigd zijn door antidiefstalapparatuur.

Artikel 4

Rapportage

De directie van de ECB brengt éénmaal per jaar en in juli 1999 voor de eerste keer verslag uit aan de Raad van bestuur van de ECB inzake de tenuitvoerlegging van dit richtsnoer van de ECB.

Artikel 5

Slotbepalingen

Dit richtsnoer van de ECB wordt van kracht op de dag dat de overgangsperiode aanvangt. Elke nationale centrale bank deelt de ECB echter op uiterlijk 1 december 1998 mede hoe zij voornemens is dit richtsnoer van de ECB na te leven.

Dit richtsnoer van de ECB is toepasselijk op alle bankbiljetten van andere deelnemende lidstaten die vóór het einde van de overgangsperiode overeenkomstig artikel 52 van de statuten ter inwisseling worden aangeboden.

Dit richtsnoer is gericht tot de nationale centrale banken van de deelnemende lidstaten.

Gedaan te Frankfurt am Main, 3 november 1998.

Namens de Raad van bestuur van de ECB

Willem F. Duisenberg

(1) PB L 139 van 11.5.1998, blz. 1.

Top